Memorie van toelichting : Memorie van toelichting
35 990 Wijziging van enige bepalingen in Boek 1 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek en van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek van Bonaire, Sint Eustatius en Saba met betrekking tot de keuze van de geslachtsnaam (introductie gecombineerde geslachtsnaam)
Nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
I ALGEMEEN DEEL
1. Inleiding
Met dit wetsvoorstel wordt een regeling ingevoerd die het mogelijk maakt dat ouders
hun kind een gecombineerde geslachtsnaam geven. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan
de op 29 januari 2019 door de Tweede Kamerleden Groothuizen en Bergkamp ingediende
(gewijzigde) motie. In deze motie wordt de regering gevraagd het naamrecht aan te
passen, zodat ouders hun kinderen een dubbele achternaam kunnen geven.1 Daarmee wordt tegemoet gekomen aan de toenemende vraag vanuit (een deel van) de samenleving
naar meer keuzevrijheid in het naamrecht. Het kabinet heeft toegezegd de motie te
gaan uitvoeren.2 De motie sluit aan bij aanbevelingen die eerder zijn gedaan door de Werkgroep liberalisering
naamrecht.3
Deze toelichting is als volgt opgebouwd. Paragraaf 2 beschrijft de context van het
voorstel: functies van de naam, voorgeschiedenis en uitgangspunten van het naamrecht.
Paragraaf 3 beschrijft de hoofdlijnen van de voorgestelde regeling. Paragraaf 4 gaat
in op de ontvangen reacties bij de (internet)consultatie. Paragraaf 5 geeft de financiële
gevolgen weer alsmede de gevolgen voor organisaties en burgers. In paragraaf 6 wordt
de regeling voor Caribisch Nederland toegelicht. Daarna volgt het artikelsgewijze
deel waarin de wetsartikelen zijn toegelicht.
Geslachtsnaam is de wettelijke term voor de wettelijk/juridisch vastgelegde geslachtsnaam
die volgt op een of meer voornamen. In het spraakgebruik is ook het begrip achternaam
en naam gangbaar. In deze toelichting worden de wettelijke aanduidingen geslachtsnaam en voornaam gebruikt. Een persoon kan slechts één geslachtsnaam hebben. Die geslachtsnaam kan
zijn samengesteld uit (een deel van) de geslachtsnaam van de ene ouder en de andere
ouder. Een dergelijke samengestelde geslachtsnaam wordt in deze toelichting en de
wet een gecombineerde geslachtsnaam genoemd. Een deel van een gecombineerde geslachtsnaam wordt in deze toelichting aangeduid
met naam. Voor de invoering van deze wet reeds bestaande geslachtsnamen die uit meerdere delen
bestaan worden aangeduid als meervoudige geslachtsnaam.
2. Context van het voorstel en gevolgen voor grondrechten
Functies van de naam
Het hebben van een naam is belangrijk, zowel voor mensen individueel als voor de samenleving.
De voortschrijdende informatisering en het gebruik van nummers ter identificatie,
zoals het burgerservicenummer, doen daaraan niet af. Een naam is nog steeds een belangrijk
onderdeel van de identiteit van een persoon, zeker in het maatschappelijke leven.
Dat de naam een belangrijk onderdeel is van de identiteit van een persoon wordt ook
erkend in mensenrechtenverdragen. Zo bepaalt artikel 8 van het Verdrag inzake de rechten
van het kind (hierna: IVRK) dat de Staten die partij zijn bij het verdrag zich verbinden
tot eerbiediging van het recht van het kind zijn of haar identiteit te behouden «met
inbegrip van nationaliteit, naam en familiebetrekkingen zoals wettelijk erkend, zonder
onrechtmatige inmenging.
Een naam is ook een symbool van saamhorigheid en zegt iets over bijvoorbeeld tot welk
familieverband een persoon behoort. Uit de jurisprudentie van het Europese Hof voor
de Rechten van de Mens (EHRM) komt naar voren dat ook het hof namen beschouwt als
een middel van identificatie en binding met een bepaalde familie. De geslachtsnaam
valt daarmee onder het recht op eerbiediging van het privé en gezinsleven in de zin
van artikel 8 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de
mens en de Fundamentele Vrijheden (hierna: EVRM). 4
Voorgeschiedenis
Sinds de invoering van de burgerlijke stand in Nederland in 1811 kreeg een kind dat
zowel een juridische vader als moeder heeft de naam van de vader. Met de veranderingen
in de samenleving zijn ook de opvattingen over het (door)geven van een naam veranderd.
Dit heeft ertoe geleid dat op 1 januari 1998 de mogelijkheid van naamskeuze voor de
naam van de moeder is ingevoerd; sinds die wetswijziging kunnen ouders kiezen welke
van hun beider geslachtsnamen hun kind krijgt. De voornaamste reden voor de wijziging
was dat het naamrecht geen keuzemogelijkheden voor ouders bood en daardoor in strijd
was met het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen. Dit beginsel,
ontwikkelingen op het gebied van de informatisering en de internationalisering van
de samenleving hebben in de daarop volgende jaren (nieuwe) vragen en discussiepunten
ten aanzien van het naamrecht opgeroepen.
De toenmalige Minister van Justitie heeft in dat licht in 2008 de Werkgroep liberalisering
naamrecht (hierna: werkgroep) ingesteld teneinde een aantal aspecten van het naamrecht
te bezien. In april 2009 heeft de werkgroep haar rapport uitgebracht genaamd «Bouwstenen
voor een nieuw naamrecht». De werkgroep beveelt onder meer aan het mogelijk te maken
dat ouders hun kind een gecombineerde geslachtsnaam kunnen geven.5 Bij brief van 27 juli 2010 heeft de toenmalige Minister van Justitie de Tweede Kamer
laten weten een reactie op de aanbeveling om onder meer een gecombineerde geslachtsnaam
mogelijk te maken aan het volgende kabinet te laten.6 In vervolg op deze brief is tot voor kort, mede vanwege andere prioritaire wetgevingsonderwerpen,
geen opvolging gegeven aan de aanbeveling om het mogelijk te maken dat ouders hun
kinderen een gecombineerde geslachtsnaam kunnen geven. In antwoord op de motie van
de Tweede Kamerleden Groothuizen en Bergkamp heeft het kabinet toegezegd het naamrecht
aan te passen, zodat ouders hun kinderen een gecombineerde geslachtsnaam kunnen geven.
Het Ministerie van Justitie en Veiligheid heeft in januari 2020 een representatieve
publiekspeiling laten uitvoeren. Hieruit blijkt dat twee derde van de bevolking positief
of neutraal staat tegenover een aanpassing van de wet, zodat ouders een gecombineerde
geslachtsnaam aan hun kinderen kunnen geven. Als mensen zelf een naam voor hun kinderen
moeten kiezen, kiest de meerderheid van hen voor de naam van de vader. In de leeftijdscategorie
van 25–45 jaar geeft 21% aan zo mogelijk zijn kind een gecombineerde geslachtsnaam
te willen geven. In de praktijk zal het percentage ouders dat kiest voor een gecombineerde
geslachtsnaam naar verwachting lager liggen; een intentie tot gedrag leidt immers
niet altijd tot feitelijk gedrag en beide ouders moeten het eens zijn met het geven
van een gecombineerde geslachtsnaam aan hun kind. Dit neemt niet weg dat uit de resultaten
van de publiekspeiling kan worden afgeleid dat het wetsvoorstel in een behoefte voorziet.
Dit kan ook worden afgeleid uit de petitie «Dubbele achternaam in Nederland» die inmiddels
door ruim 14.000 mensen is ondertekend.
