Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het Fiche: Mededeling actieplan grensoverschrijdend en langeafstandspersonenvervoer per spoor (Kamerstuk 22112-3319)
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3399
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 9 mei 2022
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de staatsecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de brief van
11 februari 2022 over het Fiche: Mededeling actieplan grensoverschrijdend en langeafstandspersonenvervoer
per spoor (Kamerstuk 22 112, nr. 3319).
De vragen en opmerkingen zijn op 22 maart 2022 aan de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 4 mei 2022 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, T. de Groot
Adjunct-griffier van de commissie, Van der Zande
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen
VVD-fractie
1. De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris kan toelichten wat mogelijke
knelpunten zouden kunnen zijn die een versnelde uitrol van het beveiligingssysteem
voor het spoorverkeer European Rail Traffic Management System (ERTMS) in gevaar kunnen
brengen.
In het kader van de herziening van de TEN-T verordening heeft de Europese Commissie
voorstellen gedaan om de invoering van ERTMS te versnellen. De uitrol van het ERTMS
op het TEN-T kernnetwerk dient onveranderd in 2030 te worden gerealiseerd en op het
TEN-T uitgebreide netwerk dient ERTMS uiterlijk in 2040 te zijn voltooid in plaats
van 2050 in de huidige TEN-T verordening.
Zoals in eerdere voortgangsrapportages1 aan uw Kamer gemeld, zal ruim voor 2030 gestart worden met het vormgeven van de landelijke
uitrol van ERTMS na 2030 (na het huidige programma). In de zestiende voortgangsrapportage
(die op korte termijn naar uw Kamer gestuurd wordt), meld ik dat de Programmadirectie
ERTMS opdracht heeft gekregen een studie te doen naar de landelijke uitrolvolgorde
van ERTMS na 2030. Bovengenoemd voorstel van de Europese Commissie om de uitrol van
ERTMS van 2050 naar 2040 te versnellen betrek ik hierbij. De studie dient eind 2022
afgerond te worden, waarna ik uw Kamer kan informeren over de uitkomsten.
Om tot een volledige beoordeling van het voorstel voor de herziening van de TEN-T
verordening en de doelmatigheid van de voorgestelde maatregelen te komen, heeft ProRail
daarnaast opdracht gekregen om een uitvoeringstoets te doen.
De uitvoeringstoets van ProRail zal ook een advies bevatten over op welke wijze de
herziening van de TEN-T verordening geïmplementeerd zou kunnen worden. De uitvoeringstoets
wordt voor het zomerreces opgeleverd. Bij de uitvoeringstoets zal de hierboven genoemde
studie naar de uitrolvolgorde van ERTMS nog niet af zijn maar zal wel voldoende onderbouwing
moeten zijn voor de Nederlandse inzet voor de TEN T besluitvorming.
Voorbeelden van mogelijke knelpunten die een versnelde uitrol van ERTMS kunnen belemmeren,
zijn de mogelijke aanvullende kosten die versnelling met zich meebrengt, de capaciteit
in de gehele sector om ERTMS voor alle baanvakken versneld te ontwerpen en aan te
leggen en de beschikbare capaciteit voor buitendienststellingen. Er moet bij een versnelling
immers meer werk aan het spoor in een kortere periode worden uitgevoerd.
2. De leden van de VVD-fractie vragen welke samenwerking tussen luchtvaartmaatschappijen
en spoorwegen de Minister en de Staatssecretaris voor ogen hebben en wat dit zou kunnen
beteken voor reizigers in beide sectoren.
Binnen de Actieagenda Trein en Luchtvaart2 wordt naast het verbeteren van het reguliere treinaanbod, gewerkt aan de verbetering
van transferproducten om een multimodale reis mogelijk te maken waarbij een deel van
de reis per internationale trein gaat en een deel van de reis met het vliegtuig. Op
het traject Amsterdam-Brussel is er bijvoorbeeld voortgang geboekt met het onderzoeken
van het koppelen van luchtvaart- en spoorsystemen (Thalys en KLM). KLM heeft een zogenoemd
«Accessrail interline agreement», waarmee KLM treintickets via haar reguliere verkoopsystemen
kan aanbieden. Het treintraject kan tevens een KLM nummer krijgen. In de zomer van
2022 zal KLM met Thalys een test uitvoeren op basis van een «block space agreement»,
waarmee KLM in staat is de stoelbeschikbaarheid in de trein in de eigen IT-omgeving
onder te brengen om zodoende een productgarantie aan te kunnen bieden aan transferpassagiers.
3. De leden van de VVD-fractie lezen dat volgens het kabinet het spoorverkeer op bepaalde
routes als een duurzaam alternatief geldt ten opzichte van het luchtverkeer. Deze
leden zijn benieuwd welke routes de Commissie en de Staatssecretaris in beeld hebben
in Nederland en hoe de Commissie en de Staatssecretaris deze routes willen stimuleren.
Verschillende onderzoeken (in binnen- en buitenland) hebben laten zien dat de trein
op afstanden tot 800 kilometer een goed alternatief kan zijn voor auto en vliegtuig.
De potentie hiervoor wordt vanzelfsprekend bepaald door de kenmerken van deze verbindingen,
waaronder de reisduur en het gemak. Op basis van onderzoek van het Kennisinstituut
voor mobiliteitsbeleid (KiM) in de rapporten «Substitutiemogelijkheden van luchtvaart
naar spoor» (2018)3 en «Op reis met het vliegtuig, trein of bus» (2019)4 zijn een zestal bestemmingen genoemd, waar kansen liggen, namelijk richting Brussel,
Parijs, Londen, Düsseldorf, Frankfurt en Berlijn. Deze zes bestemmingen namen tot
dat de COVID-19 situatie zich aandiende ongeveer 14% van het aantal vliegbewegingen
van en naar Schiphol voor hun rekening. De Actieagenda Trein en Luchtvaart focust
zich in eerste instantie ook op deze zes bestemmingen. Bij positieve resultaten kunnen
de ervaringen worden gebruikt om ook op andere bestemmingen air-railproducten en mogelijk
vermindering van het aantal vluchten te onderzoeken.
Recent heeft Nederland ook initiatief genomen in kader van het International Rail
Passengers Platform om in Europa kennis en ervaringen te delen. Dit sluit aan bij
de doelstelling van de Commissie dat alle collectief vervoer voor reisafstanden tot
500 km per 2030 klimaatneutraal is. Om dit doel dichterbij te brengen heeft de Europese
Commissie voorgesteld beleid en acties gepresenteerd in het op 9 december 2020 gepresenteerde
Smart & Sustainable Mobility Package5.
4. Voorts vragen de leden van de VVD-fractie, als het gaat om interoperabiliteit bij
het realiseren van internationale treinverbindingen met België en Duitsland, welke
obstakels dienen te vermeden en welk resultaat kan worden behaald bij het sluiten
van interoperabiliteitsverdragen met deze buurlanden.
In Europees verband zijn de interoperabiliteitsstandaarden vastgelegd op grond van
richtlijn (EU)2016/797. In de regel zijn deze standaarden verplicht voor nieuwe investeringen
en is sprake van een overgangssituatie voor bestaande systemen. Bestaande spoorlijnen
kunnen daarmee nog afwijken van deze EU standaarden. De betrokken landen werken op
basis van de EU standaarden aan het tot stand brengen van interoperabiliteit. In de
werkplannen6 voor de TEN-T corridors Rhine Alpine, North Sea Mediterranean en North Sea Baltic
worden de belangrijkste obstakels aangegeven. Met de buurlanden wordt op het niveau
van de veiligheidsinspecties en de infrastructuurbeheerders gekeken naar de mogelijkheid
van interoperabiliteitsverdragen op het gebied van ERTMS.
5. De leden van de VVD-fractie constateren dat er nog geen position paper is opgesteld
dat onderzoekt welke grootschalige Europese investeringen er nodig zijn voor (grensoverschrijdend
en langeafstands-) spoorgoederenvervoer. Deze leden vragen zich af waarom de focus
tot op heden alleen op het spoorpersonenvervoer is gericht en wanneer het actieplan
(position paper) voor spoorgoederenvervoer kan worden verwacht.
Op Europees niveau is er lange tijd vooral aandacht geweest voor het bevorderen van
internationaal spoorgoederenvervoer. Zo is er de verordening over ontwikkeling van
spoorgoederencorridors 913/2010/EC. De Europese Commissie heeft recent een startdocument7 uitgebracht met het oog op een mogelijk voorstel van de Europese Commissie voor herziening
van deze verordening in 2022 of 2023. Het actieplan voor personenvervoer per spoor
dat de Europese Commissie nu heeft uitgebracht zet ook nadrukkelijk internationaal
personenvervoer op de Europese agenda. Ik ben bereid mij in te zetten op Europees
niveau voor een actieplan voor het spoorgoederenvervoer en zal daartoe met de Europese
Commissie in overleg treden.
