Memorie van toelichting : Memorie van toelichting
36 071 Regels omtrent de oprichting en inrichting van een kiescollege voor de Eerste Kamer voor Nederlanders die geen ingezetenen zijn alsmede wijziging van de Kieswet ten behoeve van de verkiezing van de leden van het kiescollege voor Nederlanders die geen ingezetenen zijn en de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer door de leden van dit kiescollege (Wet kiescollege niet-ingezetenen)
Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING
Inhoudsopgave
blz.
I.
Algemeen deel
2
1.
Inleiding
2
1.1
Aanleiding en doel
2
1.2
Samenhang wetsvoorstel met ontwikkelingen verkiezingsproces
3
1.3
Tijdspad
4
2.
De inrichting en verkiezing van het kiescollege
4
2.1
Organisatie van de verkiezing en ondersteuning kiescollege
4
2.2
Ledenaantal
5
2.3
Voorzitter en ambtelijke ondersteuning
6
2.4
Vereisten lidmaatschap kiescollege
7
2.5
Onverenigbare functies bij lidmaatschap kiescollege
8
2.6
Registratie aanduiding van politieke groepering
8
2.7
Vergaderingen van het kiescollege
8
2.8
Elektronisch vergaderen
9
3.
Verkiezing van de leden van het kiescollege
10
3.1
Registratie kiesgerechtigdheid in de permanente registratie
10
3.2
Stemming voor het kiescollege
12
3.3
Het geloofsbrievenonderzoek
12
3.4
Tijdstip waarop de verkiezing plaatsvindt
13
3.5
Het centraal stembureau
13
3.6
Het elektronisch afleggen van ondersteuningsverklaringen
13
3.7
Inleveren kandidatenlijst0
14
3.8
Waarborgsom kandidaatstelling
15
3.9
Aanvaarden van benoeming door leden van kiescollege
15
3.10
Lijstuitputting
16
4.
De verkiezing van de leden van de Eerste Kamer door de leden van het kiescollege
17
4.1
De stemming
17
4.2
Het verlenen van een volmacht langs elektronische weg
21
4.3
Stemwaarde kiescollege
21
4.4
Berekening stemwaarde bij lijstuitputting
26
5.
Evaluatie
26
6.
Financiële aspecten en regeldrukeffecten
26
7.
Consultatie
27
II.
Artikelsgewijs deel
30
I. ALGEMEEN DEEL
1. Inleiding
1.1 Aanleiding en doel
Dit wetsvoorstel geeft uitvoering aan de grondwetswijziging strekkende tot het opnemen
van een bepaling over een door niet-ingezetenen gekozen kiescollege voor de verkiezing
van de Eerste Kamer der Staten-Generaal (hierna: de grondwetswijziging).1 Ingevolge de Grondwet worden de leden van de Eerste Kamer gekozen door de leden van
de provinciale staten en de leden van de kiescolleges van de Caribische openbare lichamen.
Naar aanleiding van vragen uit de Tweede Kamer in 2014 heeft de regering gekeken naar
mogelijkheden om niet-ingezetenen invloed te geven op de samenstelling van de Eerste
Kamer. Bij brief van 22 februari 2019 zijn beide Kamers geïnformeerd over drie mogelijkheden.2 Conclusie van deze brief is dat het instellen van een kiescollege de beste optie
is. De andere twee voorgestelde opties – niet-ingezetenen direct de leden van de Eerste
Kamer laten kiezen of het kiesrecht voor de provinciale staten uitbreiden voor niet-ingezetenen
– vielen af, omdat ze niet pasten binnen de grondwettelijke uitgangspunten.
De grondwetswijziging regelt dat de leden van de Eerste Kamer mede worden gekozen
door de leden van een door niet-ingezetenen gekozen kiescollege. Hiermee bewerkstelligt
de grondwetgever dat niet alleen de Nederlandse ingezetenen (via de provinciale statenverkiezingen
in Europees Nederland en de kiescollegeverkiezingen in Caribisch Nederland), maar
ook de Nederlanders die in het buitenland wonen (Nederlandse niet-ingezetenen) invloed
krijgen op de samenstelling van de Eerste Kamer. De criteria voor kiesgerechtigdheid
voor het kiescollege zijn gekoppeld aan de criteria die gelden voor kiesgerechtigdheid
voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer.
De vormgeving van het kiescollege niet-ingezetenen (hierna: het kiescollege) moet
bij wet in formele zin worden uitgewerkt. Dit wetsvoorstel strekt daartoe. De hoofdlijnen
van de vormgeving van het kiescollege zijn aan het parlement voorgelegd.3 In het voorliggende wetsvoorstel worden deze hoofdlijnen verder uitgewerkt.
In deze uitvoeringswet wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de al bestaande regelgeving
over de inrichting en verkiezing van provinciale staten en van de kiescolleges in
Caribisch Nederland. Op een aantal punten is een afwijkende regeling nodig aangezien
de bestaande regelgeving veelal uitgaat van fysieke processen maar alle kiesgerechtigden
voor de kiescollegeverkiezing en de kiescollegeleden in het buitenland wonen.
1.2 Samenhang wetsvoorstel met ontwikkelingen in het verkiezingsproces
In het commissiedebat inzake de evaluatie van de Tweede Kamerverkiezing van 16 november
2021 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) toegezegd
om in de memorie van toelichting bij ieder wetsvoorstel tot wijziging van de Kieswet
inzichtelijk te maken hoe het voorstel zich verhoudt tot andere ontwikkelingen in
het verkiezingsproces.
Op dit moment is een tweetal wetsvoorstellen in parlementaire behandeling die raakvlak
hebben met onderhavig wetsvoorstel inzake de verkiezing van de leden van het kiescollege.
In de eerste plaats is dat het wetsvoorstel tot wijziging van de Kieswet in verband
met de definitieve invoering van het nieuwe stembiljet voor kiezers buiten Nederland4, in die zin dat kiezers buiten Nederland met dat stembiljet, dat per e-mail aan hen
kan worden toegezonden, ook voor de verkiezing van de leden van het kiescollege hun
stem uitbrengen. De Tweede Kamer heeft inmiddels met dat wetsvoorstel ingestemd.
Daarnaast worden in het wetsvoorstel Nieuwe procedure vaststelling verkiezingsuitslagen5 (NPVV) enkele zaken geregeld met betrekking tot kiezers in het buitenland. Zo vervalt
in vervolg op hetgeen de Minister van Buitenlandse Zaken al eerder aan de Tweede Kamer
heeft bericht over het afbouwen van briefstembureaus bij diplomatieke of consulaire
vertegenwoordigingen, de mogelijkheid om bij die vertegenwoordigingen briefstembureaus
in te stellen, hetgeen gepaard gaat met maatregelen omtrent verlenging van termijnen,
zodat er, onder meer in het geval van doorzending van briefstemmen die zijn ontvangen
bij de genoemde vertegenwoordigingen, meer tijd is om de briefstemmen van kiezers
buiten Nederland te ontvangen bij het briefstembureau in de gemeente Den Haag. Het
wetsvoorstel is op 22 maart 2022 aangenomen door de Tweede Kamer.
Een belangrijk kader voor alle ontwikkelingen in het verkiezingsproces is de zogenoemde
Verkiezingsagenda 2030 die op 18 juni 2021 is aangeboden aan de Tweede Kamer. Daarin
staan maatregelen die het kabinet samen met de VNG, NVVB en Kiesraad heeft geïnventariseerd
als noodzakelijk voor het vernieuwen van het verkiezingsproces. Een aantal van de
voorgenomen maatregelen zal ook invloed hebben op de verkiezing van het kiescollege,
bijvoorbeeld indien een regeling ten aanzien van de digitalisering van ondersteuningsverklaringen
nader wordt uitgewerkt. In onderhavig wetsvoorstel wordt zoveel mogelijk aangesloten
bij het huidige wettelijk kader van het verkiezingsproces en is waar nodig maatwerk
toegepast voor de situatie van kiezers in het buitenland. De voorgestelde procedures
in dit wetsvoorstel, bijvoorbeeld ten aanzien van de ondersteuningsverklaringen, lopen
daarmee nog niet vooruit op de uitwerking van de voornemens uit de Verkiezingsagenda.
Daarvoor is een generieke uitwerking van die maatregelen noodzakelijk door het kabinet,
inclusief (structurele) financiële dekking. Bij elke nieuwe maatregel zal vervolgens
worden bezien of deze generiek voor elke verkiezing kan worden ingevoerd, of dat bijvoorbeeld
voor de verkiezing van het kiescollege een speciale regeling nodig is of blijft.
Onderhavig wetsvoorstel kan ook niet wachten op nieuwe ontwikkelingen in het verkiezingsproces.
De tweede lezing van het grondwetsvoorstel tot oprichting van een kiescollege voor
niet-ingezetenen is aanhangig bij de Eerste Kamer en de regering heeft de wens om
niet-ingezetenen zo snel mogelijk, bij voorkeur bij de komende Eerste Kamerverkiezing
in 2023, invloed te geven op de samenstelling van de Eerste Kamer.
1.3 Tijdspad
Om het mogelijk te maken dat niet ingezetenen in 2023 invloed hebben op de samenstelling
van de Eerste Kamer moet, nadat het Grondwetsvoorstel in tweede lezing is aangenomen,
dit wetsvoorstel uiterlijk begin september 2022 zijn aangenomen. Dat is nodig, omdat
niet-ingezetenen moeten worden geïnformeerd over de aan de verkiezing van de Eerste
Kamer voorafgaande kiescollegeverkiezing en de gelegenheid moeten krijgen om zich
voor de nieuwe verkiezing te registreren in de permanente registratie voor kiezers
buiten Nederland. Daarnaast moeten ook de praktische voorbereidingen worden getroffen
zoals aanpassing van de systemen. Daar is ook tijd voor nodig. Het mogelijk maken
dat niet-ingezetenen bij de eerstvolgende verkiezing van de leden van de Eerste Kamer
kunnen deelnemen vereist derhalve een spoedige behandeling van de uitvoeringswetgeving.
Indien tijdige inwerkingtreding niet kan worden gehaald, zullen niet-ingezetenen in
2027 voor het eerst voor het kiescollege kunnen stemmen.
Onder het voorbehoud van aanvaarding van dit wetsvoorstel door het parlement, is de
beoogde inwerkingtreding van de Wet kiescollege niet-ingezetenen 1 september 2022,
met uitzondering van de daarin voorgestelde wijziging van de Kieswet (artikel 30 van
dit wetsvoorstel). Aangezien de wijziging van de Kieswet is gebaseerd op de tekst
van de Kieswet zoals die komt te luiden na inwerkingtreding van de NPVV is de beoogde
inwerkingtreding daarvan gelijktijdig met de beoogde inwerkingtreding van de NPVV
per 1 januari 2023. Vanwege de samenloop met de NPVV is in dit wetsvoorstel een aantal
tijdelijke bepalingen opgenomen die vervallen op het moment dat ook de wijziging van
de Kieswet inwerking treedt. Dat is nodig, omdat voor een mogelijke kiescollegeverkiezing
in maart 2023 een aantal zaken, zoals de registratie van kiesgerechtigden, al voor
1 januari 2023 moet plaatsvinden.
2. De inrichting en verkiezing van het kiescollege
2.1 Organisatie van de verkiezing en ondersteuning kiescollege
Ingevolge de Kieswet is de gemeente Den Haag verantwoordelijk voor de organisatie
van de Tweede Kamer- en Europees Parlementsverkiezingen voor niet-ingezetenen. Daarnaast
is de gemeente Den Haag op grond van de Kieswet verantwoordelijk voor de permanente
registratie van kiesgerechtigde niet-ingezetenen. Daarom wordt voorgesteld om ook
de organisatie van de verkiezing van de leden van het kiescollege te beleggen bij
de gemeente Den Haag. Ook de ondersteuning van (de zitting van) het kiescollege wordt
bij de gemeente Den Haag belegd.
Zowel juridisch als organisatorisch dient het kiescollege een vestigingslocatie te
hebben. Gelet op de rol die de gemeente Den Haag zal spelen bij het faciliteren van
het kiescollege en de organisatie van de kiescollegeverkiezing, wordt het kiescollege
gevestigd in de gemeente Den Haag.
2.2 Ledenaantal
Bij het bepalen van het aantal leden van het kiescollege moet een aantal uitgangspunten
in acht worden genomen. Het is van belang dat het aantal leden van het kiescollege
groot genoeg is om het in de Grondwet verankerde stemgeheim te waarborgen. Het is
immers niet wenselijk dat eenvoudig te achterhalen is welk kiescollegelid op wie heeft
gestemd. Verder moeten ook kandidaten van kleinere politieke groeperingen de kans
hebben om gekozen te worden in het kiescollege. Zodat de representativiteit zo veel
mogelijk wordt geborgd. Aan de andere kant moet er een balans zijn tussen het aantal
leden en de stemwaarde die elk lid vertegenwoordigt. Als er veel leden zijn, is de
stemwaarde per lid immers kleiner en de invloed van elk lid dus ook. Daarnaast geldt
dat hoe meer leden er zijn, hoe hoger de administratieve lasten en de kosten van het
kiescollege zullen zijn.
Over het aantal leden van het kiescollege (het zetelaantal) is advies ingewonnen bij
universitair docent Nederlandse politiek dr. S.P. Otjes. Dit heeft geresulteerd in
de rapportage Mogelijkheden voor de stemgewichten voor het Kiescollege voor Niet-ingezetenen.6 In de rapportage van dr. Otjes worden twee perspectieven besproken die kunnen dienen
als handvat voor het bepalen van het aantal leden: het juridische en het sociaalwetenschappelijke
perspectief.
Vanuit het juridische perspectief wordt aansluiting gezocht bij de in bestaande wetgeving
voorkomende relatie tussen aantal inwoners en de grootte van een vertegenwoordigend
orgaan. Zo baseert de staffel uit artikel 8 van de Gemeentewet het aantal raadsleden
in een gemeente op het aantal inwoners van die gemeente.7 Voor het kiescollege zou dit betekenen dat het ledenaantal wordt gekoppeld aan het
aantal geregistreerde kiesgerechtigden voor die verkiezing. In de permanente registratie
voor kiezers buiten Nederland waren begin 2021 ruim 90.000 geregistreerde kiesgerechtigden
voor de Tweede Kamerverkiezingen opgenomen. Het is niet op voorhand te zeggen hoeveel
kiesgerechtigden zich voor de kiescollegeverkiezing zullen laten registreren. Als
wordt uitgegaan van 90.000 geregistreerde kiesgerechtigden resulteert aansluiten bij
de systematiek van de Gemeentewet in een kiescollege dat bestaat uit 37 leden. In
de Gemeentewet is het minimumaantal leden van de gemeenteraad negen. Het kiescollege
zal, door aan te sluiten bij de staffel uit de Gemeentewet, altijd uit ten minste
negen leden bestaan. Afhankelijk van een stijging of daling van het aantal geregistreerde
kiezers, kan het aantal leden in principe na elke kiescollegeverkiezing wijzigen.
Het sociaalwetenschappelijke perspectief baseert het aantal leden op de derdemachtswortelwet.
Deze wet stelt dat de grootte van een volksvertegenwoordigend orgaan om en nabij gelijk
is aan de derdemachtswortel van het aantal inwoners. Aangezien deze wetmatigheid opgaat
voor de parlementen in veel andere landen, zou hier een zekere normativiteit aan kunnen
worden toegedicht. Bij gebruikmaking van de derdemachtswortelwet is de relatie tussen
inwoners en leden niet evenredig, maar naar mate een inwonertal groter wordt, stijgt
het aantal Kamerzetels steeds minder snel. Uitgaande van 90.000 geregistreerde kiesgerechtigden
zou dit resulteren in 45 leden.
In de rapportage wordt voorgesteld de systematiek van de Gemeentewet te volgen, aangezien
dit twee voordelen heeft: (i) het aantal leden stijgt als het aantal geregistreerde
kiesgerechtigden stijgt en (ii) er kan gebruik worden gemaakt van bestaande en herkenbare
systematiek. De regering neemt het advies uit de rapportage deels over. Er wordt voor
gekozen om aan te sluiten bij bestaande systematiek, maar er wordt, mede op advies
van de Kiesraad, een combinatie voorgesteld van de staffel uit de Gemeentewet en de
staffel uit de Provinciewet. Op die manier wordt aangesloten bij zowel het systeem
dat gemeenten hanteren als het systeem van de provinciale staten. Het één op één overnemen
van de staffel uit de Gemeentewet zou betekenen dat wanneer het aantal geregistreerde
kiezers lager is dan het aantal inwoners van een provincie, het kiescollege meer leden
heeft dan de betreffende provincie. Dit is niet consistent. Daarnaast zorgt het enkel
hanteren van de staffel uit de Gemeentewet ervoor dat de groei van het aantal kiescollegeleden
is begrensd op 45 leden, terwijl provinciale staten 55 leden kunnen hebben. Het volledig
gebruik van de staffel uit de Provinciewet is ook niet wenselijk. Dat zou namelijk
betekenen dat er altijd minimaal 39 leden zijn, ook wanneer er een relatief laag aantal
kiezers in de permanente registratie geregistreerd staat. Dat is niet proportioneel.
Voorgesteld wordt dus om het aantal leden van het kiescollege te baseren op het aantal
geregistreerde kiesgerechtigden in de permanente registratie. Voor de verhouding tussen
het aantal geregistreerde kiesgerechtigden en het aantal leden wordt aangesloten bij
artikel 8 van de Gemeentewet en artikel 8 van de Provinciewet. Met deze keuze wordt
recht gedaan aan de genoemde uitgangspunten aan het begin van deze paragraaf. Wanneer
er weinig kiesgerechtigden zijn geregistreerd, zullen er toch genoeg leden zijn om
het stemgeheim te waarborgen en kleinere politieke groeperingen een kans te geven
om gekozen te worden. Daarnaast blijven het aantal leden (en de daarbij horende kosten)
en hun stemwaarde door de flexibele systematiek in balans met het aantal kiezers in
de permanente registratie.
Het ledenaantal van het (nieuwe) kiescollege zal worden bepaald vijf weken voor de
dag van de stemming van de kiescollegeverkiezing op basis van het aantal geregistreerde
kiesgerechtigde niet-ingezetenen op die datum. Aangezien Nederlandse niet-ingezetenen
tot zes weken voor de dag van de stemming een aanvraag tot registratie voor deelname
aan de verkiezing kunnen indienen en het college van burgemeester en wethouders van
Den Haag uiterlijk op de zevende dag na ontvangst op de aanvraag moet hebben beslist,
is op deze datum de permanente registratie zo actueel mogelijk. De burgemeester van
de gemeente Den Haag verschaft het kiescollege informatie over het aantal geregistreerde
kiesgerechtigden per die datum. Het college is er immers van op de hoogte hoeveel
kiezers op deze datum zijn opgenomen in de permanente registratie.
Het ledenaantal speelt ook een rol bij het bepalen van de stemwaarde van het kiescollege
(zie hiervoor paragraaf 4.3).
2.3 Voorzitter en ambtelijke ondersteuning
Het kiescollege moet een voorzitter hebben om de vergaderingen voor te zitten, waaronder
zijn begrepen de stemming en de stemopneming voor de verkiezing van de leden van de
Eerste Kamer. Ook is een voorzitter nodig voor het stembureau voor de Eerste Kamerverkiezing
door het kiescollege. Bij de provinciale staten en de kiescolleges Caribisch Nederland
betreft het één persoon die in beide gevallen de functie van voorzitter bekleedt:
de commissaris van de Koning (CdK) voor provinciale staten dan wel de gezaghebber
voor een kiescollege Caribisch Nederland. Zij hebben geen stemrecht voor de Eerste
Kamerverkiezing. In lijn hiermee ligt het voor de hand dat ook voor het kiescollege
één persoon wordt aangesteld die zowel voorzitter is van het kiescollege als voorzitter
van het stembureau voor de Eerste Kamerverkiezing. Ook ligt het voor de hand om deze
(combinatie van) functies neer te leggen bij een persoon die geen lid is van het kiescollege
zelf, maar al wel een functie bekleedt waar het voorzitterschap op een logische manier
bij aansluit. Een optie is om een CdK, bijvoorbeeld de CdK van Zuid-Holland, als voorzitter
te benoemen. Het is echter de vraag of dit praktisch gezien een logische keuze is.
Eén van de belangrijkste taken van de voorzitter is namelijk het voorbereiden en voorzitten
van de stemming voor de Eerste Kamerverkiezing. Aangezien de stemming voor de Eerste
Kamer door het kiescollege waarschijnlijk gelijktijdig zal plaatsvinden met de stemming
door provinciale staten, is iedere CdK op dat moment reeds verantwoordelijk voor het
voorzitten van de stemming door de statenleden. Een logischer keuze is om die reden
dat de burgemeester van Den Haag voorzitter van het kiescollege is. De burgemeester
van Den Haag heeft geen stemrecht (net zo min als de CdK en de gezaghebber dat hebben)
en zal dus geen invloed uitoefenen op de samenstelling van de Eerste Kamer. Aangezien
de organisatie van de stemming voor het kiescollege bij de gemeente Den Haag komt
te liggen, ligt het in de rede de ondersteuning van het kiescollege te beleggen bij
de gemeente Den Haag. Op basis van het voorgaande wordt voorgesteld om de burgemeester
van Den Haag voorzitter te maken van het kiescollege en hem ambtelijke ondersteuning
te bieden vanuit de gemeente Den Haag. De provincie Zuid-Holland heeft aangegeven
zich erin te kunnen vinden dat het voorzitterschap niet wordt belegd bij de CdK van
Zuid-Holland.
