Nota van wijziging : Nota van wijziging
35 880 Regels tot invoering van een toets betreffende verwervingsactiviteiten die een risico kunnen vormen voor de nationale veiligheid gezien het effect hiervan op vitale aanbieders of ondernemingen die actief zijn op het gebied van sensitieve technologie (Wet veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames)
Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 28 december 2021
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de omschrijving van het begrip nationale veiligheid wordt aan het slot de punt
vervangen door een puntkomma.
2. In de omschrijving van het begrip significante invloed wordt «artikel 4, eerste
tot en met derde lid» vervangen door «artikel 4, eerste tot en met vierde lid».
3. In de omschrijving van het begrip verwerver:
a. wordt in onderdeel a «zeggenschap of significante invloed willen verwerven of vergroten»
vervangen door «zeggenschap willen verkrijgen of significante invloed willen verkrijgen
of vergroten».
b. komt onderdeel f te luiden:
f. de partij of partijen die door andere rechtshandelingen dan die als bedoeld onder
a tot en met e, in de doelonderneming zeggenschap verkrijgen of significante invloed
verkrijgen of vergroten.
4. In de alfabetische volgorde wordt ingevoegd:
verordening 806/2014: verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2014
tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling
van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk
afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds en tot wijziging
van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2014,
L 225);.
B
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt «het wijzigen van zeggenschap» vervangen door «het verkrijgen
van zeggenschap».
2. In onderdeel d, onder 2°, wordt «wijziging van de zeggenschap» vervangen door «verkrijging
van de zeggenschap».
C
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. De aanhef van het eerste lid komt te luiden:
1. Tenzij is voorzien in een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het derde
lid, doet het verkrijgen of vergroten van significante invloed in een doelonderneming
op het gebied van sensitieve technologie zich voor, indien:.
2. In het derde lid vervalt de tweede volzin.
3. Onder vernummering van het vierde tot het vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
4. Indien is voorzien in een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het derde
lid, doet het verkrijgen of vergroten van significante invloed in een doelonderneming
op het gebied van sensitieve technologie zich uitsluitend voor als is voldaan aan
een of meer onderdelen als bedoeld in het eerste lid, die in de algemene maatregel
van bestuur van toepassing is of zijn verklaard op een daarin aangewezen categorie
van doelondernemingen waartoe de desbetreffende doelonderneming behoort.
D
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. In het eerste lid (nieuw), wordt onder vervanging van «; of» aan het slot van onderdeel d
door een puntkomma en onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door
«; of» een onderdeel toegevoegd, luidende:
f. de verwerver een rechtspersoon is die statutair ten doel heeft het behartigen van
de belangen van het financiële stelsel die gemoeid zijn met een ordentelijke en gecontroleerde
wijze van afwikkeling van een entiteit als bedoeld in artikel 7, vijfde tot en met
achtste lid, waarvan door De Nederlandsche Bank of, al naar gelang de bevoegdheidsverdeling
op grond van artikel 7 van verordening 806/2014, de afwikkelingsraad genoemd in artikel 42
van die verordening, is vastgesteld dat aan de voorwaarden voor afwikkeling van die
doelonderneming is voldaan.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Als verwerver als bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, wordt in ieder geval
beschouwd een overbruggingsstichting als bedoeld in artikel 7b van het Besluit bijzondere
prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft, een overbruggingsonderneming
als bedoeld in artikel 7c van dat besluit, en een entiteit voor activa- en passivabeheer
als bedoeld in artikel 7d, van dat besluit.
E
Artikel 8, eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. producten voor tweeërlei gebruik waarvan de uitvoer vergunningplichtig is op grond
van artikel 3, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2021/821 van het Europees Parlement
en de Raad van 20 mei 2021 tot instelling van een Unieregeling voor controle op de
uitvoer, de tussenhandel, de technische bijstand, de doorvoer en de overbrenging van
producten voor tweeërlei gebruik (PbEU 2021, L 206); en.
F
In artikel 12, zesde lid, wordt «tussen de ontvangst van een melding tot het doen
van een mededeling of een toetsingsbesluit vereist is» vervangen door «voor het doen
van nader onderzoek als bedoeld in het derde lid».
G
In artikel 13, tweede lid, wordt na «schade aan de samenleving of delen daarvan» ingevoegd
«of nadelige gevolgen voor de financiële stabiliteit».
