Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over het Fiche: Mededeling en besluit ter wijziging Eigenmiddelenbesluit (Kamerstuk 22112-)3279
2022D06243 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 16 februari 2022 een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Financiën over het door de Minister van Buitenlandse
Zaken op 28 januari 2022 toegezonden
Fiche: Mededeling en besluit ter wijziging Eigenmiddelenbesluit (Kamerstuk 22 112, nr. 3279)
De fungerend voorzitter van de commissie, Tielen
De adjunct-griffier van de commissie, Schukkink
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inhoudsopgave
1.
Inleiding
2.
Algemeen
3.
Algemene gegevens
4.
Essentie voorstel
5.
Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
6.
Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
7.
Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
8.
Implicaties juridisch
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel tot wijziging van
het Eigenmiddelenbesluit (EMB). Zij staan kritisch tegenover voorstellen die extra
eigen middelen introduceren en/of de Nederlandse afdracht vergroten en verwachten
dat het kabinet stevig opkomt voor de Nederlandse belangen. Zij hebben nog diverse
vragen ten aanzien van het voorstel en de inzet van het kabinet.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de fiche «Mededeling en besluit
ter wijziging Eigenmiddelenbesluit». Naar aanleiding van het genoemde punt brengen
de leden van de PVV-fractie het volgende naar voren.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel tot wijziging van
het Eigenmiddelenbesluit (EMB).
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het fiche waarin wordt beschreven
dat de Commissie drie eigen middelen wil toevoegen. Het eerste is gelijk aan 25 procent
van de inkomsten uit het EU-emissiehandelssysteem, het tweede betreft een eigen middel
gebaseerd op de verwachte opbrengsten die voortvloeien uit het beleidsvoorstel tot
een mechanisme voor koolstofcorrectie aan de grens en het derde betreft een deel van
de middelen die voortkomen uit pijler 1 van het Inclusive Framework van de Organisatie
voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). De leden van de SP-fractie hebben
enkele vragen die zich toespitsen op dit derde eigen middel.
De leden van de GroenLinks-fractie danken het kabinet voor het BNC-fiche. Zij hebben
hierover een aantal vragen.
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben met interesse kennisgenomen
van de voorliggende stukken en hebben hier nog een aantal vragen over.
De leden van de SGP-fractie hebben met afkeuring kennisgenomen van het fiche: Mededeling
en besluit ter wijziging Eigenmiddelenbesluit. Deze leden van de SGP-fractie zijn
zeer kritisch op de nieuwe eigen middelen die de Commissie voorstelt. Ook het feit
dat de nieuwe eigen middelen met een gekwalificeerde meerderheid opgehoogd kunnen
worden vinden deze leden zorgelijk. Dit alles leidt tot een Europese Unie met nog
meer bevoegdheden, wat de leden van de SGP-fractie zeer kwalijk vinden.
De leden van de Groep Van Haga hebben kennisgenomen van het voorstel tot wijziging
van het Eigenmiddelenbesluit (EMB).
2. Algemeen
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Europese Commissie drie nieuwe eigen middelen
voorstelt via een wijziging van het Eigenmiddelenbesluit. Het kabinet stelt dat dit
voorstel een opvolging is van afspraken die zijn gemaakt door de Europese Raad (ER)
op 17-21 juli 2020. Kan het kabinet bevestigen dat in deze Raad slechts overeengekomen
is dat de Europese Commissie voorstellen kan doen, maar dat Nederlands geenszins zich
heeft gecommitteerd aan deze voorstellen? Bovendien zijn deze afspraken gemaakt in
het kader van de garandering van de financiële verplichtingen op de leningen voor
de financiering van Next Generation EU. In het BNC-fiche lezen de leden van de VVD-fractie
echter dat een eventuele wijziging van het EMB ook bezien moet worden in het kader
van een nieuw op te richten Sociaal Klimaatfonds. Klopt het dat deze koppeling geen
onderdeel was van de afspraken die zijn gemaakt in de Europese Raad op 17-21 juli
2020? Waarom wordt deze koppeling nu dan wel gemaakt? En kan het kabinet aangeven
welke eigen middelen in het voorstel van de Commissie worden ingezet ter financiering
van Next Generation EU en welke ter financiering van een – nog niet overeengekomen
– Sociaal Klimaatfonds? Wat zijn de beoogde opbrengsten van de voorgestelde eigen
middelen in euro’s en kan het kabinet deze opbrengsten relateren aan de beoogde uitgaven
in euro’s, uitgesplitst naar Next Generation EU en Sociaal Klimaatfonds? De leden
van de VVD-fractie vragen dit ook in een overzichtstabel te plaatsen.