Het wetsvoorstel sluit aan bij ontwikkelingen zowel in andere landen binnen het Koninkrijk
(Curaçao en Sint Maarten) als in de ons omringende landen. Zo kunnen ouders in België
sinds 2014 een gecombineerde geslachtsnaam geven aan hun kinderen.
Uitgangspunten
Met een gecombineerde geslachtsnaam kan de verbondenheid met beide ouders tot uitdrukking
worden gebracht. De gecombineerde geslachtsnaam kan ook een oplossing bieden voor
problemen die mensen met meerdere nationaliteiten in hun privé of beroepsleven kunnen
ondervinden. Het komt voor dat mensen in verschillende landen verschillende namen
hebben. Met een gecombineerde geslachtsnaam kan in voorkomende gevallen eenheid van
naam in de verschillende landen worden gerealiseerd. Door het invoeren van de gecombineerde
geslachtsnaam worden de keuzemogelijkheden verruimd. Hiermee kan in de behoefte van
een groter deel van de bevolking worden voorzien.
Bij de uitoefening van de bevoegdheid om regels vast te stellen betreffende de inschrijving
van de geslachtsnaam van een persoon dienen ook de Verdragsbepalingen betreffende
de vrijheid van elke burger van de Europese Unie om op het grondgebied van de lidstaten
te reizen en te verblijven in acht te worden genomen.7 Die vrijheid vereist kort samengevat dat de nationale wetgeving geen onnodige bepalingen
mag inhouden die ervoor zorgen dat er verschillen ontstaan in de registratie van de
naam in de lidstaten waar Europese burgers mee verbonden zijn. Eventuele verschillen
kunnen immers twijfel doen ontstaan aan de identiteit van de betrokkene en aan de
echtheid van de overgelegde documenten of aan de waarheidsgetrouwheid van de daarin
vermelde gegevens. Het risico dat de Europese burger ten gevolge van de verscheidenheid
van namen twijfel aan zijn identiteit moet wegnemen, vormt een belemmering voor de
uitoefening van het in artikel 21 VWEU verankerde recht om vrij te reizen en te verblijven
op het grondgebied van de lidstaten. In dit voorstel is rekening gehouden met deze
Europese regels. Dit wordt verder toegelicht bij de artikelsgewijze toelichting op
de bepalingen in Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
Bij het opstellen van het wetsvoorstel is – mede rekening houdend met de betreffende
bepalingen uit mensenrechtenverdragen en het Europese recht – een aantal uitgangspunten
leidend geweest:
− het belang van het kind moet in het naamrecht worden gewaarborgd;8
− gelijke behandeling van man en vrouw; 9
− gelijke behandeling van kinderen geboren staande en buiten huwelijk of geregistreerd
partnerschap van paren van verschillend of gelijk geslacht;10
− het rekening houden met de eenheid van het gezin, voor zover deze tot uitdrukking
komt in de naam;
− het belang van het maatschappelijk verkeer en een goed functionerende overheidsadministratie
moeten in het naamrecht worden gewaarborgd;
− meer keuzevrijheid in het naamrecht, waarbij duidelijkheid en eenvoud voorop staan;
− beperking van de lasten voor zowel overheid als burgers.
Het naamrecht is complex. Genoemde uitgangspunten kunnen in een naamstelsel niet altijd
volledig of op gelijke wijze tot hun recht kunnen komen. Steeds dienen keuzes te worden
gemaakt waaraan een afweging van de verschillende belangen ten grondslag ligt. In
voorkomende gevallen zullen de gemaakte keuzes worden toegelicht in het artikelsgewijze
deel.
3. Voorgestelde regeling
Aan de huidige mogelijkheden om naamskeuze te doen wordt een mogelijkheid toegevoegd,
namelijk de keuze voor een gecombineerde geslachtsnaam. Een persoon kan slechts één
geslachtsnaam hebben. Een geslachtsnaam kan enkelvoudig zijn, zoals Pietersen of Berghuis.
Maar een geslachtsnaam kan op grond van de voorgestelde regeling ook zijn samengesteld
uit ten hoogste twee geslachtsnamen. De keuze voor (de volgorde van) de namen in de
samenstelling is aan de ouders. De namen worden achter elkaar vermeld zonder koppelteken.
Als ouders zelf al een gecombineerde geslachtsnaam hebben op grond van deze regeling
en zij willen hun kind ook een gecombineerde geslachtsnaam geven, mogen zij zelf kiezen
welke naam uit hun samengestelde geslachtsnaam zij willen doorgeven. Ook dan geldt
dat de gecombineerde geslachtsnaam uit niet meer dan twee namen mag bestaan.
In de internetconsultatie11 is de vraag opgeworpen of een maximum moet worden gesteld aan het aantal door te
geven namen. De Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVVB) bepleit om ouders een
vrije keuze te bieden in het aantal namen waaruit de geslachtsnaam bestaat en uit
welke namen de geslachtsnaam gaat bestaan. De Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak
(NVVR) vraagt in haar advies juist aandacht voor het feit dat namen uit praktisch
oogpunt niet te lang moeten worden. Het maximum van twee door te geven namen is gesteld
teneinde te lange namenreeksen te voorkomen. Daarmee wordt aangesloten bij de internationaal
gehanteerde gecombineerde naamstelsels.
Gelet op het uitgangspunt van eenheid van naam binnen het gezin geldt ook bij de nieuwe
naamskeuzemogelijkheid dat de keuze alleen mogelijk is bij het eerste kind van dezelfde
ouders.
Op die manier ontstaan de volgende opties:
− een kind krijgt de geslachtsnaam van één van de ouders (dit kan ook een gecombineerde
geslachtsnaam zijn);
− een kind krijgt een gecombineerde geslachtsnaam, die bestaat uit één (enkelvoudige
geslachts)naam van een ouder gevolgd door één (enkelvoudige geslachts)naam van de
andere ouder.
Overigens maakt het voorvoegsel bij de naam integraal onderdeel uit van de geslachtsnaam.
Het voorvoegsel wordt in de geboorteakte opgenomen. Of dat voorvoegsel met een hoofd-
of kleine letter wordt geschreven, wordt bepaald door de naam van de ouder waarvan
het kind de naam krijgt en deze dient zonder wijziging overgenomen te worden in de
geslachtsnaam van het kind. De voorvoegsels en de schrijfwijze daarvan worden ontleend
aan de gegevens van de ouder(s) zoals die in de BRP zijn opgenomen. Deze gegevens
worden op hun beurt ontleend aan de burgerlijke stand of bewijsstukken vanuit het
buitenland.
Voorbeelden
In de praktijk werkt het als volgt. Een ouder met de geslachtsnaam De Vries en een
ouder met de geslachtsnaam Willems krijgen een kind. De ouders kunnen dan kiezen om
hun kind de naam De Vries, Willems, De Vries Willems of Willems De Vries te geven.
Als dit kind de geslachtsnaam De Vries Willems heeft gekregen en zelf een kind krijgt
met een ander die eveneens een geslachtsnaam heeft bestaande uit twee namen, bijv.
Groen van der Laan, kan het (samen met de andere ouder) kiezen voor de volgende geslachtsnamen:
De Vries Willems, Groen van der Laan, De Vries Groen, De Vries van der Laan, Willems
Groen, Willems van der Laan, Groen De Vries, Groen Willems, van der Laan De Vries
of van der Laan Willems.
Op dit moment is er al een groep mensen met een gecombineerde of meervoudige geslachtsnaam
(bijvoorbeeld Van Bergen Henegouwen, Korthals Altes, Jessurun d’Oliveira of Cohen
Rodrigues12). Het uitgangspunt is dat deze namen hetzelfde worden behandeld als enkelvoudige
geslachtsnamen. Deze namen zijn in de loop van de geschiedenis een eenheid geworden.