6. De leden van de VVD-fractie vragen welke nieuwe rijtuigen en treinen de hoogste
prioriteit hebben bij een investeringsimpuls op basis van het makkelijker kunnen verkrijgen
van leningen bij de Europese Investeringsbank (EIB).
Op het gebied van rollend materieel hebben zero emissie treinen de hoogste prioriteit
bij de EIB. De EIB hanteert hierbij het principe van technologie neutraliteit. Het
project dient zowel technisch als economisch solide te zijn en te voldoen aan de criteria
die de EIB hanteert.8
7. De leden van de VVD-fractie hechten grote waarde aan een gelijk Europees speelveld
en merken op dat Duitsland in 2020 heeft besloten de btw op treinkaartjes voor langeafstandsreizen
te verlagen (van 19% naar 7%). Deze leden vragen zich af of meer lidstaten een dergelijke
verlaging gaan toepassen en of het kabinet hetzelfde overweegt in Nederland.
De Europese Commissie komt later dit jaar met voorstellen over btw op (internationale)
treinkaartjes. Nederland wacht deze voorstellen af en zal dat zoals gebruikelijk beoordelen
via het zogenoemde BNC-fiche (Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen). Hierbij worden
o.a. de te verwachte impact op het gewenste gelijke speelveld en de financiële gevolgen
hiervan beoordeeld. Dit BNC-fiche wordt met de Tweede Kamer besproken. Met de inzichten
van financiële effecten voor de reiziger komt er ook inzicht in het drempelverlagende
effect voor de reiziger.
Op basis van de btw-richtlijn mogen de EU-lidstaten verschillende btw tarieven voor
personenvervoer per spoor toepassen. Nederland heeft alleen heffingsbevoegdheid over
het openbaar vervoer binnen Nederland en dat is belast tegen het verlaagd btw-tarief
van 9%. Duitsland heeft besloten de treinreizen per 2020 ook onder het lage btw-tarief
van in hun geval 7% te laten vallen. Het effect van die verlaging is nog moeilijk
vast te stellen gegeven de beperkingen van de afgelopen 2 jaar voor het treinverkeer
door de COVID-19 pandemie.
Iedere lidstaat is slechts bevoegd btw te heffen op het deel van het personenvervoer
dat op zijn grondgebied plaatsvindt. De meeste EU-lidstaten heffen geen btw op het
nationale deel van internationale treintickets. Er zijn 7 EU lidstaten bekend die
wel btw heffen op het nationale deel van de internationale treintickets (Nederland,
België, Duitsland, Oostenrijk, Kroatië, Griekenland, Spanje)9. Er is geen overzicht bekend van EU-lidstaten die de btw op internationale treintickets
verlagen.
8. De leden van de VVD-fractie vragen wanneer er resultaten kunnen worden verwacht
uit het onderzoek van het kabinet naar de gevolgen voor de kosten voor passagiers
bij een eventuele EU-brede btw-vrijstelling voor internationale treintickets en of
dit leidt tot een gelijker speelveld.
Zie het antwoord op vraag 7.
9. Voorts vragen de leden van de VVD-fractie of de Staatssecretaris kan verklaren
waarom de verlaging van (delen van) de gebruiksvergoeding niet op voorhand wordt omarmd,
in het bijzonder voor het internationaal spoorgoederenvervoer.
Lidstaten kunnen de gebruiksvergoeding verlagen mits de infrastructuurbeheerders gecompenseerd
worden voor het verlies van de lagere opbrengsten van deze gebruiksvergoeding. Bij
besluitvorming over eventuele verlaging van de gebruiksvergoeding moeten daarom zowel
de effecten op het spoorgoederenvervoer als de budgettaire effecten worden beoordeeld.
10. De leden van de VVD-fractie vragen ook of de Staatssecretaris een verlaging van
de gebruiksvergoeding overweegt specifiek voor het (internationaal) spoorgoederenvervoer
om zo te komen tot een gelijker speelveld en zijn benieuwd welke voorwaarden er zullen
worden gesteld.
ProRail zal voor de periode 2023–2025 een nieuw stelsel van tarieven hanteren. Dit
stelsel is gebaseerd op nieuwe vormen van kostentoerekening die bewerkstelligen dat
tarieven beter aansluiten bij de werkelijk gemaakte kosten. Concreet betekent dit
dat de vergoeding voor het minimumtoegangspakket, het pakket dat nodig is om treinen
daadwerkelijk te laten rijden, substantieel lager wordt dan in het huidige stelsel,
doordat ze conform Europese regelgeving gebaseerd zijn op uitsluitend de directe kosten.
Dit geldt met name voor het tarief voor het treinpad dat daardoor meer in lijn komt
met de tarifering in de buurlanden. De vergoeding voor een breed scala aan andere
diensten (waaronder transfer van reizigers, opstellen van materieel, ICT en de rangeerheuvel
op Kijfhoek) is gebaseerd op de integrale kosten. Deze nieuwe vorm van kostentoerekening
is meer in lijn met de omringende landen waardoor er een gelijker speelveld ontstaat
met omringende landen. Om die reden overweeg ik geen extra verlaging van de gebruiksvergoeding.
11. De leden van de VVD-fractie constateren dat lidstaten in de herziening van de
richtsnoeren over de staatssteun voor spoorwegen de mogelijkheid krijgen om door middel
van extra publieke financiering de tarieven voor de gebruiksvergoeding te verlagen.
Deze leden zijn benieuwd hoe en op basis van welke voorwaarden deze extra financiering
over de lidstaten verdeeld zal worden.
EU-lidstaten hebben onder voorwaarden de mogelijkheid om middels subsidies de gebruiksvergoeding
te verlagen voor spoorvervoerders. Conform het Europese staatssteunkader spoorwegen10 kan dit nu al indien aangetoond kan worden dat spoorvervoer minder externe kosten
veroorzaakt dan wegvervoer. Dit staatssteunkader wordt in Europees verband momenteel
geëvalueerd11. Het verlenen van deze staatssteun blijft een besluit van de lidstaten en betreft
geen financiering vanuit de Europese fondsen.
12. Voorts vragen de leden van de VVD-fractie welke lidstaten een verlaging van de
gebruiksvergoeding overwegen, wat dit zou betekenen voor de concurrentiepositie van
bedrijven uit deze landen en hoe Nederland zijn samenwerking met landen als België
en Duitsland op dit punt kan bevorderen.
Het is nog niet duidelijk welke lidstaten een verlaging van de gebruiksvergoeding
overwegen op basis van de herziening van de richtsnoeren staatssteun. Een aantal lidstaten
heeft de gebruiksvergoeding verlaagd op basis van de tijdelijke COVID-19 maatregelen
zoals opgenomen in verordening (EU)2020/1429.
13. De leden van de VVD-fractie delen de ambitie voor het gebruiksvriendelijker maken
van ticketing voor reizigers. Voorts vragen deze leden hoe dit centrale loket zal
worden vormgegeven, wat dit voor gevolgen zal hebben voor het prijsniveau van tickets
en wanneer reizigers dit loket kunnen verwachten.
Het gaat om het beschikbaar stellen van internationale tickets en real-time data aan
derden zodat deze (doorgaande) tickets kunnen aanbieden (met aanbieden wordt bedoeld:
het plannen van de reis, het boeken en het betalen van een ticket, maar ook de daadwerkelijke
reis zelf en de benodigde ondersteuning aan de reiziger). De verwachting is dat dit
zal aansluiten op de in de luchtvaart (en bijvoorbeeld Thalys) gebruikelijke tariefstructuur.
Deze zijn afhankelijk van tijd en termijn van de reservering. In de sector verklaring
van 30 maart 202112 is de agenda voor verbetering rail ticketing geschetst en op 8 oktober 2021 heeft
de vereniging van spoorvervoerders (CER) een ticketing roadmap13 met een doorlooptijd tot 2025 gepubliceerd. Onderdeel van deze roadmap is het beschikbaar
hebben van verkoopkanalen waar reizigers terecht kunnen voor een groter aanbod aan
internationale railtickets.
14. De leden van de VVD-fractie merken op dat de Europese Commissie in 2022 regelgeving
wil uitbrengen om de capaciteit van spoorwegen te beheren, te coördineren en zo te
verhogen. Deze leden vragen, op basis van het gebrek aan onvoldoende internationale
coördinatie, wanneer zij een onderzoek naar een nieuw EU-agentschap kunnen verwachten.