De ambtelijke ondersteuning van het kiescollege zal worden verzorgd door de griffier
van de gemeenteraad van Den Haag (en zijn griffie), die eveneens optreedt als griffier
van het kiescollege. Dit betreft de ondersteuning van het kiescollege en de individuele
leden bij het uitvoeren van zijn taken, (mede) ondertekenen van de poststukken die
van het kiescollege uitgaan en de aanwezigheid en ondersteuning bij de vergaderingen.
De gemeente Den Haag heeft geadviseerd om deze taken niet specifiek bij de griffier
te beleggen, maar bij de gemeente. Dat is advies is niet overgenomen, omdat in de
systematiek van alle vertegenwoordigende organen deze specifieke taken worden neergelegd
bij een griffier. Dat is ook nodig zodat deze taken specifiek kunnen worden toegewezen.
De regering acht het niet wenselijk om van deze bestaande praktijk af te wijken. Wel
is mogelijk dat de griffier via een mandaatbesluit bepaalt wie deze taken binnen de
organisatie namens de griffier uitvoert. De organisatie van de kiescollegeverkiezing
is niet belegd bij de griffie, maar – in lijn met de organisatie van de Tweede Kamer-
en Europees Parlementsverkiezing voor kiezers in het buitenland – bij burgemeester
en wethouders van Den Haag, die deze taak laten uitvoeren door de ambtenaren die zij
daartoe geschikt achten.
2.4 Vereisten lidmaatschap kiescollege
De Grondwet regelt dat de criteria voor actief en passief kiesrecht voor het kiescollege
gelijk zijn aan elkaar. De criteria zijn gelijk aan die voor de Tweede Kamerverkiezing,
met als extra eis dat het lid geen ingezetene is van Nederland. Uit het vereiste van
niet-ingezetenschap volgt dat het lidmaatschap van een kiescollegelid komt te vervallen
indien het lid zich weer vestigt in Nederland. De voorzitter (burgemeester van Den
Haag) is geen lid van het kiescollege en hoeft dus niet aan dit extra vereiste te
voldoen.
2.5 Onverenigbare functies bij lidmaatschap kiescollege
Voorts zijn er functies aan te wijzen die onverenigbaar zijn met het lidmaatschap
van het kiescollege. Voor zover van toepassing wordt aangesloten bij de functies die
onverenigbaar zijn met het lidmaatschap van provinciale staten en het lidmaatschap
van de kiescolleges Caribisch Nederland. In de praktijk zal de situatie van onverenigbare
functies zich overigens niet snel voordoen, omdat de desbetreffende functionarissen
(zie hieronder) in Nederland zullen wonen en dus niet voldoen aan de vereisten voor
lidmaatschap van het kiescollege. In de eerste plaats ligt het in de rede dat een
Minister, Staatssecretaris, lid van de Raad van State, lid van de Algemene Rekenkamer,
Nationale ombudsman en substituut-ombudsman geen lid kunnen zijn van het kiescollege.
De functies zijn nu al onverenigbaar met het lidmaatschap van provinciale staten en
de kiescolleges Caribisch Nederland. Voor de verkiezingen van provinciale staten en
de kiescolleges Caribisch Nederland is geregeld dat de zittende leden beoordelen of
de verkiezing goed is verlopen en er eventueel een hertelling nodig is. Er wordt geen
reden gezien om hiervan af te wijken voor de verkiezing van het kiescollege. In lijn
hiermee kunnen personen die mogelijk betrokken zijn geweest bij de organisatie van
de verkiezing geen lid zijn van het kiescollege. De gemeente Den Haag zal de verkiezing
organiseren. Ambtenaren aangesteld door het college van burgemeester en wethouders
van Den Haag moeten in dat geval geen lid kunnen zijn van het kiescollege. Ook de
burgemeester van Den Haag zelf kan geen lid van het kiescollege zijn. Lidmaatschap
van het kiescollege is niet onverenigbaar met het zijn van vrijwilliger of het uitvoeren
van een wettelijke taak bij de gemeente Den Haag.
2.6 Registratie aanduiding van politieke groepering
Wat betreft de registratie van de aanduiding van politieke groeperingen die willen
meedoen aan de verkiezing van de leden van het kiescollege, is inhoudelijk aangesloten
bij het bepaalde voor de verkiezing van provinciale staten, zoals neergelegd in de
artikelen G 2 en G 4 van de Kieswet. Het voorgestelde artikel Pa 1 bepaalt dat deze
artikelen van overeenkomstige toepassing zijn op de kiescollegeverkiezing. Dat betekent
dat de aanduidingen die politieke groeperingen hebben geregistreerd voor de Tweede
Kamerverkiezing doorwerken naar de verkiezing van de leden van het kiescollege.
2.7 Vergaderingen van het kiescollege
Het kiescollege zal op verschillende momenten vergaderen. De belangrijkste vergadering
is die waarin de stemming voor de leden van de Eerste Kamer plaatsvindt. Op de wijze
van vergaderen ten behoeve van deze stemming wordt in paragraaf 4.1 nader ingegaan.
Deze paragraaf behandelt de overige vergaderingen van het kiescollege. Naast de vergadering
waarin de kiescollegeleden stemmen voor de Eerste Kamerverkiezing, vergadert het kiescollege
in ieder geval om te beoordelen of de kiescollegeverkiezing en de uitslagvaststelling
goed zijn verlopen, om het geloofsbrievenonderzoek uit te voeren en eventueel wanneer
een lid tussentijds (tijdelijk) moet worden vervangen. Aangezien de leden in het buitenland
wonen, wordt het mogelijk gemaakt dat deze vergaderingen elektronisch plaatsvinden,
waarbij wordt aangesloten bij de regeling die geldt op grond van de Tijdelijke wet digitale beraadslaging en besluitvorming provincies, gemeenten, waterschappen
en openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. In een brief is kenbaar gemaakt dat een wetsvoorstel wordt voorbereid om digitale
beraadslaging en besluitvorming permanent mogelijk te maken.8 Voor de zitting waarbij de stemming en telling plaatsvindt voor de Eerste Kamerverkiezing
gelden deze regels niet (zie paragraaf 4.1).
Kandidaten ontvangen de oproep voor de vergadering langs elektronische weg via een
algemeen toegankelijke berichtenservice, bijvoorbeeld per e-mail. Omdat het niet de
verwachting is dat de kiescollegeleden gedurende hun zittingsperiode op vaste momenten
zullen vergaderen, bestaat de kans dat leden van het kiescollege de aankondiging van
een vergadering over het hoofd zien. Ook kan de oproep onverhoopt als spam worden
aangemerkt. Daarom ligt het in de rede dat de gemeente Den Haag aan de kiescollegeleden
vraagt om een ontvangstbevestiging van de oproep voor een vergadering te sturen. Dat
is overigens geen verplichting voor kiescollegeleden om te mogen deelnemen aan een
vergadering aangezien dat disproportioneel zou zijn. Wel kan het helpen om er zeker
van te zijn dat een kiescollegelid de oproep heeft ontvangen. Mochten er twijfels
zijn of een kiescollegelid de oproep heeft ontvangen c.q. gezien dan ligt het voor
de hand dat nogmaals wordt gepoogd om contact te zoeken met dit kiescollegelid.
2.8 Elektronisch vergaderen
Het elektronisch laten plaatsvinden van de vergaderingen betekent dat op een aantal
punten moet worden afgeweken van de manier waarop de vergaderingen van bijvoorbeeld
de provinciale staten zijn ingericht. Ten eerste is het essentieel dat alle leden
van het kiescollege die aanwezig zijn, zichtbaar en hoorbaar zijn. Dit om de identiteit
van de deelnemers te kunnen vaststellen.
Daarnaast betekent deze vorm van vergaderen dat het niet mogelijk is om een schriftelijke,
geheime stemming te houden tijdens de elektronische vergadering. Gelet op de taak
van het kiescollege is het overigens ook niet nodig om een geheime stemming te houden
tijdens een elektronische vergadering. In de Tijdelijke wet digitale beraadslaging en besluitvorming provincies, gemeenten, waterschappen
en openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba is wel de mogelijkheid opgenomen om een geheime stemming te houden tijdens een elektronische
vergadering. In dat geval sturen de leden van het vertegenwoordigende orgaan hun stembriefje
naar de griffie of brengen dit zelf langs. Aangezien de kiescollegeleden in het buitenland
wonen ligt een vergelijkbare constructie niet in de rede, temeer niet nu er voor het
kiescollege geen noodzaak bestaat om schriftelijk te stemmen.
Uiteraard is er tijdens de fysieke vergadering waarin de leden van de Eerste Kamer
worden gekozen door de leden van het kiescollege wel sprake van een geheime stemming.
De vergaderingen van het kiescollege zijn, net als die van andere vertegenwoordigende
organen, openbaar en moeten door geïnteresseerden kunnen worden gevolgd, ook op afstand.
Dit kan door middel van een live-verbinding. Het is voor geïnteresseerden (niet-leden)
niet mogelijk om in te spreken bij vergaderingen, zoals bijvoorbeeld de Gemeentewet
wel mogelijk maakt. Het inspreken door burgers op grond van de Gemeentewet gebeurt
enkel in het kader van beleidsvorming. Daarvan is bij het kiescollege geen sprake.
Om die reden is het niet nodig om deze mogelijkheid te creëren.
3. Verkiezing van de leden van het kiescollege
3.1 Registratie kiesgerechtigdheid in de permanente registratie
Net als voor de Tweede Kamer- en Europees Parlementsverkiezingen zullen kiezers buiten
Nederland zich moeten registreren om te kunnen stemmen voor de verkiezingen van het
kiescollege. Voor kiezers buiten Nederland bestaat een permanente kiezersregistratie,
zodat zij zich maar eenmaal hoeven te registreren en vervolgens automatisch worden
uitgenodigd om aan de desbetreffende verkiezing deel te nemen. De gemeente Den Haag
is op grond van de Kieswet verantwoordelijk voor de permanente registratie. De mogelijkheid
van permanente registratie zal ook worden geboden voor de kiesgerechtigden die hun
stem willen uitbrengen bij de verkiezing van het kiescollege.
De gegevens die een niet-ingezetene dient aan te leveren bij zijn verzoek om registratie
betreffen dezelfde gegevens als bij een registratieverzoek voor de Tweede Kamer- of
Europees Parlementsverkiezingen. Die gegevens, zoals de (voor- en achter)naam, BSN,
(woon)adres, geboortedatum, Nederlandse nationaliteit en een kopie van een geldig
identiteitsbewijs, die voor de registratie voor de kiesgerechtigdheid voor de kiescollegeverkiezing
zullen worden bijgehouden, verschaffen burgemeester en wethouders van Den Haag als
wettelijk aangewezen registratiehouder, de noodzakelijke informatie om bij het registratieverzoek
te kunnen vaststellen of de verzoeker kiesgerechtigd is voor de kiescollegeverkiezingen.
Zo ja, dan zal de verzoeker met deze gegevens in de permanente kiezersregistratie
worden opgenomen als kiesgerechtigde voor de kiescollegeverkiezing. Daarnaast zijn
de gegevens noodzakelijk voor de uitvoering: zo moeten de briefstembescheiden aan
het adres van de kiezer in het buitenland kunnen worden bezorgd. Hieruit volgt dat
de gegevens die worden gevraagd noodzakelijk zijn voor het doel waarvoor ze worden
gevraagd (vaststellen kiesgerechtigdheid) en het doel niet kan worden bereikt met
minder gegevens. Burgemeester en wethouders van Den Haag zullen, zoals zij ook doen
voor de kiesgerechtigden voor de Tweede Kamer- en Europees Parlementsverkiezingen,
op grond van hun wettelijke taak zorgdragen voor een juiste en veilige verwerking
van de persoonsgegevens in de permanente registratie, overeenkomstig de Algemene verordening
gegevensbescherming.
Aan de kiezers die al in de permanente registratie zijn opgenomen voor de Tweede Kamer-
en/of de Europees Parlementsverkiezingen, zal door de gemeente Den Haag worden gevraagd
of zij zich ook willen registreren voor de kiescollegeverkiezing. Daarbij zal aan
deze kiezers uitleg worden gegeven over wat het kiescollege en de verkiezing van het
kiescollege inhouden. Kiesgerechtigden die na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel
naar het buitenland verhuizen, of die op het moment van inwerkingtreding nog niet
in de permanente registratie zijn opgenomen omdat zij net naar het buitenland zijn
verhuisd, en van wie een adres in het buitenland bekend is, worden conform de bestaande
werkwijze door de gemeente Den Haag per brief uitgenodigd om zich (eenmalig) te registreren
als kiezer buiten Nederland, waarbij zij, net als nu het geval is, kunnen aangeven
voor welke verkiezing(en).
In aanvulling hierop wordt geregeld dat een aanvraag voor een registratie die wordt
ingediend in de periode tussen het aannemen van het grondwetsvoorstel en inwerkingtreding
van deze wet, met terugwerkende kracht wordt aangemerkt als een aanvraag zoals bedoeld
in de Kieswet. Hiermee wordt het mogelijk dat kiezers zo spoedig mogelijk nadat het
grondwetsvoorstel in tweede lezing is aanvaard in de gelegenheid worden gesteld om
hun aanvraag om registratie in te dienen bij de gemeente Den Haag.
De voorgestelde werkwijze leidt ertoe dat een kiesgerechtigde bij het indienen van
zijn aanvraag bij de gemeente Den Haag persoonsgegevens dient over te leggen, die
door de gemeente Den Haag verwerkt zullen worden, terwijl hiervoor op dat moment nog
geen wettelijke grondslag bestaat. Die grondslag ontstaat namelijk pas met terugwerkende
kracht, nadat deze wet in werking treedt. Niettemin meent de regering dat deze werkwijze
passend is, ook binnen de juridische kaders die gelden voor de verwerking van persoonsgegevens,
aangezien (i) de gegevens verwerkt zullen worden op grond van gegeven toestemming
hiervoor, (ii) een kiesgerechtigde de keuze heeft om met het indienen van zijn aanvraag
te wachten tot na inwerkingtreding van deze wet en (iii) de betreffende persoonsgegevens
noodzakelijk zijn voor de registratie. Dit zal hieronder uiteen worden gezet.
Uit de Algemene verordening gegevensbescherming volgt dat één van de grondslagen op
basis waarvan persoonsgegevens verwerkt mogen worden, is dat de betrokken persoon
toestemming heeft gegeven. Dat er nog geen sprake is van een wettelijke grondslag
om persoonsgegevens te verwerken, kan dus worden ondervangen door de omstandigheid
dat een kiesgerechtigde voor de verwerking toestemming geeft. De gemeente Den Haag
zal kiezers er expliciet op attenderen dat met het indienen van de aanvraag toestemming
wordt gegeven om de persoonsgegevens te verwerken die de aanvraag bevat. Deze toestemming
zal overigens enkel betrekking hebben op verwerking van de gegevens voor zover die
zien op de registratie van de kiesgerechtigdheid voor de kiescollegeverkiezing. Zodra
deze wet in werking treedt, zal deze wettelijke grondslag er wel zijn, en is expliciete
toestemming voor verwerking niet langer nodig. Uiteraard informeert de gemeente Den
Haag – zoals dat nu ook al gebeurt – de kiezers over de wijze waarop hun persoonsgegevens
worden verwerkt in het kader van de registratie.
De mogelijkheid die wordt gecreëerd om een aanvraag tot registratie al in te dienen
voor het moment dat deze wet in werking treedt, is bedoeld als extra voorziening richting
de kiezer en heeft ten doel de periode waarin kiezers hun registratieverzoek kunnen
indienen met enkele maanden te verruimen. Het is uiteraard geen verplichting dat kiesgerechtigden
hun verzoek gedurende deze periode indienen. Het staat hen vrij te wachten met het
indienen van hun registratieverzoek tot deze wet in werking is getreden. Een kiezer
zal daar in dat geval nog enkele maanden de tijd voor hebben gelet op de periode tussen
de beoogde inwerkingtreding van deze wet in september 2022 en de deadline voor de
registratie voor de kiescollegeverkiezing in januari 2023.
Zoals hierboven beschreven, zijn de persoonsgegevens die het registratieverzoek dient
te bevatten noodzakelijk in het kader van het vaststellen van de kiesgerechtigdheid
en de bezorging van de briefstembescheiden. Vanaf het moment dat de grondwetswijziging
in werking treedt, en oprichting van het kiescollege zeker is, staat derhalve vast
dat het overleggen van deze gegevens op enig moment noodzakelijk zal zijn voor kiesgerechtigden
die hun stem wensen uit te brengen voor de kiescollegeverkiezingen. De persoonsgegevens
die een kiesgerechtigde moet overleggen zijn zowel in de periode voordat deze wet
in werking treedt als daarna dezelfde, en zijn ook gelijk aan de gegevens die nu al
in de permanente registratie worden verwerkt voor de andere verkiezingen waarvoor
de kiezers in het buitenland kiesgerechtigd zijn.
Bij de Tweede Kamer- en Europees Parlementsverkiezingen is het voor Nederlandse ingezetenen
die tijdelijk (op de dag van de stemming) in het buitenland verblijven, mogelijk om
een verzoek te doen om per brief vanuit het buitenland te stemmen.9 Voor de kiescollegeverkiezing bestaat die mogelijkheid niet. Het betreft hier namelijk
Nederlandse ingezetenen en zij zijn niet kiesgerechtigd voor de kiescollegeverkiezing.
Immers, het niet-ingezetenschap is een van de voorwaarden voor kiesgerechtigdheid
voor de kiescollegeverkiezing. Deze ingezetenen zijn kiesgerechtigd voor de verkiezing
van de leden van provinciale staten van de provincie waarin zij staan ingeschreven
en kunnen op die wijze invloed uitoefenen op de samenstelling van de Eerste Kamer.
3.2 Stemming voor het kiescollege
De leden van het kiescollege worden gekozen door Nederlandse kiesgerechtigden die
woonachtig zijn in het buitenland. Net als bij de Tweede Kamer- en Europees Parlementsverkiezingen
stemmen zij per brief. Net als voor die verkiezingen stelt de gemeente Den Haag hiervoor
een briefstembureau in, dat de vooropening en de stemopneming verricht. Naast de mogelijkheid
om een briefstem op te sturen naar het briefstembureau in Den Haag zal de mogelijkheid
worden geboden om een briefstem op te sturen naar of af te geven bij een Nederlandse
ambassade in het buitenland die deze briefstemmen vervolgens onverwijld doorzendt
naar het briefstembureau in Den Haag. Hiermee sluit het proces aan op het proces bij
de andere verkiezingen waarbij niet-ingezetenen mogen stemmen, wat bijdraagt aan de
herkenbaarheid en begrijpelijkheid voor deze kiezers. Anders dan bij de Tweede Kamer-
en Europees Parlementsverkiezingen, waar stemmen per brief voor niet-ingezetenen één
van de mogelijkheden is om een stem uit te brengen – naast stemmen per volmacht of
stemmen met een kiezerspas –, zal voor de verkiezing van het kiescollege stemmen per
brief de enige mogelijkheid zijn. Indien stemmen per volmacht of met een kiezerspas
een optie zou zijn, zou dit betekenen dat op het tijdstip van de verkiezingen ook
in Nederland stembureaus moeten worden ingericht ten behoeve van de kiescollegeverkiezingen.
Uitsluitend voor dit doel aansluiten bij de stembureaus die zijn ingericht voor de
provinciale statenverkiezingen ligt niet in de rede. De provinciale statenverkiezingen
zijn op hetzelfde moment als de waterschapsverkiezingen. Als bij deze stembureaus
nog een derde soort stem kan worden uitgebracht, wordt het risico op verwarring en
fouten onnodig groot. Daarnaast zou het veel extra organisatie vergen om de stemmen
vanuit het hele land bij het briefstembureau in Den Haag te krijgen, terwijl er waarschijnlijk
in zeer geringe mate gebruik zou worden gemaakt van stemmen per volmacht of met een
kiezerspas voor de kiescollegeverkiezing.
3.3 Het geloofsbrievenonderzoek
Het zittend kiescollege verricht het geloofsbrievenonderzoek en beoordeelt het verloop
van de stemming. Een overgangsregeling bepaalt dat deze taken de eerste keer dat de
verkiezing wordt gehouden worden belegd bij het nieuwgekozen college. Dat sluit aan
bij de manier waarop de kiescolleges Caribisch Nederland de eerste maal het verloop
van stemming hebben beoordeeld.10
3.4 Tijdstip waarop de verkiezing plaatsvindt
De verkiezingen van provinciale staten en de kiescolleges Caribisch Nederland vinden
op dezelfde dag plaats. Zoals in paragraaf 3.2 is toegelicht, vindt de verkiezing
van het kiescollege per brief plaats. De briefstemmen kunnen worden uitgebracht vanaf
het moment na de dag van kandidaatstelling dat de eerste kiezer zijn stembiljet heeft
ontvangen. De briefstemmen die rechtstreeks naar de gemeente Den Haag worden gestuurd
dienen uiterlijk op de dag van de stemming om vijftien uur door de burgemeester te
zijn ontvangen. Briefstemmen die tijdig (uiterlijk vijf dagen voor de dag van de stemming
om tien uur lokale tijd) zijn ontvangen bij een diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging
van Nederland in het buitenland, worden door die vertegenwoordiging onverwijld doorgestuurd
naar de burgemeester van Den Haag. De briefstemmen die via deze route tot de vijfde
dag na de dag van stemming om zeventien uur zijn ontvangen door de burgemeester van
Den Haag kunnen nog worden meegeteld. Briefstemmen die later binnenkomen tellen niet
mee.
