Lijst van vragen : Lijst van vragen over de uitkomsten beleidsdoorlichting Commercial off the shelf/ Military off the shelf (Kamerstuk 31516-34)
2022D04285 LIJST VAN VRAGEN
De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister
van Defensie over de Uitkomsten beleidsdoorlichting Commercial off the shelf/ Military
off the shelf (Kamerstuk 31 516, nr. 34).
De fungerend voorzitter van de commissie, De Roon
De adjunct-griffier van de commissie, Mittendorff
Nr
Vraag
1
De beleidsdoorlichting «Van de plank, tenzij ...» beschrijft dat het doel van het
COTS/MOTS beleid is om (op voorhand) doorlooptijd en kosten te besparen. Tegelijkertijd
wordt in het rapport duidelijk inzichtelijk dat juist overgroot percentage van COTS
en MOTS projecten criteria tijd en geld heeft overschreden. Kunt gedetailleerd aangeven
hoe u na deze conclusie aankijkt tegen het beleid «van de plank, tenzij» voor zowel
lopende aanbestedingen als komende aanbestedingen?
2
In de Kamerbrief uitkomsten beleidsdoorlichting «Van de plank, tenzij ...» geeft voormalig
demissionair Minister Kamp aan dat hij de aanbeveling van Prof. Dr. j over een realistischer
tijd en budgetplanning erkent en zal overnemen in toekomstige materieel projecten.
Kunt u gedetailleerd aangeven hoe u dit wil doorvoeren bij toekomstige projecten?
Kunt u bovendien onderzoeken of dit beleid kan worden herzien bij lopende projecten
om verdere kosten en tijdsoverschrijdingen te voorkomen?
3
Kunt u aangeven waarom er bij de beleidsdoorlichting «Van de plank, tenzij ...» alleen
maar naar geld en tijd is gekeken en niet naar de kwaliteit of de innovatie van het
materieel dat verworven is, terwijl Defensie altijd de drie-eenheid tijd, geld en
product, hanteert?
4
In het regeerakkoord wordt o.a. gesteld dat «we investeren in modern materieel (inclusief
digitalisering, innovatie en benodigde nieuwe capaciteiten) en hanteren daarbij een
langjarig perspectief» en «we zetten in op open strategische autonomie van de EU en
stimuleren innovatiekracht en slimme industriepolitiek. Zo worden we leidend in digitalisering
en nieuwe technologieën». Erkent u dat door het het slechts hanteren van criteria
tijd en geld innovatiepotentieel van materieelprojecten niet volledig kan worden benut
en dit niet meer past bij huidige kabinetsdoelstellingen?
5
In het KPMG-rapport analyse strategische waardeketen staat: «Bij minder dan de helft
(43%) van de defensiebedrijven treedt de overheid op als launching customer voor nieuw
ontwikkelde producten of diensten blijkt uit een studie van Triarii over de Nederlandse
defensie- en veiligheid gerelateerde industrie». Erkent u dat vervangingsprogramma’s
van Defensiematerieel juist enorme kansen biedt voor de Nederlandse defensie-industrie
en ook de civiele maakindustrie, mits het innovatiepotentieel wordt benut?
6
In de kamerbrief Toekomstvisie maakindustrie stelt het kabinet dat de Nederlandse
defensie-industrie, om te kunnen blijven concurreren op de wereldmarkt, innovatief
en hoogproductief moet zijn en moet inspelen op de twee dominante trends van dit moment:
digitalisering en verduurzaming. Kunt u aangeven hoe investeren in trends van digitalisering
en verduurzaming aansluit bij de verwervingstrategie «van de plank, tenzij» waar tijd
en kosten leidend zijn.
7
Als een van oorzaken voor het overschrijden van tijd worden technologische ontwikkelingen
als een factor van betekenis genoemd om tussentijds de behoeftestestelling aan te
passen zodat deze nog aansluit bij het dreigingsbeeld. Kunt u ten minste twee voorbeelden
geven van projecten waar dit het geval was en wat de gemiddelde looptijd van die projecten
was? Technologische ontwikkelingen gaan snel, maar zou het hanteren van een meer innovatief
verwerving beleid en het benutten van innovatiepotentieel niet kunnen voorkomen dat
we bij het verwerven van materieel zelf binnen een paar jaar al achterlopen op de
technologie?
