Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de Jaarrapportage 2020 Wet afbreking zwangerschap (Wafz) (Kamerstuk 30371-47)
2022D03255 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties
behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport over de brief van 9 december 2021 betreffende de Jaarrapportage 2020
Wet afbreking zwangerschap (Wafz) (Kamerstuk 30 371, nr. 47).
De fungerend voorzitter van de commissie, Kuiken
De adjunct-griffier van de commissie, Krijger
Inhoudsopgave
blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
VVD-fractie
2
D66-fractie
3
SP-fractie
4
ChristenUnie-fractie
4
SGP-fractie
6
BBB-fractie
6
II.
Reactie van de Minister
7
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Jaarrapportage
2020 Wet afbreking zwangerschap (Wafz). Deze leden spreken hun waardering uit voor
het feit dat de toegankelijkheid en continuïteit van de abortushulpverlening tijdens
de coronacrisis stand heeft gehouden en willen daarvoor de medewerkers uit deze sector
bedanken. Genoemde leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen over de gepresenteerde
cijfers.
De leden van de VVD-fractie zien in de jaarrapportage dat het aantal zwangerschapsafbrekingen
in Nederland gedurende een lange periode stabiel is. Zo lezen genoemde leden dat de
meeste zwangerschapsafbrekingen plaatsvinden bij vrouwen tussen de 25 en 35 jaar.
Ook vinden in de helft van de gevallen zwangerschapsafbrekingen plaats bij vrouwen
die al een of meer kinderen hebben. Deze leden vragen of er, los van deze demografische
kenmerken, inzicht is te geven in de beweegredenen achter een abortus. Wordt deze
informatie van vrouwen – uiteraard geanonimiseerd – gedocumenteerd? Zou inzicht in
de achterliggende beweegredenen kunnen bijdragen aan het verder optimaliseren van
de abortushulpverlening in Nederland, vragen de leden van de VVD-fractie.
Daarnaast merken de leden van de VVD-fractie op dat de zwangerschapsafbrekingscijfers
per provincie nogal uiteenlopen. Kan een toelichting gegeven worden over de mogelijke
reden voor deze verschillen? Is er een correlatie tussen het lokale abortuscijfer
en de aanwezigheid van een abortuskliniek in de desbetreffende provincie? Hoe vindt
geografische registratie plaats? Kan de Minister toelichten waarom er in sommige provincies
geen abortuskliniek aanwezig is?
Tot slot zouden de leden van de VVD-fractie graag een toelichting willen ontvangen
over de verschillen tussen het aantal Wafz-vergunningen per provincie, die uiteenlopen
van drie (Drenthe) tot 20 (Noord-Holland). Daarbij zouden deze leden ook een toelichting
willen krijgen op het verschil in tweede-trimester afbrekingen per provincie. Deze
cijfers lopen uiteen van twee (Zeeland) tot 1943 (Noord-Holland). Is er een significant
verschil tussen provincies wanneer deze cijfers worden gecorrigeerd naar demografische
verschillen? Zo ja, wat zijn de mogelijke verklaringen voor deze verschillen?
Voorts lezen de leden van de VVD-fractie dat vrouwen die naar het ziekenhuis gaan
voor een mogelijke zwangerschapsafbreking soms een extra overleg voeren met een andere
deskundige, zoals een psycholoog of een maatschappelijk werker. Bij vrouwen die zich
tot een abortuskliniek wenden, komt dit extra overleg (veel) minder vaak voor. Wat
is hiervoor een (mogelijke) verklaring?
Tevens lezen de leden van de VVD-fractie dat tussen 2019 en 2020 het percentage complicaties
bij de behandeling is toegenomen. Het ging hierbij met name om bloedverlies of een
incomplete abortus. Kan aangegeven worden wat de oorzaak is van het hogere percentage
complicaties en hoe dit percentage omlaag gebracht kan worden?
Verder hebben de leden van de VVD-fractie vragen over de verplichte beraadtermijn
bij zwangerschapsafbrekingen. In de Wafz is een verplichte beraadtermijn van vijf
dagen opgenomen die niet geldt voor overtijdbehandelingen, die kunnen worden uitgevoerd
tot 16 dagen zwangerschap. Toch lezen de leden van de VVD-fractie dat een klein percentage
van de vrouwen hun zwangerschap (binnen de 16 dagen termijn) na een beraadtermijn
van minder dan vijf dagen afbreekt. Wat is de reden dat bij hen de verplichte beraadtermijn
niet in acht is genomen? Deze leden ontvangen hierover graag een toelichting.