3.5 Het centraal stembureau
Het instellen van een kiescollege brengt mee dat een nieuwe verkiezing moet worden
georganiseerd, te weten een verkiezing van de leden van het kiescollege. Deze verkiezing
zal gelijktijdig plaatsvinden met de verkiezingen van provinciale staten en van de
kiescolleges Caribisch Nederland. Nu de taken van een centraal stembureau voor de
kiescollegeverkiezing niet afwijken van die voor een provinciale statenverkiezing,
zal het centraal stembureau van de provincie waar het kiescollege bijeenkomt (Zuid-Holland)
deze rol ook vervullen voor de kiescollegeverkiezing. De provincie Zuid-Holland geeft
in het advies aan zich te kunnen vinden in de voorgestelde rol van de provincie bij
de kiescollegeverkiezing.
3.6 Het elektronisch afleggen van ondersteuningsverklaringen
Politieke partijen die voor het eerst deelnemen aan een verkiezing of bij de vorige
verkiezing geen zetel hebben behaald, moeten, om aan een verkiezing te kunnen meedoen,
ondersteuningsverklaringen vergaren van personen die actief kiesrecht bezitten. Hiermee
wordt verzekerd dat een partij over enig draagvlak beschikt voordat zij kan deelnemen
aan de verkiezing. Voor het kiescollege betekent dit dat een kandidatenlijst moet
worden ondersteund door kiezers die woonachtig zijn buiten Nederland. Dit roept diverse
uitvoeringsvragen op. Het is niet proportioneel om van kiesgerechtigden buiten Nederland
te verwachten dat zij naar Nederland reizen voor het afleggen van de verklaring. Het
stellen van een dergelijke eis zou bovendien het ongunstige effect hebben dat niet
of nauwelijks nieuwe partijen het vereiste aantal ondersteuningsverklaringen behalen.
Voorts biedt de Kieswet aan kiezers nu enkel de mogelijkheid om een ondersteuningsverklaring
in persoon af te leggen op het gemeentehuis van de gemeente (of het bestuurskantoor
van het openbaar lichaam) waar zij woonachtig zijn. Kiezers buiten Nederland hebben
in het land waar zij woonachtig zijn geen vergelijkbaar alternatief. De mogelijkheid
van het afleggen van de ondersteuningsverklaring op een Nederlandse ambassade biedt
geen adequate oplossing, omdat niet in elk land ter wereld een Nederlandse ambassade
is gevestigd en dan ook vaak maar in slechts één plaats in een land.
Het elektronisch afleggen van ondersteuningsverklaringen is in zijn algemeenheid in
Nederland tot nu toe niet mogelijk gemaakt vanwege onder meer het risico op ronselen
van ondersteuningsverklaringen. Gelet op het belang van toegankelijkheid dient dit
standpunt voor de verkiezing van het kiescollege door niet-ingezetenen te worden heroverwogen.
Een alternatief is namelijk niet aanwezig. Dit is anders bij de overige verkiezingen
waarbij in het buitenland woonachtige Nederlandse kiezers kunnen deelnemen aan de
stemming, aangezien bij die verkiezingen (de Tweede Kamer- en Europees Parlementsverkiezingen)
het grootste deel van de kiesgerechtigden voor die verkiezingen wel in Nederland woonachtig
is, en laagdrempelig een ondersteuningsverklaring fysiek kan afleggen. Voor die verkiezingen
bestaat dan ook geen noodzaak om het afleggen van een ondersteuningsverklaring door
kiezers in het buitenland elektronisch mogelijk te maken.
Ten behoeve van het elektronisch afleggen van een ondersteuningsverklaring is nagegaan
of het mogelijk is een verklaring af te leggen met gebruik van DigiD. Lang niet alle
Nederlanders in het buitenland beschikken echter over DigiD. Enkel de Nederlanders
die nog te maken hebben met Nederlandse instanties zullen daarover beschikken.
In aansluiting op de bestaande regeling (artikel H 4, derde lid, van de Kieswet) dient
het afleggen van de verklaring plaats te vinden ten overstaan van de burgemeester
of een door hem daartoe aangewezen ambtenaar van de gemeente Den Haag. Het elektronisch
afleggen kan geschieden via een videoverbinding met de burgemeester of ambtenaar.
De kiezer maakt via een wilsuitdrukking kenbaar dat hij een ondersteuningsverklaring
wil afleggen. Tijdens het afleggen van de verklaring moet de burgemeester of ambtenaar
in staat zijn om de identiteit en de kiesgerechtigdheid te verifiëren van degene die
de ondersteuningsverklaring wil afleggen. Hiertoe toont de kiezer zijn identificatiemiddel
in de digitale omgeving. Vervolgens controleert de burgemeester of ambtenaar in de
permanente registratie de kiesgerechtigdheid van degene die een verklaring van ondersteuning
wil afleggen. De burgemeester of ambtenaar ondertekent de verklaring vervolgens om
kenbaar te maken dat de wijze waarop hij de verklaring heeft ingevuld overeenstemt
met de wilsuitdrukking van de kiezer. Het plaatsen van de handtekening geldt eveneens
als verklaring van de burgemeester of ambtenaar dat er sprake is geweest van een wilsuitdrukking
door de kiezer. Direct hierna stuurt de burgemeester of ambtenaar een scan van de
verklaring aan de kiezer. De kiezer en burgemeester of ambtenaar blijven in de digitale
omgeving totdat de ondersteuningsverklaring door de kiezer is ontvangen. Deze kan
vervolgens kenbaar maken dat de ondersteuningsverklaring juist is ingevuld. Mocht
dat niet het geval zijn, dan kan opnieuw een ondersteuningsverklaring worden afgelegd.
3.7 Inleveren kandidatenlijst
De Kieswet schrijft voor dat de kandidatenlijsten op de dag van kandidaatstelling
bij het centraal stembureau worden ingeleverd. De inlevering van de lijst geschiedt
persoonlijk door een kiezer die bevoegd is tot deelnemen aan de desbetreffende verkiezing.
In het geval van de verkiezing van het kiescollege is het centraal stembureau gevestigd
in Europees Nederland. Aangezien de kiezers allen niet-ingezetenen zijn, zou dit ertoe
leiden dat er per lijst één kiezer naar Nederland moet komen. Dat acht de regering
niet goed uitvoerbaar. Daarom wordt, in aanvulling op de bestaande regeling, in het
wetsvoorstel geregeld dat een andere persoon dan een kiezer kan worden gemachtigd
om de kandidatenlijst in te leveren. Politieke partijen zouden hierin kunnen faciliteren.
Een andere optie is dat de kandidatenlijsten langs elektronische weg kunnen worden
ingeleverd. Dat is voor politieke partijen laagdrempelig. Het proces van kandidaatstelling
is echter vrijwel geheel analoog ingericht en daardoor wordt deze optie vooralsnog
als minder voor de hand liggend aangemerkt. In de evaluatie van de Tweede Kamerverkiezing
van 2021 is aan de Tweede Kamer meegedeeld dat de procedure van de kandidaatstelling
aan herziening toe is en dat aan de Kiesraad zal worden gevraagd om met verbetervoorstellen
voor deze procedure te komen, ook door na te gaan waar processen kunnen worden gedigitaliseerd.11 Indien op basis van deze voorstellen kan worden geconcludeerd dat de inlevering van
de kandidatenlijsten kan worden gedigitaliseerd en dit mogelijk wordt gemaakt, zal
dat ook voor het kiescollege mogelijk worden.
Gelet op het voorgaande wordt voorgesteld dat, behalve een kiezer, ook een Nederlandse
ingezetene die kiesgerechtigd is voor de provinciale statenverkiezingen gemachtigd
kan worden om de kandidatenlijst voor het kiescollege in Nederland bij het centraal
stembureau in te leveren.
3.8 Waarborgsom kandidaatstelling
Partijen die voor het eerst meedoen aan de verkiezingen of bij de vorige verkiezing
geen zetel hebben behaald, moeten een waarborgsom betalen voor de kandidaatstelling.
De hoogte van de waarborgsom en het orgaan waaraan dit bedrag dient te worden overgemaakt,
verschillen per soort verkiezing. Voor de provinciale statenverkiezing betreft dit
een bedrag van € 1.125 dat moet worden betaald aan de gemeente waar het centraal stembureau
is gevestigd. Voor de gemeenteraadsverkiezing dient een waarborgsom van € 225 te worden
betaald aan de desbetreffende gemeente. Voor de kiescolleges Caribisch Nederland regelt
de Kieswet dat voor elke kandidatenlijst die wordt ingeleverd in een van de openbare
lichamen een waarborgsom wordt betaald van USD 225, in lijn met het bedrag van USD
225 voor kandidaatstelling voor de eilandsraad. Voor de kiescolleges Caribisch Nederland
is er bewust voor gekozen af te wijken van de hoogte van de waarborgsom voor provinciale
statenverkiezingen, omdat dit bedrag voor het kiescollege niet proportioneel werd
geacht. Voor het kiescollege ligt het in de rede om eveneens af te wijken van de hoogte
van de waarborgsom die is verschuldigd voor provinciale statenverkiezingen, aangezien
de verkiezing van het kiescollege een relatief beperkte groep kiesgerechtigden betreft
en het kiescollege enkel tot doel heeft mee te stemmen over de leden van de Eerste
Kamer. Het bedrag vaststellen op het bedrag dat als waarborgsom moet worden betaald
voor gemeenteraadsverkiezingen (€ 225) wordt gelet daarop als redelijk gezien. Dit
bedrag dient te worden betaald aan de gemeente Den Haag, aangezien het centraal stembureau
voor de kiescollegeverkiezing hier zal zijn gevestigd. De gemeente Den Haag beheert
in dit geval de bankrekening waarop de waarborgsommen moeten worden gestort en faciliteert
dit proces.
3.9 Aanvaarden van benoeming door leden van kiescollege
Kandidaten die worden gekozen in een vertegenwoordigend orgaan dienen hun benoeming
te aanvaarden. Daartoe wordt door de voorzitter van het centraal stembureau een zogenoemde
benoemdverklaring tegen gedagtekend bewijs uitgereikt of via aangetekende post verstuurd
aan de benoemden (artikel V 1, eerste lid, van de Kieswet). Deze moeten de benoeming
vervolgens binnen tien dagen na de dagtekening aanvaarden (artikel V 2, eerste lid,
van de Kieswet). Gelet op deze termijnen biedt deze procedure geen uitkomst voor de
leden van het kiescollege. De periode is te kort om via de buitenlandse postbezorging
de documenten tijdig bij de benoemden te krijgen en de benoemden vervolgens ook tijd
te geven om deze via de post te retourneren.
De Kieswet kent reeds de mogelijkheid om in het geval van een verblijf van een kandidaat
in het buitenland, een persoon in Nederland te machtigen voor de formaliteiten rond
de aanvaarding van de benoeming voor een vertegenwoordigend orgaan (artikel H 10,
eerste lid). Deze mogelijkheid blijft ook voor leden van het kiescollege bestaan.
De regering acht het daarnaast van belang dat een benoemde deze handelingen desgewenst
ook zelf kan uitvoeren. Bovendien moet er rekening mee worden gehouden dat niet alle
niet-ingezetenen een persoon in Nederland kennen die zij voor deze taak zouden willen
machtigen.
In het wetsvoorstel wordt daarom geregeld dat het mogelijk is dat de (getekende) benoemingsbrieven
worden verzonden via een elektronisch systeem voor gegevensverwerking waarin de geadresseerde
toegang heeft tot het bericht, zoals de berichtenbox op mijnoverheid.nl. Het centraal
stembureau heeft geen toegang tot de berichtenbox, maar de gemeente Den Haag wel.
De gemeente Den Haag zal het bericht daarom namens het centraal stembureau versturen.
De Kiesraad heeft aangegeven dat het laagdrempeliger zou zijn wanneer de benoemingsbrief
per e-mail wordt verstuurd. Dit advies wordt niet gevolgd. Het versturen van de benoemingspapieren
via de berichtenbox geeft meer zekerheid dat het bericht bij de benoemde aankomt dan
verzending per e-mail. Hierdoor kan buiten twijfel worden gesteld dat het bericht
aankomt. Dit is relevant aangezien de benoemde geacht wordt de benoeming niet aan
te nemen wanneer hij niet reageert op het bericht. Hoewel het versturen via de berichtenbox
uiteraard niet betekent dat de benoemde het bericht ook opent – die verantwoordelijkheid
ligt bij de benoemde zelf, net als de keuze om een aangetekende brief niet te openen
– geeft deze zekerheid de mogelijkheid om hier een rechtsgevolg aan te verbinden in
de situatie dat de benoemde niet reageert.
Een burger moet zich aanmelden voor het gebruik van de berichtenbox. Dit doet hij
of zij via DigiD of een ander erkend inlogmiddel. In paragraaf 3.5 is toegelicht dat
niet alle niet-ingezetenen beschikken over een DigiD. Daarom zullen personen die zich
kandidaat stellen voor het kiescollege en die geen gemachtigde aanwijzen, erop moeten
worden gewezen dat zij een DigiD of ander erkend inlogmiddel moeten aanschaffen indien
zij hier niet over beschikken. In de verklaring waarmee zij instemmen met hun kandidatuur
(de zogenaamde H 9 verklaring) dienen kandidaten die geen gemachtigde aanwijzen, ermee
in te stemmen dat zij een eventuele benoemingsbrief zullen ontvangen via een berichtenbox
waarop kan worden ingelogd met gebruikmaking van DigiD of ander erkend inlogmiddel.
Kandidaten zullen erop gewezen worden dat zij zich moeten aanmelden voor de berichtenbox
en zich moeten abonneren op berichten van de gemeente Den Haag.
3.10 Lijstuitputting
Hoewel de kans op lijstuitputting gering is, kan dit in theorie optreden. De Kiesraad
wijst hier ook nadrukkelijk op in het advies. In de Kieswet is geregeld dat als er
na vaststelling van de uitslag bij de zetelverdeling te weinig kandidaten voor een
partij op de lijst staan, de overgebleven zetels worden toegewezen aan (één van) de
andere partijen. In het voorliggende wetsvoorstel is, op advies van de Kiesraad, geregeld
dat indien er bij de vaststelling van de uitslag sprake is van lijstuitputting, de
niet ingevulde zetel(s) onbezet blijven. Het kiescollege heeft namelijk als taak om
de uitgebrachte stemmen bij de kiescollegeverkiezing (verhoudingsgewijs) te vertalen
naar de stemming voor de Eerste Kamer. Wanneer in het geval van lijstuitputting de
zetel zou toevallen aan een andere lijst, raakt deze afspiegeling vertroebeld, aangezien
de stemwaarde van de partijen die de zetels krijgen toegewezen extra doorwerkt bij
de Eerste Kamerverkiezing. Gelet hierop is het niet wenselijk wanneer de openblijvende
zetel aan een andere lijst toevalt.
De regering overweegt dat een dergelijke aanpassing ook in de rede ligt bij de uitslagvaststelling
bij de verkiezing van de leden van de kiescolleges in Caribisch Nederland. Deze wijziging
zal dan ook worden meegenomen in dit wetsvoorstel.
Dat roept de vraag op of dit ook geregeld moet worden voor de provinciale staten.
Zij kiezen immers ook de leden van de Eerste Kamer. De regering is echter van mening
dat het onwenselijk is als deze regeling ook voor de provinciale staten zou gelden.
Statenleden hebben immers een veel breder takenpakket dan enkel stemmen voor de verkiezing
van de leden van de Eerste Kamer, waardoor het onwenselijk is als een zetel vier jaar
leeg blijft.
De regels van lijstuitputting bij het opvullen van een opengevallen zetel gedurende
de zittingsperiode zijn voor de provinciale staten, de kiescolleges in Caribisch Nederland
en het kiescollege niet-ingezetenen gelijk. Indien tijdens de zittingsperiode een
lid aftreedt en de lijst is uitgeput, blijft de zetel leeg (artikel W 4, tweede lid
van de Kieswet).
4. De verkiezing van de leden van de Eerste Kamer door de leden van het kiescollege
4.1 De stemming
De stemming door het kiescollege vindt gelijktijdig plaats met de stemming door provinciale
staten en de kiescolleges Caribisch Nederland. Er zijn verschillende opties om de
stemming van de leden van de Eerste Kamer door het kiescollege vorm te geven. De twee
voor de hand liggende opties zijn: de stemming vindt plaats in een fysieke vergadering
in Europees Nederland of de stemming vindt plaats op afstand zodat de leden kunnen
stemmen vanuit het land waar zij woonachtig zijn.
Het grote voordeel van een fysieke vergadering voor de stemming is dat qua inrichting
kan worden aangesloten bij de wijze waarop provinciale staten en de kiescolleges Caribisch
Nederland hun stemmen voor de Eerste Kamer uitbrengen. Hiermee worden verschillende
lastige uitvoeringsvraagstukken (zie hieronder) voorkomen. Een nadeel van een fysieke
stemming is dat de leden van het kiescollege naar Nederland moeten reizen. Met name
voor leden die ver weg wonen is dit een grote opgave, waardoor mogelijk minder niet-ingezetenen
zich kandidaat willen stellen voor het kiescollege. Bovendien kunnen zich omstandigheden
voordoen die het reizen vanuit bepaalde landen onmogelijk maken. Dit kan deels worden
ondervangen door het mogelijk te maken dat een lid van het kiescollege dat (onverhoopt)
verhinderd is om naar Nederland af te reizen, langs elektronische weg een ander kiescollegelid
machtigt om zijn stem uit te brengen. Verder betekent een fysieke stemming in Nederland
dat reis- en verblijfkosten moeten worden gemaakt, die zullen moeten worden vergoed.
Een stemming op afstand is praktischer voor de leden, aangezien zij dan kunnen stemmen
vanuit het land waar zij woonachtig zijn. Wel betekent dit dat de stemming en stemopneming
voor de Eerste Kamerverkiezing door het kiescollege zullen afwijken van deze stemming
en stemopneming door provinciale staten en de kiescolleges Caribisch Nederland. Een
verkiezing op afstand roept verder de vraag op hoe de stemming wordt georganiseerd.
Een mogelijkheid waaraan gedacht kan worden is elektronisch stemmen. De VNG en de
NVVB stellen in hun advies dat onvoldoende wordt onderbouwd waarom de mogelijkheid
om digitaal te stemmen van de hand wordt gewezen en vragen om aan de hand van actueel
onderzoek aan te geven waarom elektronisch stemmen niet mogelijk is. Elektronisch
stemmen biedt in de ogen van de regering geen uitkomst, aangezien de technologie nog
onvoldoende ontwikkeld is om te voorkomen dat er inbreuk kan worden gemaakt op de
waarborgen van het verkiezingsproces. Dit betreft dan met name het waarborgen van
de stemvrijheid, het stemgeheim van de kiescollegeleden en de integriteit en transparantie
van het verkiezingsproces. Daarnaast wil de regering voorkomen dat er cyber-risico’s
in het verkiezingsproces worden geïntroduceerd die ervoor zorgen dat de verkiezing
vatbaar wordt voor digitale inmenging. De Belgische overheid heeft in het voorjaar
van 2020 een onderzoek naar de haalbaarheid van de invoering van online stemmen laten
uitvoeren door enkele universiteiten12 Als onderdeel van de studie is gekeken naar de ontwikkelingen in de recente jaren
van online stemmen. Daaruit blijkt dat het aantal landen dat de stap naar online stemmen
heeft gezet, vrijwel nihil is. In de studie wordt verder geconcludeerd dat de komende
jaren de stap naar internetstemmen niet moet worden gezet omdat (i) de veiligheidsgaranties
onvoldoende zijn, (ii) transparantie en controleerbaarheid van de procedure niet gewaarborgd
kunnen worden en (iii) de kosten – hoewel het moeilijk is deze precies in te schatten
– hoog zullen zijn.13
Een alternatief waaraan gedacht kan worden is stemmen per brief. Het introduceren
van briefstemmen voor de stemming door het kiescollege van de leden van de Eerste
Kamer levert echter (grote) problemen op in de uitvoering. Bij de Tweede Kamer- en
Europees Parlementsverkiezing is de ervaring dat de tijd tussen de dag dat de kandidatenlijst
definitief is vastgesteld – nadat er de mogelijkheid is geweest voor een beroepsprocedure
bij de Afdeling rechtspraak van de Raad van State – en de dag van stemming nu al krap
is voor kiezers om hun stem per brief terug te sturen. Met als gevolg dat stemmen
mogelijk te laat aankomen en niet meetellen. Voor de Tweede Kamer- en de Europees
Parlementsverkiezingen bedraagt het aantal dagen tussen het definitief vaststellen
van de kandidatenlijsten door het centraal stembureau en de dag van stemming in het
ongunstigste geval dertig dagen.14 Voor de Eerste Kamerverkiezing is dit slechts veertien dagen.15 Zelfs indien de stembiljetten gelijk na definitieve vaststelling van de kandidatenlijsten
gereed worden gemaakt en elektronisch worden verzonden, is de kans dus aanzienlijk
dat de stemmen van de kiescollegeleden niet tijdig aankomen voor de dag van de stemming.
Kiescollegeleden die verder weg wonen of in landen met een minder goede infrastructuur
zijn hierbij onevenredig in het nadeel. Zelfs wanneer in de Kieswet zou worden gewijzigd
dat de dag waarop de definitieve vaststelling van de kandidatenlijsten door het centraal
stembureau plaatsvindt enkele dagen naar voren wordt verschoven, blijft de termijn
tot de dag van stemming zeer krap en daardoor het risico dat stemmen niet tijdig aankomen
erg groot. Verder dienen alle leden van het kiescollege van tevoren een elektronisch
verzonden briefstembewijs te ontvangen. Normaliter worden de briefstembewijzen (en
de enveloppen) al twaalf weken voor de dag van stemming verstuurd. Die tijd is er
in dit geval niet omdat er maar ongeveer twee maanden zitten tussen het moment dat
de kiescollegeleden verkozen zijn en de dag van stemming voor de Eerste Kamerverkiezing.
Om geen tijd te verliezen zou dus eigenlijk voor iedere kandidaat voorafgaand aan
de kiescollegeverkiezing al een briefstembewijs voor de Eerste Kamerverkiezing moeten
zijn verzonden.