3. Algemene gegevens
4. Essentie voorstel
In Kamerstuk 21 501-20, nr. 1575, waarin het verslag van de buitengewone Europese Raad van 17-21 juli 2020 is opgenomen,
lezen de leden van de VVD-fractie dat is overeengekomen dat de Commissie voorstellen
kan doen met betrekking tot de introductie van nieuwe eigen middelen in de vorm van
een mechanisme voor koolstofgrenscorrectie (CBAM), en afdrachten op basis van emissiehandelssysteem
ETS waarbij mogelijk ook de luchtvaart en schaapvaart betrokken zullen worden. De
leden van de VVD-fractie lezen in dit verslag niets terug over uitbreiding van ETS
voor de gebouwde omgeving en transport (ETS-BRT). Waarom heeft de Commissie dan toch
deze uitbreiding voorgesteld? Wat is de beoogde opbrengst van deze uitbreiding en
waartoe zijn deze extra inkomsten volgens de Commissie nodig? Wat is het grensoverschrijdende
karakter van de gebouwde omgeving en waarom zou deze uitbreiding van het ETS volgens
de Commissie onder de eigen middelen kunnen vallen? Ook lezen de leden van de VVD-fractie
in dit verslag niets terug over een eigen middel op basis van het Inclusive Framework
(IF) van de OESO/G20 (pillar 1). Ook hierbij vragen de leden van de VVD-fractie zich
af waarom de Commissie dan toch deze uitbreiding heeft voorgesteld? Wat is de beoogde
opbrengst van deze uitbreiding en waartoe zijn deze extra inkomsten volgens de Commissie
nodig? En hoe verhoudt deze opbrengst zich tot de reeds ingeboekte opbrengst in het
Coalitieakkoord van 15 december 2021 op basis van OESO pillar 2? Voorts zijn de leden
van de VVD-fractie van mening dat dit voorstel directe belastingen betreft, die onder
de exclusieve bevoegdheid van de lidstaten vallen en dus geen onderdeel van de eigen
middelen van de EU kan zijn. Deelt het kabinet deze conclusie?
In algemene zin vragen de leden van de VVD-fractie zich af wat er gebeurt als Nederland
niet instemt met de voorgestelde wijzigingen van het EMB? Klopt het dat de Nederlandse
afdrachten op basis van het bruto nationaal inkomen (bni) dan stijgen ten behoeve
van de financiering van Next Generation EU, en dat er dan geen sprake kan zijn van
de oprichting van een Sociaal Klimaatfonds, aangezien de financiering daarvan dan
ontbreekt? Op welke wijze zijn de opbrengsten van deze middelen in het voorstel voor
het Eigenmiddelenbesluit (juridisch) gekoppeld aan specifieke uitgaven voor Fit For
55 of de aflossing van Next Generation EU?
In het BNC-fiche valt te lezen dat de onderhandelingen over de beleidsvoorstellen
voor de wijziging van het ETS en de introductie van CBAM reeds lopen. Met welk mandaat
vanuit de Kamer worden deze onderhandelingen gevoerd? Kan het kabinet de Kamer informeren
over de stand van zaken van deze onderhandelingen en toezeggen dat niets wordt besloten
alvorens hier met de Kamer over is gesproken?