De jaarrapportage laat zien dat de meeste vrouwen kiezen voor een medicamenteuze afbreking
van hun zwangerschap, ook wel de abortuspil genoemd. De leden van de VVD-fractie vragen
wat de reden(en) zijn dat veelal wordt gekozen voor deze behandelwijze. In hoeverre
is deze voorkeur gerelateerd aan het feit dat het merendeel van de abortussen wordt
uitgevoerd in de eerste negen weken van een zwangerschap? Deze leden ontvangen hierover
graag een toelichting.
De leden van de VVD-fractie merken voorts op dat er in 2019 veel minder lokale anesthesie
bij de behandeling heeft plaatsgevonden dan in 2018 en in 2020 (1,4% tegenover respectievelijk
16,8 en 12,1%). Wat is hiervoor de reden? Daarnaast zien deze leden dat voor de nacontrole
een langzame verschuiving plaatsvindt. Vrouwen richten zich vaker tot het behandelcentrum
in plaats van tot de verwijzer. Hoe kan deze verschuiving worden verklaard? Tevens
lezen deze leden dat tussen 2019 en 2020 het percentage vrouwen dat geen nacontrole
ontving, is toegenomen. Hoe kan deze toename verklaard worden?
Tot slot lezen de leden van de VVD-fractie dat de meerderheid van de vrouwen na een
zwangerschapsafbreking anticonceptie krijgt voorgeschreven of hiervoor wordt verwezen
naar haar huisarts. Zij vragen of bekend is bij welk percentage van deze groep vrouwen
alsnog een herhaalde abortus plaatsvindt. Is ook bekend bij hoeveel vrouwen die geen
anticonceptie wensen een herhaalde abortus plaatsvindt? Kan worden toegelicht waarom
het onderwerp anticonceptie soms niet met vrouwen wordt besproken?
Vragen en opmerkingen van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse de Jaarrapportage 2020 van de Wet
afbreking zwangerschap (Wafz) gelezen. Deze leden hechten sterke waarde aan een toegankelijke
abortuszorg van hoge kwaliteit. Daartoe hebben zij enkele vragen.
In de jaarrapportage wordt kort gereflecteerd op de effecten van de ontwikkelingen
rondom het coronavirus op de abortuszorg. Zou de Minister verder kunnen reflecteren
op het waarborgen van de continuïteit en de toegankelijkheid van de abortuszorg in
tijden van corona? Zijn er (extra) stappen nodig om de toegankelijkheid te vergroten?
Zo ja, kan de Minister aangeven welke initiatieven hij neemt of reeds heeft ondernomen
om de toegankelijkheid en de continuïteit te waarborgen?
De leden van de D66-fractie lezen in de voorliggende jaarrapportage op pagina 20 dat
er bij behandeling in het ziekenhuis over anticonceptiemogelijkheden na behandeling
een beperkt aantal besprekingen plaatsvindt. Kan hier een verdere toelichting over
worden gegeven? Trekken deze leden een juiste conclusie als zij concluderen dat vrouwen
na de behandeling in het ziekenhuis verwezen worden naar de huisarts, bij wie over
anticonceptiemogelijkheden wordt gesproken? Of zijn er andere wegen waardoor informatie
voor vrouwen over anticonceptiemogelijkheden toegankelijk wordt gemaakt?
Vragen en opmerkingen van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de jaarrapportage en hebben nog
enkele vragen.
De leden van de SP-fractie vragen of het klopt dat de laatste kolom in tabel I van
bijlage 5 op pagina 11 van de jaarrapportage een gewogen cijfer is van het aantal
behandelingen ten opzichte van het aantal inwoners van de provincie. Indien dit correct
is, dan valt het op dat met name de provincies Zeeland en Drenthe, maar ook Gelderland,
Overijssel en Friesland een relatief laag aantal behandelingen kent. Heeft dit te
maken met bijvoorbeeld een verminderd aanbod van behandellocaties, minder goede bereikbaarheid
van die locaties, het feit dat de Bijbel Gordel door (een deel) van deze provincies
loopt, of zijn er andere redenen? Of is dit niet bekend?
De leden van de SP-fractie lezen in tabel N op pagina 15 dat van de vrouwen die een
behandeling in het ziekenhuis ondergaan een aanzienlijk percentage een nader gesprek
aangaat met een andere deskundige in vergelijking met vrouwen die behandeld worden
in een kliniek. Wat is daarvoor de aanleiding?
Vragen en opmerkingen van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie danken de Minister voor het toesturen van de
jaarrapportage 2020 van de Wet afbreking zwangerschap (Wafz). Zij maken van de gelegenheid
gebruik om enkele vragen te stellen.