De Europese Commissie is een «impact assessment» studie gestart ter voorbereiding
van de herziening van Europese spoorregelgeving (Verordening 913/2010/EC en Richtlijn
2012/34/EU), waaronder op het gebied van capaciteitsbeheer op het spoor. De Europese
Commissie onderzoekt hierover diverse beleidsopties, inclusief een beleidsoptie met
de overdracht van meer bevoegdheden naar Europees niveau. Volgens de planning van
de Europese Commissie zal de «impact assessment» studie in het derde kwartaal van
2022 afgerond zijn.14 Binnen deze impact assesment komt de vraag aan de orde of sommige taken op gebied
van capaciteitsverdeling op Europees niveau moeten worden belegd en of hierbij een
Europees agentschap een rol heeft.
15. Voorts vragen de leden van de VVD-fractie de Minister en de Staatssecretaris wanneer
zij voortgang verwachten te kunnen boeken op de Actieagenda Trein en Luchtvaart en
de Kamer hierover te informeren.
Op 17 februari 2022 is uw Kamer door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat
geïnformeerd over de voortgang van de Actieagenda Trein en Luchtvaart via de beantwoording
op brieven van bewonersorganisaties over luchtvaart15. De partijen binnen de Actieagenda (KLM, Schiphol, NS, ProRail en het Ministerie
van IenW) blijven zich ondertussen onverminderd inzetten voor het realiseren van de
doelen van de Actieagenda.
16. De leden van de VVD-fractie constateren dat de consument vandaag de dag zich niet
genoeg bewust is van de impact van zijn keuze voor het vliegtuig of de trein als vervoermiddel.
Deze leden vragen hoe de Minister en Staatssecretaris de consument beter gaan laten
informeren en bewust gaan maken van het totale aanbod aan duurzame vervoermiddelen
of reisalternatieven.
Er zijn tal van initiatieven vanuit commerciële aanbieders alsook vanuit non-profitorganisaties
zoals Milieu Centraal om de (klimaat)impact van verschillende modaliteiten en reizen
binnen die modaliteiten inzichtelijk te maken. Het kabinet draagt waar nodig bij aan
die ontwikkelingen, bijvoorbeeld via het Actieprogramma Bewustwording en Gedragsverandering
aan de Duurzame Luchtvaarttafel. Zo lang deze informatie breed toegankelijk is voor
bedrijven en consumenten, wat naar de mening van de Minister van Infrastructuur en
Waterstaat en mij zo is, ligt een grotere rol voor de overheid op dit gebied niet
voor de hand.
17. De leden van de VVD-fractie merken op dat er vijftien pilots zijn voor nieuwe
internationale personenvervoerdiensten. Deze leden vragen of de Minister en Staatssecretaris
overwegen om aan deze pilots deel te nemen en om welke dit specifiek zou gaan.
De Europese Commissie verwacht een uitvraag voor 15 pilots voor het zomerreces te
willen publiceren. Ik zie dat als kans om gestructureerd samen te werken met andere
lidstaten, Europese Commissie en stakeholders om kansrijke verbeterde internationale
treindiensten en daaraan verwante diensten zoals rail ticketing te bevorderen en zal
me ervoor inzetten dat Nederland deelneemt aan één of meerdere van deze pilots. Hierbij
zijn voor Nederland de treindiensten zoals opgenomen in de intentieverklaring Trans
Europe Express16 een belangrijk vertrekpunt. Dat betreft treindiensten vanuit Nederland richting Warschau,
Wenen, Rome en Madrid. Ook de bestemmingen opgenomen in de actieagenda Trein en Luchtvaart
zijn hier relevant.
D66-fractie
18. De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris of zij het ermee eens is
dat het project Zuidasdok randvoorwaardelijk is voor de Nederlandse en Europese ambities
voor het internationale spoor en vragen daarbij naar de voortgang van de gesprekken
tussen het ministerie en andere betrokken partijen. Is de staatsecretaris bereid om
toe te zeggen dat versobering van het project Zuidasdok niet aan de orde is, gezien
het belang voor verduurzaming van de transportsector, het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer
(PHS) en het via spoor internationaal verbinden van Nederland? Zo nee, waarom niet?
Op 15 april is uw Kamer een brief17 gestuurd over het programma Zuidasdok. Binnen het programma Zuidasdok is de opdracht
voor het eerste deelproject Openbaar Vervoer Terminal 1 opgedragen aan de bouwcombinatie
Nieuw-Zuid (Mobilis, Boskalis en Van Gelder). Conform de toezegging tijdens het Nota
Overleg MIRT van 11 april (Kamerstuk 35 925 A, nr. 70) zal uw Kamer voor de zomer verder geïnformeerd worden over de voortgang van het
project Zuidasdok en de internationale treinverbindingen. De komende maanden zal in
overleg met de regionale partners besproken worden hoe met het budgettekort wordt
omgegaan.
19. Zij vragen de Staatssecretaris of zij kennis heeft genomen van het tienpuntenplan
van het Internationaal Energieagentschap (IEA) en diens advies om in te zetten op
hogesnelheidstreinen en nachttreinen in plaats van vliegtuigen om zo de afhankelijkheid
van fossiele brandstoffen uit Rusland te verminderen? Is de Staatssecretaris het ermee
eens dat, gezien dit plan alsook de deelname van het Ministerie van IenW in de «Coalitie
Anders Reizen», het project Zuidasdok prioritair en voortvarend opgepakt moet worden
om internationaal treinvervoer te stimuleren?
Ja, ik heb kennisgenomen van het tienpuntenplan van het Internationaal Energieagentschap
om de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te verminderen. In het coalitieakkoord
(Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) is expliciet het belang van internationaal treinvervoer genoemd en dit onderwerp
heeft dus ook mijn volle aandacht. Mijn inzet is reeds gericht op het stimuleren van
het gebruik van de trein op afstanden tot ongeveer 800 kilometer vanuit de ambitie
te komen tot vermindering van schadelijke uitstoot. Daarbij gaat het om hogesnelheidstreinen,
die in Nederland rijden, maar ook om het aanhaken op HSL-knooppunten net over de grens,
bijvoorbeeld met een verbinding als Eindhoven-Düsseldorf. De opkomst van de nachttreinen
en het feit dat de komende jaren mogelijk betere en nieuwe verbindingen tot stand
gaan komen laat zien dat hier ook ruimte voor groei zit. Met de actieagenda Trein
en Luchtvaart zet ik er samen met rail- en luchtvaartpartners op in om langs een zestal
kansrijke bestemmingen verbeteringen tot stand te brengen, waardoor de trein een volwaardig
alternatief wordt op verbindingen tot 800 kilometer, ook als voor-of natransport op
een lange afstandsvlucht. Met betrekking tot uw vraag over het project Zuidasdok verwijs
ik naar het antwoord op vraag 18.
20. De leden van de D66-fractie memoreren ook het doel van de voorgangster van de
Staatssecretaris om in 2025 twee miljoen extra reizigers per jaar te vervoeren in
de internationale treinen. Deze leden vragen om een stand van zaken met betrekking
tot deze doelstelling en vragen of de Staatssecretaris bereid is deze doelstelling
te herijken, gezien de COVID-19-pandemie enerzijds en de Europese ambitie om het hogesnelheidsverkeer
per spoor tegen 2030 te verdubbelen anderzijds. Ook vragen deze leden de Staatssecretaris
hoe zij de (verdere) uitvoering van de motie van het lid Boulakjar over het wegnemen
van drempels voor toetreding van nachttreinvervoerders (Kamerstuk 35 925 XII, nr. 34) vormgeeft en wanneer zij de Kamer hierover kan informeren.
In 2019 waren er ten opzichte van 2018 reeds 0,5 miljoen extra reizigers per jaar.
De inschatting was dat deze groei door zou zetten, ook met het ingezette beleid. Met
de COVID-19-pandemie zijn de reisaantallen vanzelfsprekend flink gedaald. Mijn eerste
streven is om de reizigersaantallen weer terug op het niveau te brengen van voor de
pandemie, onder meer met het weer opschalen van de (internationale) dienstregeling.
De ontwikkeling naar 2 miljoen extra reizigers zie ik als een nog steeds haalbare
volgende stap. Met het Coalitieakkoord is duidelijk de ambitie om benoemd het internationaal
reizigersvervoer te laten groeien, zowel in de aansluiting op het buitenlandse HSL-netwerk
als in de regionale grensoverschrijdende verbindingen. Ik zal uw Kamer komend halfjaar
in een brief over internationaal treinvervoer nader informeren over de voortgang.
In het kader van het vervolg op de marktverkenning naar internationale verbindingen18 wordt bekeken op welke wijze toetredingsdrempels voor nachttreinvervoerders kunnen
worden verminderd, daarbij wordt ook gekeken naar de toetredingsdrempels rondom capaciteit.
Zoals benoemd in de brief bij de marktverkenning zal medio 2022 een besluit worden
genomen over de toekomstige marktordening, ook voor de internationale verbindingen,
en zal dan ook uw Kamer worden geïnformeerd.
