Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg inzake de stand van zaken invoering van het register met gegevens van uiteindelijk belanghebbenden van juridische entiteiten (UBO-register)(Kamerstuk 32545-168)
2022D19602 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 17 mei 2022 enkele vragen en opmerkingen
aan de Minister van Financiën voorgelegd over haar op 14 april 2022 toegezonden brief
inzake de stand van zaken invoering van het register met gegevens van uiteindelijk
belanghebbenden van juridische entiteiten (UBO-register) (Kamerstuk 32 545, nr. 168).
De voorzitter van de commissie, Tielen
De adjunct-griffier van de commissie, Lips
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de stand van zaken met betrekking
tot de invoering van het register met gegevens van uiteindelijk belanghebbenden van
juridische entiteiten (UBO-register). Deze leden onderschrijven de noodzaak van een
daadkrachtige aanpak tegen witwassen en fraudebestrijding. Deze leden vragen de Minister
in dat kader om een actuele stand van zaken op alle aangekondigde maatregelen in het
plan van aanpak witwassen dat op 30 juni 2019 naar de Kamer is gestuurd1.
Tegelijkertijd hebben deze leden zorgen over de wijze waarop de registratieverplichtingen
bij de Kamer van Koophandel (KvK) en financiële instellingen op dit moment uitwerken
voor goedwillende kleine ondernemers, freelance journalisten en bestuurders van vrijwilligersorganisaties
zoals sportclubs. In het bijzonder blijven deze leden zorgen houden over dat er situaties
zich kunnen voordoen waarbij sprake is van bedreiging of afpersing richting personen
die als UBO staan geregistreerd als gevolg van openbaarheid van gegevens zoals het
vestigingsadres, wat hetzelfde kan zijn als het privéadres.
De leden van de VVD-fractie vragen de Minister of er signalen zijn waaruit blijkt
dat UBO’s worden bedreigd als gevolg van het register. Indien de Minister deze signalen
niet heeft, verwacht zij dat deze signalen haar kunnen bereiken indien het voorkomt?
Ook vragen deze leden de Minister waarom pas als er sprake is van politiebescherming
gegevens worden afgeschermd? Deelt de Minister de mening dat er op dat moment al sprake
is van dreiging en afscherming daarmee te laat komt? Waarom is niet gekozen voor een
lichter criterium, zoals een politiemelding, aangifte, zorgen over en/of vermoeden
van potentiële dreiging? Kan de Minister tot slot bevestigen dat de richtlijn meer
ruimte biedt dan de wijze waarop Nederland deze heeft geïmplementeerd en dat vrees
voor fraude, pesterijen of intimidatie al voldoende grond zijn om gegevens af te schermen
op basis van de richtlijn? Is de Minister bereid om op basis hiervan alsnog gegevens
beter af te schermen?
De leden van de VVD-fractie vragen de Minister tevens waarom het Ministerie van Financiën
in het openbaar communiceert dat banken voor bestaande klanten het UBO-register niet
hoeven te raadplegen, maar banken en verzekeraars dit wel doen en hiertoe ook door
de toezichthouder worden aangespoord en/of verplicht2. Erkent de Minister dat banken en verzekeraars in de praktijk wel degelijk de UBO’s
controleren bij bestaande klanten? Herkent de Minister ook de signalen vanuit ondernemers
en vrijwilligersorganisaties dat banken dreigen rekeningen te blokkeren, banken en
verzekeraars een eigen UBO-registratie eisen naast de registratie bij de KvK en dat
de KvK en financiële instellingen andere definities van UBO’s hanteren? Herkent de
Minister signalen dat regelmatig aanvullende eisen worden gesteld bovenop een UBO-registratie
uit het KvK aan ondernemers door instellingen zoals verzekeraars en het Bureau Financieel
Toezicht? Is de Minister het met de leden van de VVD-fractie eens dat het onwenselijk
is dat deze instellingen eigen eisen stellen bovenop de wettelijke verplichtingen?
Kan de Minister zich voorstellen dat dit tot veel frustratie en verwarring leidt bij
mensen die onder de registratieplicht vallen en is zij bereid op korte termijn met
de toezichthouder, banken en verzekeraars in gesprek te gaan over deze problematiek?