De leden van de VVD-fractie vragen daarnaast wat de afgelopen vijf jaar de opbrengst
was van de veiling van ETS-rechten in Nederland. Wat is de verwachte toekomstige opbrengst
van de voorgestelde eigen middelen voor Nederland en wat is daarmee de financiële
omvang van een afdracht van 25 procent van ETS-opbrengsten, 25 procent van de ETS-BRT-opbrengsten,
75 procent van CBAM en 15 procent van Inclusive Framework?
Ten aanzien van het ETS-voorstel lezen de leden van de VVD-fractie dat de Europese
Commissie een maximum- en minimumbijdrage voorstelt op basis van een BNI-sleutel.
Welke landen worden door de voorgestelde sleutels bevoordeeld en welke landen gaan
door de minimumbijdrage meer afdragen? Kan hiermee de feitelijke afdracht op basis
van ETS hoger of lager worden dan 25 procent of wordt dit via andere afdrachten verdisconteerd?
De leden van de VVD-fractie vragen het kabinet welke nationale uitvoeringskosten voor
Nederland worden verwacht bij invoering van CBAM. Zitten de kosten die Nederland en
andere landen maken in het voorstel van de Commissie in de 25 procent opbrengst die
de lidstaten zelf houden of worden deze aanvullend daarop verrekend?
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat de Europese Commissie in de eerste helft
van 2022 met een voorstel komt voor de terbeschikkingstelling van de voorgestelde
nieuwe eigen middelen. Ontvangt de Kamer daarover een separaat BNC-fiche? En wat is
de besluitvormingsprocedure voor die verordening?
Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie wat er gebeurt met (voorgestelde) Europese
middelen die vanwege rechtsstaatschendingen niet meer worden overgemaakt aan lidstaten.
Vloeien deze terug naar de lidstaten? Hoe is dit verankerd in het Eigenmiddelenbesluit?
De leden van de PVV-fractie willen weten wat de EU, bij uitbreiding van de eigen middelen,
zou beletten om in de toekomst de budgettaire opbrengst van deze eigen middelen jaarlijks
dan wel tussentijds te verhogen.
De leden van de PVV-fractie vragen in hoeverre de uitbreiding van de eigen middelen
een verdere herverdeling tussen lidstaten in de hand werkt. Acht dit kabinet verdere
herverdeling van middelen over de lidstaten wenselijk, kan het kabinet haar standpunt
in dezen verduidelijken en nader toelichten?
De leden van de PVV-fractie willen weten op welke wijze de Nederlandse afdracht aan
de EU zal veranderen. Hoeveel gaat Nederland concreet jaarlijks meer of minder afdragen
aan de EU als gevolg hiervan (in euro’s) en hoe zal voorkomen worden dat de Nederlandse
belastingbetaler hier op geen enkele wijze (in de toekomst) voor op moet draaien?
De leden van de PVV-fractie willen weten hoeveel de Europese Commissie per eigen middel
en per lidstaat verwacht op te halen (graag een uitsplitsing).
De voorliggende besluiten ter wijziging Eigenmiddelenbesluit zijn onderdeel van het
Fit for 55-pakket (Ff55). De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of er in
het Ff55-pakket nog meer voorstellen voor nieuwe eigen middelen zijn opgenomen. Deze
leden vragen de Minister of alle opbrengsten van deze eigen middelen ook daadwerkelijk
terugvloeien naar de lidstaten. Over het Ff55-pakket wordt nog onderhandeld. De leden
van de CDA-fractie vragen de Minister of die onderhandelingen dan nog van invloed
zijn op deze nieuwe eigenmiddelenvoorstellen. Dit vragen zij ook voor het derde middel
met betrekking tot pijler 1 van de OESO. Ook daarover zijn de onderhandelingen nog
gaande. Is het niet verstandiger de uitkomst van de onderhandelingen af te wachten
alvorens de middelen en berekeningswijze vast te leggen?