Indien de stemming per brief verloopt, moet voorts worden besloten wie deel uitmaken
van het (brief)stembureau en dus de vooropening en stemopneming uitvoeren. Voor provinciale
staten en de kiescolleges Caribisch Nederland bestaat het stembureau uit de voorzitter
en drie leden. Indien de leden van het kiescollege zich allen op verschillende plaatsen
in het buitenland bevinden, zullen zij geen deel kunnen uitmaken van het briefstembureau.
Dit zou kunnen worden ondervangen doordat de burgemeester van Den Haag zich in die
situatie laat bijstaan door leden van provinciale staten van Zuid-Holland. Een belangrijk
nadeel van dat laatste voorstel is in dat geval dat de zitting van het briefstembureau
niet gelijktijdig kan plaatsvinden met de andere stemmingen voor de Eerste Kamer.
Immers, de leden van de provinciale staten moeten op dat moment zelf hun stem uitbrengen
voor de Eerste Kamer.
Tot slot kunnen de waarborgen van het verkiezingsproces, zoals het stemgeheim, bij
een stemming per brief nooit op dezelfde manier worden geborgd als bij een fysieke
stemming.
Hoewel het stemmen per brief, waarvoor de kiescollegeleden naar Nederland zouden hoeven
af te reizen, de toegankelijkheid vergroot, is de regering van mening dat de voordelen
van het stemmen in een fysieke zitting groter zijn, ook vanuit het perspectief van
de waarborgen van het verkiezingsproces.
Ook een tussenvariant is overwogen. Hierbij is het uitgangspunt dat de stemming plaatsvindt
in een fysieke zitting in Europees Nederland. Als vangnet zou kunnen worden geregeld
dat een lid zijn stem per brief kan uitbrengen wanneer er sprake is van een verhindering
om fysiek naar Nederland te komen. Het briefstemproces zal grotendeels vergelijkbaar
moeten zijn met de hierboven beschreven variant. Alle leden van het kiescollege dienen
van tevoren een elektronisch verzonden briefstembewijs en een elektronisch verzonden
briefstembiljet te ontvangen, omdat niet op voorhand duidelijk is welk lid zal zijn
verhinderd om de zitting fysiek bij te wonen. Uiteraard spelen hier ook de hierboven
beschreven praktische onmogelijkheden met betrekking tot de termijnen voor een briefstemproces.
Het stembiljet dat bij de fysieke stemming wordt gebruikt dient hetzelfde te zijn
als het stembiljet voor briefstemmen, zodat een uitgebrachte stem niet kan worden
herleid tot een of enkele kiescollegeleden. Het uitgangspunt in deze tussenvariant
blijft dat een lid de stemming fysiek bijwoont en dat hij slechts in het geval van
verhindering zijn stem per brief uitbrengt. Gelet op dit uitgangspunt, moet de drempel
om per brief te stemmen voor kiescollegeleden niet te laag zijn. Dit betekent dat
op enige manier moet kunnen worden afgebakend en gewogen wanneer sprake is van verhindering,
en dat een verzoek moet worden ingediend om per brief te stemmen. De afweging wat
een gegronde reden is voor verhindering en wie dit moet beoordelen, is een complex
vraagstuk. Bovendien, indien een lid door verhindering genoodzaakt is om zijn stem
per brief uit te brengen, dient hij dit tijdig te doen en dan nog is het de vraag
of de briefstem tijdig het briefstembureau in Den Haag bereikt voorafgaand aan de
start van de stemopneming. Doorgaans zal een kiescollegelid niet ruim van tevoren
weten verhinderd te zijn, maar pas op het laatste moment niet naar Nederland blijken
te kunnen afreizen. In dat geval heeft het lid in de meeste gevallen ook niet meer
de gelegenheid om tijdig per brief te stemmen.
De Kiesraad, de VNG en de NVVB stellen dat er bij de keuze voor een fysieke zitting
niet afdoende is afgewogen dat dit een grote belasting is voor kiescollegeleden, wat
invloed kan hebben op hun keuze om zich te kandideren.
De regering stelt voorop dat de keuze om de stemming fysiek in Nederland te laten
plaatsvinden de uitkomst is van een zorgvuldige afweging. Hoewel de punten die de
Kiesraad, VNG en NVVB in dit kader maken reëel zijn, neemt dit niet weg dat aan de
alternatieven – elektronisch stemmen, briefstemmen of een hybride variant – grotere
nadelen kleven. Zo is elektronisch stemmen niet mogelijk op een veilige manier en
is een stemming per brief of een hybride variant niet goed uitvoerbaar. Vanuit de
waarborgen bezien heeft het stemmen tijdens een fysieke zitting de voorkeur. Ook vanwege
de eenduidigheid in manier van stemmen acht de regering deze variant de meest wenselijke.
Hoewel de regering de drempel die een fysieke stemming opwerpt niet wil bagatelliseren,
zijn de nadelen van de alternatieve mogelijkheden dus beduidend groter. Verder meent
de regering dat het voor de kiescollegeleden niet onoverkomelijk is om eenmaal per
vier jaar naar Nederland af te reizen. Temeer nu de datum van de verkiezing ruim van
tevoren, en vóór het moment van kandidaatstelling voor de kiescollegeverkiezing, bekend
is. Bovendien is het aannemelijk dat de kiescollegeleden juist personen zijn die nog
een binding met Nederland hebben en dus wel bereid kunnen zijn eenmaal naar Nederland
te komen.
Daarom wordt voorgesteld om de stemming voor de leden van de Eerste Kamer door het
kiescollege fysiek in Nederland te laten plaatsvinden. Een lid dat onverhoopt is verhinderd,
kan aan een andere kiezer langs elektronische weg een volmacht verlenen.
De Kiesraad heeft geadviseerd te onderzoeken of kiezers eventuele belemmeringen ervaren
om zich te kandideren, zoals het laten plaatsvinden van de stemming voor de Eerste
Kamer in een fysieke zitting in Nederland. Het voorstel voor een fysieke zitting is,
zoals in deze paragraaf beschreven, een bepalende keuze gelet op de voor- en nadelen
van het voorstel en de alternatieven. In het wetsvoorstel (en het onderliggende besluit)
worden daarnaast maatregelen voorgesteld om belemmeringen weg te nemen, zoals dat
de kandidatenlijst voor kandidaatstelling door een Nederlandse ingezetene kan worden
ingeleverd en de mogelijkheid om de benoeming digitaal te accepteren, en is geregeld
dat kandidaten worden gefaciliteerd bij het reizen naar en verblijven in Nederland.
Daarbij zij opgemerkt dat er ook een verantwoordelijkheid bij de politieke partijen
ligt bij het vinden van voldoende kandidaten. De regering acht het opportuun om in
het kader van de evaluatie van de eerst gehouden kiescollegeverkiezing en de eerste
stemming voor de Eerste Kamerverkiezing te onderzoeken of kiezers in de concrete praktijk
eventuele praktische belemmeringen hebben ervaren om zich kandidaat te stellen.
Bij deze evaluatie kunnen zowel kandidaten als kiezers hierop worden bevraagd. In
de eerste plaats zal een enquête worden gehouden onder kandidaten. Op die manier kunnen
kandidaten concreet worden bevraagd of zij knelpunten hebben ondervonden, en zo ja,
welke. In de tweede plaats zal onder alle kiezers die zijn opgenomen in de permanente
registratie een enquête worden gehouden waarin aan hen wordt gevraagd of zij belemmeringen
(hebben) ervaren om zich niet te kandideren. Aan de hand van dit tweeledig onderzoek
kunnen eventuele knelpunten die zich in de concrete praktijk hebben voorgedaan in
kaart worden gebracht. De uitkomst en wijze waarop daaraan opvolging kan worden gegeven
zal worden betrokken in de evaluatie die elke verkiezing plaatsvindt.
4.2 Het verlenen van een volmacht langs elektronische weg
In de vorige paragraaf wordt voorgesteld dat een lid van het kiescollege dat niet
in staat is om de stemming in Nederland bij te wonen, aan een ander lid van het kiescollege
een volmacht kan verlenen. Leden van de provinciale staten en kiescolleges Caribisch
Nederland hebben deze mogelijkheid ook bij de verkiezing van de leden van de Eerste
Kamer. Een lid van het kiescollege kan maar namens één ander lid een volmachtstem
uitbrengen.
De VNG en de NVVB zien als een nadeel van een fysieke zitting dat de mogelijkheid
om per volmacht te stemmen nodig is voor leden die zijn verhinderd. Dat terwijl het
stemmen per volmacht juist ter discussie staat en de verlaging van het aantal volmachten
ook is opgenomen in de verkiezingsagenda.
Voor de volmachtregeling van de leden van het kiescollege wordt aansluiting gezocht
bij artikel T 4, tweede lid, van de Kieswet en dus de mogelijkheid die de leden van
provinciale staten en de kiescolleges in Caribisch Nederland reeds hebben indien zij
verhinderd zijn tijdens de stemming. Met als belangrijk verschil dat een verzoek tot
het stemmen via volmacht ook elektronisch aan de voorzitter kan worden gedaan. Dit
geschiedt via een verzoek dat door het lid van het kiescollege wordt ondertekend,
en ingescand langs elektronische weg kan worden verzonden. Het stemmen per volmacht
is dus geen nieuwe mogelijkheid, maar er is slechts gezocht naar een alternatieve
werkwijze – de elektronische volmacht – omdat de leden in het buitenland wonen. De
regering ziet daarom geen aanleiding om dit te heroverwegen. Daarnaast memoreert de
regering dat in de verkiezingsagenda een beperking van het aantal volmachten is opgenomen,
maar dat niet wordt overwogen om het stemmen bij volmacht af te schaffen.
4.3 Stemwaarde kiescollege
De stemwaarde van een stem van een lid van provinciale staten of een van de kiescolleges
Caribisch Nederland is afgestemd op het totaalaantal inwoners van de provincie of
het openbaar lichaam dat het lid vertegenwoordigt (inclusief de niet-kiesgerechtigden,
dus niet-Nederlanders en minderjarigen). Zoals de Afdeling advisering van de Raad
van State (de Afdeling) ook opmerkt in het advies gaat de invloed die het kiescollege
krijgt op de samenstelling van de Eerste Kamer gaat ten koste van de invloed van provinciale
staten en de kiescolleges Caribisch Nederland, aangezien het aantal zetels gelijk
blijft. De stemwaarde van de leden van het kiescollege zal op een andere wijze moeten
worden berekend, aangezien het hanteren van een stemwaarde gebaseerd op de gehele
wereldbevolking ertoe zal leiden dat de mate van invloed van het kiescollege op de
samenstelling van de Eerste Kamer buitenproportioneel groot is. Uitgaan van het aantal
niet-ingezetenen met de Nederlandse nationaliteit biedt evenmin uitkomst, aangezien
onbekend is hoeveel Nederlanders er precies in het buitenland wonen. Andere mogelijkheden
zijn dat wordt uitgegaan van het aantal niet-ingezetenen met de Nederlandse nationaliteit
dat als kiezer is geregistreerd of van het aantal uitgebrachte stemmen bij de verkiezing
van het kiescollege. Over dit onderwerp heeft de Afdeling advisering van de Raad van
State op 30 september 2020 voorlichting uitgebracht.16 In aanvulling daarop is aanvullend onderzoek gedaan naar de vraag welke mogelijkheden
er zijn om het stemgewicht te bepalen, en welke afwegingen een rol spelen bij de verschillende
varianten. Dit heeft geresulteerd in de hiervoor in paragraaf 2.2 al genoemde rapportage
Mogelijkheden voor de stemgewichten voor het Kiescollege voor Niet-ingezetenen. In de rapportage worden verschillende variabelen onderscheiden en wordt toegelicht
waar een keuze moet worden gemaakt om te bepalen op welke wijze de stemwaarde kan
worden berekend. In de rapportage wordt op grond hiervan het volgende voorstel gedaan
om het stemgewicht van het kiescollege te berekenen.
(1) Het uitgangspunt is het aantal geregistreerde kiesgerechtigden voor het kiescollege
in het buitenland in het jaar van de verkiezing. Dat is het aantal dat het dichtst
komt bij de groep die het kiescollege beoogt te vertegenwoordigen en waarvoor er harde
cijfers zijn.
(2) Om het stemgewicht per kiescollegelid te berekenen moet het aantal geregistreerde
kiesgerechtigden voor het kiescollege worden gedeeld door het wettelijk aantal leden
van het kiescollege maal honderd. Dit is dezelfde berekening als de berekening voor
het stemgewicht van provinciale statenleden.
(3) Voor provinciale staten wordt echter gerekend met het aantal inwoners. Daarom is een
correctiefactor nodig. Deze correctiefactor is de verhouding van het aantal inwoners
van het land Nederland en het totale aantal kiesgerechtigden bij de laatste verkiezingen
voor provinciale staten en de kiescolleges Caribisch Nederland. De bijbehorende formule
voor de berekening van het stemgewicht voor het kiescollege (SWKCNI) luidt:
Hierbij is KiesgerechtigdenNI het aantal geregistreerde kiesgerechtigden voor het kiescollege niet-ingezetenen,
LedenKCNI het wettelijk aantal leden van dat college, InwonersNL de totale Nederlandse bevolking en KiesgerechtigdenNL het aantal kiesgerechtigden bij de verkiezingen voor provinciale staten en de kiescolleges
Caribisch Nederland.
De Afdeling heeft geadviseerd om een rekenvoorbeeld in de toelichting op te nemen.
Bij deze voorbeeldberekening worden enkele aannames gedaan. Voor deze berekening zijn
dat de volgende:
• Ten tijde van de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer in 2019 telden de provincies
en openbare lichamen 17.307.910 inwoners.
• In totaal waren er op dat moment 13.045.181 kiesgerechtigden voor de verkiezing van
de leden van provinciale staten en de kiescolleges in Caribisch Nederland.
• In de permanente kiezersregistratie niet-ingezetenen stonden bij de laatste verkiezing
waarbij niet-ingezetenen konden stemmen (de Tweede Kamerverkiezing van maart 2021)
92.772 kiesgerechtigden geregistreerd voor deze verkiezing.
• Een aantal geregistreerde kiesgerechtigden van 92.772 zou er op basis van de staffel
in artikel 5 van het wetsvoorstel niet-ingezetenen in resulteren dat het kiescollege
37 leden heeft.
Op basis van deze aannames luidt de berekening van de stemwaarde per kiescollegelid
als volgt:
Dat zou betekenen dat de totale stemwaarde van het kiescollege (33 x 37 leden) uitkomt
op 1.221. Tijdens de afgelopen Eerste Kamerverkiezing was de totale stemwaarde 173.125.
Zou daaraan het totaal van het kiescollege worden toegevoegd, dan zou dat betekenen
dat het totale gewicht van het kiescollege op basis van bovenstaande aannames gelijk
is aan 0,53 zetel.
Bij het opstellen van bovenstaande formule is een aantal inhoudelijke keuzes gemaakt.
Op deze onderdelen zou ook een andere keuze mogelijk zijn. De variabelen waarin een
andere afweging kan worden gemaakt betreffen:
(1) de grootte van de groep die het kiescollege beoogt te vertegenwoordigen,
(2) de basis van de stemimpact,
(3) het aantal leden van het kiescollege,
(4) het specifieke stemgewicht dat wordt toegekend om kiezers in het buitenland een even
grote impact te geven op de Eerste Kamer als kiezers in Nederland, en
(5) de peildatum op basis waarvan de relevante aantallen worden bepaald.
In de rapportage wordt uiteengezet dat een andere keuze bij de variabelen 1 en 2 –
bijvoorbeeld niet uitgaan van (geregistreerde) kiesgerechtigden maar van uitgebrachte
stemmen – een grote impact heeft op de hoogte van de stemwaarde. Rekenen met het aantal
uitgebrachte stemmen zal waarschijnlijk resulteren in een grotere impact. Een kanttekening
bij uitgaan van het aantal uitgebrachte stemmen is dat de stemwaarde op die manier
afhankelijk wordt gemaakt van de opkomst bij de verkiezingen, waardoor de kans reëel
is dat de stemwaarde per verkiezing fluctueert. Het maken van een andere keuze bij
de variabelen 3 en 4 heeft een beperkte invloed op de uitkomst van de berekening.
De peildatum – variabele 5 – voor de in de formule in te vullen gegevens kan liggen
op een moment voorafgaand aan de verkiezingen of na de verkiezingen. Indien het gewenst
is dat de stemwaarde voorafgaand aan de verkiezingen bekend is, dient de peildatum
voorafgaand aan de verkiezingen te worden vastgesteld, zodat met die gegevens kan
worden gerekend. Wanneer in de formule wordt gerekend met het aantal uitgebrachte
stemmen, kan de stemwaarde nog niet worden berekend voorafgaand aan de verkiezingen,
aangezien het aantal uitgebrachte stemmen op dat moment onbekend is. Het is wel mogelijk
de stemwaarde van tevoren te berekenen wanneer (i) er wordt gerekend met het aantal
geregistreerde kiesgerechtigden voor het kiescollege of (ii) er wordt gerekend met
de gemiddelde Eerste Kamerimpact van de vorige verkiezingen. In de formule wordt nu
uitgegaan van de berekening van de stemwaarde op basis van (geregistreerde) kiesgerechtigden.
De Kiesraad en een aantal reacties uit de internetconsultatie geven er de voorkeur
aan als de stemwaardebepaling zowel bij provinciale staten en de kiescolleges in Caribisch
Nederland als bij het kiescollege gelijk is en wordt berekend aan de hand van het
aantal (geregistreerde) kiesgerechtigden. Dit zou beter aansluiten bij de constitutionele
uitgangspunten met betrekking tot de gelijkheid van kiezers. Bovendien komt een uniform
stelsel de begrijpelijkheid en uitlegbaarheid van het kiesstelsel ten goede. De Kiesraad
schrijft dat er in het voortraject van dit wetsvoorstel diverse varianten voor de
stemwaardebepaling zijn afgewogen, maar meent dat er onvoldoende kritisch is gekeken
naar het wijzigen van de bestaande berekeningsmethode van provinciale staten en de
kiescolleges in Caribisch Nederland, zoals de Kiesraad voorstaat.
De regering begrijpt de redenering die de Kiesraad hanteert, maar heeft er gelet op
het hierna volgende desondanks voor gekozen om vast te houden aan een andere wijze
van stemwaardebepaling voor het kiescollege dan voor de provinciale staten en de kiescolleges
in Caribisch Nederland.
De wijze waarop de stemwaarde wordt berekend, moet naar het oordeel van de regering
mede worden bepaald door de wijze waarop naar het karakter van de Eerste Kamerverkiezing
wordt gekeken. Er bestaan grofweg twee manieren om daarnaar te kijken. Indien de Eerste
Kamerverkiezing wordt gezien als een rechtstreekse verkiezing door de leden van provinciale
staten en de kiescolleges in Caribisch Nederland, ligt het in de rede om bij de stemwaardeberekening
voor deze organen uit te gaan van het inwonertal van de provincies en openbare lichamen.
De leden vertegenwoordigen met hun stem alle inwoners van de provincie of het openbare
lichaam. Een andere zienswijze is om de Eerste Kamerverkiezing te zien als een indirecte
verkiezing door de kiezers. In dat geval ligt het in de rede om voor de verkiezing
door de leden van provinciale staten en de kiescolleges in Caribisch Nederland uit
te gaan van het aantal kiesgerechtigden of uitgebrachte stemmen.
Beide zienswijzen verhouden zich tot de Grondwet. In eerdere discussies over dit onderwerp
is dit bevestigd door de wetgever en recent ook door de Afdeling.17 Evenwel heeft de (grond)wetgever het bepalen van de stemwaarde aan de hand van het
aantal inwoners steeds ongewijzigd gelaten. Hieruit kan worden opgemaakt dat is vastgehouden
aan de eerste zienswijze en dat de Eerste Kamerverkiezing wordt gezien als een rechtstreekse
verkiezing door de leden van provinciale staten, die op hun beurt alle inwoners van
de provincies vertegenwoordigen. Bij de recente oprichting van de kiescolleges in
Caribisch Nederland is dit uitganspunt niet ter discussie gesteld, en is de stemwaarde
van de kiescolleges gekoppeld aan het aantal inwoners van de openbare lichamen. Hieruit
volgt dat voor de verkiezing van de Eerste Kamer door de kiescollegeleden in de openbare
lichamen is aangesloten bij de zienswijze dat de Eerste Kamerverkiezing een directe
verkiezing is door die kiescollegeleden.
Met de oprichting van een kiescollege voor niet-ingezetenen wordt deze discussie opnieuw
actueel, omdat het niet mogelijk is om de bestaande stemwaardebepaling uit de Kieswet
één op één over te nemen voor het kiescollege, aangezien het aantal Nederlanders dat
in het buitenland woont onbekend is (zie paragraaf 4.3 van deze toelichting). Er is
daarom een alternatieve berekeningswijze nodig. Enerzijds is het mogelijk om het bestaande
systeem voor provincies en openbare lichamen intact te laten en voor de stemwaardebepaling
van het kiescollege een berekeningsmethode te kiezen die dit benadert, in ieder geval
voor wat betreft de invloed die het kiescollege verhoudingsgewijs krijgt wanneer je
de stemwaarde afzet tegen het aantal personen dat wordt vertegenwoordigd. Op deze
manier wordt recht gedaan aan de Nederlanders in het buitenland, maar blijft het karakter
van de Eerste Kamerverkiezing ongewijzigd. Hierbij zorgt de correctiefactor ervoor
dat de uitkomst van de stemwaardebepaling recht doet aan het feit dat er meer Nederlanders
in het buitenland wonen dan er geregistreerd zijn als kiesgerechtigde, bijvoorbeeld
minderjarigen. De regering heeft de keuze gemaakt voor deze optie. Anderzijds is het
(binnen de kaders van de Grondwet) mogelijk om de berekeningsmethode voor provinciale
staten en de kiescolleges in Caribisch Nederland te herzien en één uniforme stemwaardebepaling
te introduceren. Dit vergt echter wel een heroverweging van het karakter van de Eerste
Kamerverkiezing zoals de (grond)wetgever dat steeds als uitgangspunt heeft genomen.