21. De leden van de D66-fractie lezen dat de Europese Commissie voorstelt de uitrol
van het beveiligingssysteem voor het spoorverkeer ERTMS te versnellen. Zij vragen
de Staatssecretaris uit te wijden over de mogelijkheden hiertoe in Nederland.
Zie het antwoord op vraag 1.
22. Deze leden lezen met instemming dat de EU voorstelt een Europese spoorautoriteit
op te richten. Zij vragen naar de positie van de Staatssecretaris ten aanzien van
dit voorstel en of zij het ermee eens is dat een dergelijk agentschap kan bijdragen
aan de efficiëntie, coördinatie en toegankelijkheid voor consumenten van het internationale
spoor. Welke bevoegdheden vindt de Staatssecretaris passen bij een dergelijke organisatie?
Zie ook het antwoord op vraag 14.
Naar verwachting komt de Europese Commissie eind 2022 of begin 2023 met nadere voorstellen,
die ik dan zal beoordelen op de verwachte bijdrage aan de ontwikkeling van internationaal
en nationaal spoorvervoer.
23. In het BNC-fiche lezen de leden van de D66-fractie dat het kabinet het wenselijk
acht dat lidstaten samenwerken bij het tot stand brengen van aantrekkelijke voorwaarden
voor internationale treindiensten. Zij vragen de Staatssecretaris dit nader te specificeren.
Internationale treindiensten hebben zich afgelopen decennia minder snel ontwikkeld
dan binnenlands spoorvervoer. Beschikbare treintickets, beschikbare infrastructuurcapaciteit,
bottlenecks, interoperabiliteit en marktordening zijn daarbij van invloed. Net als
voor internationaal spoorgoederenvervoer is het van belang om internationaal samen
te werken om de (raamwerk)condities van het personenvervoer per spoor te verbeteren
zodat reistijden kunnen worden verkort, frequenties kunnen verbeteren en kwaliteit
kan worden bevorderd. Daarom is het ook van belang dat lidstaten daartoe samenwerken.
Deze samenwerking houdt rekening met de reeds bestaande rollen van infrastructuurbeheerders
en vervoerders.
24. Deze leden lezen over de complexiteit hiervan, gezien de relatie met nationale
bestaande afspraken. Deze leden vragen of hiermee wordt gedoeld op de hoofdrailnetconcessie
(HRN). Bieden het programma van eisen en de aanstaande concessieverlening hierin aanknopingspunten
en, zo ja, welke?
Internationale samenwerking met betrekking tot ontwikkeling van het internationaal
spoorvervoer dient rekening te houden met ook binnenlands personenvervoer waaronder
het personenvervoer van de hoofdrailnetconcessie, de regionale concessies en ook het
spoorgoederenvervoer. Dit brengt intensieve coördinatie met zich mee ten aanzien van
de verdeling van infrastructurele capaciteit waar deze schaars is en bijvoorbeeld
de gebruiksvergoeding. In het BNC fiche staat aangegeven dat internationale samenwerking
op het gebied van gebruiksvergoeding complex is vanwege bestaande nationale afspraken.
Het gaat hier dan om het nationaal wettelijk kader ten aanzien van de berekeningswijze
van de gebruiksvergoeding. Ook kunnen er verschillen bestaan tussen lidstaten in het
al dan niet toepassen van opslagen of heffingen op de gebruiksvergoeding. In het programma
van eisen van de hoofdrailnetconcessie worden geen afspraken over de berekeningswijze
van de gebruiksvergoeding opgenomen en daarmee zijn er geen aanknopingspunten in de
hoofdrailnetconcessie om internationale afstemming over de gebruiksvergoeding te bereiken.
25. Deze leden vragen daarnaast in hoeverre de Staatssecretaris bereid is de btw op
kaartjes voor internationale treinreizen te verlagen, zoals enkele lidstaten hebben
gedaan of voornemens zijn te doen. En wil de staatsecretaris in het door het kabinet
voorgenomen onderzoek naar deze btw-reductie niet alleen het gelijk speelveld als
onderzoeksvraag meenemen, maar ook het drempelverlagende effect voor potentiële reizigers?
Zie ook het antwoord op vraag 7.
Het voorstel van de Europese Commissie over btw op internationale treintickets wordt
beoordeeld op het effect op een gelijk speelveld voor het spoorvervoer met andere
transportmodaliteiten en ook op de financiële effecten voor de reiziger, de spoorsector
en de publieke sector. Met de inzichten van financiële effecten voor de reiziger komt
er ook inzicht in het drempelverlagende effect voor de reiziger.
26. De leden van de D66-fractie zijn positief gestemd over de ambitie om het speelveld
van het spoor gelijk te trekken met andere vervoerswijzen, onder andere door samenwerking
tussen luchtvaartmaatschappijen en spoorwegen. Deze leden vragen of de Staatssecretaris
bereid is kritisch te kijken naar de Actieagenda Trein en Luchtvaart gezien de ambities
van de Europese Commissie. Op welke punten van deze actieagenda ziet zij ruimte voor
aanvullende ambitie of snelheid? Hoe beziet zij in dit licht de afspraak in het coalitieakkoord
dat vliegen op de kortere afstand wordt ontmoedigd? Deze leden zijn daarnaast benieuwd
hoe de Staatssecretaris de inzet van de Commissie weegt dat het luchtverkeer op bepaalde
routes kan worden beperkt ten gunste van duurzame (spoor)alternatieven. Ziet de Minister
hierin aanleiding het aantal (korteafstands)vluchten te verminderen of deze juist
in te zetten ten behoeve van het internationale netwerk?
Binnen de Actieagenda wordt er aandacht besteed aan een aantal maatregelen die het
spoorproduct verbeteren naar de steden, Brussel, Londen, Parijs, Düsseldorf, Frankfurt
en Berlijn en het verminderen van het aantal vluchten tussen Amsterdam en Brussel.
Dit zijn belangrijke eerste stappen na twee jaar van beperkt reizen, waarin diverse
acties niet opportuun waren. Daarnaast ligt de focus momenteel op de herintroductie
van de spoorfrequenties van voor de COVID-19 periode. Ik verwelkom de voorstellen
van de Commissie voor het bieden van mogelijkheden voor het beperken van vliegroutes
daar waar duurzamere alternatieven bestaan, en zal me in Europees verband hiervoor
inzetten. Op basis van de huidige Europese regelgeving zijn deze mogelijkheden, met
name voor internationale vluchten waar in Nederland sprake van is, zeer beperkt. Ik
blijft me onverminderd inzetten voor het bevorderen van het internationale spoornetwerk
en zal de resultaten van de verschillende acties in de Actieagenda benutten om te
bezien waar extra ambities of extra snelheid mogelijk zijn.
27. Ook vragen deze leden naar de stand van zaken met betrekking tot het mogelijk
maken van een eerlijke vergelijking op basis van klimaatimpact tussen vervoersmodaliteiten.
Is de Staatssecretaris bereid om in aanvulling op de vergelijkingssite van Milieu
Centraal ook te werken aan een systeem of label waarmee op de website van internationale
spoorvervoerders en luchtvaartmaatschappijen de klimaatimpact inzichtelijk wordt gemaakt?
Zo nee, waarom niet?
Afgelopen jaar is door Milieu Centraal, met steun vanuit het Rijk, een vergelijkingssite
19gemaakt. Vanwege de COVID-19-pandemie en de beperkte reisaantallen is hier nog weinig
ervaring mee opgedaan en hebben we nog geen representatief beeld in het gebruik van
deze tool. Ik hoop dat met stapsgewijs opheffen van de reisbeperkingen het komend
jaar de tool zichzelf kan bewijzen. Om te praten over een label vind ik daarom nu
nog te voorbarig.
28. De leden van de D66-fractie constateren dat het plan gemaakt is voor personenvervoer.
Ook goederenvervoer via het spoor kan volgens hen een belangrijke bijdrage leveren
aan verduurzaming van transport. Deze leden vragen of de Staatssecretaris bereid is
in Europees verband te pleiten voor een vergelijkbaar actieplan voor het goederenvervoer
per spoor.
Ten aanzien van het spoorgoederenvervoer zijn er op Europees niveau al belangrijke
stappen gezet. Voor ontwikkeling van het spoorgoederenvervoer is het voorstel van
de Europese Commissie voor herziening van de richtsnoeren voor de Trans Europese Netwerken
Transport een belangrijke stap. In het werkprogramma van innovatieprogramma Europe’s
rail worden belangrijke projecten voor spoorgoederenvervoer uitgevoerd over o.a. Automatic
Train Operation en Digital Automatic Coupling20. Eind 2022 of begin 2023 wordt een voorstel verwacht over herziening van verordening
913/2010/EC die over de ontwikkeling van spoorgoederencorridors handelt. Ik ben bereid
mij in te zetten op Europees niveau voor een actieplan voor het spoorgoederenvervoer
en zal daartoe met de Europese Commissie in overleg treden.