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de jaarrapportage 2020 in de
laatste weken van 2021 is afgerond. Deze leden vragen hoe het komt dat de jaarrapportage
11 maanden na het afsluiten van het rapportagejaar pas af is. Wat zijn de mogelijkheden
om het rapportageproces te versnellen? In voorgaande jaren duurde het meer dan een
jaar voordat de jaarrapportage rond was. Welke maximale termijn vindt de Minister
wenselijk voor het opleveren van een jaarrapportage?
De leden van de ChristenUnie-fractie zien dat de jaarrapportage dit keer bestaat uit
een factsheet en bijlagen. In voorgaande jaren was de toelichting bij de cijfers uitgebreider.
Waarom worden de cijfers nu op deze manier gepresenteerd en toegelicht? Worden alle
cijfers die vanuit de ziekenhuizen en abortusklinieken worden aangeleverd bij de Inspectie
Gezondheid en Jeugd (IGJ) in deze jaarrapportage weergegeven? Zo nee, welke gegevens
ontbreken en waarom? Kunnen deze gegevens in de volgende jaarrapportage worden opgenomen?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen voorts of er inzicht is in de motieven
van de groep vrouwen die een late zwangerschapsafbreking (vanaf de 20e week) hebben gehad. Zo nee, hoe gaat de Minister hier meer zicht op krijgen?
In tabel E van bijlage 4 zien de leden van de ChristenUnie-fractie bovendien dat van
de zwangerschapsafbrekingen in week 20 tot week 24, er 61% in de abortuskliniek plaatsvond
(777 van de 1.265) en 39% in het ziekenhuis. Is bekend in hoeveel gevallen er met
een medische indicatie voor behandeling in de abortuskliniek wordt gekozen in plaats
van in het ziekenhuis? Wat kan de reden hiervoor zijn?
De dalende trend van het aantal afbrekingen van tienerzwangerschappen houdt stand,
zo lezen de leden van de ChristenUnie-fractie. Wat is volgens de Minister de oorzaak
van deze daling? Welk beleid is succesvol ingezet waarmee deze daling verklaard kan
worden en is de Minister voornemens succesvol beleid door te zetten en te verstevigen?
De leden van de ChristenUnie-fractie zien dat het aantal zwangerschapsafbrekingen
bij vrouwen jonger dan 25 jaar de afgelopen jaren daalt en dat deze bij vrouwen ouder
dan 25 jaar juist toeneemt, met een sterk stijgende groep van vrouwen tussen de 30
en 34 jaar. Ook zien deze leden dat meer dan de helft van de vrouwen al een of meer
kinderen heeft. Is dit voor de Minister reden om de inzet op voorlichting, anticonceptiemiddelen
en passende hulp bij de constatering van de zwangerschap aan te passen? Kan de Minister
meer inzicht verkrijgen in de achtergronden van vrouwen die voor een zwangerschapsafbreking
kiezen en de beweegredenen van deze vrouwen hiertoe? Zo nee, wat gaat de Minister
dan doen om hier meer inzicht in te krijgen? Is hij het met genoemde leden eens dat
het empirisch onderzoek uit de tweede evaluatie van de Wet afbreking zwangerschap,
met name onder vrouwen die abortushulp zochten, niet voldoende robuust is om hier
het beleid op te bepalen? Wat gaat hij met deze bevindingen doen?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat circa 35% van de behandelde vrouwen
de afgelopen jaren al eerder een zwangerschapsafbreking heeft gehad. Dit percentage
daalde de afgelopen jaren niet. Welke voornemens heeft de Minister om herhaalde abortussen
te voorkomen?
In bijlage 6 van de jaarrapportage lezen de leden van de ChristenUnie-fractie dat
de afgelopen jaren steeds minder vrouwen via een verwijzing van de huisarts bij een
abortuskliniek zijn uitgekomen en dat zij steeds vaker direct naar de abortuskliniek
gaan. Bovendien lezen deze leden in bijlage 8 dat nazorg steeds minder vaak bij de
verwijzer plaatsvindt. Deze leden vragen om een reflectie van de Minister op deze
twee ontwikkelingen. Op welke manier wil de Minister de rol van de huisarts verstevigen?
Hoe bevordert hij de kwaliteit van nazorg die huisartsen bieden?
