Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda Transportraad 9 december 2021 te Brussel (Kamerstuk 21501-33-884)
2021D46777 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat hebben verschillende fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Infrastructuur
en Waterstaat over de geannoteerde agenda van de Transportraad d.d. 9 december 2021
te Brussel (Kamerstuk 21 501–33, nr. 884), het verslag van de informele bijeenkomst van Transportministers d.d. 22-23 september
2021 (Kamerstuk 21 501–33, nr. 878), het verslag van de Transportraad d.d. 3 juni 2021 (Kamerstuk 21 501–33, nr. 868), het EU-voorstel: Uitrol infrastructuur voor alternatieve brandstoffen COM (2021)
559, het EU-voorstel: Strategisch uitrolplan infrastructuur voor alternatieve brandstoffen
COM (2021) 560, het EU-voorstel: ReFuelEU Luchtvaart COM (2021) 561, het EU-voorstel:
Herziening richtlijn EU ETS voor luchtvaart (COM (2021) 552, het EU-voorstel: FuelEU
Scheepvaart COM (2021) 562, het fiche: Mededeling Naiades III «Het toekomstbestendig
maken van de Europese binnenvaart» (Kamerstuk 22 112, nr. 3170), het fiche: Verordening aanscherping CO2-normen nieuwe personen- en bestelauto’s in 2030 en 2035 (Kamerstuk 22 112, nr. 3191), het EU-voorstel: Herziening richtlijn EU-ETS voor de implementatie van CORSIA (COM
(2021) 567, het fiche: Herziening richtlijn EU-ETS voor luchtvaart en implementatie
CORSIA (Kamerstuk 22 112, nr. 3192), het fiche: Verordening bijmengverplichting van duurzame luchtvaartbrandstoffen
(Kamerstuk 22 112, nr. 3188), het fiche: Verordening stimuleren hernieuwbare en koolstofarme brandstoffen in
de zeevaart (Kamerstuk 22 112, nr. 3189), het fiche: Verordening uitrol infrastructuur alternatieve brandstoffen (Kamerstuk
22 112, nr. 3190) en de brief inzake de Evaluatie AFI-richtlijn (Kamerstuk 22 112, nr. 3178).
De fungerend voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
Adjunct-griffier van de commissie, Koerselman
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inhoudsopgave
Inleiding
2
VVD-fractie
2
D66-fractie
3
PVV-fractie
6
CDA-fractie
6
SP-fractie
8
GroenLinks-fractie
9
SGP-fractie
9
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken op de agenda van het
schriftelijk overleg Transportraad d.d. 9 december 2021.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken
voor de Transportraad van 9 december 2021. Deze leden onderschrijven het grote belang
van verduurzaming voor de verschillende modaliteiten. Zij hebben daarbij enkele vragen.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de betreffende beleidsbrieven
en willen de Minister nog enkele vragen voorleggen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda en de overige stukken op de agenda. Deze leden hebben de volgende vragen.
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de agenda van
de Transportraad van 9 december 2021. Deze leden hebben hierbij nog enkele vragen
en opmerkingen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de stukken en hebben hierover
nog enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de stukken op de agenda en hebben
hierover nog enkele vragen.
VVD-fractie
EU-voorstel: ReFuelEU Luchtvaart COM (2021) 561
De leden van de VVD-fractie lezen dat synthetische luchtvaartbrandstoffen het grootste
decarbonisatiepotentieel hebben van alle luchtvaartbrandstoffen die zijn overwogen
voor het ReFuelEU-initiatief. Deze leden vragen hoe ervoor gezorgd kan worden dat
synthetische brandstoffen in Nederland geproduceerd zullen worden, gezien onze koplopersrol
in de luchtvaart- en brandstofsector. In Zweden is recentelijk een enorme fabriek
aangekondigd; kunnen we dat hier realiseren?
In de brief aan de Kamer wordt gemeld dat het kabinet ruimte wil behouden om nationaal
een hogere doelstelling in te voeren. Betekent dit dat de Minister voornemens is om
een hogere bijmengverplichting in te voeren ten opzichte van de Europese richtlijnen
voor het bijmengpercentage, wanneer deze niet hoog genoeg is? Zo ja, hoe gaat de Minister
ervoor zorgen dat de Nederlandse luchtvaart niet op achterstand komt ten opzichte
van omringende landen door het ongelijke speelveld dat hierdoor ontstaat en hoe voorkomt
zij dat er Nederlandse koppen op Europees beleid komen?