29. De leden van de D66-fractie zijn blij met de mogelijkheid tot pilotprojecten voor
internationaal spoorvervoer. Deze leden vragen de Staatssecretaris of Nederland gaat
deelnemen aan (enkele van) deze pilots. Ook constateren deze leden dat ticketing op
dit moment een barrière vormt voor internationaal spoorverkeer. Deze leden vragen
de Staatssecretaris hoe de ticketing roadmap van de Community of European Railway
and Infrastructure Companies (CER) zich verhoudt tot de voorgestelde plannen.
Zie mijn beantwoording van vraag 11 over eventuele Nederlandse deelname aan een van
deze pilots. De ticketing roadmap van CER adresseert het belang van grotere beschikbaarheid
van internationale treintickets bij het verbeteren van de aantrekkelijkheid van internationale
treinreizen. Mogelijk kunnen vervoerders de uitvoering van (delen van de) afspraken
uit de ticketing roadmap opnemen in de komende EU-pilot projecten. Samenwerking met
derde partijen die treintickets verkopen is hierbij van belang. Ik verwacht dat het
vervolg op de verschillende sectorplannen aan de orde komt in het eerstvolgende voortgangsbericht
van het platform International Rail Passengers. In het voortgangsbericht van 2021
is rail ticketing opgenomen als prioriteit.21
CDA-fractie
30. De leden van de CDA-fractie verwelkomen net als het kabinet het EU-voorstel om
internationaal personenvervoer verder te verbeteren en te stimuleren. Deze leden zetten
zich voornamelijk in voor de verbetering van kort grensoverschrijdend treinverkeer,
zoals op de trajecten Heerlen-Aken, Terneuzen-Gent, Eindhoven-Düsseldorf, Zwolle-Twente-Münster,
Emmen-Rheine en Maastricht-Luik. Deze leden vragen de Staatssecretaris hoe het actieplan
een bijdrage kan leveren aan de verbetering van bovengenoemde trajecten. Wat zijn
de belangrijkste obstakels als het gaat om interoperabiliteit bij het realiseren van
internationale treinverbindingen met België en Duitsland en kan zij deze per hiervoor
aangeduid traject aangeven, zo vragen deze leden. Welk resultaat kan worden geboekt
bij het sluiten van interoperabiliteitsverdragen met onze buurlanden?
De korte grensoverschrijdende verbindingen hebben een belangrijke regionale, maar
juist ook bovenregionale functie. Ik zie dit belang heel nadrukkelijk en wil de komende
drie jaar tot zichtbare verbeteringen komen op deze kortere grensoverschrijdende verbindingen.
Ik ben daarom ook blij met de scope en de benadering van het actieplan. Het wegnemen
van obstakels, zoals bijvoorbeeld verschillende systemen, ticketing en aan laten sluiten
van treinpaden, zijn zaken waar in het kader van het International Rail Passengers
platform (IRP) al hard aan gewerkt wordt met een groot aantal lidstaten. Ik hoop met
de in het actieplan aangekondigde 15 pilots hier ook concreet invulling aan te kunnen
geven. Met België en Duitsland wordt al nauw samen gewerkt en hoop ik komend jaar
tot bestuurlijke afspraken te komen over de grensoverschrijdende treindiensten.
In de brief over internationaal treinvervoer22 heeft mijn voorganger uw Kamer over de voortgang op alle verbindingen geïnformeerd.
Ik zal uw Kamer in de volgende brief over internationaal treinvervoer, die ik voorzie
in de eerste helft van 2022, wederom meenemen in de stand van zaken op de verschillende
verbindingen. Ten aanzien van interoperabiliteitsverdragen verwijs ik naar het antwoord
op vraag 4.
SP-fractie
31. De leden van de SP-fractie steunen de inzet om internationaal spoorvervoer te
stimuleren van harte. Naast het stimuleren van spoorvervoer zou hierbij de schone
modaliteit van de binnenvaart een prominente plek op de agenda verdienen, zo menen
deze leden. Zij vragen de Minister om hier in internationaal verband onverkort aandacht
voor te vragen om overlast van goederenvervoer voor omwonenden tegen te gaan. Desondanks
zijn zij van mening dat spoor(goederen)vervoer de voorkeur geniet boven het vervoer
per vrachttransport over de weg.
De Europese Commissie ambieert in haar Fit for 55-programma een verschuiving van het
vervoer over de weg naar vervoer over water en spoor. Nederland ondersteunt deze ambitie:
in het Coalitieakkoord wordt de ambitie uitgesproken om het verplaatsen van goederenvervoer
van de weg naar spoor en water te stimuleren. Zowel in Europees verband als nationaal
worden hiertoe initiatieven genomen door investerings- en subsidieprogramma’s in te
richten. Het is echter aan de verladende partijen om samen met de vervoerssector te
kiezen voor de modaliteit die het beste past bij de vervoersbehoefte. Omdat het Europese
vaarwegennet een beperkter geografisch bereik heeft dan het Europese spoorwegennet,
is vervoer over water niet altijd een goed alternatief voor spoorvervoer.
32. De leden van de SP-fractie merken op dat in veel gevallen de luchtvaart voor inwoners
nog de meest voordelige reisoptie vormt binnen de Europese Unie. Dat is in de ogen
van deze leden een onwenselijke situatie voor reizen over – met name – kortere afstanden.
Deze leden zijn dan ook voorstander van het idee om de btw-heffing over treinvervoer
EU-breed af te schaffen. Schone vormen van vervoer dienen immers te worden bevorderd
in plaats van bestraft. Deze leden vragen aan de Staatssecretaris of hiertoe ook voor
het spoorvervoer in Nederland inmiddels plannen gereed liggen. Kan de Staatssecretaris
hierop ingaan? En zo ja, wanneer kan de Kamer deze plannen verwachten?
Zie het antwoord op vraag 7.
33. De leden van de SP-fractie steunen eveneens de ambities van het kabinet om het
boeken van treintickets te stimuleren. Deze leden vragen hierbij om nadrukkelijk rekening
te houden met de zakelijke veelvliegers die een groot aandeel van de vluchten tot
750 kilometer voor hun rekening nemen, terwijl andere opties als videovergaderen of
treinreizen ruimschoots voldoende alternatief bieden.
Ik onderschrijf het belang om alternatieven op afstanden tot 750 kilometer breed te
zoeken. Dus zowel in duurzame reisalternatieven als de trein, maar ook het voorkomen
van verplaatsingen met de mogelijkheden van videovergadering of digitaal werken.
GroenLinks-fractie
34. De leden van de GroenLinks-fractie zijn geïnteresseerd in de ambitie van de Europese
Commissie om na te gaan of lidstaten het luchtverkeer op bepaalde routes kunnen beperken
ten gunste van duurzame (spoor)alternatieven. Dit komt ten goede van de doelstelling
van de Europese Strategie voor duurzame en slimme mobiliteit van 2020 om collectief
vervoer tot 500 kilometer in de Unie vanaf 2030 CO2-neutraal te laten zijn. Deelt de Staatssecretaris de ambitie van deze leden om dit
op te schroeven tot het vervangen van vluchten binnen de Unie van minder dan 750 kilometer
door gemakkelijke en betaalbare alternatieven? Zo nee, waarom niet? Zo ja, is de Staatssecretaris
bereid zich hier in Europees verband voor in te zetten?
Zie het antwoord op vraag 26.
35. De leden van de GroenLinks-fractie zijn geïnteresseerd in het bevorderen van internationaal
treinverkeer. Om de internationale trein een nieuwe impuls te geven zijn meerdere
stappen nodig om te concurreren met de luchtvaart op prijs, tijd en gemak. Wat betreft
prijs geeft het kabinet aan de Europese Commissie te steunen in haar onderzoek naar
een EU-brede btw-vrijstelling of nultarief voor internationale treintickets en de
gevolgen hiervan op het aantrekkelijker maken van treinverkeer. Duitsland heeft in
2020 besloten de btw op kaartjes voor langeafstandstreinen te verlagen van 19% naar
7%. Welke andere lidstaten hebben nog meer een dergelijke btw-vrijstelling ingevoerd?
Waarom wacht de Staatssecretaris het onderzoek van de Commissie af en neemt zij niet
zelf al stappen om een btw-vrijstelling op internationale treintickets in te voeren?
Waarom neemt de Staatssecretaris nog geen stappen om de btw van binnenlandse treintickets
te verlagen naar 0%? Is zij minstens bereid er een onderzoek naar te steunen? Welke
andere concrete stappen onderneemt de Staatssecretaris om een gelijker speelveld te
krijgen tussen de internationale trein en het vliegtuig?
Zie het antwoord op vraag 7.