Verder lezen deze leden dat de verwerkingstijden bij de KvK oplopen door de piek in
opgaven. Eerder ontvingen deze leden signalen dat het inschrijvingsproces regelmatig
stroef verloopt. Wanneer verwacht de Minister dat de achterstand in de inschrijvingen
is weggewerkt? Herkent de Minister daarnaast de signalen vanuit financiële instellingen
dat de KvK onvoldoende toeziet op de juistheid en volledigheid bij UBO-registraties
en dit leidt tot onnodig veel terugmeldingen? Hoe vaak is sprake geweest van een dergelijke
terugmelding vanwege onvolledigheid of discrepanties in de registratie bij de KvK
en financiële instellingen?
Tot slot zien deze leden over een half jaar de bijgewerkte stand van zaken graag tegemoet
en vragen deze leden de Minister de Kamer te informeren zodra het Hof van Justitie
van de Europese Unie met de uitspraak komt.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie onderschrijven het belang van transparantie over uiteindelijk
belanghebbenden en hebben daarom met interesse kennisgenomen van de brief van het
kabinet over de stand van zaken bij de invoering van het register met gegevens van
uiteindelijk belanghebbenden van juridische entiteiten. Wel hebben deze leden hier
nog een aantal vragen en opmerkingen bij.
Dat op 27 maart 2022 zo’n 37,7 procent van het totaal aantal registratieplichtigen
in het UBO-register was opgenomen vinden de leden van de D66-fractie teleurstellend,
aangezien deze leden belang zien in een goed functionerend UBO-register en dat belang
onderstreept zien worden door de situatie in Oekraïne. De leden van de D66-fractie
zien daarom uit naar de gerichte communicatie en ondersteuning om de registratiegraad
te verhogen, maar vragen het kabinet waarom moet worden gewacht tot de afname van
de huidige piek en werkvoorraad. Er is toch nu al zicht op welke bedrijven zich nog
niet hebben geregistreerd? Het baart de leden van de D66-fractie zorgen dat onder
het kopje moties staat geschreven dat de vulperiode op 27 maart 2022 is afgelopen.
Daarom horen deze leden graag welk percentage vulling van het UBO-register het kabinet
verwacht aan het eind van 2022.
Voorts vragen de leden van de D66-fractie naar wannéér er gehandhaafd gaat worden
als bedrijven zich nog steeds niet hebben geregistreerd in het UBO-register. Deze
leden kunnen zich voorstellen dat bedrijven met UBO’s die op een sanctielijst staan
zich nog niet hebben geregistreerd. Daarom vragen de leden van de D66-fractie hoe
ervoor wordt gezorgd dat niet-registreren in het UBO-register de handhaving van de
sancties niet ondermijnt. Deze leden vragen voorts hoe een UBO die op een sanctielijst
staat een aanleiding kan zijn voor een risico-gebaseerde controle als de UBO van een
onderneming niet bekend is. Geeft het gebrekkige aantal registraties aanleiding om
de capaciteit van de handhaving te vergroten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van Minister over de
stand van zaken met betrekking tot het UBO-register van 14 april jl. De leden van
de CDA-fractie vragen ten eerste wat de stand van zaken is van de inschrijvingen in
het UBO-register en wat de stand van zaken is van de verwerking van de inschrijvingen
door de KvK en wat de planning is voor de komende periode.
De leden van de CDA-fractie lezen in de brief dat gerichte maatregelen zullen worden
ingezet om de registratiegraad te verhogen als blijkt dat de registratie bij specifieke
groepen achterblijft. Deze leden vragen wat hiermee wordt bedoeld en of dit ook handhavende
of sanctionerende maatregelen kunnen zijn.