EU-voorstel: FuelEU Scheepvaart COM (2021) 562
De leden van de VVD-fractie zijn bereid om stappen te zetten ten behoeve van de verduurzaming
van de scheepvaart. Echter is het van groot belang voor deze leden dat weglek wordt
voorkomen. Anders besparen we geen CO2 en beschadigen we de economie nodeloos. Hoe voorkomt de Europese Unie (EU) en/of
de Minister dat schepen niet gaan bunkeren in het Verenigd Koninkrijk, waardoor Rotterdam
de business verliest? Kunnen er afspraken met het Verenigd Koninkrijk worden gemaakt
om dit te voorkomen? Zij hebben zelf immers ook ambitieuze klimaatdoelen. Er moeten
stappen gezet worden, maar wel met effectief beleid in plaats van weglek.
Ook lezen de leden van de VVD-fractie dat in het voorstel de verantwoordelijkheid
voor het aantonen dat de gebruikte brandstoffen schoon zijn voornamelijk ligt bij
de bemanning van het schip. Waarom ligt de verantwoordelijkheid hiervoor bij de schippers
en niet bij de producenten en leveranciers van de brandstoffen, zoals het geval is
bij het voorstel voor de luchtvaart in Refuel Aviation?
Het voorstel richt zich onder andere op reizen binnen de EU, en daarmee op de kustvaart
(short sea). Hetzelfde geldt voor het EU Emissions Trading System (EU-ETS) voorstel.
Tegelijkertijd zijn er Europese modal-shiftdoelen vastgesteld in de Strategie voor
duurzame en slimme mobiliteit die moeten leiden tot +25% vervoer van de weg naar short
sea (en binnenvaart) in 2030 en +50% in 2050. De vraag is dan ook of dit voorstel,
en het Fit for 55--pakket in zijn totaliteit, de modal-shiftdoelen goed genoeg in
ogenschouw heeft genomen. Het argument van de Europese Commissie dat extra-EU-reizen
ook onder het voorstel vallen gaat niet op, omdat short sea niet met deep sea concurreert,
maar met wegvervoer. Is de Minister bereid dit verder te onderzoeken? Ook bestaat
er twijfel en onduidelijkheid over de handhaving van de nieuwe eisen omtrent emissielimieten,
specifiek de controle van schepen die in havens buiten de EU hebben gebunkerd. Hoe
pakt dat uit in de praktijk? Hoe wordt fraude met biobrandstoffen tegengegaan?
In het voorstel staat dat de boeteopbrengsten direct naar het EU Innovation Fund gaan.
Wat vindt de Minister hiervan (in het kader van de eigenmiddelendiscussie)? Kunnen
deze opbrengsten worden geoormerkt voor verdere verduurzaming van de zeevaart?
Fiche: Mededeling Naiades III «Het toekomstbestendig maken van de Europese binnenvaart
De leden van de VVD-fractie lezen in het voorstel met interesse de ambitie om de binnenvaart
te stimuleren en te versterken. Deze leden pleiten al geruime tijd voor het bevorderen
van de binnenvaart om de drukte op de weg te verminderen. In hoeverre worden de binnenvaartschippers
betrokken bij de genoemde ambities?
De binnenvaart kan de verduurzamingskosten zeer beperkt dragen, wat is bevestigd in
het onderzoek van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR). Daarom steunt Brussel
het opzetten van een Europees Binnenvaartfonds om de binnenvaartsector te ondersteunen,
bijvoorbeeld bij het verder verduurzamen van een schip of het installeren van walstroom
in een binnenhaven. Onder andere de reservefondsen kunnen hier een bijdrage aan leveren.
Het Europees parlement heeft het idee van een fonds onlangs geopperd in een initiatiefrapport1 en in de binnenvaartstrategie NAIADES III wordt dit ook genoemd. Hoe kijkt de Minister
hiertegen aan en hoe gaat de Minister zich, samen met andere lidstaten in een sterke
kopgroep, hiervoor hard maken in de Raad?
Evaluatie AFI-richtlijn
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat uit de huidige versie van de Raadspositie
blijkt dat het voorstel ernstig is afgezwakt op het gebied van elektrische mobiliteit.