De leden van de CDA-fractie vragen waarom is gekozen voor vooraf inleggen en niet
achteraf afdragen als het gaat om ETS. Het eindoordeel van het kabinet hangt af van
de precieze uitwerking van het mechanisme; de leden van de CDA-fractie vragen de Minister
wanneer zij verwacht dat dit is.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of ze goed begrijpen dat de ETS-afdracht
de bni-afdracht vervangt, maar de BNI-afdracht wel de sluitpost blijft van het EMB.
Dus wanneer er tekorten zijn, de begroting sluitend wordt gemaakt op basis van naheffingen
gebaseerd op de bni-verdeelsleutel.
Besluitvorming over de ETS-verdeelsleutel vindt plaats op basis van gekwalificeerde
meerderheid. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister in hoeverre daar tot nu
toe aanpassingen in zijn gedaan. Verwacht zij dat na een compromis over dit nieuwe
EMB er voorstellen voor aanpassingen worden gedaan? Tevens vragen deze leden hoe een
dergelijk voorstel tot stand komt en op welke momenten het Nederlandse kabinet invloed
kan uitoefenen op de inhoud van een mogelijk voorstel tot aanpassing van de verdeelsleutel.
Het EMB met betrekking tot CBAM houdt in dat 25 procent van de opbrengsten van de
verkoop van CBAM-certificaten naar de nationale begrotingen van de lidstaten gaat.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister naar het zogenaamde Rotterdam-effect
en verzoeken de Minister aan te geven in hoeverre Nederland als poort tot de Europese
interne markt met CBAM hier al dan niet meer of minder mee te maken heeft dan andere
lidstaten. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister in hoeverre is onderzocht
of CBAM zal worden doorgerekend naar de consument. Deze leden vragen de Minister aan
te geven wat CBAM doet met de concurrentiepositie van de EU.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister aan te geven op welke juridische grond
Europese implementatie van pijler 1 van het Inclusive Framework en de herverdeling
van belastingrechten wordt ingevoerd.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister waarom er geen impact assessment door
de Europese Commissie is verricht op deze drie nieuwe eigen middelen. Deze leden vragen
of de Minister dit alsnog nodig acht en indien dat zo is, of zij daarvoor wil pleiten
bij de Europese Commissie en anders zelf een impact assessment voor de Nederlandse
markt verricht. Met name bij pijler 1 is nog veel onduidelijkheid over wat de effecten
überhaupt zullen zijn, en kan de Minister nog niet overzien wat de gevolgen zijn als
een deel van de inkomsten als eigen middel van de EU wordt aangemerkt. Vindt de Minister
het logisch en passend dat een nationale winstbelasting van lidstaten een eigen middel
voor de EU-begroting zal gaan vormen?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of een prognose gegeven kan worden van de
toekomstige inkomsten vanuit het ETS (incl. ETS-BRT), hoe dit zich verhoudt tot de
huidige Nederlandse inkomsten uit ETS, en of de toekomstige netto ETS-brede inkomsten
voor Nederland dalen t.o.v. de huidige ETS-inkomsten als 25 procent hiervan afgedragen
dient te worden.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe het kabinet het correctiemechanisme
in het ETS beziet in het kader van de noodzaak om Europabreed draagvlak voor de energietransitie
te waarborgen, en het solidariteitsprincipe de sterkste schouders de zwaarste lasten
te dragen. Zijn deze uitgangspunten relevant in de positiebepaling van Nederland t.a.v.
het correctiemechanisme, zo vragen zij.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of landen verplicht worden de ETS-afdracht
te financieren uit de ETS-opbrengsten, en hoe dit begrotingstechnisch verwerkt zal
worden.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het kabinet een projectie kan geven van
de verwachte CBAM-inkomsten (25 procent) en afdrachten (75 procent) door de verkoop
van certificaten door Nederland.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe de verkoop van CBAM-certificaten begrotingstechnisch
verwerkt zal worden.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen het kabinet naar de verwachte structurele
inkomsten op basis van het uitgangspunt dat 85 procent van de pijler 1-inkomsten behouden
kunnen worden door de lidstaat.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen het kabinet of hij het ermee eens is dat
het een slimme zet is van de Europese Commissie om de implementatie van pijler 1 (die
deze zomer verwacht wordt) inhoudelijk te linken aan de digitaks, waarmee de druk
verhoogd wordt op de VS om voortgang te boeken om de Inclusive Framework-afspraken
te implementeren.