36. De leden van de GroenLinks-fractie juichen van harte toe dat de Europese Commissie
inzet op de nachttrein. Wordt hierbij nadrukkelijk ingezet op nachttreinreizen die
zo klantvriendelijk mogelijk zijn, bijvoorbeeld met geen nachtelijke tussenstops?
Hoe comfortabeler de reis, hoe groter het gebruik van duurzaam collectief personenvervoer.
Deelt de Staatssecretaris deze visie? En zet zij hier nadrukkelijk op in?
Afgelopen jaar hebben we een aantal nieuwe nachttreinverbindingen kunnen begroeten
en er zijn meer nieuwe bestemmingen aangekondigd. Ik ben daar zeer content mee en
ook het feit dat de reizigersaantallen een positieve trend lijken te laten zien doet
mij deugd. Het merendeel van deze verbindingen is in open toegang, waardoor mijn rol
anders ligt dan bijvoorbeeld in de Hoofdrailnetconcessie of een andere concessie.
Ik heb regelmatig contact met de aanbieders van deze diensten om wel te bespreken
op welke punten een rol van het Rijk nodig is. Voor het vastleggen van de dienstregeling
zijn nachttreinvervoerders onder andere afhankelijk van de beschikbare treinpaden
en aansluitingen in de diverse landen, waardoor niet elke dienstregeling in praktijk
maakbaar is. Ik herken dus zeker uw visie, onderschrijf het belang en draag dat ten
zeerste uit. Ik zie mijn eigen rol met name als faciliterend en waar nodig stimulerend.
37. De leden van de GroenLinks-fractie vinden het tevens goed dat er wordt ingezet
op gebruiksvriendelijke ticketing en toegang tot het spoorwegsysteem. Het is belangrijk
dat reizigers zo makkelijk en zo betaalbaar mogelijk internationale treintickets kunnen
aanschaffen. Per wanneer verwacht de Staatssecretaris dat er een concreet voorstel
zal liggen van de Europese Commissie? Deelt zij de opvatting van deze leden dat dit
een van de belangrijkste punten is om enthousiasme voor het internationale spoor te
vergroten?
Een van de zaken waarop de Europese Commissie probeert het spoor aantrekkelijker te
maken is het vergroten van de gebruiksvriendelijkheid en het vergemakkelijken van
de verkrijgbaarheid van internationale tickets. In het actieplan staat bijvoorbeeld
het initiatief van de Europese Commissie om het wetgevend kader voor data uitwisseling
voor intermodale internationale reistickets te verbeteren en hierbij ook de mogelijkheid
van toegang van derde partijen bij de verkoop van internationale treintickets te betrekken
zoals in de luchtvaart gebruikelijk is. Dat levert ook kansen op voor de verkoop van
integrale air-rail tickets.
Dit is in lijn met een van de voorstellen die ook op Nederlands initiatief in een
ministeriele verklaring (2020)23 is opgenomen in de Europese agenda voor het bevorderen van internationaal personenvervoer
per spoor. Doel is om partijen op Europees niveau uit te nodigen om een platform op
hoog niveau op te zetten met een strategisch doel het voor reizigers makkelijker te
maken doorgaande grensoverschrijdende treintickets te kunnen kopen zoals in de luchtvaart
gebruikelijk is. Mogelijk dat innovatieve oplossingen voor gecombineerde air-rail
tickets in een of meerdere van de door de EC voorgestelde 15 pilots voor nieuwe internationale
personenvervoerdiensten uit te testen is.
38. De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van
de vijftien door de Commissie voorgestelde pilotprojecten en de mogelijkheden voor
EU-financiering vanuit de Connecting Europe Facility. Welke pilots wil de Staatssecretaris
indienen en hoe zien deze projectplannen er concreet uit? Wat wil de Staatssecretaris
met deze projecten bereiken? Bepaalt de Staatssecretaris de projecten in overleg en
samenwerking met de sector om deze zo binnen te halen? Overweegt de Staatssecretaris
om deel te nemen aan de vijftien pilots voor nieuwe internationale personenvervoerdiensten?
Zo ja, om welke internationale diensten zou dit gaan?
Zie ook het antwoord op vraag 17. De Europese Commissie verwacht een uitvraag voor
15 pilots voor het zomerreces te willen publiceren. Ik zie dat als kans om gestructureerd
samen te werken met andere lidstaten, Europese Commissie en stakeholders om kansrijke
nieuwe internationale treindiensten en daaraan verwante diensten te bevorderen en
zal me ervoor inzetten dat Nederland deelneemt aan één of meerdere van deze pilots.
Hierbij zijn voor Nederland de treindiensten zoals opgenomen in de intentieverklaring
Trans Europe Express24 een belangrijk vertrekpunt. Dat betreft treindiensten vanuit Nederland richting Warschau,
Wenen, Rome en Madrid. Ook zijn de bestemmingen opgenomen in de Actieagenda Trein
en Luchtvaart van belang. Samenwerking met sectorpartijen is daarbij essentieel.
Partij voor de Dieren-fractie
39. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn tevreden over het gegeven dat
er met enthousiasme gekeken wordt naar de noodzaak om internationaal spoor te bevorderen.
Deze leden missen echter wel een mate van urgentie. De klimaatcrisis die bestreden
moet worden, is geen zaak meer van de toekomst. De klimaatcrisis is hier en wordt
nog elke dag erger. Tegelijk is de klimaatimpact van het personen- en goederenvervoer
zoals we dat nu georganiseerd hebben wezenlijk en de (internationale) trein is een
van de weinige vervoerssectoren die (relatief) gemakkelijk te verduurzamen is of zelfs
al verduurzaamd is. Daarom vragen deze leden welke manieren de Staatssecretaris ziet
om nog steviger in te zetten op het bevorderen van het internationale treinverkeer.
Bevorderen van internationaal treinverkeer zal op dit moment de klimaatimpact van
transport verlagen en ook daarom zet ik mij daarvoor in. Ten aanzien van het internationaal
personenvervoer per spoor zie ik de uitvoering van de maatregelen uit het actieplan
van de Europese Commissie als kans om dit vervoer te stimuleren. Daarbij zijn ook
inspanningen nodig op nationaal niveau, o.a. op het gebied van het bevorderen van
voldoende beschikbare infrastructurele capaciteit voor deze internationale verbindingen.
Ten aanzien van het spoorgoederenvervoer zal ik bij de herziening van de verordening
913/2010/EC over spoorgoederencorridors ook inzetten op het bevorderen van beschikbaarheid
van voldoende infrastructurele capaciteit en het wegnemen van bottlenecks.
40. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen wat precies bedoeld wordt
wanneer men spreekt over een «gelijk speelveld» tussen verschillende transportmodaliteiten,
aangezien er wezenlijke verschillen (vooral in klimaatimpact) zitten tussen de verschillende
modaliteiten. Kortom, wat bedoelen de Minister en Staatssecretaris (en de Europese
Commissie) wanneer zij verwijzen naar hun inzet om te komen tot een gelijk speelveld
tussen modaliteiten? Gaat het dan alleen om het verder beprijzen van de negatieve
(klimaat)effecten die andere modaliteiten zoals vlieg-, vaar- en wegverkeer hebben?
Bij het bevorderen van een gelijk speelveld op Europees niveau gaat het onder andere
om het beprijzen en verduurzamen van alle transportmodaliteiten. De inzet van het
kabinet staat daarbij beschreven in het BNC-fiche over de Commissievoorstellen Fit
for 5525. Het gaat dan bijvoorbeeld om bronbeleid, zoals de aanscherpen van de eisen aan de
CO2-uitstoot van lichte en zware voertuigen, het realiseren van de randvoorwaarden voor
duurzame alternatieven op vlak van transport, door Europese eisen voldoende laad en
tank infra voor voertuigen op elektriciteit of waterstof die nodig zijn om doorlopende
reizen in Europa langs de transportcorridors te kunnen realiseren, en het introduceren
van instrumenten voor het beprijzen van CO2-uitstoot waar nog geen sprake van is, zoals bij de uitbreiding van de emissiehandel
naar de transportsector. Daarnaast zijn er acties om het gebruik van het spoor als
relatief duurzame modaliteit te bevorderen. Het gaat dan bijvoorbeeld om verbeteren
interoperabiliteit (zoals aanleg van het Europese beveiligingssysteem ERTMS), bevorderen
capaciteit en kwaliteit van de infrastructuur en de toegangsvoorwaarden tot de spoorwegmarkt
voor vervoerders.
41. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen ook dat de Commissie onderzoekt
of lidstaten het luchtverkeer op bepaalde routes kunnen beperken ten gunste van duurzame
spooralternatieven. Deze leden steunen dat van harte en vragen de Minister naar zijn
positie. Deze leden gaan ervan uit dat de Minister dit beleid steunt, omdat de Kamer
ook met bijvoorbeeld de gewijzigde motie van het lid Kröger (Kamerstuk 29 984, nr. 824) in 2019 al opriep om lijnvluchten tussen Amsterdam en Brussel uit te faseren. Durft
de Minister, naast de inzet om de trein aantrekkelijker te maken, ook in te zetten
op het verder normeren van de luchtvaartsector, zodat die zich binnen het fair-share
naar rato CO2-plafond van 2,3 megaton (voor de Nederlandse luchtvaart) gaat bevinden? Zo nee, waarom
niet? Is de Minister bereid er bij de Europese Commissie op aan te dringen om met
een lijst van korte vluchten te komen die nu al beperkt kunnen worden, omdat er goede
duurzame alternatieven over het spoor beschikbaar zijn? Zo nee, waarom niet?
Zoals bij vraag 26 is aangegeven verwelkom ik de voorstellen van de Commissie voor
het bieden van mogelijkheden voor het beperken van vliegroutes daar waar duurzamere
alternatieven bestaan. De huidige juridische mogelijkheden voor het verbieden van
specifieke routes binnen de geliberaliseerde Europese markt zijn zeer beperkt. De
Europese Commissie heeft in haar voorstel aangegeven dat zij de mogelijkheden zal
bestuderen, de uitkomsten hiervan wacht ik af. Ik zet in op het verder opschalen van
de internationale trein, onder andere op de route Amsterdam-Brussel, met het oog op
het bieden van keuzemogelijkheden aan de reiziger.
Naast het aantrekkelijker maken van de trein heeft het kabinet in de Luchtvaartnota
2020–2050 lange termijn CO2-reductiedoelen voor de luchtvaart vastgesteld en werkt een CO2-plafond uit als instrument om deze doelen te borgen. De second opinion van drie hoogleraren
die de Minister van Infrastructuur en Waterstaat uw Kamer recent heeft doen toekomen26 heeft reeds laten zien dat het «fair share» waar uw Kamer voor pleit niet op objectieve
gronden te bepalen valt. Het bepalen welke sectoren op welk tempo moeten verduurzamen
op basis van het technische potentieel is een politieke keuze. Naast de reeds in gang
gezette beleidsinitiatieven, zoals een CO2-plafond, is de Minister van Infrastructuur en Waterstaat niet voornemens om in te
zetten op strengere nationale normering.
42. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of de Minister en Staatssecretaris
verder kunnen duiden wat zij bedoelen met het bevorderen van vliegtuig-treinconnecties.
Worden daarmee combitickets bedoeld waarmee meer Duitse en Belgische reizigers kunnen
worden verleid om via Schiphol internationaal te vliegen? Naar de mening van deze
leden is dat niet waar het beleid ter bevordering van het internationale treinverkeer
op gericht zou moeten zijn. Hoe ziet de Staatssecretaris dat?
Binnen de Actieagenda Trein en Luchtvaart heeft het bevorderen van vliegtuig-trein
connecties als doel om op 6 prioritaire bestemmingen (Brussel, Parijs, Londen, Düsseldorf,
Frankfurt en Berlijn) de internationale trein als alternatief voor het vliegtuig te
bevorderen. Deze zes bestemmingen namen tot dat de COVID-19 pandemie zich aandiende
ongeveer 14% van het aantal vliegbewegingen van en naar Schiphol voor hun rekening.
Daarbij is voor de komende decennia een groeiende (internationale) vervoersvraag voorzien.
Deze bestemmingen worden eveneens genoemd in rapporten van het Kennisinstituut voor
Mobiliteitsbeleid (KiM): «Substitutiemogelijkheden van luchtvaart naar spoor» (2018)
(Bijlage bij Kamerstuk 29 984, nr. 783) en «Op reis met het vliegtuig, trein of bus» (2019). Het doel van verbeterde trein
vliegtuig-connecties is om het voor reizigers van en naar deze steden makkelijker
te maken om met de trein naar Schiphol te reizen, in plaats van met het vliegtuig.
43. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen in het fiche dat de Commissie
onderzoekt of een vrijstelling (of nultarief) van btw op internationale treintickets
mogelijk is. Het kabinet geeft aan dat het dit onderzoek steunt, maar deze leden vragen
de Staatssecretaris of zij niet alleen een onderzoek naar de mogelijkheid steunt,
maar of zij ook een daadwerkelijke vrijstelling steunt. Wat deze leden betreft is
dat verstandig en zij roepen de Staatssecretaris ertoe op zo’n voorstel te steunen.
Zie het antwoord op vraag 7.
44. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen aangaande de tickets ook dat
er verder gewerkt wordt aan een multimodaal ticketingsysteem voor reizigers. Kan de
Staatssecretaris aangeven of daarbij, vanuit het belang van de privacy, wel gewerkt
wordt aan een systeem dat in ontwerp en gebruik de meest privacyvriendelijke uitgangspunten
hanteert? Kan en wil de Staatssecretaris benadrukken dat privacy by design en privacy
by default gewenste uitgangspunten zijn? Zo nee, waarom niet?
Alle systemen dienen sowieso te voldoen aan de geldende Europese privacywetgeving.
Daarbij is het inderdaad gewenst om reeds bij het ontwerp van het systeem de geldende
privacyregels in acht te nemen voor zowel de ontwikkeling van het systeem als de daaraan
gekoppelde ticketing diensten. Voor de daadwerkelijke instellingen in het systeem
is het daarnaast gewenst om het zogenaamde privacy by default principe te hanteren,
waarmee alle standaard instellingen zo privacy vriendelijk mogelijk dienen te zijn.
45. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen de Staatssecretaris verder
nog hoe het voorliggende voorstel gaat uitpakken (en of dat verschilt) voor de reizigers
die nét de grens over willen ten opzichte van reizigers die een langere internationale
reis maken.
Het actieplan van de Europese Commissie richt zich op kort grensoverschrijdend spoorvervoer
en internationaal personenvervoer op de lange afstand. De actiepunten die de Europese
Commissie noemt hebben ook effect op beide marktsegmenten. Sommige actiepunten zullen
belangrijker zijn voor kort grensoverschrijdend vervoer (zoals de richtsnoeren voor
openbare dienstcontracten per spoor) en andere actiepunten zullen belangrijker zijn
voor internationaal personenvervoer over de langere afstand (zoals mogelijk de toegang
tot financiering van rollend materieel in situaties zonder openbare dienstcontract).
Bij de uitvoering van het actieplan dienen de effecten op de beide marktsegmenten
te worden betrokken.
46. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen ook wat het beleid van de
Staatssecretaris is om een goede internationale spoorverbinding tot stand te brengen
tussen Noord-Nederland en Bremen/Hannover/Kopenhagen, zeker gegeven het feit dat in
2029 de Fehmarnbeltverbinding tussen Duitsland en Denemarken gereed komt, die een
stevige reductie van de reistijd richting Kopenhagen/Scandinavië kan betekenen. Deze
leden zouden het zeer teleurstellend vinden als Duitsland en Denemarken voor miljarden
investeren in een goede, snelle treinverbinding en Nederland daar niet op aangesloten
wordt. In dat licht is de door het kabinet verwoorde zuinigheid in het fiche over
het TEN-T ook teleurstellend. Waarom wil het kabinet vasthouden aan de «escape»-mogelijkheid
uit de verordening om de doelen niet te halen met een beroep op het gebrek aan financiële
middelen? Als het kabinet niet bereid is de noodzakelijke middelen beschikbaar te
stellen, rijst de vraag hoe geloofwaardig de door het kabinet onderschreven ambitie
is.
Zoals in het BNC-fiche TEN-T is vermeld, is het kabinet positief over de doelstelling
van TEN-T om de van oorsprong 27 nationale netwerken aaneen te sluiten tot één veilig,
duurzaam en slim Europees netwerk. Dit is voor Nederland van groot belang, aangezien
een geïntegreerd trans-Europees transportnetwerk de kwaliteit van de achterlandverbindingen
van de Nederlandse mainports ten goede komt en kan bijdragen aan de bevordering van
het internationaal personenvervoer per spoor. Met een goede aansluiting op het Duitse
HSL-netwerk en hubs over de grens, kan Nederland meeprofiteren van de verbeterde verbinding
richting de Scandinavische landen. Als onderdeel van het onderzoek naar de Lelylijn
wordt eveneens bezien welke kansen dit biedt voor betere internationale treinverbindingen
met het noorden van Duitsland. De inzet voor de Wunderlinie van Groningen naar Leer
en in een volgende fase naar Bremen is hierin een eerste stap. Tegelijkertijd moet
gerealiseerd worden dat de implementatie van het TEN-T beleid grote investeringen
met zich meebrengt. In de huidige TEN-T verordening is daarom, met instemming van
de Europese Commissie, een bepaling opgenomen over de beschikbaarheid van financiële
middelen. Het kabinet ziet geen reden om een dergelijke bepaling in een herziene TEN-T
verordening niet opnieuw op te nemen.