Denkt de Minister dat we hiermee de Europese «Green Deal»-doelen van 1 miljoen in
2025 en 3 miljoen in 2030 gaan halen? Zo nee, hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat
hier wel aan wordt voldaan? Verder wordt er in de impactassessment van de Europese
Commissie een schatting gedaan van de kosten van laadpaleninfrastructuur voor komende
jaren. De kosten voor bijbehorende uitbreiding van het net worden hier echter niet
in meegenomen. Kan de Minister hier meer duidelijkheid over geven? En welke effecten
op de aanschaf en het bezit van elektrische auto’s kunnen er worden verwacht bij het
vergroten van de afstand tussen laadpalen van 60 naar 100 kilometer? Tot slot vernemen
deze leden dat er vanuit de laadpalenindustrie kritiek is op de zeer gedetailleerde
voorstellen voor (verplichte) betaalsystemen, zoals betaling met bankkaart/kredietkaart,
omdat het hogere kosten met zich brengt en het huidige, zeer succesvolle businessmodel
kan ondermijnen. Hoe denkt de Minister hierover? Kunnen andere alternatieven niet
kosteneffectiever zijn, zoals een sticker met een QR-betalingscode?
D66-fractie
De leden van D66-fractie zien dat in deze Transportraad stil zal worden gestaan bij
enkele belangrijke voorstellen in het kader van het Fit for 55-pakket van de Europese
Commissie: laad- en tankinfrastructuur voor alternatieve brandstoffen (AFIR), luchtvaart
(ReFuel Aviation), en zee- en binnenvaart (FuelEU Maritime).
De leden van de D66-fractie lezen met betrekking tot de revisie van de Richtlijn Infrastructuur
voor alternatieve brandstoffen (AFIR) dat onder deze voorstellen lidstaten, waaronder
Nederland, worden verplicht nationale plannen op te stellen voor de uitrol van alternatieve
tank- en laadinfrastructuur. Deze leden vragen aan welke criteria deze plannen moeten
voldoen. Uit welke elementen dienen deze te zijn opgemaakt en welk tijdpad hoort hierbij?
Hoe zal de Europese Commissie toezien op de naleving van deze plannen? Wat is de rol
van de Tweede Kamer in deze? Hoe dienen deze plannen zich te verhouden tot de reeds
bestaande initiatieven in Nederland en is de Minister bereid regie te nemen op waar
en wanneer deze infrastructuur (voor vrachtwagens) gerealiseerd wordt, zo vragen deze
leden.
Deze leden lezen daarnaast dat de Minister hecht aan de interoperabiliteit van de
infrastructuur. Is dit voldoende geborgd in het onderhavige voorstel, ook met betrekking
tot prijstransparantie en toegankelijke betalingsmogelijkheden? Zo nee, hoe draagt
de Minister zorg voor aansluiting bij omringende landen zoals Duitsland, België en
Frankrijk?
De leden van de D66-fractie vragen de Minister of de uitrol van de infrastructuur,
zoals voorzien onder het AFIR-voorstel, voldoende is om te voldoen aan de doelstelling
die Nederland in Glasgow op de United Nations Climate Change Conference 2021 (COP26)
heeft uitgesproken, namelijk om de nieuwverkopen van zero-emissievrachtwagens te versnellen,
van 30% in 2030 tot 100% in 2040. Biedt de voorgenomen uitrol van laad- en tankinfrastructuur,
ook in het buitenland, genoeg zekerheid aan vervoersbedrijven om de noodzakelijke
investeringen in zero-emissievrachtwagens te doen? Is de Minister bereid in dit kader
ook tussendoelen te stellen? Zo ja welke?
De leden van de D66-fractie hebben eveneens vragen over het voorstel ReFuelEU Aviation. Zij zijn benieuwd of voor het voorstel ReFuelEU Aviation vergelijkbare initiatieven
bestaan in de wereld, bijvoorbeeld de Verenigde Staten. Indien dat het geval is, hoe
verhouden de verplichtende bijmeng- en tankpercentages van de EU zich tot de VS?
