Voorstel van wet : Voorstel van wet
35 998 Wijziging van de Visserijwet 1963 in verband met de invoering van de bestuurlijke boete
ARTIKEL I
ARTIKEL II
ARTIKEL III
Nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om in de Visserijwet 1963
de bevoegdheid te creëren tot het opleggen van een bestuurlijke boete;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Visserijwet 1963 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 17, derde lid, komt te luiden:
3. Voor de geldigheid van een schriftelijke toestemming als bedoeld in het eerste lid,
is vereist dat deze duidelijk leesbaar en in niet uit te wissen schrift ten minste
vermeldt: de naam, de voorletters en de woonplaats van de rechthebbende op het visrecht
en van de houder, de geboortedatum van de houder, de omschrijving van het water, de
vissoort en de periode, waarvoor zij geldt en de dagtekening.
B
Na artikel 54b worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 54c
1. Onze Minister kan een bestuurlijke boete opleggen ter zake van een overtreding van
het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2a, eerste en tweede lid, 2b, eerste lid,
2c, eerste lid, 3, 3a, 4, eerste, tweede, derde en vijfde lid, 5, eerste lid, 7, eerste
lid, 9, eerste, derde, vierde en zevende lid, 16, 17, eerste lid, 21, eerste lid,
27, 32, eerste lid, 35, 55, eerste lid, 61, dan wel de overtreding van de voorschriften,
bedoeld in de artikelen 22, tweede, derde en vijfde lid, 29, tweede lid, en 33, tiende
lid, dan wel de overtreding van de voorschriften die verbonden zijn aan de op grond
van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2c, derde lid, 7, tweede lid, 17, eerste
lid, en 21, tweede lid, verleende ontheffing, schriftelijke toestemming of de overeenkomst
van huur en verhuur van visrecht.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de hoogte
van de bestuurlijke boete die voor een overtreding of voor categorieën van overtredingen
kan worden opgelegd, waarbij afhankelijk van de mate van verwijtbaarheid, de ernst
van de overtreding en het daarmee behaalde voordeel wordt onderscheiden in verschillende
categorieën te betalen bestuurlijke boetes. Bij of krachtens algemene maatregel van
bestuur kunnen regels worden gesteld over de wijze, waarop de boetehoogte wordt bepaald.
3. De op grond van het tweede lid te bepalen bestuurlijke boete bedraagt per overtreding
ten hoogste het maximum van de boetecategorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid,
van het Wetboek van Strafrecht, dat als maximum geldt voor de strafrechtelijke boete
die voor overtreding van hetzelfde voorschrift kan worden opgelegd.
Artikel 54d
Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zendt binnen vijf jaar na de
inwerkingtreding van artikel 54c aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid
en de effecten van dat artikel in de praktijk.
C
Artikel 56 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «de artikelen 2b, 2c en 17» vervangen door «de artikelen
2b, eerste lid, 2c en 17, eerste lid» en vervalt «vergunningen,».
2. In het tweede lid wordt «de artikelen 22, eerste lid, 27 en 32, eerste lid» vervangen
door «de artikelen 27, 32, eerste lid, en 35».
D
In artikel 59 wordt «de artikelen 55, tweede lid» vervangen door «de artikelen 55,
derde lid» en wordt «ambtenaren van de rijksbelastingdienst» vervangen door «ambtenaren
van de Belastingdienst».
ARTIKEL II
Artikel 1a van de Wet op de economische delicten wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste onderdeel wordt ««de Visserijwet 1963, de artikelen 3a, voor zover
de overtreding van die voorschriften in de EU-verordening ter uitvoering waarvan zij
strekken als ernstige inbreuk wordt aangemerkt, 5, 7, voor zover wordt gevist anders
dan met de hengel of de peur, en 21, voor zover wordt gevist anders dan met de hengel
of de peur, dan wel overtreding van voorschriften verbonden aan op grond van het bepaalde
bij of krachtens de artikelen 7 en 21 van de Visserijwet 1963 verleende schriftelijke
toestemmingen en huurovereenkomsten;» vervangen door «de Visserijwet 1963, de artikelen
3a, voor zover de overtreding van die voorschriften in de EU-verordening ter uitvoering
waarvan zij strekken als ernstige inbreuk wordt aangemerkt, 5, eerste lid, 7, eerste
lid, voor zover wordt gevist anders dan met de hengel of de peur, en 21, eerste lid,
voor zover wordt gevist anders dan met de hengel of de peur, dan wel overtreding van
voorschriften verbonden aan op grond van het bepaalde bij of krachtens de artikelen
7, tweede lid, en 21, tweede lid, van de Visserijwet 1963 verleende schriftelijke
toestemmingen en huurovereenkomsten;».
2. In het derde onderdeel wordt «de Visserijwet 1963, de artikelen 2a, 3 en 3a, voor
zover de overtreding van die voorschriften in de EU- verordening ter uitvoering waarvan
zij strekken niet als ernstige inbreuk wordt aangemerkt, 4, 7, voor zover wordt gevist
met meer dan twee hengels of de peur, 9, 16 en 21, voor zover wordt gevist met de
hengel of de peur, dan wel overtreding van voorschriften, verbonden aan op grond van
het bepaalde bij of krachtens de artikelen 7 en 21 van de Visserijwet 1963 verleende
schriftelijke toestemmingen en huurovereenkomsten;» vervangen door «de Visserijwet
1963, de artikelen 2a, eerste en tweede lid, 3 en 3a, voor zover de overtreding van
die voorschriften in de EU- verordening ter uitvoering waarvan zij strekken niet als
ernstige inbreuk wordt aangemerkt, 4, eerste, tweede, derde en vijfde lid, 7, eerste
lid, voor zover wordt gevist met meer dan twee hengels of de peur, 9, eerste, derde,
vierde en zevende lid, 16 en 21, eerste lid, voor zover wordt gevist met de hengel
of de peur, dan wel overtreding van voorschriften, verbonden aan op grond van het
bepaalde bij of krachtens de artikelen 7, tweede lid, en 21, tweede lid, van de Visserijwet
1963 verleende schriftelijke toestemmingen en huurovereenkomsten;».
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.