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat de Commissie voornemens is om een
tweede nieuwe mand eigen middelen voor te stellen in 2024. De Commissie heeft op dit
punt aangegeven dat zij voornemens is hier een verbinding te maken met BEFIT (de geharmoniseerde
belastinggrondslag voor vennootschappen). Deze leden vragen of het kabinet hier net
als deze leden positief tegenover staat.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen ten slotte op welke manier – dus in welke
coalities van lidstaten – Nederland zich politiek gaat opstellen, gegeven in deze
dossiers dat het speelveld verdeeld is.
Hoe beïnvloeden de in december gemaakte afspraken binnen de OESO over een minimumtarief
de impactanalyse die Nederland reeds gemaakt had, zo vragen de leden van de PvdD-fractie.
Wat is volgens het kabinet de wereldwijd geschatte meeropbrengst van het minimumtarief
in pijler 2? In hoeverre zijn deze verminderd door de in december gemaakte afspraken
over ruimere uitzonderingen? Voorts vragen deze leden voor welke ontwikkelingslanden
er impactanalyses bekend zijn bij het kabinet.
De leden van de PvdD-fractie vragen of landen na implementatie van de Europese richtlijn
een hoger minimumtarief mogen toepassen dan 15 procent. Welke afname wordt er verwacht
in winstverplaatsingen van en naar Nederland naar aanleiding van de gemaakte afspraken?
Welke afname wordt er verwacht in winstverplaatsingen wereldwijd? Indien er geen inschatting
valt te maken van de afname in winstverplaatsingen als gevolg van de afspraken over
een wereldwijd minimumtarief voor de winstbelasting, hoe kan men dan bepalen in hoeverre
het tegengaan van ongewenste winstverplaatsingen succesvol verloopt?
De leden van de PvdD-fractie vragen of een bedrijf bekend moet maken of deze onder
de meldingsplicht van de verslaglegging per land (CbCR) valt. Zal de Belastingdienst
voor de 3.000 genoemde bedrijven gaan bijhouden welk effectief percentage wordt geheven
en kan hierover (desnoods op geaggregeerd niveau) worden gerapporteerd?
De leden van de SGP-fractie constateren dat de precieze uitwerking en de gevolgen
hiervan voor de Nederlandse afdrachten, maar bijvoorbeeld ook voor de uitvoeringskosten,
nog minimaal is. Toch stelt de Commissie al precieze percentages voor. Waarop zijn
deze percentages gebaseerd, en hoe is rekening gehouden met de gevolgen voor lidstaten?
In zijn conclusies van 21 juli 2020 heeft de Europese Raad verklaard dat de opbrengsten
van de nieuwe eigen middelen die na 2021 worden ingevoerd, moeten worden gebruikt
voor de aflossing van leningen in het kader van Next Generation EU. De drie nieuwe
eigen middelen die nu voorgesteld worden, worden echter ook gebruikt voor de financiering
van een Klimaatfonds, zo valt in de Besluit van de Raad te lezen. Hoe is dat met elkaar
te rijmen, zo vragen de leden van de SGP-fractie. Wordt hiermee het doel van de eigen
middelen verbreed? En hoe wordt geborgd dat deze eigen middelen enkel gebruikt worden
voor de aflossing van de leningen?