Een reeds bestaande meervoudige geslachtsnaam kan dus als één geheel worden doorgegeven
al dan niet in combinatie met een geslachtsnaam van de andere ouder. Aldus kunnen
een ouder genaamd Cohen Rodrigues en een ouder genaamd Peters hun kind de volgende
namen geven: Cohen Rodrigues, Peters, Cohen Rodrigues Peters of Peters Cohen Rodrigues.
Stel dit kind heeft de naam Cohen Rodrigues Peters gekregen en krijgt zelf een kind
met een ander. Die andere ouder heeft eveneens een gecombineerde geslachtsnaam, bijvoorbeeld
Tahiri Ben Yacoub (samengesteld uit de twee namen Tahiri en Ben Yacoub). De ouders
kunnen dan kiezen voor de volgende geslachtsnamen: Cohen Rodrigues Peters, Tahiri
Ben Yacoub, Cohen Rodrigues Tahiri, Cohen Rodrigues Ben Yacoub, Peters Tahiri, Peters
Ben Yacoub, Tahiri Cohen Rodrigues, Tahiri Peters, Ben Yacoub Cohen Rodrigues en Ben
Yacoub Peters.
Overigens is het van belang dat deze reeds bestaande meervoudige namen in de toekomst
ook als zodanig kunnen worden herkend. In de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
(hierna: VNG) uitgevoerde impactanalyse (zie hierna in paragraaf 5) is dit onder ogen
gezien. In de BRP kan de ambtenaar van de burgerlijke stand in voorkomende gevallen
de benodigde informatie terug zoeken. Via de geslachtsnaam is in de BRP de familielijn
te vinden, die terugvoert tot de geslachtsnaam van het moment van inwerkingtreding
van de wet. Als de BRP deze gegevens niet bevat, bijvoorbeeld doordat een generatie
niet in Nederland heeft gewoond, dan kan de ambtenaar van de burgerlijke stand de
ouders vragen, bijvoorbeeld door middel van de geboorteakten van henzelf, aan te tonen
dat het een reeds bestaande meervoudige geslachtsnaam betreft. Overigens wordt de
geslachtsnaam als een geheel in de BRP opgenomen en worden de onderscheiden namen
niet afzonderlijk geregistreerd.
Op dit moment kan ook naamskeuze voor de geslachtsnaam van de moeder worden gedaan
bij erkenning, vaststelling ouderschap, ontkenning vader- of moederschap en het gezamenlijk
gezag van rechtswege. In die gevallen wordt eveneens keuze voor een gecombineerde
geslachtsnaam mogelijk.
Bij adoptie wordt voorzien in een aanvullende keuzemogelijkheid. Naast de naamskeuzemogelijkheid
zoals hiervoor uiteengezet, kan bij adoptie ook worden gekozen voor (een deel van)
de oorspronkelijke geslachtsnaam van het kind. De naamskeuze is ook hierbij beperkt
tot een geslachtsnaam bestaande uit niet meer dan twee namen.
Bij adoptie komen er aldus de volgende opties bij:
− een kind houdt de oorspronkelijke geslachtsnaam;
− een kind krijgt één (enkelvoudige geslachts)naam van een ouder gevolgd door één naam
van de oorspronkelijke geslachtsnaam;
− een kind krijgt één naam van de oorspronkelijke geslachtsnaam gevolgd door de (enkelvoudige
geslachts)naam van een ouder.
− Het kind Sanchez dat geadopteerd wordt door de ouders de Vries en Mulder kan aldus
de namen krijgen: Sanchez, de Vries, Mulder, de Vries Mulder, Mulder de Vries, de
Vries Sanchez, Mulder Sanchez, Sanchez de Vries of Sanchez Mulder.
Bij adoptie geldt verder nog het volgende. Als de (adoptief)ouders voor hun eerste
kind hebben gekozen voor de geslachtsnaam van een van hen of voor een combinatie daarvan,
dan geldt die keuze ook voor een volgend adoptiekind. Echter, zij kunnen dan wel nog
kiezen voor de oorspronkelijke naam van het adoptiefkind of een combinatie van (een
deel van) de oorspronkelijke geslachtsnaam van het adoptiefkind met de eerder gekozen
geslachtsnaam van een van hen beiden. De gekozen volgorde van de namen voor het eerste
kind, geldt ook bij volgende kinderen. Een paar voorbeelden:
1. De ouders de Vries en Mulder hebben hun eerste kind de naam de Vries gegeven. Zij adopteren een kind met de (oorspronkelijke) naam Sanchez. Zij kunnen
voor hun adoptiekind kiezen voor de namen: Sanchez, de Vries, de Vries Sanchez of Sanchez de Vries.
2. In het hiervoor genoemde voorbeeld hebben de ouders gekozen voor de naam de Vries Sanchez. Vervolgens adopteren zij een tweede kind genaamd Gomez. Dit tweede kind kunnen zij de volgende namen geven: Gomez, de Vries of de Vries
Gomez.
3. De ouders de Vries en Mulder hebben hun eerste kind de naam de Vries Mulder gegeven. Zij adopteren vervolgens een kind met de (oorspronkelijke) naam Sanchez. Zij kunnen voor hun adoptiekind kiezen voor de namen: Sanchez, de Vries Mulder,
de Vries Sanchez of Sanchez Mulder.
4. In het onder 3 genoemde voorbeeld hebben de ouders gekozen voor de naam Sanchez Mulder. De ouders adopteren nog een kind, met de (oorspronkelijke) naam Gomez. Zij kunnen
voor dit kind de volgende namen kiezen: Gomez, de Vries Mulder of Gomez Mulder.
De nieuwe keuzemogelijkheid voor de gecombineerde geslachtsnaam is een aanvulling
op de reeds bestaande keuzemogelijkheden. Het maken van een keuze is niet verplicht;
in gevallen waarin de ouders geen keuze maken is de bestaande vangnetnorm van toepassing.
De vangnetnorm houdt in dat het kind van de met elkaar gehuwde of geregistreerde ouders
de naam van de vader of de duomoeder krijgt. Het kind van niet met elkaar gehuwde
of geregistreerde ouders krijgt de naam van de geboortemoeder. In de consultatiereactie
van de Vereniging voor Vrouw en Recht Clara Wichmann worden vraagtekens geplaatst
bij deze vangnetnorm bezien vanuit de gelijkheid van mannen en vrouwen. De vangnetnorm
dient sekseneutraal te worden geformuleerd, aldus de Vereniging.
In de huidige wet zijn vangnetnormen opgenomen om praktische redenen. Deze sluiten
aan bij de wensen van de meeste burgers.13 In termen van gelijkwaardigheid van ouders pakt de vangnetnorm in grote lijnen evenredig
uit, doordat ongeveer de helft van de kinderen buiten het huwelijk of geregistreerd
partnerschap wordt geboren14 en dan geldt de naam van de geboorte-ouder als vangnet. Binnen het huwelijk geldt
de achternaam van de niet-geboorteouder (meestal de vader) als vangnet, en dat is
in overeenstemming met de wensen van de meeste burgers.
Deze vangnetnormen zorgen ervoor dat er zo min mogelijk administratieve handelingen
nodig zijn om een kind de gewenste achternaam te geven. De minderheid van (aanstaande)
ouders die samen een andere achternaam willen kiezen dan uit de vangnetnorm voortvloeit,
kunnen een akte van naamskeuze laten opmaken. In de praktijk benutten ouders die mogelijkheid
ook. Slechts een zeer beperkt aantal kinderen maken gebruik van de mogelijkheid om
deze keuze te veranderen. Er zullen soms gevallen blijven bestaan waarin de naamskeuze
leidt tot ongemak of onenigheid, maar het alternatief voor een vangnetkeuze, namelijk
het lot of een rechter laten beslissen miskent de verantwoordelijkheid van ouders
voor de naamskeuze voor het kind.