De leden van de CDA-fractie lezen in de brief dat bij de handhaving eerst zal worden
gekeken naar de juridische entiteiten waar de hoogste risico’s zitten. De leden van
de CDA-fractie vragen de Minister of zij dit verder kan toelichten en of zij kan aangeven
of er al een inschatting kan worden gemaakt waar de hoogste risico’s zitten. De leden
van de CDA-fractie vragen voorts of de Minister nogmaals kan toezeggen dat enkel risico
gebaseerd wordt gehandhaafd. De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister het
met deze leden eens is dat verenigingen en vrijwilligersorganisaties niet de juridische
entiteiten met de hoogste risico’s zijn. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister
verder of er al boetes zijn uitgedeeld over het niet voldoen aan de registratieplicht
en zo ja, hoeveel.
De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister kan toelichten of het duidelijk
is hoe financiële instellingen nu moeten omgaan met het Wwft-cliëntenonderzoek, als
blijkt dat er geen UBO-registratie is.
De leden van de CDA-fractie lezen dat er tot februari 465.267 uittreksels zijn opgevraagd,
exclusief de raadplegingen door bevoegde autoriteiten. Deze leden vragen of de Minister
kan aangeven hoeveel raadplegingen zijn gedaan door bevoegde autoriteiten.
De leden van de CDA-fractie vragen of het klopt dat er niet kan worden gezocht op
persoonsnamen van UBO’s in het register en zo ja, wat hiervan de reden is. Deze leden
vragen verder wat de voor- en nadelen zijn als dit wel mogelijk wordt gemaakt.
De leden van de CDA-fractie vragen hoe de Minister reflecteert op de invoering van
het UBO-register en het lage aantal inschrijvingen ondanks de inschrijfperiode van
anderhalf jaar. Deze leden vragen welke lessen de Minister hieruit trekt.
De leden van de CDA-fractie hebben nog enkele vragen aan de Minister over de beantwoording
van de schriftelijke vragen van het lid Inge van Dijk op 11 april jl.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of inmiddels al uitvoering is gegeven
aan de toezegging (vraag 7) om de coördinatie van het vrijwilligersbeleid en regeldruk
te beleggen bij een departement, zoals ook is geadviseerd door het Adviescollege Toetsing
Regeldruk. Zo ja, dan vragen deze leden bij welk departement de coördinatie wordt
belegd en of de Minister deze keuze kan toelichten.
De leden van de CDA-fractie lezen (vraag 4) dat de Minister erkent dat het aantrekkelijk
houden van het doen van vrijwilligerswerk aandacht verdient. Deze leden zijn van mening
dat hiervoor niet alleen op lokaal niveau, maar ook op nationaal niveau beleidsaandacht
voor moet zijn. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of zij deze mening
deelt en zo ja, hoe zij hier in samenwerking met andere departementen in de komende
periode uitvoering aan gaat geven.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister aangeeft (vraag 7) dat het vrijwilligersbeleid
is belegd bij gemeenten. De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister erkent
dat een groot deel van de regeldruk voor vrijwilligersorganisaties voorkomt uit nationale
en Europese regelgeving, waarvan het UBO-register een voorbeeld is.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister naar het periodieke contact met belanghebbenden
over het UBO-register. Deze leden zijn benieuwd welke punten door belanghebbenden
zijn ingebracht ten aanzien van de regeldruk voor vrijwilligersorganisaties door het
UBO-register en of de Minister bereid is deze te adresseren.
De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister bereid is om het initiatief te nemen
voor een gezamenlijk overleg tussen de betrokken beleidsdepartementen, gemeenten en
belanghebbenden met als doel knelpunten voor vrijwilligersorganisaties in brede zin
in kaart te brengen en te werken aan oplossingen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister van Financiën,
waarin zij een update geeft over de invulling van het UBO-register en het handhaven
ervan.
De leden van de SP-fractie merken op dat er veel zorgen zijn over de privacy van UBO’s.
Deze leden vragen de Minister daarom nog eens uit te leggen welke waarborgen er zijn
ten aanzien van de privacy van UBO’s. Kan iedereen te allen tijde alle opgegeven informatie
over UBO’s zomaar inzien?