De Minister schrijft dat in de Transportraad zal worden gesproken over het ingroeipad
van de bijmengverplichting, waar Nederland inzet op een verhoogde ambitie van 8% ten
opzichte van het in voorstel opgenomen percentage van 5%. Deze leden zijn positief
over de insteek van de Minister om brandstoffen te verduurzamen en hebben hier nog
enkele vragen over. Zij vragen of de Minister bekend is met de impactanalyse van de
Europese Commissie die wijst op de nadelige kanten van een verhoogd percentage. Hoe
groot zijn de effecten van een afgenomen connectiviteit en verhoogde grondstofprijzen
als gevolg van concurrentie met andere sectoren, zoals wegvervoer en vervoer over
water, die gebruikmaken van deze grondstoffen? Ziet de Minister ook kansen om meer
de nadruk te leggen op het gebruik van hernieuwbare elektriciteit voor zogenaamd e-fuels?
Welke effecten en verschuivingen worden verwacht naar aanleiding van de verhoogde
bijmengplicht in het type grondstoffen voor de productie? Welke gevolgen voor producenten
en leveranciers van biobrandstoffen en grondstoffen worden verwacht in Nederland en
de rest van Europa?
De leden van de D66 fractie vragen de Minister hoe de CO2-opbrengst van deze keuze zich verhoudt tot het feit dat deze grondstoffen, zo schrijft
de Europese Commissie, gewonnen moeten worden in derde landen. Hoe verhoudt de (nog
ambitieuzere) nationale ambitie van een bijmengverplichting van 14% zich tot deze
effecten? Kan de Minister deze vragen beantwoorden in samenhang met het feit dat de
regering ook inzet op een verhoogde ambitie voor de scheepvaart en de vraag naar deze
brandstoffen voor het wegtransport, zo vragen deze leden.
De leden van de D66-fractie lezen dat de Minister in het fiche ter beoordeling van
het voorstel schrijft dat het kabinet zal inzetten op «het vergroten en verbreden
van een duurzame grondstoffenbasis». Kan de Minister dit nader specificeren?
Deze leden vragen de Minister in welke mate de «sustainable aviation fuels»-fabriek
in Delfzijl kan voorzien in de voorgenomen doelstellingen op het gebied van synthetische
kerosine. In welke mate kan de productie in Delfzijl voorzien in het ingroeipad voor
synthetische kerosine?
De leden van de D66-fractie hebben enkele vragen over het voorstel FuelEU Maritime. Deze leden lezen dat Nederland inzet op een hogere ambitie voor de reductiedoelstellingen
door het gebruik van brandstoffen. Hoe verhoudt het Europese en Nederlandse aanbod
van deze brandstoffen zich tot deze verhoogde ambitie, ook in relatie tot de inzet
op een verhoging van de bijmengverplichting van duurzame brandstoffen voor de luchtvaart?
Deze leden vragen de Minister in hoeverre het Europese en Nederlandse aanbod kan voorzien
in deze doelstellingen. Met betrekking tot de verordening aanscherping CO2-normen nieuwe personen- en bestelauto’s vragen deze leden of de Minister bereid is
zich in te zetten voor een aanscherping van tussendoelen.
PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie vragen aan de Minister of zij in de Transportraad aandacht
wil vragen voor de gigantische kostenpost waarmee de scheepvaart opgezadeld wordt,
alles om een CO2-reductie te bewerkstelligen in een relatief schone sector.
De leden van de PVV-fractie vragen aan de Minister of zij op de hoogte is van de problemen
die ontstaan, zodra er bijgemengd wordt met fatty acid methyl ester (FAME)? Deze leden
hebben het hier bijvoorbeeld over filters die iedere acht weken vervangen moeten worden
en motoren die stuklopen. Deze leden vragen tevens aan de Minister of zij bereid is
om dit in de Transportraad aan te kaarten.
De leden van de PVV-fractie constateren dat Minister negatief tegenover het voorstel
van het Eurovignet staat, gezien het feit dat het kabinet de kilometerheffing wil
invoeren, maar ook vanwege het feit dat de Minister vindt dat de lidstaten zelf moeten
kunnen beslissen over de wijze van het invoeren van de kilometerheffing. Deze leden
vragen aan de Minister of zij dit tweede argument bij alle EU-regelgeving gaat toepassen.
De leden van de PVV-fractie constateren dat de gevolgen van het wijzigen van de richtlijn
omtrent het Eurovignet gevolgen heeft voor de Westerscheldetunnel. Deze leden vragen
aan de Minister of zij de Kamer tijdig kan informeren over de gevolgen en de acties
die zij onderneemt om de gevolgen te beperken.