Deelt het kabinet de mening dat de drie nieuwe eigen middelen tijdelijk moeten zijn,
namelijk gedurende de periode dat er aflossingen nodig zijn, zo vragen de leden van
de SGP-fractie. Is het kabinet voornemens de tijdelijkheid van de eigen middelen wettelijk
te borgen?
De leden van de SGP-fractie vragen om een overzicht van alle eigen middelen die door
de Commissie en het parlement overwogen worden.
Het derde eigen middel ziet op het overeengekomen akkoord dat voorziet in een herverdeling
van winsten en belastingheffingsrechten tussen landen (Pijler 1). Over dit voorstel
is echter slechts op hoofdlijnen een akkoord bereikt. Toch stelt de Commissie nu al
voor dat lidstaten 15 procent van de opbrengst moeten afdragen voor de EU-begroting.
De leden van de SGP-fractie vragen wat het kabinet van deze werkwijze vindt. Waarom
wordt niet eerst gewacht op het definitieve akkoord in pijler 1?
De leden van de Groep Van Haga lezen dat door het ontbreken van gedetailleerde informatie
op dit moment nog niet mogelijk is om een inschatting te maken van het precieze effect
van een nieuw Eigenmiddelenbesluit op basis van de CBAM voor de EU-afdracht. Deze
leden vragen of er wel een grove indicatie van het verschil tussen de ETS-gebaseerde
afdracht en de BNI-gebaseerde afdracht gegeven kan worden.
De leden van de Groep Van Haga onderkennen het principe van het BNI-afdrachtssysteem.
De rijke welvarende landen stoppen in verhouding meer in het potje uit solidariteit
dan economisch zwakkere landen. Nu er overgestapt wordt naar een ETS-afdrachtssysteem
wordt het een stuk onduidelijker. Landen die innovatief zijn en een sterke economisch
groei doormaken zouden op een gegeven moment steeds minder bijdragen. Landen die achterblijven
in groei en innovatie betalen steeds meer. Nu merken de leden van de Groep Van Haga
op dat Europa bestaat uit landen met verschillende snelheden en dat die verschillen,
die al dan niet groter worden, roet kunnen gooien in de financiële stabiliteit en
continuïteit van het ETS-afdrachtssysteem. Met als mogelijk resultaat allerlei correctiefactoren
om te compenseren voor het verlies aan inkomsten voor de EU. Kan de Minister hier
duidelijkheid over geven?
In het Coalitieakkoord is opgenomen dat Nederland inzet op belastingheffing zoals
CO2-grensheffing en vliegtaks. Het ETS-afdrachtssysteem in ook gebaseerd op CO2. De leden van de Groep Van Haga vragen zich af of deze twee systeemheffingen (nationaal
en EU) wel complementair zijn aan elkaar of dat er hier en daar nog wat wrijft?
5. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
De leden van de VVD-fractie vinden dat de beoordeling van het voorstel erg open is,
terwijl Nederland de grootste netto-betaler is en de doelmatigheid van diverse Europese
programma’s voor verbetering vatbaar is. Deze leden menen dat het kabinet zich in
het belang van de Nederlandse belastingbetaler kritischer mag opstellen, in het bijzonder
ten aanzien van voorstellen met een grondslag in (grotendeels) nationale activiteiten
en die ingrijpen op de directe belastingheffing die een competentie van de lidstaten
is. Ook merken zij op dat het Europees Parlement ten aanzien van dit voorstel geen
beslisbevoegdheid heeft.
De leden van de VVD-fractie lezen dat een ETS-afdracht voor Nederland financieel voordeliger
is dan de BNI-afdracht. Hoe beoordeelt het kabinet de stabiliteit van deze ETS-grondslag
en welk risico ziet het kabinet voor een continue grondslagverbreding om de inkomsten
stabiel te houden? Acht het kabinet ook in dat scenario ETS-afdrachten voor Nederland
financieel voordeliger? Zij vragen daarnaast het kabinet hoe dit zit bij bestaande
eigen middelen zoals de btw-afdracht en douaneheffingen. Ook vragen zij welke mogelijkheden
het kabinet ziet om financiële risico’s in dit voorstel af te dekken. Ook vragen de
leden van de VVD-fractie wat de gevolgen zijn van een eventuele latere uitbreiding
van instrumenten die in het Eigenmiddelenbesluit worden betrokken voor de totale afdracht.