H
In artikel 16, eerste lid, worden de woorden «deelt Onze Ministerop basis van» vervangen
door «deelt Onze Minister op basis van».
I
Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. In het eerste lid (nieuw), onderdeel d, wordt «strafbaar feit» telkens vervangen
door «misdrijf» en wordt «bij ministeriële regeling vastgesteld» vervangen door «bij
ministeriële regeling aangewezen».
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
1. Met een misdrijf als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, wordt gelijkgesteld
een strafbaar feit naar buitenlands recht, dat naar het oordeel van Onze Minister
gelijksoortig is aan een bij ministeriële regeling aangewezen misdrijf naar Nederlands
recht.
J
Aan artikel 23, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van dat
lid door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
j. het verbinden van de toestemming van Onze Minister aan de beëindiging van de verhandeling
van aandelen van een beursgenoteerde doelonderneming met gebruikmaking van een effectenafwikkelingssysteem,
op enig moment na een voorgenomen investering en waarbij het verlenen van die toestemming
afhankelijk wordt gesteld van een beoordeling overeenkomstig de artikelen 19 tot en
met 21.
K
In artikel 22 wordt «artikel 19, onderdeel d» vervangen door «artikel 19, eerste lid,
onderdeel d».
L
Aan artikel 29, eerste lid, wordt toegevoegd «, alsmede gehouden om een eventuele
opbrengst te verstrekken aan of ten bate te doen komen van de verwerver».
M
In artikel 34, vierde lid, onderdeel a, worden de woorden «de Wet strategische diensten
en het Besluit strategische goederen» vervangen door «de Wet strategische diensten,
het Besluit strategische goederen en verordening (EU) nr. 2021/821 van het Europees
Parlement en de Raad van 20 mei 2021 tot instelling van een Unieregeling voor controle
op de uitvoer, de tussenhandel, de technische bijstand, de doorvoer en de overbrenging
van producten voor tweeërlei gebruik (PbEU 2021, L 206)».
N
In artikel 38, derde lid, wordt «Een partij in de bewaarketenverleent» vervangen door
«Een partij in de bewaarketen verleent».
O
Artikel 43 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan artikel 43, vierde lid, tweede volzin, wordt toegevoegd «en een eventuele opbrengst
wordt verstrekt aan of komt ten bate van de verwerver».
2. Na het zesde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
7. Op de uitvoering van een opdracht als bedoeld in het tweede of derde lid, zijn
de artikelen 26, derde en vierde lid, en 45, derde en vierde lid, van de Wet giraal
effectenverkeer niet van toepassing.
P
Artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het achtste lid wordt toegevoegd «, en wordt een eventuele opbrengst verstrekt
aan of komt een eventuele opbrengst ten bate van de verwerver».
2. Na het achtste lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
9. Op de uitvoering van een opdracht als bedoeld in het tweede lid, zijn de artikelen 26,
derde en vierde lid en 45, derde en vierde lid, van de Wet giraal effectenverkeer
niet van toepassing.
Toelichting
Algemeen
Deze nota van wijziging wordt mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid uitgebracht.
Artikelen
Onderdelen A en B
In deze onderdelen zijn enkele verbeteringen en verduidelijkingen aangebracht. In
de omschrijving van het begrip nationale veiligheid is een kennelijke verschrijving
hersteld. Verder is aan de omschrijving van het begrip significante invloed een verwijzing
naar een artikellid toegevoegd dat in deze nota van wijziging in artikel 4 over significante
invloed is ingevoegd (zie onderdeel C). Daarnaast strekte de omschrijving van het
begrip verwerver in onderdeel a van die omschrijving zich strikt genomen ook uit tot
de situatie dat een investeerder bestaande zeggenschap vergroot in een doelonderneming.
Het wetsvoorstel beoogt echter niet toepasselijk te zijn op een vergroting van bestaande
zeggenschap; er is sprake van zeggenschap of niet volgens de mededingingsrechtelijke
betekenis van dit begrip. Om misverstanden over het toepassingsbereik van het wetsvoorstel
hierover te voorkomen is de omschrijving van het begrip verwerver in de onderdelen
a en f hierop aangepast. Er is verduidelijkt dat het bij zeggenschap, in tegenstelling
tot bij significante invloed, uitsluitend om het verkrijgen van zeggenschap gaat.