CDA-fractie
Geannoteerde agenda
De leden van de CDA-fractie vinden het positief dat de Richtlijn infrastructuur alternatieve
brandstoffen (AFIR) zich onder meer richt op het realiseren van publiek toegankelijke
alternatieve tank- en laadinfrastructuur per voertuig op het kernnetwerk en uitgebreide
Trans-European Transport Network (TEN-T), en op de stedelijke knooppunten. Deze leden
lezen dat een zorgpunt van Nederland in de Raad is dat het huidige compromisvoorstel
een afgezwakt ambitieniveau heeft voor de uitrol van laadinfrastructuur voor lichte
en zware voertuigen. Kan de Minister aangeven welke groep lidstaten kritisch was op
het ambitieniveau en heeft ingezet op een afgezwakt compromisvoorstel? Hoe groot is
deze groep lidstaten en welke belangen spelen hierbij? Nederland acht het compromisvoorstel
niet voldoende om de onderhandelingen met het parlement aan te gaan. Krijgt Nederland
voldoende steun in deze lijn? Welke inbreng heeft de Minister voorbereid voor de vragen
die centraal staan tijdens het oriënterende debat op de Transportraad? Kan de Minister
deze inbreng delen met de Kamer?
De leden van de CDA-fractie hebben verder vragen over het voorstel ReFuelEU Aviation,
dat de invoering beoogt van een Europese bijmengverplichting voor de luchtvaart. Deze
leden vinden dat positief, gezien een Europese bijmengverplichting een grote aanjager
zal zijn van de ontwikkeling en opschaling van duurzame luchtvaartbrandstoffen. Kan
de Minister aangeven waarom de ambitie van de Europese Commissie qua percentage bijmengverplichting
lager ligt dan die van Nederland? Kan de Minister aangeven in hoeverre de niveaus
van de bijmengverplichting van de Commissie voldoende zullen zijn om de EU-klimaatdoelstellingen
te halen? Kan de Minister aangeven in hoeverre er steun is bij de lidstaten voor een
hogere bijmengverplichting in 2030 dan de Europese Commissie voorstelt? Wat voor soort
redenen liggen eraan ten grondslag bij lidstaten die dit niet steunen? Deze leden
lezen dat Nederland inzet op een zo hoog mogelijke bijmengverplichting op basis van
de beschikbaarheid van grondstoffen en productiecapaciteit. Om hoeveel procent gaat
dat volgens de Minister? Daarnaast lezen deze leden dat Nederland de ruimte wil behouden
om nationaal een hogere doelstelling in te voeren. Hoe groot acht de Minister de kans
dat lidstaten deze ruimte krijgen en hier ook gebruik van gaan maken? Wat gaat Nederland
doen als het deze ruimte niet krijgt?
De leden van de CDA-fractie lezen bij het voorstel FuelEU Maritime dat het overgrote
deel van de lidstaten, op het moment van schrijven op 15 november jl., nog geen regeringspositie
en daarmee een mandaat heeft voor onderhandeling. Kan de Minister aangeven of hier
inmiddels meer over is te zeggen?
Deze leden van de CDA-fractie lezen in de geannoteerde agenda over de herziening van
de Eurovignetrichtlijn. Kan de Minister toelichten wat het belangrijkste effect is
van de herziening op het wetsvoorstel vrachtwagenheffing? De herziene Eurovignetrichtlijn
zal van toepassing zijn op alle tolsystemen en gebruiksheffingen voor wegverkeer in
Nederland. De Minister geeft aan dat met de betrokken stakeholders in kaart wordt
gebracht hoe de herziene richtlijn geïmplementeerd kan worden en wat dat betekent
voor de betreffende systemen. Kan de Minister aangeven of hierbij knelpunten worden
verwacht en, zo ja, wat deze zijn? De Minister heeft eerder aangegeven dat voor de
Westerscheldetunnel de gevolgen nog worden bestudeerd. Is hier inmiddels al meer over
te melden?