Leidt in het voorstel van de Commissie bijvoorbeeld een latere uitbreiding van CBAM
tot een lagere bni-afdracht van Nederland, of niet?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet kritisch is op een tijdelijk correctiemechanisme
in het voorstel, maar zij begrijpen niet geheel welke aanpassing het kabinet hiervan
wil. Zet het kabinet hierbij in op een aanpassing van de parameters, een inkorting
van de termijn of het volledig uitsluiten van een correctiemechanisme in de ETS-grondslag?
De leden van de VVD-fractie vragen hoe de Kamer wordt geïnformeerd over de inzet van
het kabinet op het voorstel van een nieuw eigen middel op basis van pijler 1 vóór
hier in EU-verband over wordt gesproken door de Minister van Financiën.
De leden van de PVV-fractie willen allereerst weten waarom het kabinet positief staat
tegenover een uitbreiding van de eigen middelen van de EU, terwijl er inhoudelijk
nog geen concrete uitwerkingen zijn.
De leden van de PVV-fractie willen voorts weten of het kabinet tevens positief staat
tegenover een verminderde vorm van (fiscale) soevereiniteit. Zo ja, waarom? Zo nee,
hoe gaat dit kabinet de Nederlandse (fiscale) soevereiniteit waarborgen?
De leden van de PVV-fractie willen weten waarom het kabinet denkt dat de uitbreiding
van eigen middelen doelmatig en doeltreffend aangewend zou worden door de EU. Kan
het kabinet zijn stelling in dezen onderbouwen aan de hand van historische voorbeelden,
waarbij de EU middelen wel effectief heeft aangewend?
Gegeven de wens die het kabinet aangeeft dat er een evaluatiebepaling zou moeten zijn,
hoe zou die evaluatie er volgens het kabinet uit moeten zien, zo vragen de leden van
de PvdD-fractie. Hoe kan ervoor worden gezorgd dat er tijdig wordt bijgestuurd indien
de meeropbrengsten zouden tegenvallen? Hoe wordt gemeten of de meeropbrengsten voldoen
aan de verwachting? Wat is daarvoor de nulmeting? Voorts vragen deze leden hoeveel
de meeropbrengst zou zijn geweest voor Nederland op basis van het laatste jaar waarvan
de volledige cijfers bekend zijn. Tot slot vragen de leden van de PvdD-fractie waarom
de Belastingdienst de haalbaarheid van de invoering van het richtlijnvoorstel beoordeelt
als zeer uitdagend.
De leden van de SGP-fractie zijn positief over de voorgestelde tijdelijkheid van het correctiemechanisme in het nieuwe eigen middel op basis van ETS. Deze leden
zijn namelijk tegenstander van dit correctiemechanisme. De leden van de SGP-fractie
vragen daarbij wel naar de argumentatie van deze tijdelijkheid. Waarom stelt de Commissie
dit mechanisme slechts tot 2030 voor? Hoe waarschijnlijk acht het kabinet dat dit
mechanisme inderdaad tijdelijk is, en hoe is dit geborgd?
Zoals eerder gezegd, zijn de leden van de SGP-fractie bijzonder kritisch over het
feit dat de grondslagen en de verdeelsleutels van de nieuwe eigen middelen met een
gekwalificeerde meerderheid aangepast, en dus verhoogd kunnen worden. Deze leden achten
het, gezien eerdere ervaringen, zeer waarschijnlijk dat de grondslagen en verdeelsleutels
in de toekomst inderdaad verbreed respectievelijk opgehoogd worden. Op welke manieren
gaat het kabinet dit voorkomen? Welke waarborgen zijn volgens het kabinet wenselijk
om de financiële afdracht van Nederland niet verder te verhogen?