De regels voor naamgebruik in artikel 1:9 BW blijven hetzelfde. Dit betekent dat partners
de (gecombineerde) geslachtsnaam van elkaar mogen voeren. In de praktijk plaatsen
partners tussen hun eigen naam en de naam die zij voeren van hun partner vaak een
koppelteken. In reactie op het daartoe strekkend advies van de Wetenschappelijke Commissie
van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVVR) wordt verduidelijkt dat dit
gebruik ook onder de nieuwe regeling mogelijk blijft. De geregistreerde partners Van
Veen Jorissen en Gort de Boer kunnen aldus de volgende namen voeren: Van Veen Jorissen,
Gort de Boer, Van Veen Jorissen-Gort de Boer of Gort de Boer-Van Veen Jorissen.
De wet zal gelden voor kinderen die op of na de datum van inwerkingtreding van deze
wet worden geboren. Gelet op het hiervoor genoemde uitgangspunt van eenheid van naam
binnen het gezin geldt dat de nieuwe naamskeuze alleen mogelijk is bij het eerste
kind in een gezin en voor kinderen die na inwerkingtreding van de wet worden geadopteerd.
Internationale situaties
In het rapport Bouwstenen voor een nieuw naamrecht is aandacht gevraagd voor problemen
die personen kunnen ondervinden die twee of meer nationaliteiten hebben. Door toepassing
van verschillende rechtsstelsels in de landen waarvan die persoon de nationaliteit
heeft, kan het voorkomen dat hij in die landen onder verschillende geslachtsnamen
staat geregistreerd. Hiervan kan een persoon veel hinder ondervinden in zijn privé
en beroepsleven.
In de praktijk is voor deze situaties een oplossing uitgewerkt voor kinderen met meerdere
nationaliteiten niet zijnde de Nederlandse. De ambtenaar van de burgerlijke stand
beoordeelt de verbondenheid van het kind met het recht van de verschillende nationaliteiten
en weegt de mening van de ouders in de praktijk zwaar mee15. Feitelijk bepalen de ouders met welk recht zij zich het meest verbonden voelen,
en dus volgens welk recht het kind de geslachtsnaam krijgt. De Staatscommissie voor
het internationaal privaatrecht (hierna: Staatscommissie IPR) heeft aanbevolen om
de bevoegdheid van ouders om aan te wijzen welk nationaal recht van hun kind de geslachtsnaam
van het kind bepaalt van een wettelijke basis te voorzien. In lijn met dit advies
wordt de mogelijkheid om in de situatie van kinderen met meerdere nationaliteiten
niet zijnde de Nederlandse een rechtskeuze te doen wettelijk vastgelegd. Deze regeling
is opgenomen in het tweede lid van artikel 10:19 BW omdat dit artikel bepaalt welk
recht van toepassing is. Voor de uitvoering brengt dit geen verandering in werkwijze
mee, aangezien de bestaande praktijk in de wet wordt vastgelegd.
In het geval van Nederlanders die ook één of meer andere nationaliteiten bezitten,
is altijd Nederlands recht van toepassing (artikel 10:20 BW). Er is in de huidige
wettelijke regeling geen ruimte om rekening te houden met de wensen van de ouders.
Dit kan leiden tot verschillende namen in verschillende landen. Op grond van artikel
3a van het Besluit geslachtsnaamswijziging kan in deze gevallen veelal naamswijziging
worden verzocht. Zo’n wijzigingsverzoek kan echter pas worden ingediend nadat registratie
van de geslachtsnaam volgens het Nederlandse recht heeft plaatsgevonden. Dit is omslachtig
en er zijn kosten aan verbonden. Een groot deel van deze problemen wordt ondervangen
door de uitbreiding van de keuzemogelijkheden in artikel 1:5 BW met de gecombineerde
geslachtsnaam. De vraag is gesteld of daarnaast ook voor Nederlanders met nog een
of meer andere nationaliteiten, een keuze voor het toepasselijke naamrecht moet worden
opengesteld. Die vraag kan als volgt worden beantwoord.
Van Nederlandse ouders mag in beginsel binding met het Nederlandse recht worden verwacht.
De naam heeft nog steeds een belangrijke administratieve functie in het Nederlandse
recht. Van oudsher is het uitgangspunt dat het namenrecht rechtszekerheid en een gemakkelijke
hanteerbaarheid vereist16. Een algemene rechtskeuzemogelijkheid voor kinderen die naast de Nederlandse nog
een andere nationaliteit hebben, zou die uitgangspunten onder druk zetten. Immers,
het opnemen van een rechtskeuze voor personen met een Nederlandse nationaliteit zou
betekenen dat ook de geldigheid van het naambepalende of naamwijzigende rechtsfeit
door het gekozen recht moet worden bepaald, alsmede dat de procedurele eisen van dat
recht gelden. Het Nederlandse recht kent daarbij de procedurele voorwaarde van instemming
van beide ouders bij de keuze voor de geslachtsnaam en de voorwaarde dat kinderen van 16 jaar
en ouder hun mening kunnen uiten over de naamskeuze. Dat aan deze voorwaarden moet
worden voldaan is onzeker als een rechtskeuze kan worden gedaan. Weliswaar zou toetsing
van een rechtskeuze aan de openbare orde mogelijk zijn op grond van artikel 10:6 BW,
maar dit vergt een beoordeling van geval tot geval. En het begrip openbare orde in
de zin van het internationaal privaatrecht moet naar algemeen gehuldigde opvattingen
zeer eng worden opgevat. Het wettelijk uitgangspunt dat het Nederlandse naamrecht
van toepassing is op Nederlandse kinderen die ook een of meer andere nationaliteiten
hebben, wordt daarom nog steeds onderschreven. Anderzijds is het wenselijk dat tegemoet
wordt gekomen aan de belangen van kinderen met zowel de Nederlandse als nog een andere
nationaliteit en hun ouders, om geen onnodige administratieve belemmeringen te ondervinden
in hun streven om in meerdere landen onder dezelfde naam geregistreerd te staan. Europese
burgers hebben daar recht op vanwege de vrijheid van elke burger van de Unie om op
het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven, maar ook voor Nederlanders
met een andere niet-Europese nationaliteit is het van belang om in hun nationaliteitslanden
onder dezelfde naam geregistreerd te kunnen staan. Om dit doel te bereiken, met behoud
van de gemakkelijke hanteerbaarheid, voorspelbaarheid en de procedurele waarborgen,
is een extra naamskeuzemogelijkheid opgenomen. Deze extra mogelijkheid staat open
voor de situaties waarin volgens het recht van een andere nationaliteit een geslachtsnaam
mogelijk is die in het Nederlandse naamrecht niet kan worden gekozen. Dat kan zich
bijvoorbeeld voordoen bij rechtstelsels met een vrije geslachtsnaamkeuze, zoals Engeland,
Denemarken en Noorwegen17. Een naamsketen of namenreeks kan nooit worden gekozen, aangezien dit geen geslachtsnaam
is als bedoeld in de wet.