8
Het kabinet heeft in diverse rapporten en brieven, zoals Missies voor het topsectoren-
en innovatiebeleid, Strategische Kennis- en Innovatieagenda 2021–2025 en de Kamerbrief
Klimaatbeleid voor de zeevaart (2021/288020) uitgesproken dat zij, onder andere vanwege
klimaatdoelstellingen, overheidsaanbestedingen wil benutten om duurzame technologie
te ontwikkelen en uiteindelijk ook een duurzame marinevloot wil hebben. Erkent u dat
deze doelstelling ook vraagt om een andere aanbestedingsvorm en dat «van de plank,
tenzij» daarvoor niet meer de norm kan zijn omdat duurzame technologie veelal nog
niet ontwikkeld is?
9
In de kamerbrief uitkomsten van de beleidsdoorlichting «Van de plank, tenzij ...»
worden diverse factoren benoemd die invloed hebben gehad op de realisatie van de 15
onderzochte projecten met betrekking tot het overschrijden van kosten en looptijd.
Zo wordt gesteld dat «factoren waar Defensie invloed op had zijn het optimistisch
ramen van looptijd en budget, het bewust vertragen van een project voor het oplossen
van bredere financiële problematieken het bijstellen van eisen van de behoefte». Hoe
wilt u deze factoren, waar Defensie zelf invloed op heeft, voor toekomstige projecten
beperken?
10
Bent u van mening dat de budgetten die Defensie beschikbaar heeft voor haar materieelvervangingsprogramma’s
nog aansluit op het huidige wereldbeeld, waarbij de noodzaak van innovatie en constante
technologische ontwikkeling voor maatschappelijke uitdagingen aan de orde van de dag
is?
11
Welke lessen kunnen uit de beleidsevaluatie COTS/MOTS getrokken worden ten aanzien
van de lopende aanbesteding voor de nieuwe onderzeeboten? Heeft het COTS/MOTS-uitgangspunt
hierbij nog aantoonbare voordelen?
12
Op welke manier kan de besteding van meer aandacht aan een grondige check op realiteitszin
van budget en tijdsplanning bij Defensieprojecten, zoals prof. Telgen adviseert, het
budget en de tijdsplanning verbeteren? Waardoor komt het dat de realiteitszin van
budget en tijdsplanning kennelijk onvoldoende is? Hoe komt het dat daar kennelijk
onvoldoende aandacht voor is?
13
Waarom wordt het toetsingskader bij het COTS/MOTS-beleid nog niet ten volle toegepast?
14
Klopt het dat het COTS/MOTS-beleid wordt gebruikt bij de aanbesteding van de onderzeeboten?
15
Waarom onderschrijft u de constatering dat de onderzochte materie weerbarstig is voor
beleidsonderzoek?
16
Wat zou een alternatief zijn voor het COTS/MOTS-beleid?
17
Wat voor vergelijkbaar beleid hanteren andere landen bij militaire aanbestedingen?
18
Wat vindt u ervan dat Defensie geen uitspraken kan doen over de doelmatigheid en doeltreffendheid
van het COTS/MOTS-beleid?
19
Hoe verklaart u dat Defensie optimistisch geraamd heeft in termen van looptijd en
budget?
20
Hoe verklaart u dat projecten bewust vertraagd zijn?
21
Wat is het effect van het COTS/MOTS beleid op het innovatieve vermogen van de krijgsmacht?
22
In hoeverre wordt de kwaliteit van het product meegewogen in de afweging?
23
Is DMO tevreden met het gebruik van COTS/MOTS?
24
Kunt u aangeven hoeveel projecten er wel binnen het budget verworven zouden zijn als
gecorrigeerd zou worden voor de uitbreiding van aantallen, loon- en prijspeilbijstellingen
en valutaschommelingen?
25
Hoe gaat u er voor zorgen dat er voldoende risicoreservering opgenomen wordt in de
projectbudgetten, zodat financiële tegenvallers volledig opgevangen kunnen worden?
26
Beschikt Defensie over voldoende professionele inkopers om de opgave waar DMO voor
staat met de in het regeerakkoord beschikbaar gestelde middelen op een doeltreffende
en doelmatige manier te besteden?
27
Op welke termijn verwacht u het herziene toetsingskader afgerond en volledig geïmplementeerd
te hebben in het verwervingsproces?
28
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de realiteitszin van budgetramingen en tijdsplanningen
verbeterd wordt?
29
Hoe gaat u de Defensie Industrie Strategie (DIS) verwerken in het toetsingskader?
Kunt u de Kamer op de hoogte stellen wanneer dit gebeurd is en hoe? Welke definities
in dit toetsingskader hebben verduidelijking nodig?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Raymond de Roon, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
F.H. Mittendorff, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.