Kan het kabinet per eigen middel een inschatting geven van het krachtenveld, zo vragen
de leden van de SGP-fractie. Met welke landen trekt Nederland op in de kritiek die
het kabinet op de voorstellen heeft?
6. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
De leden van de VVD-fractie vragen of het kabinet in de beoordeling op deze punten
ook het voorstel voor een nieuw eigen middel op basis van pijler 1 heeft meegenomen.
Zo ja, waarom kan het kabinet wel deze zaken beoordelen, maar neemt het geen positie
in? Zo nee, wanneer komt het kabinet met een beoordeling op deze punten?
De leden van de PVV-fractie willen voorts weten welk probleem voor Nederland een uitbreiding
van de eigen middelen beoogt op te lossen. Hoe is dit probleem ontstaan, welke oplossingen
op nationaal niveau zijn er voor handen en waarom zou een oplossing op nationaal niveau
niet effectiever zijn dan op EU-niveau?
De leden van de PVV-fractie willen weten welke voor- en nadelen er op nationaal vlak
te verwachten zijn als de eigen middelen voor de EU worden uitgebreid. Kan het kabinet
deze voor- en nadelen kwantificeren c.q. nader concretiseren?
De leden van de PVV-fractie vragen in hoeverre een uitbreiding van de eigen middelen
een inbreuk op de nationale (fiscale) soevereiniteit behelst. Kan het kabinet zijn
antwoord uitgebreid toelichten?
De leden van de PVV-fractie willen weten of het kabinet kan garanderen dat het recht
op het heffen van belastingen enkel Nederland toekomt. Zo nee, waarom niet?
De leden van de SP-fractie willen benadrukken dat zij voorstander zijn van pijler
1 van het Inclusive Framework. Wel hebben zij enkele vragen over de meerwaarde om
een deel van deze middelen naar de Europese Commissie te laten vloeien als eigen middel.
De leden van de SP-fractie lezen dat het kabinet nog geen oordeel vormt over een nieuw
eigen middel op basis van pijler 1, omdat de gevolgen ervan nog totaal onbekend zijn.
Zij begrijpen deze opstelling. Wel vragen de leden van de SP-fractie wat volgens het
kabinet de meerwaarde ervan zou zijn wanneer een deel van de opbrengsten van pijler
1 als eigen middel bij de Europese Commissie terechtkomt. Waarom zou dit beter kunnen
zijn dan de opbrengsten bij de lidstaten te laten terechtkomen, zoals ook gebeurt
bij alle niet-EU-lidstaten die het OESO-initiatief hebben omarmd? Tevens vragen de
leden of zij, wanneer het kabinet een oordeel vormt over dit aspect van het eigenmiddelenbesluit,
een nieuw BNC-fiche van het kabinet ontvangen en op welke wijze de Kamer hierbij wordt
betrokken.
7. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
De leden van de VVD-fractie vragen het kabinet de financiële consequenties van de
voorstellen te verduidelijken. Welke gevolgen zijn op EU-niveau en welke gevolgen
zijn er op het niveau van Nederland? Ook vragen zij hoe het voorstel van een correctiemechanisme
in de ETS-grondslag is meegenomen in de voorgestelde financiële consequenties.
Kan het kabinet bevestigen dat de extra Nederlandse afdrachten volledig gecompenseerd
door een verlaging van de afdracht op basis van het bni, zo vragen de leden van de
SGP-fractie.
8. Implicaties juridisch
De leden van de CDA-fractie leden vragen wat precies de juridische status is van het
besluit over de eigen middelen op grond van voorliggende documenten. Kan de Minister
toelichten hoe verdere besluitvorming over deze voorstellen zal verlopen en hoe dit
samenhangt met de inhoudelijke uitwerking van de maatregelen die de basis vormen van
de eigen middelen?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
M. Schukkink, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.