Het advies van de Kiesraad dat gelijktrekking van de stemwaardebepalingen beoogt,
vraagt in feite om een heroverweging van het karakter van de Eerste Kamerverkiezing.
Het argument voor gelijktrekking is er echter niet in gelegen dat het karakter van
de Eerste Kamerverkiezing zelf ter discussie staat. De vraag is daarom of het feit
dat de bestaande stemwaardebepaling niet één op één kan worden overgenomen voor het
kiescollege, een dergelijke (impliciete) fundamentele heroverweging wel rechtvaardigt.
De regering beantwoordt die vraag ontkennend. Temeer nu er wel een formule kan worden
opgesteld waarmee de stemwaarde op een eerlijke manier kan worden vastgesteld. De
regering is daarbij van mening dat de berekeningsmethode van de stemwaarde het karakter
van de Eerste Kamerverkiezing zou moeten volgen en niet het omgekeerde; dat de berekeningsmethode
wordt aangepast en dat als gevolg daarvan het karakter van de Eerste Kamerverkiezing
zou moeten wijzigen. Hoewel een heroverweging van het karakter van de Eerste Kamerverkiezing
niet is uitgesloten, meent de regering dat dit wetsvoorstel, dat slechts ziet op het
vormgeven van het kiescollege niet-ingezetenen binnen het bestaande stelsel, niet
de plek is voor deze discussie. Een dergelijke fundamentele discussie zou naar het
oordeel van de regering plaats moeten hebben in een breder verband en gevoerd moeten
worden vanuit beweegredenen die direct zien op het karakter van de Eerste Kamerverkiezing.
Het bovenstaande leidt tot het voorstel om de stemwaarde te berekenen op basis van
de gegeven formule, waarbij wordt gerekend met het aantal geregistreerde kiesgerechtigden
als vertegenwoordigde groep en als basis voor de stemimpact. De peildatum voor het
aantal geregistreerde kiesgerechtigden voor de berekening van de stemwaarde wordt
vastgesteld op de dag vijf weken voor de dag van stemming van het kiescollege. Dit
wijkt af ten opzichte van het peilmoment wat voor het aantal inwoners van de provincie
wordt gebruikt, bij het bepalen van de stemwaarde van de provinciale staten. Dat is
voor het bepalen van de stemwaarden van de provinciale staten en het kiescollege Caribisch
Nederland 1 januari van het jaar waarin de verkiezing plaatsvindt. In dit wetsvoorstel
moet echter daarvan afgeweken worden, omdat het aantal geregistreerde kiesgerechtigden
pas bekend is op de dag vijf weken voorafgaand aan de dag van stemming van de verkiezing
van de leden van het kiescollege. Op deze dag moet de gemeente Den Haag, ingevolge
artikel D 9 van het Kiesbesluit, alle registratieaanvragen van kiezers buiten Nederland
hebben verwerkt en is de registratie dus zo actueel mogelijk. Op die dag wordt ook
het aantal leden van het kiescollege vastgesteld (zie ook paragraaf 2.2). Door gebruik
te maken van deze gegevens komt de stemwaarde het beste overeen met de groep die het
kiescollege vertegenwoordigt.
Het centraal stembureau publiceert de stemwaarde uiterlijk de dag voor de stemming
in de Staatscourant. Dat is gelijk aan de datum waarop de stemwaarden van de provinciale
staten en het kiescollege Caribisch Nederland worden gepubliceerd. Op die manier zijn
de stemwaarden van alle kiesgerechtigden voor de verkiezing van leden van de Eerste
Kamer op hetzelfde moment bekend.
4.4 Berekening stemwaarde bij lijstuitputting
In paragraaf 3.10 is beschreven dat indien er bij de uitslagvaststelling sprake is
van lijstuitputting de zetels niet aan een andere lijst worden toegewezen, maar onbezet
blijven. Dat heeft gevolgen voor de stemwaarde van een kiescollegelid bij de verkiezing
van de Eerste Kamer. In het voorstel is het advies van de Kiesraad gevolgd dat de
stemwaarde altijd wordt berekend aan de hand van het wettelijke aantal kiescollegeleden
en niet het werkelijke aantal kiescollegeleden. Door de stemwaarde te berekenen aan
de hand van het wettelijk aantal kiescollegeleden reflecteert de stemwaarde per kiescollegelid
ook de stemverhoudingen bij de verkiezing van het kiescollege. Immers, de stemwaarde
per kiescollegelid is dan evenredig aan het aantal kiezers dat bij de kiescollegeverkiezing
voor de betreffende lijst heeft gestemd. Een nadeel van deze systematiek is dat de
stemwaarde die toe zou vallen aan de onbezette zetel onbenut blijft bij de verkiezing
van de Eerste Kamer. Op die manier wordt de gehele stemwaarde van het kiescollege
en dus de invloed op de samenstelling van de Eerste Kamer kleiner. Toch acht de regering
dit wenselijk aangezien kiezers dit naar verwachting liever hebben dan dat hun stem
aan een andere lijst toevalt.
5. Evaluatie
Het is gebruikelijk dat elke gehouden verkiezing wordt geëvalueerd door het Ministerie
van BZK. In deze evaluatie komen de aspecten van die verkiezing aan bod. In de evaluatie
van de kiescollegeverkiezing zal, zoals de Kiesraad ook adviseert, nadrukkelijk worden
ingegaan op de onderdelen waarop de bepalingen met betrekking tot de kiescollegeverkiezing
afwijken van de bestaande regelingen uit de Kieswet. Hiervoor zullen ook, waar relevant,
de betrokken partijen worden geraadpleegd. Daarnaast zal de verkiezing van de Eerste
Kamer door de kiescollegeleden worden geëvalueerd. Uiteraard zal er daarbij oog zijn
voor mogelijke verbeteringen in het proces.
6. Financiële aspecten en regeldrukeffecten
Het kiescollege brengt verschillende kosten mee. In de eerste plaats de kosten voor
de verkiezing van de leden van het kiescollege. De gemeente Den Haag heeft berekend
dat een verkiezing voor kiezers in het buitenland € 735.000 kost. De invoering van
een verkiezing, een keer per vier jaar, van een kiescollege voor de Nederlanders die
in het buitenland wonen, betekent dat jaarlijks ongeveer € 184.000 moet worden toegevoegd
aan de jaarlijkse uitkering die de gemeente thans ontvangt via het gemeentefonds.
In het kader van de evaluatie van de Tweede Kamerverkiezing wordt momenteel samen
met de gemeente Den Haag gekeken of de kosten die het Ministerie van BZK vergoedt
via het gemeentefonds voor het organiseren van een verkiezing voor kiezers in het
buitenland nog steeds actueel is.
Voorts vloeien er kosten voort uit de ondersteuning van het kiescollege door de gemeente
Den Haag. De kosten betreffen de reis- en verblijfkosten en vergoedingen voor de leden
van het kiescollege, alsmede een vergoeding voor de werkzaamheden die de gemeente
Den Haag verricht ter ondersteuning van het kiescollege. In overleg met de gemeente
Den Haag zijn de kosten hiervan op € 140.000 euro geraamd. Ter dekking van deze kosten
zal additioneel jaarlijks € 35.000 moeten worden toegevoegd aan de jaarlijkse uitkering
uit het gemeentefonds. In de consultatie-versie van het voorstel zijn de kosten van
de ondersteuning op € 128.000 geraamd. De gemeente Den Haag wees erop dat in die raming
nog niet de kosten voor het afleggen van de ondersteuningsverklaringen waren gedekt.
Daarom is er € 12.000 toegevoegd aan de eerdere raming van de structurele vergoeding
voor de ondersteuning van het kiescollege.
Daarnaast zijn er eenmalige kosten verbonden aan de aanpassing van de systemen die
door de gemeente Den Haag worden gebruikt voor de permanente registratie en aan aanpassing
van de formulieren die worden gebruikt voor de registratie. Naar verwachting zullen
de kosten hiervoor € 200.000 bedragen. De eerste keer dat de verkiezing wordt gehouden
is de verwachting dat de gemeente Den Haag in een korte tijd ook veel registraties
moet verwerken. De kosten van de extra ondersteuning om alle registraties te verwerken
bedraagt ca. € 250.000. Deze eenmalige kosten zullen via het gemeentefonds aan de
gemeente Den Haag worden vergoed.
Gevolgen voor de regeldruk
Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor
een formeel advies, omdat het wetsvoorstel niet-ingezetenen betreft en niet-ingezetenen
binnen de Rijksbrede methode niet worden meegenomen in de beoordeling van regeldrukeffecten.
7. Consultatie
Een ontwerp van dit wetsvoorstel is voorgelegd aan de Kiesraad, de gemeente Den Haag,
de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken
(NVVB) en de provincie Zuid-Holland. Ook heeft internetconsultatie plaatsgevonden.
De adviezen uit de consultatie zijn zorgvuldig gewogen en hebben op verschillende
onderdelen geleid tot aanpassing van het wetsvoorstel en deze toelichting18. In deze paragraaf wordt ingegaan op de adviezen, voor zover deze nog niet in de
overige paragrafen van de memorie van toelichting zijn behandeld.
Kiesraad
De Kiesraad geeft er de voorkeur aan als de stemwaardebepaling zowel bij provinciale
staten en de kiescolleges in Caribisch Nederland als bij het kiescollege gelijk is
en wordt berekend aan de hand van het aantal (geregistreerde) kiesgerechtigden. Dit
advies is niet overgenomen. De onderbouwing hiervoor is toegevoegd in paragraaf 4.3.
Voorst wijst de Kiesraad op het risico van lijstuitputting in relatie tot de stemwaarde
en doet in dit kader enkele suggesties. De adviezen van de Kiesraad zijn overgenomen.
In deze toelichting zijn de paragrafen 3.10 en 4.4 toegevoegd.
Verder adviseert de Kiesraad om de staffel aan de hand waarvan het ledenaantal wordt
bepaald zo aan te passen dat deze vanaf 39 leden aansluit bij de Provinciewet in plaats
van bij de Gemeentewet. Het advies is overgenomen en de staffel in artikel 5 van de
Wet kiescollege niet-ingezetenen en de tekst onder paragraaf 2.2 in deze toelichting
is aangepast naar aanleiding van het advies.
De regering neemt het advies van de Kiesraad over om het aantal kiesgerechtigden te
vermelden op het proces-verbaal (model P 22) van de uitslagvaststelling door het centraal
stembureau. Dit wordt na de zitting van het centraal stembureau openbaar gemaakt.
Hiermee wordt het aantal kiesgerechtigden tijdig voor de berekening van de stemwaarden
openbaar. Bij het vaststellen van het model P 22 voor de provinciale statenverkiezingen
en de verkiezingen van de kiescolleges in Caribisch Nederland zal dit mee worden genomen.
De Kiesraad maakt zich zorgen of voldoende personen en partijen zich voor het kiescollege
willen kandideren, met als mogelijk gevolg minder keuzemogelijkheden voor kiezers
en daardoor een lagere opkomst en representatie van het kiescollege. In paragraaf
4.1 is ingegaan op de geuite zorgen door de Kiesraad. Het advies van de Kiesraad om
voorafgaand aan de verkiezing een onderzoek te doen onder kiezers naar drempels die
kiezers in het buitenland mogelijk zouden ervaren om zich onder de voorwaarde van
fysieke aanwezigheid kandidaat te stellen voor het kiescollege, is daarbij niet overgenomen.
Wel zal dit nadrukkelijk worden betrokken bij de evaluatie van de eerst gehouden kiescollegeverkiezing
en de eerste stemming voor de Eerste Kamer.
De Kiesraad adviseert daarnaast om het in de wet te regelen dat ondersteuningsverklaringen
als geprinte scans mogen worden ingeleverd bij het centraal stembureau. De regering
neemt dat advies niet over, omdat de huidige formulering in de wet er niet aan in
de weg staat dat het centraal stembureau nu al geprinte scans toestaat, en hier in
de praktijk ook al gebruik van wordt gemaakt. Het expliciet regelen van deze mogelijkheid
in deze wet roept onmiddellijk vragen op over de situaties waarin dit niet expliciet
is geregeld.
Gemeente Den Haag
Het advies om de in artikel 26 en 30 opgenomen taken niet bij de griffier van de gemeente
Den Haag te beleggen wordt niet overgenomen. Paragraaf 2.3 in deze toelichting is
wel aangevuld naar aanleiding van het advies.
De gemeente Den Haag heeft aangegeven additionele financiële middelen nodig te hebben
voor de organisatie van de verkiezing. Dat advies is overgenomen en verwerkt in paragraaf
6.
VNG en NVVB
De VNG en de NVVB merken op dat in het wetvoorstel nauwelijks een relatie wordt gelegd
met actuele ontwikkelingen in het verkiezingsproces. Er wordt daarbij nadrukkelijk
verwezen naar de zogenoemde Verkiezingsagenda 2030. Met het oog op de actuele ontwikkelingen
vragen de VNG en de NVVB waarom het wetsvoorstel op dit moment wordt voorbereid en
of het niet beter is om te wachten totdat andere relevante onderdelen van het verkiezingsproces
zijn gewijzigd, zodat deze meteen kunnen worden meegenomen in dit wetsvoorstel (zoals
digitalisering van het proces van kandidaatstelling).
In reactie hierop wordt verwezen naar de toegevoegde paragraaf 1.1 waarin de samenhang
met de ontwikkelingen in het verkiezingsproces wordt beschreven.
De VNG en NVVB maken een tweetal wetstechnische opmerkingen. Ze vragen waarom ervoor
is gekozen om expliciet in artikel 25, eerste lid, te regelen dat ieder ter vergadering
aanwezig lid van het kiescollege verplicht is zijn stem uit brengen, terwijl dit in
de Gemeentewet niet expliciet is geregeld. Ten aanzien van deze opmerking wijst de
regering op artikel 32, tweede lid, van de Gemeentewet, waarin deze verplichting wel
degelijk is opgenomen ten aanzien van stemming bij hoofdelijke oproeping. Voor zover
mogelijk sluit onderhavig wetsvoorstel aan bij bestaande regelgeving ten aanzien van
stemmingen bij andere vertegenwoordigende organen. Zoals toegelicht in paragraaf 2.8
van deze toelichting bestaat er in de reguliere vergaderingen van het kiescollege
geen mogelijkheid om schriftelijk te stemmen. Om die reden zijn in dit wetsvoorstel
de bepalingen die zien op de stemming op onderdelen anders ingedeeld dan in bijvoorbeeld
de Gemeentewet. De tweede opmerking, waarin wordt opgemerkt dat niet expliciet is
geregeld wie optreedt als plaatsvervangend voorzitter terwijl dat wel in de toelichting
staat, is overgenomen en verwerkt in de betreffende bepaling en artikelsgewijze toelichting.
Internetconsultatie
Van 28 september tot en met 8 november zijn het wetsvoorstel en de memorie van toelichting
raadpleegbaar geweest via www.internetconsultatie.nl. Er zijn zes openbare reacties ontvangen, waarop hieronder wordt gereageerd.
De regering is verheugd dat er in verschillende inzendingen positief wordt gereageerd
op het grondwetsvoorstel en de uitvoeringswetgeving. Daarbij wil de regering ook niet
onvermeld laten dat in een van de reacties de gemeente Den Haag wordt bedankt voor
het prettig faciliteren van de verkiezingen door Nederlanders die in het buitenland
wonen.
Uit een aantal reacties blijkt dat er nog onduidelijkheid bestaat over de taken van
het kiescollege, buiten de verkiezing van de Eerste Kamer om. De primaire taak van
het kiescollege is het stemmen voor de leden van de Eerste Kamer. Daarnaast zijn de
leden van het kiescollege belast met de beoordeling van het verloop van de verkiezing
en het geloofsbrievenonderzoek, moet er een reglement van orde en een gedragscode
door het kiescollege worden opgesteld en moet er vergaderd worden indien er tussentijds
een zetel openvalt.
De wijze van registreren voor kiesgerechtigde Nederlanders in het buitenland, waar
in één reactie aandacht voor wordt gevraagd, is voor deze verkiezing dezelfde als
voor Tweede Kamer- en Europees Parlementsverkiezingen, te weten door eenmalig via
de website van de gemeente Den Haag een formulier in te vullen en dit met een kopie
van een geldig identiteitsdocument te uploaden. Desgewenst kan dit ook per post.
In een aantal reacties wordt ook ingegaan op onderwerpen die geen betrekking hebben
op het voorliggende voorstel. Daarbij gaat het onder andere over de systematiek van
restzetelverdeling voor alle verkiezingen, de invoering van een constitutioneel hof,
de verhouding tussen de verschillende landen in het Koninkrijk der Nederlanden en
de manier waarop politieke partijen niet-ingezetenen zouden moeten betrekken. Deze
onderwerpen vallen buiten het bestek van dit wetsvoorstel en worden om die reden buiten
beschouwing gelaten.
II. ARTIKELSGEWIJS DEEL
Titel I. Begripsbepalingen
Artikel 1
In dit artikel zijn de begrippen opgenomen die relevant zijn voor de toepassing van
het wetsvoorstel. Het begrip «geregistreerde kiesgerechtigden» speelt een rol in verschillende
bepalingen in dit wetsvoorstel. In Onderdeel B wordt gedefinieerd wat hieronder wordt
verstaan. Dit betreft het aantal kiezers dat in de permanente registratie voor kiezers
buiten Nederland is geregistreerd voor deelname aan de verkiezing van het kiescollege
voor niet-ingezetenen. De mogelijkheid voor registratie als kiezer buiten Nederland
(voor de Tweede Kamerverkiezing) is geregeld in hoofdstuk D van de Kieswet. Het kiescollege
wordt ingesteld ten behoeve van niet-ingezetenen. Een persoon kwalificeert als niet-ingezetene
wanneer hij niet voldoet aan de definitie van ingezetene. Er is daarom voor gekozen
om «ingezetene» te definiëren (onderdeel b), zodat aan de hand van deze definitie
kan worden bepaald wie niet aan deze omschrijving voldoet en dus geen ingezetene is.
Artikel 2
Een ingezetene is iemand die zijn werkelijke woonplaats in Nederland heeft. In dit
artikel wordt bepaald dat bij een inschrijving in de basisregistratie personen het
uitgangspunt is dat iemand zijn werkelijke woonplaats in Nederland heeft. Deze bepaling
is een aanvulling op de situatie dat er geen twijfel over bestaat dat iemand zijn
werkelijke woonplaats in Nederland heeft en dus als ingezetene kwalificeert. De bepaling
ziet dus op de omstandigheid dat er onduidelijkheid bestaat over iemands werkelijke
woonplaats, bijvoorbeeld omdat hij veel in het buitenland verblijft. De basisregistratie
personen kan dan uitkomst bieden. Uit deze bepaling kan niet het omgekeerde worden
afgeleid: dat iemand die woonachtig is in Nederland maar door omstandigheden niet
in de basisregistratie personen staat, als niet-ingezetene kwalificeert.
Titel II. De inrichting en samenstelling van het kiescollege
Hoofdstuk I. Algemene bepalingen
Artikel 3
Het eerste lid beschrijft dat het kiescollege voor de Eerste Kamer wordt ingesteld
ten behoeve van Nederlanders die geen ingezetene zijn. Deze bepaling sluit aan bij
artikel 55, tweede lid, van de Grondwet.
Artikel 4
Dit artikel bepaalt dat het kiescollege is gevestigd in Den Haag. De achtergrond hiervan
is dat dit wetsvoorstel verschillende taken met betrekking tot het kiescollege bij
de gemeente Den Haag neerlegt.
Hoofdstuk II. Het kiescollege
Dit hoofdstuk (artikel 12 e.v.) bevat onder andere de bepalingen die zien op het houden
en openen van de vergaderingen van het kiescollege en de wijze van beraadslagen, stemmen,
het handhaven van de orde etc. tijdens vergaderingen. In beginsel gelden deze regels
ook voor de vergadering waarin de leden van het kiescollege stemmen voor de Eerste
Kamer. Echter, wanneer dit niet in overeenstemming is met hetgeen de Kieswet voorschrijft
voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer door het kiescollege, gaat het
bepaalde in de Kieswet voor, en verloopt de stemming conform het bepaalde in artikel Ua 2
in samenhang met hoofdstuk T van de Kieswet. De Kieswet geldt hier dus als lex specialis
ten opzichte van de generieke bepalingen in dit wetsvoorstel. Hieruit volgt bijvoorbeeld
dat het bepaalde in artikel 19 dat de vergaderingen plaatsvinden in een digitale omgeving
niet opgaat bij de vergadering waarin de stemming voor de Eerste Kamer plaatsvindt,
aangezien artikel Ua 1, eerste lid, van de Kieswet bepaalt dat de leden tot het uitbrengen
van hun stem (fysiek) bijeenkomen in Europees Nederland. Zo volgt hieruit ook dat,
hoewel artikel 24 enkel mondelinge stemming voorschrijft, de stemming voor de Eerste
Kamer schriftelijk plaatsvindt, en wel op grond van artikel Ua 2 in samenhang met
T 2, eerste lid, van de Kieswet.
Artikel 5
Het aantal leden waaruit het kiescollege bestaat, wordt gekoppeld aan het aantal kiesgerechtigden
dat als kiezer is geregistreerd voor de verkiezing van de leden van het kiescollege.
Het eerste lid bevat de staffel waarin de verhouding tussen het aantal leden en het
aantal geregistreerde kiesgerechtigden wordt vastgesteld.