Ook is de formulering van onderdeel f in overeenstemming gebracht met artikel 2, onderdeel f,
zodat zij beter op elkaar aansluiten. Eveneens verwarrend voor een heldere afbakening
van het toepassingsbereik van het wetsvoorstel in relatie tot zeggenschap was dat
het in artikel 2 in de onderdelen a en d bij investeringen en splitsing moest gaan
om het wijzigen van zeggenschap. Ook dit is verduidelijkt door dit in onderdeel B
expliciet te begrenzen tot het verkrijgen van zeggenschap.
Tot slot is een begripsomschrijving toegevoegd met een verkorte aanduiding van een
EU-verordening die in de wijziging van artikel 5 aan bod komt. Deze wijziging wordt
nader toegelicht bij onderdeel D.
Onderdeel C
In dit onderdeel is verduidelijkt dat het verkrijgen of vergroten van significante
invloed in een doelonderneming op het gebied van sensitieve technologie wordt bepaald
door artikel 4, eerste lid, tenzij is voorzien in een algemene maatregel van bestuur
(amvb) als bedoeld in artikel 4, derde lid. De hoofdregel is dat voor iedere doelonderneming
op het gebied van sensitieve technologie alle onderdelen van artikel 4, eerste lid,
van toepassing zijn om vast te stellen of sprake is van het verkrijgen of vergroten
van significante invloed. Indien er echter een amvb op grond van artikel 4, derde
lid, komt, is die leidend is om te bepalen of en wanneer sprake is van significante
invloed. Deze amvb bepaalt voor daarin specifiek aangewezen categorieën van doelondernemingen
welke van de onderdelen, genoemd in artikel 4, eerste lid, op een aangewezen categorie
van toepassing is of zijn. Daarmee is deze amvb specifieker in het bepalen van het
verkrijgen of vergroten van significante invloed dan artikel 4, eerste lid, van het
wetsvoorstel. Daarom is die amvb dan bepalend of sprake is van het verkrijgen of vergroten
van significante invloed. Bij het opstellen van die amvb mag op grond van artikel 4,
derde lid, niet buiten de kaders van artikel 4, eerste lid, worden getreden. Het betreft
derhalve een inkadering bij amvb van de toepassing van artikel 4, eerste lid.
Deze beoogde systematiek om bij amvb de aanwezigheid van significante invloed in te
kaderen is uit de memorie van toelichting af te leiden, maar kwam niet goed tot uitdrukking
in artikel 4, eerste lid, aanhef en artikel 4, derde lid. Daarom is de aanhef van
artikel 4, eerste lid, gewijzigd en is voorzien in een nieuw vierde lid dat uitdrukkelijk
bepaalt wanneer op grond van die amvb krachtens het derde lid het verkrijgen of vergroten
van significante invloed zich voordoet. Door het nieuwe vierde lid, kan voorts de
tweede volzin van het derde lid vervallen. Die tweede volzin beoogde te verduidelijken
dat bij doelondernemingen op het gebied van sensitieve technologie die buiten iedere
bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie vallen, zich geen significante
invloed kan voordoen. Significante invloed in deze doelondernemingen leidt niet tot
risico’s voor de nationale veiligheid. Dit volgt thans afdoende uit het nieuwe vierde
lid.
Onderdeel D
Dit wetsvoorstel mag De Nederlandsche Bank (DNB), en overigens ook de Gemeenschappelijke
Afwikkelingsraad (GAR), bij de uitoefening van hun resolutietaken niet belemmeren.