De leden van de ChristenUnie-fractie zien dat er voor het voorschrijven van anticonceptie
na de behandeling in steeds meer gevallen wordt doorverwezen naar de huisarts. Is
bekend in hoeveel gevallen deze doorverwijzing wordt opgevolgd? In welke gevallen
en met welke motivatie kiest de abortuskliniek voor een doorverwijzing naar de huisarts
in plaats van een directe prescriptie van anticonceptie?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen tevens of bekend is hoeveel vrouwen al
anticonceptiemiddelen gebruiken en tot afbreking van de zwangerschap overgaan. Zo
nee, is dat voor de Minister reden om hier onderzoek naar te doen? Vindt de Minister
het zinvol om dit aan de uitvraag op het modelformulier bij de behandelaar toe te
voegen? Kan daarbij aangegeven worden waarom wel of waarom niet?
Vragen en opmerkingen van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de Jaarrapportage 2020 van de
Wet afbreking zwangerschap (Wafz). Zij maken graag van de gelegenheid gebruik om hierover
enkele vragen te stellen.
De leden van de SGP-fractie constateren dat nog steeds het inzicht ontbreekt in de
oorzaken die aan een abortusverzoek ten grondslag liggen. Overweegt de Minister om
dit nader te onderzoeken en om dit vast te leggen, ook in het kader van de doelstelling
van het verminderen van het aantal (herhaalde) abortussen, zoals vastgelegd in het
coalitieakkoord 2021–2025 «Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst»? Is
de Minister het ermee eens dat wanneer er meer informatie beschikbaar is over de redenen
waarom tot een abortus wordt overgegaan, ook de hulpverlening verbeterd zou kunnen
worden?
Het percentage herhaalde zwangerschapsafbrekingen is stabiel en bedraagt net als in
2019 34,5%. De leden van de SGP-fractie blijven dit een zeer zorgwekkend hoog aantal
vinden. Kan de regering aangeven welke nieuwe maatregelen worden getroffen om dit
percentage terug te dringen?
De leden van de SGP-fractie constateren dat het aantal zwangerschapsafbrekingen na
prenatale diagnostiek zowel relatief als absoluut is gestegen. Het gaat om gewenste
zwangerschappen die, door het aan alle zwangere vrouwen actief aanbieden van prenataal
onderzoek, veranderen in ongewenste zwangerschappen. Ruim 1.500 abortussen vonden
plaats na prenatale diagnostiek. Dit is ruim 300 meer dan in 2018 en 2019. Is de Minister
bereid om hier nader onderzoek naar te doen?
De leden van de SGP-fractie herinneren eraan dat door de voormalige Minister van VWS
is toegezegd nader onderzoek te zullen doen naar de ervaringen van vrouwen die abortus
overwogen of ondergingen. Wat is de voortgang van dit onderzoek en wanneer wordt de
Kamer hierover geïnformeerd?
De leden van de SGP-fractie constateren dat het aantal zwangerschapsafbrekingen dat
plaatsvond na nul dagen bedenktijd sinds 2018 nagenoeg is verdubbeld (2018: 0,7% en
2020: 1,3%). Is hiervoor een verklaring? Kan de Minister tevens schetsen in welke
situaties een beraadtermijn van nul dagen werd gehanteerd? Wordt er toegezien op de
correcte naleving van de huidige bepalingen hierover in de Wafz?
Tevens constateren zij dat het aantal zwangerschapsafbrekingen dat plaatsvond na meer
dan 10 dagen bedenktermijn sinds 2018 fors is afgenomen (2018: 44,6% en 2020: 29,5%).
Wat is hiervoor de verklaring?
Vragen en opmerkingen van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft met interesse kennisgenomen van de jaarrapportage
2020 Wet afbreking zwangerschap. Dit lid heeft daarbij een aantal opmerkingen en vragen.
Het lid van de BBB-fractie vraagt welke inzet gepleegd wordt inzake het voorkomen
van ongewenste zwangerschappen. Het is genoemd lid bekend dat anticonceptiemiddelen
vergoed worden tot een leeftijd van 21 jaar. De meeste afbrekingen van zwangerschappen
vinden echter plaats in de leeftijdscategorie van 25 tot 29 jaar. Het lijkt voor de
hand te liggen om anticonceptiemiddelen dan ook voor deze leeftijdsgroep te vergoeden.
Heeft de Minister daarover nagedacht en/of wil de Minister hiernaar kijken?
Het lid van de BBB-fractie is benieuwd naar de achtergrond van de keuzes om over te
gaan tot het afbreken van een zwangerschap. Daar geeft de jaarrapportage echter geen
inzicht in. Is het mogelijk om deze redenen ook in beeld te brengen? Zo nee, waarom
niet?
Deelt de Minister de mening van het lid van de BBB-fractie dat ongewenste zwangerschappen
zoveel mogelijk voorkomen moeten worden? Wat wordt zijn inzet daartoe?
II. Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
H.W. Krijger, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.