Het tweede lid regelt dat indien het aantal geregistreerde kiesgerechtigden toe- of
afneemt in die mate dat het aantal leden op een ander aantal dient te worden vastgesteld,
dit nieuwe aantal intreedt bij de eerstvolgende kiescollegeverkiezing. De uitslagvaststelling
en zetelverdeling vindt in dit geval plaats aan de hand van het nieuwe aantal.
In het derde lid is geregeld dat de peildatum om het aantal geregistreerde kiesgerechtigden
vast te stellen aan de hand waarvan het aantal kiescollegeleden wordt bepaald, wordt
vastgesteld op vijf weken voor de dag van de stemming. Op deze dag zijn alle aanvragen
voor registraties voor deelname aan de kiescollegeverkiezingen verwerkt. Een aanvraag
dient uiterlijk zes weken voor de dag van de stemming te zijn ontvangen (artikel D 3,
tweede lid, van de Kieswet) en binnen een week moeten burgemeester en wethouders van
Den Haag over de aanvraag beslissen (artikel D 9 Kiesbesluit). Op deze manier wordt
bij het vaststellen van het aantal leden uitgegaan van een zo actueel mogelijk aantal.
De burgemeester van Den Haag voorziet het kiescollege van de aantallen geregistreerde
kiesgerechtigden per die datum.
Artikel 6
De burgemeester van Den Haag fungeert tevens als voorzitter van het kiescollege. Hierbij
geldt dat indien de burgemeester in zijn werkzaamheden tijdelijk wordt vervangen door
de plaatsvervangend burgemeester deze laatste ook (tijdelijk) het voorzitterschap
van het kiescollege op zich neemt.
Artikel 7
Dit artikel beschrijft de criteria voor het passief kiesrecht voor het kiescollege.
Deze criteria zijn neergelegd in artikel 55, tweede lid, van de Grondwet. De criteria
voor actief en passief kiesrecht voor het kiescollege zijn gelijk aan elkaar en zijn
gekoppeld aan de criteria die gelden voor kiesgerechtigdheid voor de verkiezing van
de leden van de Tweede Kamer. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat
strekt tot het opnemen van het kiescollege in de Grondwet wordt in het bijzonder nog
opgemerkt dat dit meebrengt dat de uitzondering die op grond van artikel B 1 van de
Kieswet geldt voor de Tweede Kamer eveneens geldt voor het kiescollege: Degenen die
op de dag van de kandidaatstelling hun werkelijke woonplaats hebben in Aruba, Curaçao
of Sint Maarten hebben in beginsel geen kiesrecht voor de Tweede Kamer.19 (De uitzondering geldt niet voor de Nederlander die gedurende ten minste tien jaren
ingezetene van Nederland is geweest en de Nederlander die in Nederlandse openbare
dienst in Aruba, Curaçao of Sint Maarten werkzaam is, alsmede zijn Nederlandse echtgenoot,
geregistreerde partner of levensgezel en kinderen, voor zover dezen met hem een gemeenschappelijke
huishouding voeren.) Dit werd voor de Tweede Kamer nodig geacht om te voorkomen dat
de inwoners van de Caribische landen van het Koninkrijk dubbel actief kiesrecht zouden
krijgen, zowel voor de vertegenwoordigende organen van die landen als voor de Tweede
Kamer. In de toelichting bij het (grond)wetsvoorstel wordt gemotiveerd dat het in
lijn hiermee in de rede ligt om de in artikel B 1 van de Kieswet uitgezonderde Nederlanders
evenmin invloed te geven op de samenstelling van de Eerste Kamer.
Artikel 8
Dit artikel regelt dat leden van het kiescollege hun (neven)functies openbaar maken.
Openbaarmaking vindt plaats door terinzagelegging van de functies op het gemeentehuis
in Den Haag en door openbaarmaking op een online locatie die voor iedereen toegankelijk
is. De gemeente Den Haag is verantwoordelijk voor en beheert de online locatie waarop
de gegevens openbaar wordt gemaakt. Het zowel fysiek als online openbaar maken hangt
samen met het gegeven dat de kiescollegeleden en de kiezers in het buitenland wonen.
Artikel 9
Dit artikel geeft een opsomming van de functies die een kiescollegelid niet tegelijkertijd
mag uitoefenen met zijn lidmaatschap van het kiescollege. Voor een nadere toelichting
wordt verwezen naar paragraaf 2.5 van het algemeen deel van deze toelichting. Opgemerkt
zij dat de situatie van onverenigbare functies zich in de praktijk niet snel zal voordoen,
omdat de desbetreffende functionarissen veelal in Nederland zullen wonen en daarmee
niet voldoen aan de vereisten voor lidmaatschap van het kiescollege niet-ingezetenen.
Het tweede lid vormt een uitzondering op het eerste lid, onderdeel h. Daarin wordt
bepaald dat ambtenaren in dienst van de gemeente Den Haag, of die uit anderen hoofde
ondergeschikt zijn aan burgemeester en wethouders van Den Haag, geen lid mogen zijn
van het kiescollege, aangezien zij mogelijk betrokken zijn geweest bij de organisatie
van de verkiezing. Ook wanneer zij in het buitenland wonen is dit in theorie mogelijk.
Aangezien het de zittende leden zijn die beoordelen of de verkiezing goed is verlopen
en roept dat de vraag op of zij wel een onafhankelijk oordeel vellen. De uitzondering
in het tweede lid bepaalt dat het lidmaatschap van het kiescollege niet onverenigbaar
is met het zijn van vrijwilliger of het uitvoeren van een wettelijke taak bij de gemeente
Den Haag. De gedachte hierachter is dat een vrijwilliger die meehelpt bij de kiescollegeverkiezing
niet betrokken is geweest bij de organisatie.
Artikel 10
In dit artikel is de eed opgenomen die een lid van het kiescollege moet afleggen voordat
hij zijn nieuwe functie kan uitoefenen. De voorzitter (burgemeester van Den Haag)
neemt de eed af bij de kiescollegeleden.
Artikel 11
Door het kiescollege worden regels opgesteld waar alle leden zich aan moeten houden.
De gedragscode is gericht op de waarborging van de integriteit van de kiescollegeleden
en is een richtsnoer voor hun handelen. Het kiescollege bepaalt zelf welke onderwerpen
in de gedragscode worden opgenomen. Gedacht kan worden aan nevenfuncties, declaratiegedrag,
het aannemen van geschenken, reizen en zakelijke belangen. Het rechtskarakter van
een gedragscode is dat van een interne regeling. Het kiescollege is zelf verantwoordelijk
voor de naleving van de gedragscode. De niet-naleving hiervan door individuele leden
heeft overigens geen directe gevolgen voor hun lidmaatschap van het kiescollege, maar
mogelijk wel politieke gevolgen, bijvoorbeeld omdat de partij waar een lid bij is
aangesloten hem een volgende keer niet meer op de kandidatenlijst plaatst.
Artikel 12
Het reglement van orde bevat regels over de procedures waarlangs de vergaderingen
en andere werkzaamheden van het kiescollege verlopen. Het kiescollege stelt dit reglement
zelf vast.
Artikel 13
Dit artikel regelt dat het kiescollege besluit hoe vaak en wanneer het vergadert.
Tevens wordt vergaderd wanneer de voorzitter dit nodig vindt of wanneer minstens een
vijfde van de kiescollegeleden daartoe (met reden) verzoekt.
Artikel 14
Nadat de nieuwe leden van het kiescollege bij de verkiezing zijn gekozen, vergaderen
zij voor de eerste keer op de dag dat de oude leden van het kiescollege aftreden.
Het moment van aftreden is geregeld in de Kieswet (artikel Pa 1 in samenhang met artikel C 4
van de Kieswet). Dit moment is gelijk aan het aftreden van de leden van provinciale
staten en de kiescolleges in Caribisch Nederland. Dit betreft de donderdag in de periode
van 23 tot en met 29 maart (acht dagen na de dag dat de verkiezing plaatsvindt).
Artikel 15
De voorzitter stuurt de leden van het kiescollege langs elektronische weg – bijvoorbeeld
via een e-mail – een uitnodiging om ze op te roepen tot de vergadering. De vergadering
van het kiescollege vindt plaats in een digitale omgeving. Daarnaast zorgt de voorzitter
ervoor dat de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering elektronisch te raadplegen
zijn, bijvoorbeeld op een website. Tegelijkertijd worden de agenda van de vergadering
en de voorstellen waarover in de vergadering gaat worden beraadslaagd elektronisch
openbaar gemaakt.
Artikel 16
Het eerste lid regelt dat de vergadering van het kiescollege niet kan worden geopend
als niet meer dan de helft dus de helft of minder van het aantal leden dat aanwezig
zou moeten zijn aanwezig is in de digitale omgeving. In dit geval kan de voorzitter
op grond van het tweede lid besluiten tot een nieuwe vergadering die plaatsvindt ten
minste 24 uur nadat de oproep voor de nieuwe vergadering aan de leden is gestuurd.
Het derde lid bepaalt dat de nieuwe vergadering van het kiescollege vervolgens kan
aanvangen op het nieuwe tijdstip, ook indien niet meer dan de helft van de leden aanwezig
is. Ingeval niet meer dan de helft van de leden aanwezig is in de nieuwe vergadering
kan enkel worden beraadslaagd of besloten over aangelegenheden die al op de agenda
stonden voor de eerste (niet geopende) vergadering. De regeling in het derde lid voorkomt
dat, wanneer het quorum meerdere keren achter elkaar niet wordt gehaald, er geen vergaderingen
kunnen plaatsvinden.
Artikel 17
De voorzitter van het kiescollege – de burgemeester van Den Haag – is geen lid van
het kiescollege maar kan tijdens de vergadering wel aan de beraadslaging deelnemen.
Aangezien hij geen lid is van het kiescollege heeft hij geen stemrecht.
Artikel 18
Voor hetgeen kiescollegeleden zeggen in een vergadering of voor de stukken die zij
schriftelijk aan het kiescollege hebben overgelegd, kunnen zij niet strafrechtelijk
worden vervolgd of aangesproken dan wel worden verplicht getuigenis af te leggen (artikel 165,
eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
Artikel 19
De vergadering van het kiescollege vindt plaats in een digitale omgeving. De leden
van het kiescollege kunnen inloggen in deze digitale omgeving om deel te nemen aan
de vergadering. Er wordt een livestream uitgezonden van de digitale omgeving waarin
de vergadering plaatsvindt, zodat de vergadering voor alle geïnteresseerden te volgen
is. De vergadering gaat alleen door wanneer aan enkele criteria wordt voldaan: (i)
ieder lid heeft afzonderlijk toegang tot de digitale omgeving met de bijbehorende
faciliteiten om te kunnen deelnemen aan de beraadslaging en stemming die hierin plaatsvinden,
(ii) de leden duidelijk zichtbaar en hoorbaar zijn, zowel voor elkaar als voor de
toeschouwers, en dat aan de hand hiervan hun identiteit kan worden vastgesteld en
(iii) de digitale omgeving zodanig functioneert dat de voorzitter in staat is om de
orde te handhaven. De besluitenlijst van de vergadering wordt na afloop elektronisch
openbaar gemaakt.
Het vierde lid biedt een grondslag om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur
nadere regels te kunnen stellen. Hierbij ligt voor de hand dat de meer processuele
bepalingen ten aanzien van de vergaderingen worden geregeld op het niveau van een
algemene maatregel van bestuur. Indien hier technische details bij spelen, zal dit
door middel van subdelegatie plaats krijgen in een ministeriële regeling.
Artikel 20
De voorzitter draagt zorg voor het ordelijk verloop van de vergadering. Het tweede
lid regelt dat hij hiertoe aan het kiescollege kan voorstellen om een lid dat het
ordelijk verloop van de vergadering belemmert, uit de vergadering weg te sturen. Over
dit voorstel wordt niet beraadslaagd maar wordt gelijk gestemd. Indien het voorstel
wordt aangenomen, dient het desbetreffende lid de digitale omgeving waarin de vergadering
plaatsvindt te verlaten. Wanneer hij dit niet doet, kan de voorzitter hem uit de vergadering
verwijderen door hem weg te sturen uit de digitale omgeving. In het geval dit vaker
gebeurt, kan een lid voor langere tijd uit de vergadering worden geweerd. Dit kan
maximaal voor drie maanden.
Artikel 21
Het uitbrengen van hun stem doen de leden van het kiescollege op basis van hun eigen
opvatting. Hierbij zijn zij niet gebonden aan bijvoorbeeld de opvatting van de politieke
partij waar zij bij zijn aangesloten.
Artikel 22
Op grond van het eerste lid dient meer dan de helft van de aanwezige leden deel te
nemen aan de stemming om een geldige stemming te kunnen houden.
Op de hoofdregel uit het eerste lid zijn in het tweede lid twee uitzonderingen neergelegd.
Als in een nieuwe vergadering, nadat de stemming in een vorige vergadering niet geldig
was, opnieuw wordt gestemd over een voorstel, is in deze nieuwe vergadering een stemming
ook geldig als de helft of minder leden aan de stemming deelnemen (Onderdeel B). In
een vergadering die is belegd op grond van artikel 16, tweede lid, is een stemming
ook geldig als de helft of minder leden aan de stemming deelnemen indien de stemming
betreft een onderwerp dat in de eerdere, niet geopende vergadering (artikel 16, eerste
lid) al op de agenda stond (onderdeel b).
Artikel 23
Aan de hand van het aantal stemmen dat is uitgebracht voor en tegen een voorstel wordt
beoordeeld of er een beslissing tot stand kan komen. Voor het tot stand komen van
een beslissing is een volstrekte meerderheid van de stemmen vereist.
Artikel 24
Op grond van het eerste lid wordt mondeling gestemd. In de digitale omgeving kunnen
de leden om de beurt hun stem kenbaar maken. De voorzitter maakt de uitslag direct
bekend nadat alle leden hun stem hebben uitgebracht.
Het tweede lid bepaalt dat de aanwezige leden verplicht zijn om een stem uit te brengen.
Het derde lid bepaalt dat indien geen stemming wordt aangevraagd voor een voorstel,
het voorstel is aangenomen.
Het vierde lid regelt dat wanneer evenveel stemmen voor als tegen een voorstel zijn
uitgebracht én niet alle leden aanwezig zijn, het nemen van een beslissing over het
voorstel wordt uitgesteld tot een volgende vergadering.
In het vijfde lid is neergelegd dat een voorstel niet is aangenomen wanneer evenveel
stemmen voor als tegen een voorstel zijn uitgebracht in een vergadering waarin alle
leden aanwezig zijn en een stem uitbrengen.
Het zesde lid beschrijft wat onder een «voltallige vergadering» wordt verstaan. Dit
betreft een vergadering waarin alle kiescollegeleden aanwezig zijn en een stem uitbrengen.
Het zevende lid biedt een grondslag om bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële
regeling nadere regels te kunnen stellen. Hierbij ligt voor de hand dat de meer technische
details plaats krijgen in een ministeriële regeling. De meer processuele bepalingen
worden geregeld op het niveau van een algemene maatregel van bestuur, aangezien hierin
regels gesteld kunnen worden over de wijze waarop het kiescollege de wettelijke bepalingen
met betrekking tot beraadslaging en besluitvorming uitvoert.
Artikel 25
Het eerste lid regelt de ondertekening van de uitgaande stukken van het kiescollege.
Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter tekent de plaatsvervangend voorzitter.
Dit betreft de plaatsvervangend burgemeester van de gemeente Den Haag.
Het tweede lid bepaalt dat het kiescollege kan toestaan dat de ondertekening van de
uitgaande stukken van het kiescollege enkel geschiedt door de griffier of op de griffie
werkzame ambtenaren. Hiertoe geeft het kiescollege toestemming aan de voorzitter om
de ondertekening over te dragen.
Artikel 26
Het eerste lid regelt het openen van de stukken die het kiescollege ontvangt.
Op grond van het tweede lid stelt de voorzitter de ontvangen stukken direct aan de
orde in de vergadering van het kiescollege en anders in de eerstvolgende vergadering.
Hoofdstuk III. Geldelijke voorzieningen ten behoeve van de leden van het kiescollege
Artikel 27
Het eerste lid bevat de grondslag om bij ministeriële regeling vast te stellen wat
de leden van het kiescollege ontvangen aan vergoedingen. Aangezien het kiescollege
normaal gesproken elektronisch vergadert zijn reis- en verblijfskosten (onderdeel
b) slechts aan de orde voor het afreizen naar en binnen Nederland voor de stemming
voor de leden van de Eerste Kamer. Op grond van het tweede lid kunnen hierover bij
algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld.
Artikel 28
Het eerste lid bepaalt dat de kiescollegeleden enkel vergoedingen ontvangen voor zover
dit aan hen bij of krachtens de wet is toegekend.
Andere voordelen dan vergoedingen ontvangen de leden enkel wanneer dit is bepaald
bij of krachtens de wet.
Hoofdstuk IV. De griffier
Artikel 29
Het eerste lid regelt dat de griffier of de plaatsvervangend griffier van de gemeente
Den Haag tevens fungeert als griffier van het kiescollege.
Op grond van het tweede lid worden de taken en bevoegdheden van de griffier in het
kader van de ondersteuning van het kiescollege vastgesteld door het kiescollege.
Het derde lid bepaalt dat de griffier altijd aanwezig is in de digitale omgeving wanneer
het kiescollege vergadert. Indien de griffier (tijdelijk) wordt vervangen door de
plaatsvervangend griffier, neemt de plaatsvervangend griffier deze taak waar.
Titel III. Wijziging van de Kieswet
Artikel 30
Ten behoeve van de verkiezing van de leden van het kiescollege en de verkiezing van
de leden van de Eerste Kamer door de kiescollegeleden dient de Kieswet op enkele onderdelen
te worden gewijzigd. Als onderdeel van deze wijziging wordt aan de afdelingen II,
III en IV een hoofdstuk toegevoegd waarin de specifieke bepalingen voor het kiescollege
worden opgenomen. In dit wetsvoorstel wordt uitgegaan van de Kieswet zoals die luidt
na inwerkingtreding van het wetsvoorstel tot wijziging van de Kieswet in verband met
de aanpassing van de procedure voor de vaststelling van verkiezingsuitslagen alsmede
regeling van enkele andere onderwerpen in die wet, de Waterschapswet, de Mediawet
2008 en de Mediawet BES (Wet nieuwe procedure vaststelling verkiezingsuitslagen) (35 489). De Wet nieuwe procedure vaststelling verkiezingsuitslagen wijzigt de Kieswet zeer
ingrijpend. Vanwege dit grote aantal wijzigingen is ervoor gekozen de samenloop niet
per artikel te regelen en toe te lichten, maar expliciet aan te geven dat wordt uitgegaan
van de Kieswet zoals die komt te luiden na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel.
Onderdeel A
In het opschrift van Afdeling II wordt het kiescollege toegevoegd.
Onderdeel B (artikel Pa 1)
Dit artikel regelt dat, voor zover niet anders bepaald, de bepalingen met betrekking
tot de verkiezing van de leden van provinciale staten van provincies die uit één kieskring
bestaan, van overeenkomstige toepassing zijn op de verkiezing van het kiescollege.
Op verschillende onderdelen wordt van deze bepalingen afgeweken, gelet op onder meer
de aangepaste procedures en andere wijze van stemmen aangezien de kiezers in het buitenland
wonen. Alle bepalingen waarin wordt afgeweken van afdeling II staan in dit hoofdstuk.
Aangesloten wordt bij de bepalingen voor provincies die één kieskring vormen, zodat
van enkele bepalingen die betrekking hebben op provincies die uit meerdere kieskringen
bestaan, en die niet van toepassing dienen te zijn op het kiescollege, niet expliciet
hoeft te worden afgeweken.
Onderdeel B (artikel Pa 2)
In dit artikel worden de criteria voor het actieve kiesrecht voor het kiescollege
beschreven. Deze criteria zijn neergelegd in artikel 55, tweede lid, van de Grondwet.
De criteria voor actief en passief kiesrecht voor het kiescollege zijn gelijk aan
elkaar.
Onderdeel B (artikel Pa 3)
Dit artikel maakt mogelijk dat kiesgerechtigden voor de verkiezing van de leden van
het kiescollege zich kunnen laten registreren in de permanente registratie voor kiezers
buiten Nederland voor de kiescollegeverkiezing. Hiertoe wordt geregeld dat kiesgerechtigden
voor de kiescollegeverkiezing op grond van artikel Pa 2 ook kunnen worden opgenomen
in de registratie bedoeld in artikel D 2. Verder wordt expliciet geregeld dat hoofdstuk
D van overeenkomstige toepassing is. Artikel Pa 1 regelt namelijk dat het in Afdeling
II bepaalde ten aanzien van de provinciale statenverkiezingen van overeenkomstige
toepassing is, maar aangezien er bij die verkiezing geen kiezers vanuit het buitenland
stemmen, speelt hoofdstuk D bij die verkiezing geen rol.
Onderdeel B (artikel Pa 4)
In de Kieswet is het verkiezingsproces voor onder andere de kandidaatstelling en de
uitslagvaststelling gekoppeld aan kieskringen. De kieskringen zijn geografisch afgebakend.
Om de relevante bepaling uit afdeling II te kunnen toepassen op de verkiezing van
de leden van het kiescollege dient er een kieskring te zijn die het (geografische)
gebied beslaat waar de kiesgerechtigden voor deze verkiezing wonen. Dit komt in de
praktijk neer op het buitenland: de hele wereld minus (Europees en Caribisch) Nederland.
Dit artikel definieert deze kieskring en geeft deze de naam «kieskring buitenland».