Daarom wordt voorgesteld om aan artikel 5 een uitzondering toe te voegen voor deelnemingen
in doelondernemingen die worden verkregen door entiteiten die zijn opgericht in het
kader van de uitoefening van de resolutietaak van DNB (of de GAR). Zo kunnen ook in
het kader van de toepassing van het instrument bail-in eigendomsinstrumenten in de
instelling worden verworven door een door DNB met dit doel opgerichte stichting. Deze
stichting houdt deze instrumenten in dat geval tijdelijk ten titel van beheer voor
de ingebailde crediteuren. De zeggenschap over de instelling zal niet worden uitgeoefend
door deze stichting, maar door een door DNB en/of een door haar te benoemen bijzondere
bestuurder. Ten slotte wordt opgemerkt dat een dergelijke specifieke uitzondering
nodig is aangezien een leidende gedachte achter het (banken)resolutieregime is dat
de afwikkeling van financiële instellingen, zoals banken, niet langer wordt gefinancierd
met overheidsgeld. Om deze reden is het ongewenst dat de Staat eigenaar wordt van
entiteiten in afwikkeling (of een andere entiteit die voor het uitoefenen van de resolutietaak
wordt opgericht). Het is tevens ongewenst dat DNB eigenaar zou zijn van dergelijke
entiteiten, aangezien dit zou kunnen conflicteren met de toezichthoudende taak van
DNB en het verbod op monetaire financiering door DNB als centrale bank.
Onderdeel E
Kort voor het aanbieden van dit wetsvoorstel werd de in artikel 8, eerste lid, onderdeel a,
aangehaalde EU-verordening vervangen door een EU-verordening met herschikking van
artikelen, die op 20 mei 2021 is vastgesteld. Door de in dit onderdeel voorgestelde
wijziging wordt naar de juiste, recent herziene, EU-verordening verwezen.
Onderdeel F
In dit onderdeel wordt artikel 12, zesde lid, aangepast dat gaat over de termijn waarmee
het nemen van een toetsingsbesluit op aanvraag verlengd kan worden. Op grond van het
gewijzigde zesde lid, is de maximale verlengingstermijn een redelijke termijn tot
verlenging, doch maximaal zes maanden, verminderd met de termijn tot verlenging die
eerder is gebruikt voor het doen van onderzoek dat voorafgaat aan de mededeling of
een toetsingsbesluit vereist is. Artikel 12, zesde lid, is daarmee een anticumulatiebepaling.
Zij voorkomt dat de verlengingstermijn tot het verrichten van onderzoek, die nodig
is voor het doen van een mededeling cumuleert met de latere verlengingstermijn tot
het nemen van een toetsingsbesluit op aanvraag. De termijn voor het doen van een mededeling
dat een toetsingsbesluit vereist is, is op grond van artikel 12, eerste lid, acht
weken na ontvangst van een melding. Er kan echter nader onderzoek nodig zijn en dan
kan die termijn op grond van artikel 12, derde lid, verlengd worden met een redelijke
termijn, doch uiterlijk met zes maanden. Voor de daarop volgende fase waarin een aanvraag
voor een toetsingsbesluit wordt behandeld, geldt op grond van artikel 12, vijfde lid,
een termijn van acht weken voor het nemen van een besluit, gerekend vanaf de ontvangst
van de aanvraag. Ook deze termijn kan met een redelijke termijn worden verlengd, maar
hierbij wordt rekening gehouden met de mogelijkheid dat er in de voorfase al een verlengingstermijn
is gebruikt om onderzoek te doen met het oog op de mededeling of een toetsingsbesluit
vereist is. Volgens het gewijzigde artikel 12, zesde lid, moet de eerder gebruikte
verlengingstermijn dan afgetrokken worden van de maximale verlengingstermijn van zes
maanden waarbinnen een toetsingsbesluit genomen moet worden. Er is sprake van een
neerwaartse correctie om cumulatie van verlengingstermijnen te voorkomen. Ook het
oorspronkelijke artikel 12, zesde lid, voorzag in een anticumulatiebepaling, maar
die ging uit van de gehele gebruikte doorlooptijd vanaf de melding tot het doen van
een mededeling. Dit kan bij nader inzien tot ongewenste uitkomsten leiden, omdat dan
voorstelbaar is dat van de maximale verlengingstermijn van zes maanden in totaal acht
maanden afgetrokken moet worden. Dat leidt tot een negatieve uitkomst. Dit is nooit
beoogd en strookt niet met hetgeen hierover in de memorie van toelichting is opgemerkt
(blz. 145). Deze wijziging voorziet in hetgeen de memorie beoogt.