Veel entiteiten hebben nog geen opgave van hun UBO’s gedaan, terwijl zij hier ruim
de tijd voor hebben gehad, constateren deze leden. De leden van de SP-fractie achten
het logisch dat wordt begonnen met handhaving. Deze leden vragen de Minister hoeveel
tijd er volgens haar nodig is voor entiteiten om de benodigde gegevens aan te leveren
en of er voldoende tijd zit tussen de waarschuwingsbrief en het opleggen van sancties.
Deze leden zouden graag zien dat deze periode lang genoeg is om de benodigde gegevens
te kunnen aanleveren.
De leden van de SP-fractie hebben enige zorgen over de «piek in opgaven» zoals de
Minister dat noemt. De Minister verwacht dat het door deze piek «een paar maanden»
kan duren voor alle inschrijvingen zijn verwerkt. Deze leden vragen de Minister of
het wel zo zeker is dat deze piek niet langer voortduurt en het dus ook langer duurt
voordat alle inschrijvingen zijn verwerkt. Wil de Minister de Kamer op de hoogte stellen
wanneer blijkt dat de wachtrij almaar verder oploopt?
De leden van de SP-fractie vragen de Minister of zij het eens is met het onderzoek
van professor Niek Zaman en onderzoeker Hannah Erdman van de Universiteit Leiden dat
het UBO-register en het centraal aandeelhoudersregister complementair zijn aan elkaar
en dat deze registers uitstekend naast elkaar zouden kunnen bestaan. Denkt de Minister
samen met deze leden dat het instellen van een centraal aandeelhoudersregister de
strijd tegen fraude en witwassen kan versterken?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met verbazing kennis genomen van de brief aangaande
de stand van zaken van het UBO-register. Deze leden hebben hierbij enkele vragen.
Hoe kan het dat zo weinig bedrijven en andere organisaties hun UBO hebben geregistreerd?
In de brief wordt gesteld dat BV’s en NV’s relatief veel opgaven hebben gedaan. De
leden van de PvdA-fractie vragen of de Minister daadwerkelijk bedoelde dat respectievelijk
38 procent en 33 procent relatief veel opgaven zijn. Dit zijn in de visie van deze
leden nog altijd schokkend lage percentages, temeer daar BV’s een aandeelhouderregister
dienen te hebben en dat daarmee de UBO eenvoudig te identificeren zou moeten zijn.
Kan de Minister voorts bevestigen dat voor deze categorie de verplichting tot het
opgeven van een UBO niet onbekend mag zijn? Niet alleen worden deze entiteiten geacht
de wet te kennen, er is dermate veel publiciteit rondom het onderwerp geweest dat
een serieus ondernemer dit mee heeft moeten gekregen. Deelt de Minister deze mening
en wat gaat de Minister doen om de compliance bij deze groep snel hoger te krijgen?
De leden van de PvdA-fractie vragen of het UBO-register van nut is gebleken bij de
handhaving van sancties jegens Russische personen en bedrijven. Heeft de Minister
nu spijt dat de Minister zo lang heeft gedraald met goede implementatie? Immers, de
echte verplichting tot registratie kwam pas op een moment dat gesanctioneerden de
sancties konden zien aankomen. Deelt de Minister de mening dat ontwijking van het
register zo wel erg eenvoudig werd gemaakt?
Deelt de Minister de mening dat een Centraal Aandeelhoudersregister had geholpen bij
de handhaving van sancties? Iedere aandelentransactie om sancties te ontwijken was
dan immers in beeld gekomen. Ook had dat niet op zelfrapportage vertrouwd, zodat de
kans op ontwijken van register veel kleiner was geweest. Deelt de Minister voorts
de mening dat een extra instrument gezien het geringe succes van de sanctiehandhaving
in ieder geval geen kwaad had gedaan? Is de Minister bereid de initiatiefwet tot een
Centraal Aandeelhoudersregister alsnog van harte te ondersteunen? Zo nee, waarom niet?