Het voorgaande brengt mee dat een rechtskeuze mogelijk wordt voor personen met meerdere
nationaliteiten, niet zijnde de Nederlandse, terwijl voor Nederlanders met nog een
of meerdere andere nationaliteiten enkel de mogelijkheid wordt gecreëerd om te kiezen
voor de naam die op grond van een ander recht mogelijk zou zijn. In het advies van
de Staatscommissie IPR wordt de vraag opgeworpen of een verschil in de grondslag van
de rechtskeuzebevoegdheid in gevallen waarin de nationaliteiten van het kind met meerdere
nationaliteiten die van EU-lidstaten zijn, in overeenstemming is met de uitspraak
van het Europese Hof van Justitie in de zaak Garcia Avello over de toepassing van
het non-discriminatiebeginsel van artikel 12 EG-Verdrag (thans artikel 20 VWEU) bij
de vaststelling van het toepasselijk recht op de naam van kinderen die onderdaan zijn
van een EU-lidstaat. Bij deze Europese jurisprudentie gaat het er in de kern om dat
een onderdaan van een EU-lidstaat niet wordt belemmerd in het recht op vrij verkeer
in de Europese Unie en dus dat er eenheid van naam binnen de Europese Unie kan worden
gerealiseerd. Dat is met de voorgestelde regeling gewaarborgd. De uitkomst van een
naamskeuze kan immers de naam volgens een andere nationaliteit zijn, terwijl de rechtszekerheid,
voorspelbaarheid en processuele waarborgen voor kinderen gewaarborgd blijven. Door
deze regeling kunnen de burgers van de Unie vrij op het grondgebied van de lidstaten
reizen en verblijven en ondervinden zij geen hinder van verschillende namen in verschillende
nationaliteitslanden. Ook voor Nederlanders met een andere nationaliteit, niet zijnde
een Europese, zal het reizen en verblijven in hun andere nationaliteitslanden gemakkelijker
worden doordat dezelfde naam kan worden gekozen.
Op verzoek van de Staatscommissie IPR is deze extra naamskeuzemogelijkheid voor Nederlandse
kinderen met een of meer andere nationaliteiten nader overwogen en uitvoeriger toegelicht.
In lijn met het advies van de Staatscommissie IPR is de extra keuze opgenomen in een
afzonderlijk lid 3 bij artikel 10:25 BW en niet in het eerste lid onder g van dat
artikel.
4. Consultatie
Een voorontwerp van dit wetsvoorstel is van 8 februari tot en met 22 maart 2021 in
internetconsultatie gegeven. Daarop zijn bijna 400 reacties ontvangen, van burgers,
enkele gemeenten en de Vereniging voor Vrouw en Recht Clara Wichmann. Desgevraagd
zijn consultatiereacties ontvangen op het voorstel van het Adviescollege toetsing
regeldruk (ATR), de president van en de procureur-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden,
de NVVB, de NVVR, de Raad voor de rechtspraak (Rvdr), de VNG, en de Staatscommissie
IPR.
Het ATR adviseert om de toelichting te voorzien van een separate regeldrukparagraaf
waarin een onderbouwde indicatie is opgenomen van de omvang van de doelgroepen van
het voorliggende voorstel. Het advies dat het ATR heeft uitgebracht, is verwerkt in
paragraaf 5. De overige adviezen zijn verwerkt bij de betreffende onderwerpen waarop
zij betrekking hebben.
Veel mensen reageren in de internetconsultatie enthousiast op de mogelijkheid om een
kind een gecombineerde geslachtsnaam te geven. Vaak wordt als voordeel van de gecombineerde
geslachtsnaam genoemd dat de verbinding met beide ouders en hun families beter tot
uitdrukking kan worden gebracht. Meer keuzevrijheid bij de naamgeving wordt positief
gewaardeerd. Sommigen pleiten voor nog meer keuzevrijheid en verdergaande liberalisering
van het naamrecht. Echter, dit wetsvoorstel beoogt uitsluitend te voorzien in de mogelijkheid
voor ouders om (een deel van) hun beider namen aan hun kinderen door te geven.
Uit de consultatie blijkt verder dat veel burgers een systeem willen dat leidt tot
gelijkheid tussen beide ouders in relatie tot het kind, waarbij het ook mogelijk is
om als gezin herkenbaar naar buiten te treden zonder dat één van de ouders afstand
doet van haar naam.
Op de uitgebrachte (technische) adviezen tot aanpassing is hiervoor ingegaan bij de
onderdelen die de adviezen betreffen. Kort gezegd gaat om:
− het geven van een nadere uitleg over de samenstelling van een geslachtsnaam (advies
van NVVB en NVVR);
− het nader toelichten van het maximaal toegestane namen waaruit een geslachtsnaam mag
bestaan (advies van NVVR en NVVB);
− het gebruik van hoofd of kleine letters bij voorzetsels (advies van NVVB en VNG)
− het toelichten van de gevolgen van naamsvaststelling van een van de ouders op grond
van art. 1:7 BW (advies van NVVB);
− het verbeteren van de opbouw en nader toelichten van de internationaal privaatrechtelijke
bepalingen in Boek 10 BW (Staatscommissie IPR, NVVB en NVVR).
De NVVB heeft geschreven dat de onderhavige wijziging van Boek 1 BW de mogelijkheid
biedt om ook in zijn geheel naar de werking van artikel 1:7 BW te kijken. Een gehele
herziening van deze regeling gaat echter het bestek van dit voorstel te buiten.
Verder is op verzoek van de NVVR nagegaan of het initiatiefwetsvoorstel tot wijziging
van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet basisregistratie personen in verband
met het van rechtswege ontstaan van gezamenlijk gezag door erkenning18 van invloed is op dit wetsvoorstel. Het initiatiefwetsvoorstel heeft geen gevolgen
voor de geslachtsnaam, zodat deze vraag ontkennend kan worden beantwoord.
5. Financiële gevolgen en gevolgen voor organisaties en personen
Dit wetsvoorstel heeft gevolgen voor de werklast van de gemeenten. Met het oog hierop
is aan de VNG gevraagd een impactanalyse op te stellen. Uit de impactanalyse blijkt
dat burgerzakenapplicaties moeten worden aangepast. De VNG gaat er hierbij vanuit
dat dit een eenmalige kostenpost van ongeveer € 300.000 voor alle gemeenten samen
met zich brengt.
Ook veranderen verschillende gemeentelijke werkprocessen: het opstellen van de akte
van naamskeuze, het opstellen van de akte van erkenning, het opstellen van de geboorteakte
en toepassing van het internationaal privaatrecht. De extra (structurele) kosten zijn
sterk afhankelijk van het percentage ouders dat gaat kiezen voor een gecombineerde
geslachtsnaam. Uit de hiervoor genoemde publiekspeiling kwam naar voren dat zo’n 21%
van de ouders mogelijk kiest voor een gecombineerde geslachtsnaam. De extra uitvoeringskosten
worden door de VNG uitgaande van het uit de publiekspeiling gebleken percentage van
21% van de ouders dat kiest voor een gecombineerde geslachtsnaam begroot op een bedrag
tussen de € 0,1 en € 0,2 miljoen per jaar. Daarbij is de verwachting van het kabinet
dat dit percentage van 21 in de praktijk lager uit zal vallen. Dit omdat een intentie
tot gedrag niet altijd leidt tot feitelijk gedrag en beide ouders het eens moeten
zijn met het geven van een gecombineerde geslachtsnaam aan hun kind. Ook de sociale
omgeving kan een belangrijke rol spelen bij het maken van de keuze. Op dit moment
geldt dat een meerderheid van de mensen blijkens de publiekspeiling kiest voor de
geslachtsnaam van de vader. De praktijk zal uiteindelijk moeten uitwijzen hoe groot
het percentage daadwerkelijk zal zijn. Voor wat betreft de financiële gevolgen gaat
het kabinet vooralsnog uit van hetgeen in de impactanalyse is begroot. Deze kosten
worden opgevangen binnen de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid.
Daarnaast moeten medewerkers worden getraind en zal de communicatie naar ouders moeten
worden aangepast.