Onderdeel G
Door toepassing van het bail-in instrument door DNB worden schulden van een entiteit
in afwikkeling omgezet in eigendomsinstrumenten (e.g. aandelen). Het is mogelijk dat
een investeerder zeggenschap verkrijgt in een doelonderneming na de toepassing van
het bail-in instrument. Specifiek met het oog op bail-in is aan artikel 13 een lid
toegevoegd op grond waarvan een meldingsplichtige (waaronder ook wordt verstaan de
doelonderneming) de Minister kan verzoeken om een ontheffing te verlenen indien de
verwervingsactiviteiten noodzakelijk zijn in het kader van een ordentelijke en gecontroleerde
wijze van afwikkeling. Afgezien van de verwerver, kan dus ook de doelonderneming om
een ontheffing verzoeken. Na dit verzoek kan de Minister ontheffing verlenen waar
hij op grond van artikel 13, derde lid, beperkingen en voorwaarden aan kan verbinden.
Over het algemeen mag er vanuit worden gegaan dat de Minister een ontheffing zal verlenen
als het gaat om een omzetting in eigendomsinstrumenten door het gebruik van het bail
in instrument, aangezien de verwerving deel uitmaakt van de geordende en gestructureerde
afwikkeling van een entiteit in het belang van het financiële stelsel. Met het oog
op resolutie is in het tweede lid van artikel 13 een toevoeging opgenomen dat een
ontheffing kan worden verleend indien het algemeen belang in het geding is met een
risico voor nadelige gevolgen voor de financiële stabiliteit.
Onderdeel H
Dit onderdeel verbetert een kennelijke verschrijving.
Onderdeel I
In de nota naar aanleiding van het verslag bij dit wetsvoorstel is in het antwoord
op de vragen 73 tot en met 77 van de leden van de CDA-fractie onder meer ingegaan
op het soort strafbare feiten dat in een ministeriële regeling wordt opgenomen en
die op grond van artikel 19, onderdeel d, van het wetsvoorstel van invloed kunnen
zijn op de beoordeling van een risico voor de nationale veiligheid. In die beantwoording
is aangegeven dat deze strafbare feiten zich zullen beperken tot misdrijven, zodat
door middel van dit onderdeel in de desbetreffende ministeriële regeling voortaan
uitsluitend nog misdrijven aangewezen kunnen worden. Daarmee wordt de grondslag voor
die ministeriële regeling in het belang van rechtszekerheid nader beperkt. Tevens
werd ten onrechte geen rekening gehouden met de situatie waarin een strafbaar feit
naar buitenlands recht is begaan, terwijl dat strafbare feit eveneens relevant kan
zijn voor de beoordeling op een risico voor de nationale veiligheid. Op grond van
de wijziging van artikel 19 mogen dat uitsluitend strafbare feiten zijn die naar mijn
oordeel gelijksoortig zijn aan bij ministeriële regeling aangewezen misdrijven naar
Nederlands recht. Hieraan dient een restrictieve uitleg te worden gegeven, zodat zoveel
mogelijk aansluiting wordt gezocht bij de bij ministeriële regeling vastgestelde misdrijven.
Onderdeel J
Deze wijziging biedt de mogelijkheid om bij het nemen van een toetsingsbesluit over
een voorgenomen investering direct al rekening te houden met een eventuele toekomstig
intredende situatie waarbij de beursnotering van de doelonderneming wordt beëindigd.
Het is niet wenselijk dat een dergelijk ingrijpende verandering in het karakter van
de doelonderneming volledig buiten de beoordeling op risico’s voor nationale veiligheid
in het kader van zeggenschap blijft, maar het is evenmin proportioneel om dan de verwervingsactiviteit
te verbieden met het oog op de kans dat die situatie in de toekomst kan intreden.
Door voorafgaande toestemming van de Minister van Economische Zaken en Klimaat (hierna:
EZK) aan deze zeer specifieke en ingrijpende verandering te verbinden kan hiermee
alsnog op passende wijze rekening worden gehouden. De toestemming is afhankelijk gesteld
van een beoordeling die met overeenkomstige toepassing van de artikelen 19 tot en
met 21 dient plaats te vinden.
Onderdeel K
In dit onderdeel is een technische verwijzing aangepast doordat artikel 19 is voorzien
van een nummering in een eerste en tweede lid.
Onderdeel L
In het wetsvoorstel was abusievelijk nog niet uitdrukkelijk bepaald dat bij het door
de Minister van EZK vervreemden van aandelen of anderszins uitvoering geven aan de
last, eventuele opbrengsten daaruit verstrekt moeten worden of ten bate moeten komen
van de verwerver. Het is uiteraard niet de bedoeling dat die opbrengsten finaal voor
de Staat bestemd zijn, zoals ook uit artikel 29, tweede lid, is af te leiden. Met
deze wijziging van het wetsvoorstel is dit evenwel nog eens geëxpliciteerd.