Onderdeel B (artikel Pa 5)
De verkiezing van de leden van het kiescollege geschiedt per brief. Het uitbrengen
van een stem in het stemlokaal is niet mogelijk. Er hoeven daarom geen reguliere stembureaus,
en in het verlengde daarvan geen gemeentelijk stembureaus (die de controle uitvoeren
op de stemopneming van de stembureaus) te worden ingesteld voor de kiescollegeverkiezing.
Het eerste lid regelt dit.
Wel stellen burgemeester en wethouders van Den Haag een briefstembureau in. Artikel E 5,
eerste lid, bepaalt dat de burgemeester en wethouders van Den Haag voor de verkiezing
van de leden van de Tweede Kamer een briefstembureau instellen. Onderhavig artikel
regelt dat burgemeester en wethouders van Den Haag ook voor de kiescollegeverkiezing
een briefstembureau instellen. Er worden geen briefstembureaus ingesteld in Aruba,
Curaçao en Sint Maarten. Voor de kiescollegeverkiezing wordt geen nationaal briefstembureau
ingesteld. Dit is niet nodig omdat inwoners van Den Haag geen stem uitbrengen bij
deze verkiezing en er dus geen samenloop is (en evenmin voorkomen hoeft te worden)
tussen de stemmen uitgebracht door Nederlanders in het buitenland en stemmen uitgebracht
door kiezers in Nederland in kieskring Den Haag.
Het derde lid regelt dat het bepaalde met betrekking tot het briefstembureau in de
artikelen E 5, vierde lid, en E 5a van overeenkomstige toepassing is op het briefstembureau
voor de kiescollegeverkiezing (met dien verstande dat artikel E 5a, eerste lid, wordt
toegespitst op de kiescollegeverkiezing). Dit betreft de bepalingen dat het briefstembureau
bestaat uit een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen aantal leden van
wie er één voorzitter is en ten minste één plaatsvervangend voorzitter (artikel E 5,
vierde lid), de bepaling dat burgemeester en wethouders van Den Haag de leden tijdig
benoemen (artikel E 5a, eerste lid) en het bepaalde in artikel E 4, tweede tot en
met vierde lid (E 5a, tweede lid) met betrekking tot de criteria voor lidmaatschap
van een stembureau, het einde van het lidmaatschap en een grondslag om nadere regels
te stellen voor de training van stembureauleden. Bij de overeenkomstige toepassing
van artikel E 5a blijven het tweede lid, onderdeel b, in de praktijk buiten beschouwing,
aangezien er geen briefstembureau als bedoeld in artikel E 5, tweede lid, wordt ingesteld.
Onderdeel B (artikel Pa 6)
Dit artikel regelt dat het centraal stembureau voor de provinciale statenverkiezingen
van ZuidHolland ook als zodanig fungeert voor de kiescollegeverkiezing. Dit betreft
een praktische keuze aangezien de provinciale statenverkiezing plaatsvindt op dezelfde
dag als de kiescollegeverkiezing. Op deze dag is het centraal stembureau voor de verkiezing
van de leden van provinciale staten van ZuidHolland dus al ingesteld.
Onderdeel B (artikel Pa 7)
Op grond van artikel Pa 1 is het bepaalde voor het registreren van een aanduiding
van een politieke partij voor de provinciale statenverkiezing van overeenkomstige
toepassing op de kiescollegeverkiezing. Hieruit volgt eveneens dat logo’s die al zijn
geregistreerd voor de Tweede Kamerverkiezing doorwerken naar de kiescollegeverkiezing.
Dit artikel regelt dat de openbare kennisgeving van een besluit of handeling van het
centraal stembureau, geschiedt door middel van een mededeling in het Staatscourant.
Het gaat om het besluit op het verzoek tot registratie van de aanduiding van een politieke
groepering voor de verkiezing van het kiescollege en het schrappen van een aanduiding
uit het register.
Onderdeel B (artikel Pa 8)
Op grond van artikel G 1a kunnen politieke partijen die een aanduiding hebben geregistreerd
voor de Tweede Kamerverkiezing (op grond van artikel G 1) ook een logo bijschrijven
in het register. Het eerste lid regelt dat artikel G 1a van overeenkomstige toepassing
is, zodat het ook mogelijk wordt om een logo te registreren voor de verkiezing van
de leden van het kiescollege. De van overeenkomstige toepassing verklaring van dit
artikel wordt expliciet geregeld, omdat G 1a alleen ziet op Tweede Kamerverkiezingen,
en artikel Pa 1 enkel het in Afdeling II bepaalde ten aanzien van de provinciale statenverkiezingen
van overeenkomstige toepassing verklaart. Het tweede lid regelt dat een logo dat is
geregistreerd voor de Tweede Kamerverkiezingen doorwerkt naar de kiescollegeverkiezingen.
Een partij die een logo heeft geregistreerd voor de Tweede Kamerverkiezing hoeft dat
dus niet opnieuw te doen voor de kiescollegeverkiezing.
Onderdeel B (artikel Pa 9)
In artikel H 3, eerste lid, en artikel I 5, aanhef en onderdeel e, geldt het uitgangspunt
dat een kandidatenlijst bij het centraal stembureau kan worden ingeleverd door een
kiezer die bevoegd is tot deelneming aan de desbetreffende verkiezing. Voor de verkiezing
van de leden van het kiescollege leidt dit tot een onpraktische situatie, aangezien
alle kiesgerechtigden in het buitenland wonen en een kiezer dus niet gemakkelijk in
de gelegenheid is om de lijst persoonlijk bij het centraal stembureau in Nederland
in te leveren. Dit artikel maakt daarom mogelijk dat een kandidatenlijst voor de kiescollegeverkiezing
ook kan worden ingeleverd door een kiezer die kiesgerechtigd is voor de verkiezing
van de leden van provinciale staten. De criteria hiervoor zijn ingezetene zijn van
een provincie, het hebben van de Nederlandse nationaliteit en achttien jaar of ouder
zijn. Personen die aan deze eisen voldoen, zijn dus eveneens bevoegd om een kandidatenlijst
in te leveren voor het kiescollege. De bevoegdheid wordt bij deze groep kiezers neergelegd
omdat zij, net als de kiesgerechtigden voor de kiescollegeverkiezing, indirect invloed
hebben op de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer.
Onderdeel B (artikel Pa 10)
Het aantal ondersteuningsverklaringen dat bij een kandidatenlijst voor de kiescollegeverkiezing
dient te worden overgelegd is tien. Dit is gelijk aan het aantal verklaringen dat
wordt overgelegd bij de verkiezing van de leden van de kiescolleges in de openbare
lichamen. Aangezien dit aantal bij provinciale statenverkiezingen is vastgesteld op
30 ondersteuningsverklaringen – en deze bepalingen van overeenkomstige toepassing
zijn verklaard – regelt dit artikel dat een afwijkend aantal geldt.
Onderdeel B (artikel Pa 11)
Dit artikel regelt de mogelijkheid om langs elektronische weg een ondersteuningsverklaring
af te leggen voor de verkiezing van de leden van het kiescollege. Deze voorziening
wordt getroffen omdat het onredelijk wordt geacht om van de geregistreerde kiesgerechtigden
voor de kiescollegeverkiezing te verwachten dat zij naar Nederland afreizen om een
verklaring in persoon af te leggen. De verklaring van ondersteuning kan worden afgelegd
bij de gemeente Den Haag. De gemeente Den Haag draagt zorg voor het bijhouden van
de permanente registratie voor kiezers in het buitenland voor de verkiezing van de
leden van het kiescollege, en kan dus controleren of een persoon in deze registratie
voorkomt. De handelingen worden aan de kant van de gemeente uitgevoerd door de burgemeester
of een door hem daartoe aangewezen ambtenaar. Naar verwachting zal de burgemeester
hiervoor in de praktijk steeds een ambtenaar aanwijzen.
Het eerste lid regelt dat de kiezer en de burgemeester of ambtenaar samenkomen in
een digitale omgeving en dat de kiezer zijn verklaring van ondersteuning kan afleggen
in die omgeving. De burgemeester of ambtenaar heeft het formulier voor de verklaring
voor zich. De kiezer geeft aan voor welke lijst hij een verklaring van ondersteuning
wil afleggen. Daarnaast maakt hij kenbaar dat de burgemeester of ambtenaar de verklaring
namens hem mag invullen. De burgemeester of ambtenaar ondertekent de verklaring vervolgens
om kenbaar te maken dat de wijze waarop hij de verklaring heeft ingevuld overeenstemt
met de wilsuitdrukking van de kiezer. Het plaatsen van de handtekening geldt eveneens
als verklaring van de burgemeester of ambtenaar dat er sprake is geweest van een wilsuitdrukking
door de kiezer. Voor het formulier voor de verklaring wordt een model vastgesteld
bij ministeriële regeling. De grondslag hiervoor is opgenomen in het eerste lid.
Overeenkomstig artikel H 4, vierde lid, dient te kiezer zich te identificeren. Dit
doet hij door zijn identiteitsdocument in de digitale omgeving te tonen. Dit wordt
geregeld in het tweede lid.
Het derde lid bepaalt dat de burgmeester of ambtenaar de registratie voor kiesgerechtigdheid
controleert. Dit doet hij in de permanente registratie voor kiezers buiten Nederland.
Indien de kiezer in deze registratie is opgenomen, tekent de burgemeester dit aan
op de verklaring.
Het vierde lid stelt de criteria waaraan moet worden voldaan om de ondersteuningsverklaring
te kunnen afleggen in de digitale omgeving. Ten eerste moeten de kiezer en de burgemeester
of ambtenaar elkaar kunnen zien en verstaan. Daarnaast moet het ondertekenen van de
ondersteuningsverklaring goed zichtbaar zijn voor de kiezer.
Het vijfde lid regelt de verdere procedure na het afleggen van de verklaring. Direct
nadat de ondersteuningsverklaring is afgelegd, scant de burgemeester of ambtenaar
de verklaring in en stuurt deze langs elektronische weg aan de kiezer toe. De formulering
«langs elektronische weg» brengt tot uitdrukking dat er geen vaste route wordt voorgeschreven
om de scan te verzenden. Mogelijkheden zijn het verzenden van het document via een
email of het versturen van het document via de digitale omgeving. De kiezer controleert
vervolgens of de verklaring op de juiste wijze is ingevuld en ondertekend, en bevestigt
of dit het geval is. Tot dat moment blijven de kiezer en de burgemeester of ambtenaar
aanwezig in de digitale omgeving. Indien de kiezer meent dat de verklaring onjuist
is ingevuld, kan hij verzoeken om een nieuwe verklaring af te leggen. Deze nieuwe
verklaring treedt in de plaats van de eerste verklaring. Dit levert dus geen strijd
op met artikel H 4, vijfde lid: een kiezer mag niet meer dan één verklaring van ondersteuning
ondertekenen.
De kiezer kan de scan die hij heeft ontvangen doorsturen aan de politieke groepering
waarvoor hij de ondersteuningsverklaring heeft afgelegd. Daar kan de verklaring worden
geprint om samen met de kandidatenlijst in te leveren. De mogelijkheid om een kopie
van een ondersteuningsverklaring in te leveren, is reeds mogelijk binnen de kaders
van de Kieswet en behoeft derhalve niet expliciet te worden geregeld.
Onderdeel B (artikel Pa 12)
Eén van de criteria voor passief kiesrecht voor het kiescollege is dat een persoon
geen ingezetene is. Iemand die in Nederland woont gedurende de eerstvolgende zittingsperiode
van het kiescollege kan zich dus niet kandidaat stellen. Wanneer een persoon echter
bereid is om naar het buitenland te verhuizen als hij wordt benoemd of als hij dit
al van plan was, kan hij zich wel kandidaat stellen. Bij het inleveren van de kandidatenlijst
moet in dat geval een verklaring van de kandidaat worden gevoegd dat hij voornemens
of bereid is om naar het buitenland te verhuizen.
Onderdeel B (artikel Pa 13)
In artikel H 10, eerste lid, is geregeld dat een kandidaat die buiten Europees Nederland
woont in zijn verklaring van instemming een gemachtigde in Europees Nederland aanwijst
om namens hem, indien hij wordt benoemd, de handelingen met betrekking tot het accepteren
van zijn benoeming voor hem te verrichten. Aangezien alle kandidaten voor het kiescollege
buiten Europees Nederland wonen, wordt het niet wenselijk geacht dat dit de enige
manier is voor een kandidaat om zijn benoeming te accepteren, aangezien in de praktijk
geen enkele kandidaat dit zelf zou kunnen doen. Om die reden bepaalt het eerste lid
dat het de keuze van een kandidaat zelf is of hij een gemachtigde wil aanwijzen of
niet. Een kandidaat die geen gemachtigde aanwijst wordt indien benoemd langs elektronische
weg van zijn benoeming op de hoogte gesteld. De kennisgeving zal aan hem worden gestuurd
via een berichtenbox die ontsloten wordt via een erkend inlogmiddel (bijvoorbeeld
inloggen met behulp van een DigiD). De procedure hieromtrent wordt verder uitgewerkt
in artikel Xa 2. Indien een kandidaat geen gemachtigde aanwijst, tekent hij op de
verklaring van instemming aan dat hij ermee instemt dat de kennisgeving van zijn (eventuele)
benoeming aan hem wordt verstuurd via een online berichtenbox (waarop hij kan inloggen
via een erkend inlogmiddel).
Onderdeel B (artikel Pa 14)
De waarborgsom voor het inleveren van een kandidatenlijst voor de verkiezing van de
leden van het kiescollege bedraagt 225 euro. Dit bedrag wordt betaald aan de gemeente
Den Haag.
Onderdeel B (artikel Pa 15)
Het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van provinciale staten van
ZuidHolland fungeert eveneens als centraal stembureau voor de verkiezing van de leden
van het kiescollege (zie artikel Pa 6). Voor de zittingen van het centraal stembureau
in het kader van de kandidaatstelling, bedoeld in de artikelen I 1, eerste lid, en
I 4, schrijft de Kieswet een tijdstip voor. Aangezien de zittingen voor beide verkiezingen
niet tegelijkertijd kunnen worden gehouden, schrijft dit artikel voor dat het centraal
stembureau na afloop van de zittingen voor de provinciale statenverkiezing overgaat
tot de zittingen voor de kiescollegeverkiezing. Om te zorgen dat eenieder die de openbare
zitting voor de kandidaatstelling, bedoeld in artikel I 4, wil volgen op de hoogte
is van het tijdstip, wordt dit tijdig bekendgemaakt op een elektronisch toegankelijke
plaats. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de bekendmaking
van de digitale locatie van de zitting en het precieze tijdstip waarop de zitting
zal aanvangen.
Het tweede lid regelt dat de processen-verbaal, in aanvulling op fysieke terinzagelegging,
elektronisch openbaar worden gemaakt.
Onderdeel B (artikel Pa 16)
De leden van het centraal stembureau bevinden zich gedurende de zitting waarin wordt
beslist over de geldigheid van de kandidatenlijsten voor de kiescollegeverkiezing,
bij elkaar op één locatie. Op deze locatie kan ook publiek aanwezig zijn. Het eerste
lid van dit artikel regelt in aanvulling daarop dat de zitting van het centraal stembureau
(i) elektronisch kan worden bijgewoond en (ii) elektronisch te bekijken is. De reden
hiervoor is dat alle kandidaten en kiezers voor deze verkiezing in het buitenland
wonen. Een geïnteresseerde die de zitting elektronisch bijwoont, wordt gezien als
zijnde aanwezig bij de zitting. Hieruit volgt dat het bepaalde in artikel I 18, tweede
lid, dat bij de zitting aanwezige kiezers mondeling bezwaar kunnen inbrengen ook voor
hen geldt.
Het tweede lid stelt de criteria waar de zitting aan moet voldoen om doorgang te kunnen
vinden.
Het derde lid bevat een grondslag om bij algemene maatregel van bestuur nadere regels
te kunnen stellen over de digitale omgeving, de live-verbinding en de wijze van bezwaar
maken in de digitale omgeving.
Onderdeel B (artikel Pa 17)
Een persoon die zich kandidaat wil stellen voor de kiescollegeverkiezing dient (naast
de andere criteria die gelden voor het passieve kiesrecht) ofwel in het buitenland
te wonen ofwel een verklaring over te leggen dat hij voornemens dan wel bereid is
naar het buitenland te verhuizen (zie artikel Pa 12). Dit artikel strekt ertoe dat
het centraal stembureau dit controleert bij het onderzoek van de kandidatenlijsten.
Onderdeel B (artikel Pa 18)
Op grond van artikel I 3 worden de kandidatenlijsten en eventueel ondersteuningsverklaringen
ter inzage gelegd bij het centraal stembureau. Aangezien de kandidaten en kiezers
voor de kiescollegeverkiezing buiten Nederland wonen, en juist voor hen de inzage
relevant is, regelt dit artikel dat de stukken ook elektronisch toegankelijk worden
gemaakt. De handtekeningen op de ondersteuningsverklaringen worden niet elektronisch
openbaar gemaakt.
Onderdeel B (artikel Pa 19)
De bepalingen die zien op de verkiezing van provinciale staten voor provincies met
één kieskring zijn van overeenkomstige toepassing verklaard op de verkiezing van de
leden van het kiescollege. Publicatie van de onherroepelijk geldig verklaarde kandidatenlijsten
voor de provinciale statenverkiezing worden geplaatst in het provinciaal blad. Het
is niet wenselijk om de kandidatenlijsten voor de kiescollegeverkiezing in het provinciaal
blad te publiceren. Het kiescollege heeft geen eigen blad. Dit artikel regelt daarom
dat de kandidatenlijsten voor de kiescollegeverkiezing in de Staatscourant worden
gepubliceerd. De publicatie geschiedt overeenkomstig de publicatie van de kandidatenlijsten
voor de Tweede Kamerverkiezing in de Staatscourant (op grond van artikel I 17, tweede
lid, onder a), met uitzondering van het bepaalde ten aanzien van de kieskringen, aangezien
er bij de kiescollegeverkiezing enkel sprake is van één kieskring.
Onderdeel B (artikel Pa 20)
De verkiezing van de leden van het kiescollege vindt plaats per brief, via een briefstembureau
als bedoeld in artikel Pa 5, tweede lid. Het is dus niet mogelijk om een stem uit
te brengen op de «gewone manier», namelijk in een stemlokaal. Het eerste lid brengt
dit tot uitdrukking. Aangezien er geen gewone stembureaus worden ingesteld (artikel Pa 5,
eerste lid) zullen meerdere bepalingen uit hoofdstuk J die zien op deze wijze van
stemmen in de praktijk buiten toepassing blijven bij de kiescollegeverkiezing.
Onderdeel B (artikel Pa 21)
Bij de verkiezing van de leden van het kiescollege is het niet mogelijk om te stemmen
bij volmacht of met een kiezerspas. Deze hoofdstukken blijven daarom buiten toepassing.
Onderdeel B (artikel Pa 22)
De stemming van de leden van het kiescollege geschiedt per brief. Dit artikel regelt
dat een briefstembewijs wordt verstrekt aan kiesgerechtigden die geregistreerd staan
als kiezer voor de verkiezing van het kiescollege in de permanente registratie voor
kiezers buiten Nederland. Voor de verkiezing stelt de gemeente Den Haag een briefstembureau
in (zie artikel Pa 5, tweede lid). In dit artikel wordt expliciet geregeld dat hoofdstuk M
van overeenkomstige toepassing is. Artikel Pa 1 regelt namelijk dat het in Afdeling II
bepaalde ten aanzien van de provinciale statenverkiezingen van overeenkomstige toepassing
is, maar aangezien er bij die verkiezing per brief wordt gestemd, speelt hoofdstuk
M bij die verkiezing geen rol.
De mogelijkheid om per brief te stemmen voor de kiescollegeverkiezing volgt enkel
uit een registratie van kiesgerechtigdheid voor de kiescollegeverkiezing in de permanente
registratie. Het is voor Nederlanders die tijdelijk (op de dag van stemming) in het
buitenland verblijven niet mogelijk om een verzoek in te dienen om per brief te stemmen
voor de kiescollegeverkiezing. Immers, deze Nederlanders zijn niet kiesgerechtigd
omdat zij niet woonachtig zijn buiten Nederland. Artikel M 1, tweede lid, ziet uitsluitend
op Nederlanders die geregistreerd zijn in de basisadministratie in Nederland, maar
tijdelijk in het buitenland verblijven. Hoewel hoofdstuk M geheel van overeenkomstige
toepassing is verklaard, volgt hieruit dat onder andere de artikelen M 1, tweede lid,
en M 3 in de praktijk niet van toepassing zijn.
Onderdeel B (artikel Pa 23)
Dit artikel regelt dat de burgemeester van Den Haag de processen-verbaal niet overbrengt
naar het gemeentelijk stembureau, maar rechtstreeks naar het centraal stembureau.
De reden hiervoor is dat er geen gemeentelijke stembureaus en geen nationaal briefstembureau
worden ingesteld voor de kiescollegeverkiezing (zie artikel Pa 5 en artikel E 8, eerste
lid).
Onderdeel B (artikel Pa 24)
Voor de verkiezing van de leden van het kiescollege wordt er geen gemeentelijk stembureau
ingericht. De stemmen gaan vanuit het briefstembureau naar de burgemeester en vervolgens
rechtstreeks naar het centraal stembureau. In artikel P 1 wordt ervan uitgegaan dat
het centraal stembureau de processen-verbaal ontvangt van de gemeentelijk stembureaus.
Dit lid regelt dat het centraal stembureau de processen-verbaal van het briefstembureau
ontvangt van de burgemeester. Het centraal stembureau vervolgt zijn handelingen conform
het bepaalde in artikel P 1f.