De NVVR vraagt aandacht voor de administraties van andere (semi)overheidsorganen,
ziekenhuizen, (sport)verenigingen en andere maatschappelijke organisaties. De voorgestelde
regeling kan volgens de NVVR veel zoekwerk, verwarring en kosten meebrengen, vooral
voor maatschappelijke organisaties die in verband met de Algemene verordening gegevensbescherming
(AVG) geen toegang hebben tot gegevens die in de Basisregistratie Persoonsgegevens
zijn opgenomen. Ook heeft de NVVR zorgen over de werkbaarheid van gecombineerde geslachtsnamen
in het maatschappelijke – en veelal digitale -verkeer: bij administratieve verwerking
is voor de geslachtsnaam meestal weinig ruimte ingericht, vaak slechts (een deel van)
een regel. De NVVR vraagt zich af of de voorgestelde wetswijziging in dit opzicht
wel in dit digitale tijdperk past. In dit licht vraagt de Rvdr in zijn advies ook
aandacht voor de gevolgen van de voorgestelde regeling voor de verschillende binnen
de rechtspraak gehanteerde (zaak)systemen.
Vooropgesteld wordt dat dit voorstel geen overgangsregeling bevat. Van wijziging van
al bestaande geslachtsnamen zal dus geen sprake zijn, zodat reeds bestaande administraties
geen aanpassing behoeven. Voor het invullen van geslachtsnamen in de BRP zijn 200
posities beschikbaar.19 Dat is ook in de huidige situatie toereikend voor bestaande meervoudige (of anderszins
lange) geslachtsnamen. Voor organisaties die de gegevens ontlenen aan de BRP brengt
het wetsvoorstel geen wijziging met zich; ook nu al kunnen deze organisaties geconfronteerd
worden met meervoudige en/of lange geslachtsnamen. Voor zover dergelijke geslachtsnamen
nu in uitzonderlijke gevallen niet in zijn geheel kunnen worden verwerkt in de systemen,
wordt hier praktisch mee omgegaan door namen in te korten. Deze praktische oplossing
kan zo nodig ook onder de nieuwe regeling dienst doen. Indien de geslachtsnaam moet
worden ingevoerd zonder toegang tot de BRP zal de betrokken burger zelf opgave van
de geslachtsnaam moeten doen eventueel onder overlegging van een identiteitsbewijs.
In het begin zal het voor de administratieve medewerkers mogelijk wennen zijn, maar
ook voor hen geldt dat zij nu ook al in aanraking kunnen komen met een grote verscheidenheid
aan (samengestelde) geslachtsnamen.
Voor rechtbanken betekent de voorgestelde wijziging ook een inhoudelijke verandering.
In gevallen waarin de adoptie of de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap
wordt uitgesproken, kan een extra naamskeuze worden gedaan. De verwachting is dat
de nieuwe naamskeuzemogelijkheid geen substantiële extra werklast met zich zal brengen.
Ook thans kunnen adoptieouders een naamskeuze doen en neemt de rechtbank dit op in
haar beslissing.
Voor burgers betekent het wetsvoorstel dat zij een extra keuzemogelijkheid krijgen;
naast de keuze voor de geslachtsnaam van de moeder kunnen ouders na inwerkingtreding
van dit wetsvoorstel de keuze maken om hun kind een gecombineerde geslachtsnaam te
geven. Om de naamskeuze vast te laten leggen, moeten de ouders -net zoals dat nu het
geval is als zij willen kiezen voor de geslachtsnaam van de moeder- samen naar de
burgerlijke stand. Als de ouders niet gehuwd zijn of geen geregistreerde partners
zijn, kunnen zij op gelijke wijze als nu de naamskeuze tegelijk met de erkenning bij
de burgerlijke stand doen. De keuze is alleen mogelijk voor hun eerste kind en geldt
voor al hun volgende kinderen.
In gevallen waarin een Nederlands kind nog een of meer andere nationaliteiten heeft,
kunnen de ouders ook nog kiezen voor de geslachtsnaam die het kind enkel volgens het
recht van de staat van de andere nationaliteit zou kunnen hebben. Door gebruik te
maken van deze keuzemogelijkheid kan een oplossing worden geboden voor problemen die
personen kunnen ondervinden die naast de Nederlandse nog een of meer andere nationaliteiten
hebben (zie hiervoor aan het einde van paragraaf 3). In deze gevallen zal hierdoor
naar verwachting geen naamswijziging meer nodig zijn, hetgeen een vermindering van
de lasten voor burgers tot gevolg heeft. Zij hoeven in die gevallen geen verzoek om
naamswijziging meer te doen bij de Dienst Justis.
Als de ouders geen naamskeuze doen, blijft de vangnetnorm gelden; het kind van de
met elkaar gehuwde of geregistreerde ouders krijgt automatisch de geslachtsnaam van
de vader of de duomoeder. Het kind van niet met elkaar gehuwde of geregistreerde ouders
krijgt automatisch de geslachtsnaam van de geboortemoeder.
De geslachtsnaam mag uit niet meer dan twee namen bestaan. Hiervoor is in paragraaf
3 uiteengezet dat reeds bestaande meervoudige geslachtsnamen beschouwd worden als
één naam. Het is van belang dat in de toekomst deze geslachtsnamen ook als zodanig
kunnen worden herkend. Meestal zal de ambtenaar van de burgerlijke stand in de BRP
de benodigde informatie kunnen terugzoeken en leidt dit niet tot regeldruk voor de
ouders. Dit is slechts anders als de BRP deze gegevens niet bevat, bijvoorbeeld doordat
een generatie niet in Nederland heeft gewoond. In de gevallen waarin niet duidelijk
is of het een reeds bestaande meervoudige geslachtsnaam betreft, kan de ambtenaar
van de burgerlijke stand de ouders vragen bijvoorbeeld door middel van de geboorteakten
van henzelf aan te tonen dat het een reeds bestaande meervoudige geslachtsnaam betreft.
Het zal hierbij gaan om personen die niet eerder in Nederland zijn gevestigd. En daarbij
moet het voorts gaan om personen die een van oudsher bestaande meervoudige geslachtsnaam
hebben, en die gebruik kunnen en willen maken van de nieuwe keuzemogelijkheid en hun
geslachtsnaam in combinatie met de (enkelvoudige) geslachtsnaam van de partner willen
doorgeven. Dergelijke situaties zullen gelet op de uitzonderlijke combinatie van omstandigheden
zelden voorkomen. De verwachting is dat dit een uiterst beperkt aantal burgers per
jaar zal betreffen en dat de regeldruk voor burgers dan ook gering zal zijn.
Bezien is wat de effecten van de nieuwe regeling op de gendergelijkheid kunnen zijn
(toets effecten op gendergelijkheid).20 Het effect op de gendergelijkheid van de extra keuzemogelijkheid voor de dubbele
achternaam wordt voorzien als neutraal tot positief. Om te bezien welke effecten de
regeling uiteindelijk in de praktijk zal hebben, is voorzien in een evaluatie. Daarbij
zal worden bekeken wat de doeltreffendheid is van deze wet en wat de effecten hiervan
in de praktijk zijn op de gendergelijkheid. Met het oog daarop zal worden gekeken
in hoeverre van de ruimere keuzemogelijkheid die de regeling biedt, gebruik wordt
gemaakt. Ook zal worden nagegaan in welke mate de wet aansluit bij de in de samenleving
bestaande opvattingen over de naam, de mate waarin de wet bekend is en of de uitvoering
van de wet onnodige drempels opwerpt voor ouders ter realisering van hun keuze.