Onderdeel M
Uit artikel 34, vierde lid, onderdeel a, volgt welke gegevens de Minister voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking aan de Minister van EZK moet verstrekken voor
zover dit noodzakelijk is voor de uitvoering van dit wetsvoorstel. In het vierde lid
stond dat dit gegevens betrof die verwerkt worden in het kader van de Wet strategische
diensten en het Besluit strategische goederen. Daarmee blijven evenwel ten onrechte
gegevens buiten beschouwing die worden verwerkt in het kader van verordening (EU)
nr. 2021/821 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 tot instelling
van een Unieregeling voor controle op de uitvoer, de tussenhandel, de technische bijstand,
de doorvoer en de overbrenging van producten voor tweeërlei gebruik (PbEU 2021, L 206).
Dit betreft gegevens waarover de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
beschikt in het kader van exportcontrole op grond van die EU-verordening. Gelet op
de samenhang tussen sensitieve technologie en deze EU-verordening die volgt uit artikel 8,
eerste lid, onderdeel a, van het wetsvoorstel, is het gewenst de grondslag tot gegevensverstrekking
zich ook hierover te laten uitstrekken.
Onderdeel N
Dit onderdeel verbetert een kennelijke verschrijving.
Onderdeel O
In het wetsvoorstel was abusievelijk nog niet uitdrukkelijk bepaald dat eventuele
opbrengsten worden verstrekt aan of ten bate moeten komen van de verwerver, indien
de houder van een depot het tegoed in het desbetreffende depot met een hoeveelheid
vermindert waarvoor de verwerver met zijn aandelenbelang direct of indirect deelgenoot
is in dat depot. Het is uiteraard niet de bedoeling dat die opbrengsten voor de houder
van een depot bestemd blijven, zoals ook uit artikel 43, zesde lid, is af te leiden.
Door wijziging van artikel 43, vierde lid, tweede volzin, wordt dit uitdrukkelijk
bepaald en kan de Minister op grond van artikel 51, eerste lid, zo nodig bijvoorbeeld
een bestuurlijke boete opleggen aan de depothouder opdat hieraan uitvoering wordt
gegeven. Voorts is op grond van dit onderdeel een nieuw lid aan artikel 43 toegevoegd,
waarin de verhouding tot de artikelen 26, derde en vierde lid, en 45, derde en vierde
lid, van de Wet giraal effectenverkeer wordt bepaald. De desbetreffende artikelleden
uit de Wet giraal effectenverkeer over «uitlevering» zijn niet van toepassing op de
uitvoering van een opdracht tot vervreemden of terugbrengen van het aandelenbelang
namens en voor rekening van de verwerver. Dit wetsvoorstel voorziet in een eigenstandig
regime dat hierop betrekking heeft en waarmee het belang van de nationale veiligheid
is gediend.
Onderdeel P
Voor de wijziging van artikel 44, achtste lid, zij verwezen naar de toelichting op
onderdeel N. Voorts is een nieuw lid aan artikel 44 toegevoegd, dat de verhouding
tot enkele artikelleden uit de Wet giraal effectenverkeer bepaalt. Zie hiervoor de
toelichting op het vorige onderdeel.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, S.A. Blok
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Economische Zaken en Klimaat
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen | Niet deelgenomen |
---|---|---|---|
VVD | 34 | Voor | |
D66 | 24 | Voor | |
PVV | 17 | Voor | |
CDA | 14 | Voor | |
PvdA | 9 | Voor | |
SP | 9 | Voor | |
GroenLinks | 8 | Voor | |
PvdD | 6 | Voor | |
ChristenUnie | 5 | Voor | |
FVD | 5 | Voor | |
DENK | 3 | Voor | |
Groep Van Haga | 3 | Voor | |
JA21 | 3 | Voor | |
SGP | 3 | Voor | |
Volt | 2 | Voor | |
BBB | 1 | Voor | |
BIJ1 | 1 | Niet deelgenomen | |
Fractie Den Haan | 1 | Voor | |
Gündogan | 1 | Niet deelgenomen | |
Omtzigt | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.