Onderdeel B (artikel Pa 25)
Artikel P 10 bepaalt dat als er bij de zetelverdeling na vaststelling van de uitslag
te weinig kandidaten voor een partij op de lijst staan, de overgebleven zetels worden
toegewezen aan (één van) de andere partijen. Dit artikel regelt dat dit systeem niet
geldt voor de zetelverdeling bij het kiescollege, maar dat de zetel of zetels leeg
blijven. Hiermee wordt voorkomen dat de stemwaarde van de partijen die de restzetels
krijgen toegewezen meer, dan verhoudingsgewijs zou gelden op grond van de uitgebrachte
stemmen bij de kiescollegeverkiezing, doorwerkt bij de Eerste Kamerverkiezing.
Onderdeel B (artikel Pa 26)
Het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van provinciale staten van
ZuidHolland fungeert eveneens als centraal stembureau voor de verkiezing van de leden
van het kiescollege (zie artikel Pa 6). Voor de zitting van het centraal stembureau
in het kader van de uitslagvaststelling, bedoeld in de artikel P 20, tweede lid, schrijft
de Kieswet voor dat deze zo spoedig mogelijk plaatsvindt (artikel P 20, eerste lid).
Aangezien de zitting voor beide verkiezingen niet tegelijkertijd kan worden gehouden,
schrijft dit artikel voor dat het centraal stembureau na afloop van de zitting voor
de provinciale statenverkiezing overgaat tot de zitting voor de kiescollegeverkiezing.
Hieruit volgt dat de zitting voor provinciale staten van ZuidHolland als eerste plaatsvindt
en daarna de zitting voor het kiescollege. Om te zorgen dat eenieder die de zitting
wil volgen op de hoogte is van het tijdstip, wordt dit tijdig bekendgemaakt op een
elektronisch toegankelijke plaats. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels
gesteld over de bekendmaking van de digitale locatie van de zitting en het precieze
tijdstip waarop de zitting zal starten.
Onderdeel B (Artikel Pa 27)
De leden van het centraal stembureau bevinden zich gedurende de zitting waarin wordt
beslist over de uitslagvaststelling van de kiescollegeverkiezing bij elkaar op één
locatie. Op deze locatie kan ook publiek aanwezig zijn. Het eerste lid van dit artikel
regelt in aanvulling daarop dat de zitting van het centraal stembureau (i) elektronisch
kan worden bijgewoond in een digitale omgeving en (ii) elektronisch te bekijken is
via een live-verbinding. De reden hiervoor is dat alle kandidaten en kiezers voor
deze verkiezing in het buitenland wonen. Een geïnteresseerde die de zitting elektronisch
bijwoont, wordt gezien als zijnde aanwezig bij de zitting. Hieruit volgt dat het bepaalde
in artikel I 18, tweede lid, dat bij de zitting aanwezige kiezers mondeling bezwaar
kunnen inbrengen ook voor hen geldt.
Het tweede lid stelt de criteria waar de zitting aan moet voldoen om doorgang te kunnen
vinden.
Het derde lid bevat een grondslag om bij algemene maatregel van bestuur nadere regels
te kunnen stellen over de digitale omgeving, de live-verbinding en de wijze van bezwaar
maken in de digitale omgeving.
Onderdeel C (artikel Ua 1)
Het eerst lid regelt dat de kiescollegeleden evenals de leden van provinciale staten
en de leden van de kiescolleges in de openbare lichamen deelnemen aan de verkiezing
van de leden van de Eerste Kamer.
Het tweede lid bepaalt dat de vergadering waarin de kiescollegeleden stemmen voor
de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer plaatsvindt in Europees Nederland.
In de Kieswet is het verkiezingsproces voor onder andere de kandidaatstelling en de
uitslagvaststelling bij de Eerste Kamer gekoppeld aan de provincies en openbare lichamen.
Hoewel dit in naam geen kieskringen zijn, werkt het in de praktijk hetzelfde als bij
de kieskringen waarin Nederland is ingedeeld bij de andere verkiezingen. Aangezien
provincies en openbare lichamen geografisch zijn afgebakend, dient er, om de relevante
bepaling uit afdeling III te kunnen toepassen op de verkiezing van de leden van de
Eerste Kamer door het kiescollege, een kieskring te zijn die het (geografische) gebied
beslaat waar de kiesgerechtigden (kiescollegeleden die buiten Nederland wonen) voor
deze verkiezing wonen. Dit komt in de praktijk neer op het buitenland: de hele wereld
minus Nederland. Dit artikel definieert deze kieskring en geeft deze de naam «kieskring
buitenland».
Onderdeel C (artikel Ua 2)
Dit artikel regelt dat, voor zover niet anders bepaald, de bepalingen met betrekking
tot de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer door provinciale staten van overeenkomstige
toepassing zijn op de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer door het kiescollege.
Op enkele onderdelen wordt van deze bepalingen afgeweken. Alle bepalingen waarin wordt
afgeweken van afdeling III staan in dit hoofdstuk. Voor de overeenkomstige toepassing
geldt dat de begrippen in enkele bepalingen anders dienen te worden gelezen (in het
licht van de voor het kiescollege relevante begrippen). Dit betreft onder meer Onderdeel
B, waarin is bepaald dat waar in afdeling III wordt gesproken van «provincie» of «provincies»
er «kieskring buitenland» wordt gelezen. Dit maakt bijvoorbeeld mogelijk dat op grond
van de bepalingen in hoofdstuk R een kandidatenlijst voor de Eerste Kamerverkiezing
kan worden ingeleverd voor kieskring buitenland en dat bij de nummering van de kandidatenlijsten
in hoofdstuk S ook de kieskring buitenland meetelt als aantal in de som van het aantal
provincies (en openbare lichamen) waarvoor de lijst geldt.
Onderdeel C (artikel Ua 3)
Indien een kiescollegelid verhinderd is om deel te nemen aan de stemming (in Europees
Nederland) kan hij op grond van het eerste lid aan de voorzitter meedelen dat hij
bij volmacht wenst te stemmen. Een lid kan maximaal één verzoek aannemen om als gemachtigde
op te treden. Deze regeling is in principe gelijk aan de regeling in artikel T 4,
tweede lid, met dat verschil dat de mededeling aan de voorzitter langs elektronische
weg kan worden gedaan.
Het tweede lid bevat de grondslag om voor de mededeling een model vast te stellen
bij ministeriële regeling. Tevens kunnen bij algemene maatregel van bestuur nadere
regels worden gesteld over het doen van de mededeling langs elektronische weg.
Onderdeel C (artikel Ua 4)
Het eerste lid beschrijft de formule die is vastgesteld om de stemwaarde van een lid
van het kiescollege te berekenen. Zie voor een nadere toelichting op de totstandkoming
van deze formule paragraaf 4.3 van het algemeen deel van deze toelichting. Voor het
ledenaantal wordt uitgegaan van het wettelijke aantal leden op grond van artikel 5,
eerste lid, van de Wet kiescollege niet-ingezetenen. Het uitgangspunt is dat dat het
wettelijke aantal leden gelijk is aan het aantal leden waar het kiescollege in de
praktijk uit bestaat. Dit kan echter anders zijn wanneer een zetel leeg blijft als
gevolg van de toepassing van artikel Pa 25. In dat geval geldt voor de stemwaardebepaling
van een kiescollegelid toch het wettelijk aantal zetels.
Het aantal geregistreerde kiesgerechtigden voor de kiescollegeverkiezing volgt uit
de permanente registratie die de gemeente Den Haag beheert en waarin kiezers buiten
Nederland zich kunnen laten opnemen als kiesgerechtigde voor de kiescollegeverkiezing.
Er wordt gerekend met het aantal personen dat in de registratie staat op de dag vijf
weken voor de dag van stemming voor de leden van het kiescollege. Burgemeester en
wethouders van Den Haag geven het aantal geregistreerde kiesgerechtigden nadat zij
dit hebben vastgesteld op dezelfde dag nog door aan het centraal stembureau (tweede
lid).
Gerekend wordt met het inwonertal dat volgt uit de gegevens die het Centraal Bureau
voor de Statistiek openbaar maakt (derde lid). Indien ingeval van ontbinding het inwonertal
drie weken voor de dag van de kandidaatstelling nog niet openbaar is gemaakt, geldt
als inwonertal het inwonertal per de eerste dag van de vierde maand voorafgaand aan
de verkiezing gepubliceerd (vijfde lid). Dit inwonertal wordt dan gebruikt voor de
berekening in het eerste lid.
Wat betreft de kiesgerechtigden bij de voorgaande verkiezingen van de leden van provinciale
staten en de kiescolleges voor de Eerste Kamer in Bonaire, Sint Eustatius en Saba
wordt gerekend met het aantal kiesgerechtigden bij de voorgaande verkiezing van deze
organen (vierde lid). Deze verkiezingen vinden plaats enkele maanden voorafgaand aan
de Eerste Kamerverkiezing.
Op basis van de informatie uit de voorgaande leden berekent het centraal stembureau
de stemwaarde. Uiterlijk de dag voor de dag van de stemming wordt de stemwaarde gepubliceerd
in de Staatscourant.
Onderdeel E (artikel Xa 1)
Dit artikel regelt dat, voor zover niet anders bepaald, de bepalingen betreffende
het begin van en de veranderingen in het lidmaatschap, de beëindiging van het lidmaatschap
en tijdelijke vervanging als lid van provinciale staten van overeenkomstige toepassing
zijn op het kiescollege. Op enkele onderdelen wordt er van deze bepalingen afgeweken.
Alle bepalingen waarin wordt afgeweken van afdeling IV staan in dit hoofdstuk. Voor
de overeenkomstige toepassing geldt dat waar «provinciale staten» of «staten» staat,
«het kiescollege» wordt gelezen.
Onderdeel E (artikel Xa 2)
Het eerste lid bepaalt dat wanneer een kandidaat voor het kiescollege die als lid
wordt benoemd geen gemachtigde heeft aangewezen, de benoemde de kennisgeving van zijn
benoeming ontvangt via een berichtenbox die ontsloten wordt via een erkend inlogmiddel
(publiek uitgegeven authenticatiemiddel), bijvoorbeeld een DigiD (zie ook artikel Pa 13,
tweede lid). Aangezien het centraal stembureau niet rechtstreeks is aangesloten op
een dergelijke berichtenbox zal dit geschieden via de (al bestaande) voorzieningen
hiervoor van de gemeente Den Haag. Met het versturen van de kennisgeving via de berichtenbox
wordt zeker gesteld op gelijke wijze als in artikel V 1, eerste lid, geregeld voor
de overige verkiezingen, namelijk tegen gedagtekend ontvangstbewijs of aangetekend
verzonden dat de brief bij de benoemde wordt afgeleverd. Aangezien de benoemde geacht
wordt de benoeming niet aan te nemen wanneer hij niet reageert, is het van belang
dat buiten twijfel kan worden gesteld dat de kennisgeving aankomt.
Indien de benoemde de kennisgeving via de berichtenbox heeft ontvangen, stuurt hij
indien hij reageert zijn reactie (eventueel inclusief de documenten die hij moet overleggen)
via de elektronische weg aan het kiescollege dan wel het centraal stembureau. Evenals
in de regeling voor de andere verkiezingen worden aan de vorm waarin de benoemde reageert
op zijn benoeming geen vaste eisen gesteld, behalve dat dit langs elektronische weg
dient te gebeuren gelet op de termijn van tien dagen (waarbinnen niet kan worden verzekerd
dat fysieke post uit het buitenland Nederland tijdig bereikt). Het derde lid bevat
een grondslag om bij algemene maatregel van bestuur nadere regels te kunnen stellen.
Onderdeel E (artikel Xa 3)
Op grond van artikel V 3, tweede lid, dient de gemachtigde van een benoemde die buiten
Nederland woonachtig is een uittreksel uit het geboorteregister en een verklaring
van Nederlanderschap over te leggen. Dit is niet geregeld voor de situatie dat een
in het buitenland woonachtige benoemde geen gemachtigde heeft, zoals bedoeld in artikel Pa 13,
eerste lid. In dit artikel wordt geregeld dat deze benoemde het uittreksel en de verklaring
zelf dient over te leggen.
Onderdeel E (artikel Xa 4)
In artikel V 6, eerste lid, is geregeld wie ervan op de hoogte moet worden gesteld
wanneer een vertegenwoordigend orgaan besluit tot niet-toelating van één of meer leden
wegens de ongeldigheid van de stemming in een of meer (brief)stembureaus of provincies.
Bij de provinciale statenverkiezingen is dit gedeputeerde staten van de desbetreffende
provincie (artikel V 6, eerste lid, onderdeel b). In dit artikel wordt geregeld dat
voor de overeenkomstige toepassing van deze bepaling op de kiescollegeverkiezing niet
gedeputeerde staten in kennis wordt gesteld maar Onze Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties.
Onderdeel E (artikel Xa 5)
Dit artikel regelt dat elke benoeming van een kiescollegelid op grond van hoofdstuk W
de opvolging bij een opengevallen plaats in een vertegenwoordigend orgaan – bekend
wordt gemaakt in de Staatscourant.
Onderdeel F (artikel Ya 29)
Artikel P 10 bepaalt dat als er bij de zetelverdeling na vaststelling van de uitslag
te weinig kandidaten voor een partij op de lijst staan, de overgebleven zetels worden
toegewezen aan (één van) de andere partijen. Dit artikel regelt dat dit systeem niet
geldt voor de zetelverdeling bij de kiescolleges, maar dat de zetel of zetels leeg
blijven. Hiermee wordt voorkomen dat de stemwaarde van de partijen die de restzetels
krijgen toegewezen, meer dan verhoudingsgewijs zou gelden op grond van de uitgebrachte
stemmen bij de kiescollegeverkiezing, doorwerkt bij de Eerste Kamerverkiezing.
Onderdeel G (artikel Ya 31e)
Bij de vaststelling van de stemwaardebepaling wordt voor het ledenaantal uitgegaan
van het wettelijke aantal leden op grond van artikel 94a van de Wet openbare lichamen
Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Het uitgangspunt is dat dat het wettelijke aantal
leden gelijk is aan het leden waar het kiescollege in de praktijk uit bestaat. Dit
kan echter anders zijn wanneer een zetel leeg blijft als gevolg van de toepassing
van artikel Ya 29.
Titel IV. Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 31
Op basis van de Kieswet beheert de gemeente Den Haag de permanente registratie en
schrijft uit dien hoofde ook de kiezers in de permanente registratie aan met informatie
over verkiezingen en over de permanente registratie. Dat volgt voor het kiescollege
uit het voorgestelde artikel Pa 3. Dit artikel regelt aanvullend dat de gegevens van
kiezers buiten Nederland die zijn opgenomen in de permanente registratie voor de verkiezingen
van de Tweede Kamer- en/of de Europees Parlementsverkiezingen ook gebruikt worden
om die kiezers een uitnodiging te sturen om zich te laten registreren voor de verkiezing
van het kiescollege.
Artikel 32
In de regel worden nieuwe leden van het kiescollege toegelaten door de zittende leden
van het kiescollege. Aangezien er bij de toelating van de leden van het eerste kiescollege
nog geen zittende leden zijn, regelt dit artikel dat de benoemde leden het geloofsbrievenonderzoek
de eerste keer zelf verrichten.
Artikel 33
Artikel 11 bepaalt dat de kiescollegeleden zelf hun gedragscode vaststellen. Wanneer
de eerste leden van het kiescollege zijn verkozen, is er dus nog geen gedragscode.
Deze overgangsbepaling regelt dat deze leden de gedragscode moeten hebben vastgesteld
uiterlijk in de kalendermaand voorafgaand aan de eerstvolgende Eerste Kamerverkiezing.
Artikel 34
Artikel 8:4, vierde lid, onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) regelt in
welke gevallen er geen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld tegen besluiten
in het verkiezingsproces. Dit artikel voegt het kiescollege toe aan de opsomming in
artikel 8:4, vierde lid Onderdeel B, van de Awb. Hiermee wordt geregeld dat ook voor
het kiescollege geldt dat tegen besluiten tot toelating van nieuwe leden tot het kiescollege
geen beroep bij de bestuursrechter open staat.
Artikelen 35 tot en met 45
In artikel 30 van dit wetsvoorstel is geregeld dat de bij de voorgestelde wijzigingen
in de Kieswet wordt uitgegaan van de Kieswet zoals deze komt te luiden na inwerkingtreding
van het wetsvoorstel Wet nieuwe procedure vaststelling verkiezingsuitslagen (35 489) (hierna: het wetsvoorstel NPVV). Aangezien nog onduidelijk is wanneer voornoemd
wetsvoorstel in werking treedt, voorzien deze artikelen in overgangsrecht, totdat
de betreffende wijzigingen van de Kieswet (zowel het wetsvoorstel NPVV als artikel 30
van dit wetsvoorstel) ook in werking zijn getreden.
De artikelen 35 tot en met 40 regelen dat enkele onderdelen uit het verkiezingsproces
die worden geregeld in de Kieswet – onder andere het registreren van kiesgerechtigden
buiten Nederland, het registreren van aanduidingen van politieke partijen en het opsturen
van de briefstembewijzen aan geregistreerde kiesgerechtigden – al kunnen plaatsvinden
voordat de bepalingen hiertoe in de Kieswet zijn opgenomen. Dit is nodig om te zorgen
dat deze activiteiten al tijdig voor de eerste kiescollegeverkiezing kunnen plaatsvinden.
Nadat het wetsvoorstel NPVV in werking is getreden, kan artikel 30 in werking treden,
en kunnen de daarmee beoogde wijzigingen in de Kieswet worden doorgevoerd.
In artikel 36, tweede lid, wordt in aanvulling hierop geregeld dat niet-ingezetenen
al een aanvraag voor registratie kunnen indienen vanaf het moment dat de grondwetswijziging
in werking is getreden, voordat onderhavige wet in werking is getreden. Met terugwerkende
kracht regelt deze wet dat een aanvraag voor registratie van kiesgerechtigdheid voor
de verkiezing van de leden van het kiescollege dat in de tussenliggende periode is
gedaan geldt als een aanvraag op grond van artikel 36, eerste lid. De termijn van
zeven dagen waarbinnen burgemeester en wethouders van Den Haag moeten beslissen op
de aanvraag gaat pas lopen vanaf het moment dat deze wet in werking treedt.
Artikel 39 bevat een samenloopbepaling voor het moment dat het wetsvoorstel voor de
definitieve invoering van het nieuwe stembiljet voor kiezers buiten Nederland (35 670) (wetsvoorstel KBN) in werking is getreden. De bepalingen ten aanzien van de registratie
van logo’s en het register voor briefstembewijzen – die in de artikelen 39 en 40 van
overeenkomstige toepassing op de kiescollegeverkiezing worden verklaard – hebben namelijk
nu nog hun grondslag in de Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming
(Experimentenwet), maar worden met het wetsvoorstel KBN definitief in de Kieswet verankerd.
Op dat moment vervallen de betreffende artikelen in de Experimentenwet. Voor de van
overeenkomstige toepassingsverklaring voor het kiescollege dient vanaf dat moment
daarom naar de betreffenden artikelen in de Kieswet verwezen te worden.
De artikelen 42 tot en met 44 regelen voorts dat de registratie van kiesgerechtigden,
de registratie van aanduidingen en van logo’s van politieke partijen die zijn gedaan
op grond van dit overgangsrecht in deze tijdelijke regeling – respectievelijk de artikelen
36, 38 en 39 – worden geacht geregistreerd te zijn op grond van de in dit wetsvoorstel
daarvoor voorgestelde bepalingen in de Kieswet (respectievelijk artikel Pa 3 van de
Kieswet, artikel Pa 1 in samenhang met G 2 van de Kieswet en artikel Pa 8 van de Kieswet).
Artikel 45 regelt dat de gegevens die op grond van artikel 40, derde lid, in de (tijdelijke)
registratie voor briefstembewijzen zijn opgenomen, worden opgenomen in de definitieve
registratie voor briefstembewijzen, bedoeld in artikel M 5, eerste lid, van de Kieswet.
Artikel 46 regelt de inwerkingtreding van de verschillende artikelen. De eerste zin
van het tweede lid regelt dat bij de initiële inwerkingtreding van dit wetsvoorstel
de artikelen 30 en 42 tot en met 45 nog niet in werking treden. Op grond van het tweede
lid, tweede zin, treden deze in werking op een bij koninklijk besluit tijdstip te
bepalen (later) moment (na inwerkingtreding van het wetsvoorstel NPVV). Op dat tijdstip
vervallen de artikelen 35 tot en met 41, aangezien aan de tijdelijke regeling voor
deze activiteiten niet langer behoefte is wanneer deze definitief in de Kieswet zijn
geregeld. Het derde lid regelt dat de nieuwe tekst van artikel 55 van de Grondwet
– op grond van het voorstel van wet tot verandering in de Grondwet, strekkende tot
het opnemen van een bepaling over een door niet-ingezetenen gekozen kiescollege voor
de verkiezing van de Eerste Kamer der Staten-Generaal (35 785) – van kracht wordt op het moment dat dit wetsvoorstel in werking treedt. Gelet op
artikel 139 van de Grondwet zal de grondwetswijziging altijd – al is het maar een
dag – eerder in werking treden dan onderhavige wet, aangezien bij gelijktijdige publicatie
de grondwetswijziging terstond in werking treedt en deze wet per de volgende dag.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.G.J. Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Bijlagen
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 34 | Voor |
D66 | 24 | Voor |
PVV | 17 | Tegen |
CDA | 14 | Voor |
PvdA | 9 | Voor |
SP | 9 | Tegen |
GroenLinks | 8 | Voor |
PvdD | 6 | Voor |
ChristenUnie | 5 | Voor |
FVD | 5 | Tegen |
DENK | 3 | Voor |
Groep Van Haga | 3 | Tegen |
JA21 | 3 | Tegen |
SGP | 3 | Tegen |
Volt | 2 | Voor |
BBB | 1 | Voor |
BIJ1 | 1 | Tegen |
Fractie Den Haan | 1 | Voor |
Gündogan | 1 | Voor |
Omtzigt | 1 | Tegen |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.