ChristenUnie-fractie
47. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen welke andere lidstaten naast Duitsland
een btw-vrijstelling of verlaging hebben ingevoerd voor treinvervoer. Overweegt de
Staatssecretaris ook een verlaging van de btw op internationaal treinvervoer? Deze
leden zijn benieuwd naar de effecten van een lager btw-tarief op internationaal treinvervoer
en vragen of de Staatssecretaris bereid is in overleg te treden met Duitsland om inzicht
te krijgen in de eerste resultaten van de in 2020 ingevoerde btw-verlaging.
Zie ook het antwoord op vraag 7.
Duitsland heeft besloten treinreizen per 2020 in het lage btw-tarief van 7% te laten
vallen. Het effect van die aanpassing is nog moeilijk vast te stellen gegeven de beperkingen
van de afgelopen twee jaar voor het treinverkeer door de COVID-19 pandemie.
48. De leden van de ChristenUnie-fractie zijn ook benieuwd naar de appreciatie van
de Staatssecretaris over de extra regelgeving vanuit de Europese Commissie om de capaciteit
van spoorwegen beter te beheren en te coördineren. Deze leden vragen of de Staatssecretaris
tekortkomingen ziet binnen het huidige capaciteitsbeheer en vragen of centrale coördinatie
daadwerkelijk nodig is.
Zie het antwoord op vraag 14.
BBB-fractie
49. Het lid van de BBB-fractie ondersteunt de inspanningen om personenvervoer, ook
op lange afstand en internationaal, te bevorderen. Personenvervoer over lange afstand
over het spoor kan luchtvaart op relatief korte afstand vervangen. Dit lid is er voorstander
van dat dit onderzocht wordt en is benieuwd naar de Actieagenda Trein en Luchtvaart.
Op 17 februari 2022 is uw Kamer door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat
geïnformeerd over de voortgang van de Actieagenda Trein en Luchtvaart via de beantwoording
op brieven van bewonersorganisaties over luchtvaart27.
50. Het lid van de BBB-fractie leest dat een van de maatregelen om het personenvervoer
te bevorderen btw-vrijstelling op internationale treintickets is. Dit lid vraagt of
de Staatssecretaris in beeld heeft hoe dit in Nederland zou uitpakken en of dat gevolgen
heeft voor de binnenlandse tickets. Is de Staatssecretaris ook van plan om een btw-verlaging
door te voeren?
Zie het antwoord op vraag 7.
51. Het lid van de BBB-fractie vraagt of de wens vanuit de Europese Commissie om trajecten
te realiseren waar 160 kilometer per uur gereden wordt, haalbaar is in Nederland en
welke knelpunten daar eventueel te verwachten zijn. Dit lid ziet dat de Europese Commissie
ook meer nachttreinen wil. Dit lid kan zich voorstellen dat dit in het dichtbevolkte
Nederland tot overlast kan leiden en vraagt ook hierover aan de Staatssecretaris of
dit in beeld is of onderzocht gaat worden.
In het voorstel voor herziening van de TEN-T verordening stelt de Europese Commissie
een nieuw criterium voor ten aanzien van de infrastructuur van de kernnetwerkcorridors:
de mogelijkheid om 160 kilometer per uur te kunnen rijden voor passagierstreinen.
In de uitvoeringstoets van ProRail worden de gevolgen van dit criterium nader onderzocht.
Wat betreft overlast geldt dat rekening wordt gehouden met de geluidsnormen en leefbaarheid
in een gebied bij infrastructuurinvesteringen om lijnsnelheden van 160kmph mogelijk
te maken. Vooraf moet getoetst worden aan de geldende normen, zoals de geldende geluidproductieplafonds,
ter bescherming van de omgeving bij spoorwegen en om ervoor te zorgen dat de hinder
voor de omgeving wordt beperkt. Waar nodig zullen ook maatregelen worden afgewogen.
Voor de planning van alle treinen en dus ook nachttreinen op een baanvak geldt dat
ook dat deze moeten passen binnen de geluidsproductieplafonds. De beleving van het
geluid is in de avond en de nacht hinderlijker bij mensen dan overdag. Een passerende
trein wordt meegenomen bij het berekenen van het geluidsniveau waarbij deze in de
avond en nacht zwaarder mee tellen. De avond heeft een strafcorrectie van 5 dB en
de nacht van 10 dB. Hierdoor is er in de avond en nacht minder ruimte om treinen te
laten rijden dan overdag.
52. Het lid van de BBB-fractie heeft vragen over de voorgestelde verlaging van de
gebruiksvergoeding. De eerste vraag is of gegarandeerd kan worden dat dit daadwerkelijk
tot verlaging van de ticketprijs leidt. De tweede vraag gaat over de opmerking van
de Minister in de Kamerbrief over dit actieplan: «immers verlaging van de gebruiksvergoeding
zal moeten worden gecompenseerd door additionele publieke financiering van de infrastructuur».
Wat wordt hier precies mee bedoeld?
Een eventuele verlaging van de gebruiksvergoeding zal leiden tot lagere kosten voor
de spoorvervoerder(s). Het is aan de spoorvervoerders, rekening houdend met eventuele
concessievoorwaarden over tarieven, om te bepalen of dit daadwerkelijk zal leiden
tot verlaging van ticketprijzen voor de reiziger. Een garantie voor een lagere ticketprijs
is er daarmee niet. Spoorvervoerders die rijden op basis van een concessie voor openbaar
spoorvervoer (waaronder NS), zullen bij besluitvorming over de ticketprijzen ook rekening
moeten houden met de bestaande concessieafspraken over tarieven.
Het actieplan van de Europese Commissie geeft aan dat de Commissie overweegt om de
mogelijkheden te verruimen om staatssteun te kunnen verlenen aan de infrastructuurbeheerder(s)
gericht op verlaging van de gebruiksvergoeding. Indien een lidstaat besluit tot verlenen
van staatssteun aan de infrastructuurbeheerder kan de gebruiksvergoeding voor de vervoerders
daarmee worden verlaagd. Door deze staatssteun neemt de publieke financiering van
de infrastructuurbeheerder toe en nemen de lasten van de spoorvervoerders af.
53. Het lid van de BBB-fractie vraagt of alle aangesloten EU-landen dan overgaan tot
het verlagen van die gebruiksvergoeding. Of is elke lidstaat vrij om dit te bepalen?
Zo ja, is er dan geen sprake van een ongelijk speelveld?
Het is aan individuele EU-lidstaten om te bepalen of er staatssteun wordt verstrekt
met het oog op verlaging van de gebruiksvergoeding. Er kunnen verschillen ontstaan
tussen lidstaten met consequenties voor het gelijke speelveld. De lidstaten dienen
conform art 37 van richtlijn 2012/34/EU ervoor te zorgen dat infrastructuurbeheerders
samenwerken op het gebied van vaststelling van de gebruiksvergoeding voor (internationale)
treindiensten.
54. Het lid van de BBB-fractie denkt dat er door internationale afstemming nog veel
voordeel te halen valt. Met name de afstemming met Duitsland en België is voor Nederland
van groot belang. In de huidige praktijk blijken de verschillen, bijvoorbeeld in systemen
waarmee gewerkt wordt, groot. Kan de Staatssecretaris schetsen of er zicht is op het
werken met dezelfde systemen of betere aansluiting van de systemen? Welke obstakels
zijn er op dit onderwerp? Het kabinet wil zelf interoperabiliteitsverdragen sluiten
met buurlanden. Wat wil de Staatssecretaris met deze verdragen bereiken en per wanneer?
Zie het antwoord op vraag 4.
55. Het lid van de BBB-fractie merkt op dat er nog veel grote investeringen in het
spoornet nodig zijn, zowel in Nederland als internationaal. Kan de Staatssecretaris
een inschatting geven van hoe realistisch dit actieplan is in dat licht?
Verdubbeling van het hogesnelheidsvervoer in de Europese Unie per 2030 zoals voorzien
in de slimme en duurzame mobiliteitsstrategie van 2020 is haalbaar gezien de grote
reeds gedane en voorziene investeringen in hogesnelheidsinfrastructuur in de EU-lidstaten.
Daarnaast agendeert de Commissie terecht onderwerpen waarvoor minder investeringen
nodig zijn, maar met groot potentieel effect (zoals rail ticketing). De voorstellen
van de herziening van de TEN T guidelines hebben wel gevolgen voor de benodigde investeringen
in spoorweginfrastructuur. Het actieplan voegt daar geen extra benodigde investeringen
in de infrastructuur aan toe.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T.C. (Tjeerd) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
L. van der Zande, adjunct-griffier