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie danken het kabinet voor de brief Stand van zaken
invoering van het register met gegevens van uiteindelijk belanghebbenden van juridische
entiteiten. Deze leden onderschrijven het belang van transparantie over de uiteindelijke
belanghebbenden achter juridische entiteiten, met name met oog op de aanpak van criminele
activiteiten zoals witwassen en de financiering van terrorisme.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat op 27 maart 2022 van 673.963 juridische
entiteiten de uiteindelijke belanghebbenden waren geregistreerd en dat dit 37,7 procent
van het de registratieplichtige juridische entiteiten betreft. Verder lezen deze leden
met instemming dat de handhaving zoveel mogelijk risico gebaseerd wordt ingericht.
Deze leden vragen het kabinet of de handhaving inmiddels al gestart is, en zo ja,
in welke vorm deze plaatsvindt. Is deze tot op heden beperkt tot het sturen van «laatste
waarschuwingen» of zijn er inmiddels ook sancties opgelegd, zoals een bestuurlijke
boete of een last onder dwangsom? Kan het kabinet bij haar antwoord op deze vraag
ook de aantallen en informatie over de omvang van de bedragen betrekken?
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn verheugd te lezen dat opvolging is gegeven
aan de motie van het lid Bruins (35 179, nr. 18) over inzicht voor UBO’s in het aantal keren dat hun gegevens in het register zijn
opgezocht. Wel zijn deze leden benieuwd hoe, naar aanleiding van de motie, overleg
hierover met ondernemers en familiebedrijven invloed heeft gehad op de inrichting
van het register. Zijn hierbij punten naar voren gekomen die niet zijn geïmplementeerd,
en zo ja, welke?
Ook lezen de leden van de ChristenUnie-fractie met instemming dat gevolg is gegeven
aan de motie van het lid Bruins (35 179, nr. 12) over de status van bestuurders van Algemeen Nut Beogende Instellingen (ANBI). Wel
uiten deze leden nogmaals hun zorg over de privacy-impact die het UBO-register mogelijk
heeft voor ANBI’s, en zien zij uit naar de evaluatie van de privacy-impact voor UBO’s.
Deze leden vinden het een goede zaak dat het kabinet over deze privacy-impact in gesprek
blijft met vertegenwoordigers van verschillende belanghebbenden en vragen of in dit
kader ook contact is met het Interkerkelijk Contact in Overheidszaken, waarbij meer
dan dertig kerkgenootschappen en joodse gemeenschappen zijn aangesloten.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de brief met daarin de stand
van zaken rond het UBO-register. Deze leden begrijpen en delen de wens om maatregelen
te treffen die witwassen en terrorismefinanciering tegengaan. Deze leden vragen echter
of de (privacy)gevolgen van het UBO-register opwegen tegen het nut daarvan. In het
bijzonder hebben de leden van de SGP-fractie zorgen over de gevolgen van het register
voor kerken, verenigingen en stichtingen (waaronder ANBI-instellingen). Deze leden
hebben dan ook enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie vragen ten aanzien van het verloop en status van de vulling
naar een zo actueel mogelijk overzicht van ingeschreven en niet-ingeschreven juridische
entiteiten. Kan de Minister daarbij onderscheid maken tussen entiteiten die onder
de overgangstermijn van 18 maanden vallen en entiteiten die daar niet onder vallen?
Kan de Minister inzage geven in de mate waarin verschillende typen juridische entiteiten
zich nog niet ingeschreven hebben?
De leden van de SGP-fractie lezen in de brief dat met name registraties van stichting
en verenigingen achterblijven. Wat is volgens de Minister de reden daarvan? Wat wordt
er gedaan om deze entiteiten te ondersteunen bij inschrijving? Hoe kan de administratieve
last verlaagd worden?
De leden van de SGP-fractie constateren dat in bijvoorbeeld Finland stichtingen en
verenigingen geen UBO hoeven op te geven. Kan de Minister een overzicht verstrekken
waarin per EU-lidstaat alle uitzonderingen op de registratieplicht opgenomen worden?
Op welke wijze passen deze uitzonderingen wel binnen de richtlijn, terwijl het uitzonderen
van ANBI-instellingen onder voorwaarden niet mogelijk bleek, zoals bleek bij de parlementaire
behandeling van het UBO-register (zie Kamerstuk 35 179, nr. 10)?
De leden van de SGP-fractie hebben vragen over de handhaving van het UBO-register.