Ook is onderzocht of een overgangsbepaling wenselijk en haalbaar is. Naar de mening
van het kabinet is dat niet het geval. Uit genoemde impactanalyse van de VNG is gebleken
dat aan een overgangsregeling aanzienlijke kosten zijn verbonden. Die kosten zijn
afhankelijk van hoe groot de groep is die een beroep op een dergelijke voorziening
zal doen. De geschatte kosten lopen uiteen van € 6,1 miljoen (minimumschatting als
de overgangsregeling wordt beperkt tot gevallen waarin het oudste kind jonger dan
4 jaar moet zijn) tot € 40,9 miljoen (maximumschatting als oudste kind jonger dan
18 jaar moet zijn). Daarnaast zullen blijkens de impactanalyse van de VNG aanvullende
aanpassingen moeten worden gedaan in de betreffende burgerzakenapplicaties. De hiermee
samenhangende kosten zijn naar verwachting vergelijkbaar met de kosten voor de aanpassingen
van de hierboven genoemde burgerzakenapplicaties. Bij de schatting van de kosten is
uitgegaan van het genoemde percentage van 21. Denkbaar is dat dit percentage van 21
in de praktijk lager uitvalt, maar duidelijk is dat aan een overgangsregeling aanzienlijke
kosten zijn verbonden.
In de internetconsultatie is door burgers te kennen gegeven dat zij lang op de regeling
voor de gecombineerde geslachtsnaam hebben gewacht en dat sommigen zich daarvoor ook
actief hebben ingezet. Zij zijn teleurgesteld dat hun (al geboren) kind geen gecombineerde
geslachtsnaam zal krijgen. Er zijn ook burgers die schrijven dat zij dit zo graag
willen dat zij bereid zouden zijn om de administratieve kosten van een naamswijziging
te dragen. Ook de NVVB en een gemeente pleiten voor het opnemen van een overgangsregeling.
Het kabinet is zich ervan bewust dat er ouders en kinderen zijn die uitkijken naar
de voorgestelde wijziging en dat zij teleurgesteld zullen zijn als zij daarvan geen
gebruik kunnen maken, maar voor genoemde kosten is op dit moment geen dekking.
6. Regeling in Caribisch Nederland
In lijn met de kabinetsreactie op de Voorlichting van de Afdeling advisering van de
Raad van State en het Interdepartementaal Beleidsonderzoek Koninkrijksrelaties21 is bezien of en hoe de voorgestelde regeling ook in Caribisch Nederland kan gaan
gelden. Daarbij is ook gekeken of differentiaties nodig en wenselijk zijn. In overleg
met de betreffende autoriteiten op de BES is gebleken dat de voorgestelde regeling
ook in Caribisch Nederland in een behoefte voorziet. Hoewel het Burgerlijk Wetboek
BES nog niet voorziet in een regeling op grond waarvan ouders een naamkeuze kunnen
doen, is die mogelijkheid er in de praktijk (deels) al wel. Op grond van de jurisprudentie
kunnen de moeder en de erkenner ter gelegenheid van de erkenning samen kiezen welke
geslachtsnaam het kind krijgt; de geslachtsnaam van de moeder of de geslachtsnaam
van de vader22. De ambtenaar van de burgerlijke stand maakt daar een akte van naamskeuze van op.
Met dit wetsvoorstel wordt niet alleen de mogelijkheid van naamskeuze voor een gecombineerde
geslachtsnaam ingevoerd. In het Burgerlijk Wetboek BES wordt ook de keuze voor de
geslachtsnaam van de moeder geïntroduceerd in gevallen waarin het kind tijdens een
huwelijk wordt geboren. De regeling is zoveel mogelijk vormgegeven in lijn met het
Europees Nederlandse BW. Waar nodig, is de tekst aangepast aan het Burgerlijk Wetboek
BES.
Internationaal en interregionaal privaatrecht
In Bonaire, Saba en Sint Eustatius geldt bij het vaststellen van het recht dat van
toepassing is op een internationale of interregionale naamgevingskwestie de «gewone
verblijfplaats» van betrokkene als centrale aanknopingsnorm. Dat betekent dat het
naamrecht van het BW BES zal worden toegepast op Nederlanders uit andere gebiedsdelen
en vreemdelingen indien zij op Bonaire, Saba of Sint Eustatius hun «gewone verblijfplaats»
hebben. Dit begrip wordt uitgelegd aan de hand van feiten en omstandigheden van persoonlijke
en sociale aard, die duiden op duurzame banden met een bepaald land en/of wijzen op
de intentie om die banden met dat land te vestigen.
In de praktijk is het op de BES in het bijzonder ook van belang dat vreemdelingen
die hun gewone verblijf op de BES hebben, een gecombineerde geslachtsnaam kunnen kiezen
zoals zij dat vanuit hun veelal Latijns-Amerikaanse achtergrond gewend zijn. Nu die
keuzemogelijkheid wordt toegevoegd, is de verwachting dat ook in gevallen met een
interregionaal of internationaal karakter het naamrecht op de BES voldoet aan de eisen
die de praktijk daaraan stelt. In artikel 20 lid 1 van het BW BES is verder gewaarborgd
dat afwijkende geslachtsnamen die een persoon voert, in overeenstemming met het recht
van het land waarvan hij mede de nationaliteit bezit, als latere vermelding in de
akten van de burgerlijke stand kunnen worden opgenomen. In art. 80a en 80b van het
BW BES is een bijzondere regeling van interregionaal privaatrecht neergelegd voor
de rechtsgevolgen van huwelijken of geregistreerde partnerschappen die op grond van
het in het Europese deel van Nederland geldende Burgerlijk Wetboek zijn gesloten.23 Dit heeft ook gevolgen voor de toepassing van het naamrecht op kinderen geboren uit
een dergelijk huwelijk of geregistreerd partnerschap.
Een codificatie van het internationaal privaatrecht zoals Boek 10 van het BW van Europees
Nederland kent het BES privaatrecht niet. Het vastleggen of wijzigen van het internationaal
dan wel interregionaal privaatrecht gaat het bestek van dit voorstel te buiten.
Financiële gevolgen en gevolgen voor organisaties en personen
Nu op de BES de mogelijkheid van naamskeuze in de praktijk (deels) al wel bestaat,
zijn de met de wijziging gepaard gaande gevolgen beperkt. De betreffende autoriteiten
op de BES hebben tevens aangegeven dat de benodigde aanpassing van de systemen beperkt
zijn en de daarmee gepaard gaande kosten verwaarloosbaar zijn. Deze uiterst beperkte
kosten zullen worden opgevangen binnen de bestaande middelen van de openbare lichamen.
II ARTIKELSGEWIJS
Artikel I Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek
A Artikel 1:5 BW
In artikel 5 lid 2, 3, 4 en 6 wordt een nieuwe keuze voor de geslachtsnaam van een
kind mogelijk gemaakt. In overeenstemming met het Rapport «Bouwstenen voor een nieuw
naamrecht» krijgen ouders de mogelijkheid te kiezen voor een samenstelling van hun
geslachtsnamen in een vrij te bepalen volgorde.
Bij onderdeel A, vierde lid, onder c is een onjuistheid in de bestaande wettekst van
artikel 5 lid 6 verbeterd.
In lid 3 van artikel 5 is een extra keuzemogelijkheid voor adoptieouders opgenomen.
Zij kunnen ook kiezen voor een samenstelling van een van hun beider geslachtsnamen
met de oorspronkelijke naam van het kind. Op die wijze kan de band van het kind met
de oorspronkelijke ouders en, indien aan de orde, de cultuur van het land van herkomst
als onderdeel van zijn identiteit desgewenst tot uitdrukking worden gebracht. In lid
8 is geregeld dat voor elk kind dat wordt geadopteerd naamskeuze kan worden gedaan,
mits gekozen wordt voor (een combinatie met) de oorspronkelijke naam. Anders zouden
volgende (al dan niet geadopteerde) kinderen de oorspronkelijke naam krijgen van het
eerste adoptiekind, terwijl die naam geen onderdeel uitmaakt van hun identiteit.
De NVVB heeft voorgesteld om bij deze wetswijziging de passage uit artikel 1:5 lid
8 BW, inhoudend dat voor een tweede of volgend kind dat (buiten Nederland) een naam
heeft gekregen die afwijkt van het eerste kind de ouders alsnog naamskeuze kunnen
doen naar titel 2 van boek 10 te verplaatsen omdat dit een IPR regel is. Strikt genomen
betreft deze regeling echter geen internationaal privaatrecht zoals in Boek 10 BW
geregeld, maar een regeling voor Nederlandse ouders die een tweede kind in Nederland
krijgen, terwijl hun eerste kind een naam heeft gekregen volgens buitenlands recht.
In dat geval kunnen de ouders volgens het Nederlandse recht ook die naam voor de volgende
kinderen kiezen.
De NVVR adviseert in de memorie van toelichting meer duidelijkheid te geven over de
vraag wanneer de adeldom overgaat op het kind indien wordt gekozen voor een combinatie
van namen. Destijds is met artikel 1:5 lid 11 BW beoogt om de adeldom te verbinden
aan het verkrijgen van de naam van de vader. Artikel 1:5 lid 11 BW wordt niet gewijzigd,
dus dat systeem blijft in stand. Bij een gecombineerde of samengestelde geslachtsnaam
zal de adeldom niet overgaan op het kind.
Lid 14 bevat een regeling om de geslachtsnaam duidelijk en niet te lang te maken.
Na invoering van deze wet zullen over één generatie immers meer gecombineerde geslachtsnamen
in Nederland voorkomen. Per ouder kan één naam van een samengestelde geslachtsnaam
worden doorgegeven. Dat geldt ook bij adoptie als (een naam van de) oorspronkelijke
geslachtsnaam wordt gekozen. De NVVR heeft een tekstuele aanpassing van art. 1:5 lid
14 BW voorgesteld om duidelijk te maken dat het gaat om een gekozen gecombineerde geslachtsnaam en niet om een gekozen geslachtsnaam voor het kind van een ouder met een bestaande samengestelde geslachtsnaam dan wel een gekozen gecombineerde naam waarvan een reeds bestaande samengestelde geslachtsnaam deel uitmaakt. In paragraaf 3 is het systeem van de naamgeving
nader toegelicht. Toekomstige generaties zullen vaker een gecombineerde geslachtsnaam
hebben. Dat zal soms een voor het eerst gecombineerde geslachtsnaam zijn, en soms
een naam die generaties eerder gekozen is maar vervolgens in het geheel is doorgegeven.
In die situatie is de term «gekozen» niet noodzakelijk meer van toepassing. Daarom
zal deze tekstuele suggesties niet worden overgenomen.
B Artikel 1:253t BW
Het vijfde lid van dit artikel bevat een bijzondere voorziening voor geslachtsnaamwijziging
als een ander dan een ouder gezamenlijk met een ouder het gezag gaat uitoefenen. De
naam van het kind wijzigt niet vanzelf door de toekenning van het gezamenlijk gezag.
Daar kan desgewenst een verzoek tot wijziging voor worden ingediend. Om ervoor te
zorgen dat de nieuwe geslachtsnaam zo goed mogelijk aansluit bij de identiteit van
het kind kan een naam van een ouder naar keuze gecombineerd worden met de naam van
de ander.
C Artikel 1:282 BW
Het zevende lid van dit artikel bevat een vergelijkbare regeling als artikel 1:253t
BW voor het geval twee mensen gezamenlijk de voogdij uitoefenen. De keuzemogelijkheden
worden uitgebreid met de combinatie van de naam van beide voogden, of de naam van
één voogd en de oorspronkelijke geslachtsnaam van het kind.
Artikel II Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek
A Artikel 10:25 BW
In de leden a, b, c, e en f wordt de tekst aangepast aan de uitbreiding van de keuzemogelijkheden.
Artikel 10:25 BW gaat over de toepassing van artikel 1:5 BW. Ook de algemene bepaling
in het nieuwe lid 14 van artikel 1:5 BW is daardoor van toepassing. Voor de duidelijkheid
is dit uitdrukkelijk in de tekst opgenomen.
Het derde lid van artikel 10:25 BW bevat een extra naamskeuze voor kinderen die naast
de Nederlandse een of meer andere nationaliteiten hebben. Dit is geen rechtskeuze,
maar de mogelijkheid om een naam te kiezen die zij enkel zouden kunnen hebben volgens
het recht van de staat van een andere nationaliteit.
Artikel III Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek BES
Artikel 1:5 BW BES
Zoals in het algemeen deel gemeld, is de regeling voor het BW BES zoveel mogelijk
vormgegeven in lijn met het Europees Nederlandse BW.
In het tweede lid is een regeling opgenomen voor de vaststelling van het ouderschap
door brieven van vaderschap, in plaats van de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap.
Het derde lid is toegesneden op de regeling van adoptie in het BW BES. Het onderscheid
tussen gehuwde en ongehuwde adoptanten is omwille van de eenvoud in deze regeling
niet gemaakt. Aangezien het mogelijk is om te kiezen welke naam het kind krijgt, is
ook minder behoefte aan dit onderscheid.
Artikel IV
In het wetsvoorstel is een evaluatiebepaling voorzien. Vijf jaar na inwerkingtreding
stuurt de Minister voor Rechtsbescherming aan de Eerste en Tweede Kamer een verslag
over de doeltreffendheid van deze wet en de effecten hiervan in de praktijk. De ervaring
leert dat het enige tijd duurt alvorens een wetswijziging als de onderhavige is ingeburgerd.24 Daarom wordt voorgesteld om vijf jaar na inwerkingtreding verslag te doen van de
effecten van de wet. De evaluatie kan dan ter hand worden genomen als enige tijd is
verstreken en de nieuwe regeling een ingang heeft kunnen vinden in de samenleving.
Zo zal worden gekeken in hoeverre van de ruimere keuzemogelijkheid die de regeling
biedt, gebruik wordt gemaakt. Daarbij zal tevens worden nagegaan in welke mate de
wet aansluit bij de in de samenleving bestaande opvattingen over de naam, de mate
waarin de wet bekend is en of de uitvoering van de wet geen onnodige drempels opwerpt
voor ouders ter realisering van hun keuze.
Artikel V
Het wetsvoorstel treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip,
waarbij dat tijdstip voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend
kan worden vastgesteld. Zo kan bij de bepaling van de datum van inwerkingtreding rekening
worden gehouden met de benodigde voorbereidingen in de praktijk. Met het oog daarop
zal de invoeringstermijn minimaal drie maanden zijn. Tevens zal worden aangesloten
bij de zogeheten vaste verandermomenten.
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Bijlagen
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 34 | Voor |
D66 | 24 | Voor |
PVV | 17 | Tegen |
CDA | 14 | Tegen |
PvdA | 9 | Voor |
SP | 9 | Voor |
GroenLinks | 8 | Voor |
PvdD | 6 | Voor |
ChristenUnie | 5 | Tegen |
FVD | 5 | Tegen |
DENK | 3 | Voor |
Groep Van Haga | 3 | Voor |
JA21 | 3 | Voor |
SGP | 3 | Tegen |
Volt | 2 | Voor |
BBB | 1 | Tegen |
BIJ1 | 1 | Voor |
Fractie Den Haan | 1 | Voor |
Gündogan | 1 | Voor |
Omtzigt | 1 | Tegen |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.