Voordat een sanctie wordt opgelegd, wordt er eerst een brief gestuurd met een termijn
om alsnog aan de registratieplicht te voldoen. Hoeveel van deze brieven zijn reeds
verstuurd? De leden van de SGP-fractie constateren dat de handhaving risico-gebaseerd
zal zijn. Daarvoor is het noodzakelijk dat de groep waar de risico’s op witwassen
en terrorismefinanciering hoog zijn gedefinieerd wordt. Deze leden vragen of de Minister
meer uitgebreid kan ingaan op de invulling van de handhaving. Hoe wordt bepaald of
bij een entiteit wordt gehandhaafd? Zijn er reeds sancties opgelegd, zo ja, in welke
mate?
De leden van de SGP-fractie hebben vragen over de gevolgen van wijzigingen in het
UBO-register. Financiële instellingen worden geacht de UBO’s van entiteiten correct
bij te houden, maar wat gebeurt er als UBO’s tussentijds wijzigen? Moeten financiële
instellingen dan een nieuw uittreksel aanvragen (en moeten zij het UBO-register dus
voortdurend monitoren) of worden zij geïnformeerd over wijzigingen? Wat zijn daarvan
de eventuele gevolgen voor de UBO’s van de entiteiten zelf?
De leden van de SGP-fracties wijzen op de lopende rechtszaken in Europees verband
aangaande het UBO-register. Hierbij is onder andere het verstrekken van identiteitsgegevens
van raadplegers aan de UBO’s onderwerp van discussie. Volgens de Advocaat-Generaal
moeten deze gegevens in noodzaklelijke gevallen aan de UBO worden verstrekt. De leden
van de SGP-fractie vragen of, ongeacht de uitspraak van het Hof, deze verplichting
wettelijk geregeld kan worden? Zo ja, is de Minister voornemens deze verplichting
in de wet op te nemen? Zo nee, op basis waarvan is dit niet mogelijk?
De leden van de SGP-fractie lezen dat er tot en met februari 2022 in totaal 465.267
uittreksels uit het UBO-register zijn opgevraagd. Kan de Minister inzage geven in
de categorieën raadplegers? Heeft de Minister ook inzicht in de reden van inzage?
Zo ja, wil de Minister die inzage delen? Zo nee, ziet de Minister de meerwaarde hiervan?
De leden van de SGP-fractie hebben grote zorgen over de gevolgen van stapelende wetgeving
op kerken, goede doelen en soortgelijke entiteiten. Deze leden ontvangen regelmatig
signalen dat deze entiteiten nauwelijks nog bankrekeningen kunnen openen of andere
rechtshandelingen kunnen verrichten. Ook heeft de oplopende regeldruk grote gevolgen
voor (besturen van) bijvoorbeeld ANBI-instellingen en daarmee voor het voortbestaan
daarvan. Daar komt bij dat bij veel van dergelijke entiteiten vrijwilligers actief
zijn én dat zij van grote maatschappelijk waarde zijn. Erkent de Minister dit? Is
de Minister met deze leden van mening dat een lagere regeldruk nodig is, om bijvoorbeeld
ANBI-instellingen niet in hun voortbestaan te bedreigen? Is de Minister bereid te
bezien welke regelgeving vermindert of geschrapt kan worden, zodat de maatschappelijke
bijdrage van bijvoorbeeld goede doelen behouden blijft?
Ten slotte vragen de leden van de SGP-fractie naar de privacy-gevolgen van het UBO-register.
Zo geldt voor sommige (kleine) ondernemers dat allerlei persoonlijke en gevoelige
informatie eenvoudig door iedereen op te vragen is; en voor goede doelen dreigt het
steeds lastiger te worden bestuurders aan te trekken omdat ook zij in het UBO-register
worden opgenomen. De leden van de SGP-fractie krijgen hier van diverse kanten signalen
over. Herkent de Minister deze signalen? Welke extra waarborgen zijn mogelijk om de
privacy van UBO’s beter te beschermen? Is de Minister bereid te onderzoeken welke
aanvullende maatregelen daarvoor genomen kunnen worden?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
W.A. Lips, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.