Fiche: Herziening richtlijn EU-ETS voor luchtvaart en implementatie CORSIA
De leden van de CDA-fractie vinden het positief dat er bij de herziening van deze
richtlijn op wordt ingezet om verdere reductie van broeikasgasemissies in de luchtvaartsector
te stimuleren. Daar waar een wereldwijde aanpak nog niet haalbaar lijkt, bieden Europese
afspraken uitkomst. Deze leden lezen dat de Commissie voorstelt om per 2024 het emissieplafond
te reduceren met 4,2% per jaar. Tegelijkertijd stelt de Commissie voor om de reductie
van 4,2% met terugwerkende kracht te laten gelden vanaf 2021, door het plafond eenmalig
te verlagen in het jaar waarop de herziene richtlijn in werking treedt. Wat vindt
de Minister van dit voorgestelde percentage? Is dit voldoende om de klimaatdoelstelling
te behalen en welk effect zal dit voorstel gaan hebben op de reductie van broeikasgasemissies?
Deze leden lezen verder dat de Minister een risico ziet bij het berekenen van de allocatie
op basis van het jaar 2023. Dit kan een perverse prikkel geven om in 2023 meer te
vliegen voor een hogere allocatie van gratis rechten. Het kabinet zal de Commissie
hierover bevragen. Is de Minister bereid om de Kamer te informeren over het antwoord
van de Commissie op dit punt? Verder lezen deze leden dat de Commissie voorstelt om
de allocatie van gratis rechten voor de luchtvaart af te bouwen en dat het kabinet
deze lijn steunt. Minder gratis rechten betekent dat het aandeel te veilen rechten
toeneemt. Kan de Minister aangeven wat precies de effecten hiervan zullen zijn? Deze
leden lezen dat de Commissie voor de afbouw van de allocatie van gratis rechten voor
de luchtvaart kijkt naar verschillende tijdpaden voor de afbouw. Op welk tijdpad zet
Nederland in en heeft het hierbij steun van andere lidstaten? Deze leden lezen verder
dat het kabinet graag ziet dat er in de ETS-richtlijn een expliciete grondslag (naast
de algemene grondslag in artikel 193 van het Verdrag betreffende de werking van de
Europese Unie) wordt opgenomen voor nationaal verdergaande maatregelen, zoals een
CO2-plafond, mits deze verenigbaar zijn met internationaal recht. Het huidige voorstel
bevat deze expliciete grondslag niet. Kan de Minister aangeven of zij verwacht dat
deze expliciete grondslag alsnog wordt toegevoegd en, zo nee, wat dit zou betekenen
voor het eventueel instellen van een nationaal CO2-plafond?
Overig
De leden van de CDA-fractie zijn tot slot benieuwd naar de stand van zaken van de
herziening van de Europese slotverordening. De Minister gaf op 3 juni 2019 in antwoord
op feitelijke vragen (Kamerstuk 31 936, nr. 630) aan dat de herziening van de Europese slotverordening is voorzien in de periode
2020–2022. Klopt het dat dit is vertraagd en wat is hiervan de reden? Wanneer zal
deze herziening dan wel plaatsvinden? Is de inzet van Nederland nog steeds om bij
de herziening ruimte te willen creëren om nationaal selectiviteitsbeleid te voeren?
Welke stappen zet Nederland om achter de schermen steun te vergaren voor de Nederlandse
inzet bij andere lidstaten, zodat de kans groter wordt dat Nederland steunt krijgt?
Kan de Minister schetsen wat op dit moment het krachtenveld is wat betreft het creëren
van meer ruimte voor nationaal selectiviteitsbeleid en wat de redenen zijn dat bepaalde
lidstaten deze benadering niet steunen? Kan de Minister aangeven op welke wijze meer
ruimte om nationaal selectiviteitsbeleid te voeren kan bijdragen aan het behalen van
de klimaatdoelstellingen, doordat lidstaten meer mogelijkheden hebben om autonome
groei te beperken?
SP-fractie
Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie (Kamerstuk 21 501, nr. 33)
De leden van de SP-fractie delen de ambitie om de luchtvaart te verduurzamen. Deze
leden hebben echter vragen over het principe van de bijmengverplichting. Bij eerdere
discussies omtrent bijmengverplichtingen hebben deze leden gemerkt dat er nog veel
onduidelijkheid is over de duurzaamheidswinst die dit oplevert en de geschiktheid
voor bestaande motoren. Hoe zit dat in de luchtvaart?
FuelEU Maritime
De leden van de SP-fractie achten het positief dat er een verplichting komt om walstroom
af te nemen. Deze leden vragen de Minister hoe het thans gesteld is met de aanleg
van de hiervoor benodigde faciliteiten in Nederland, verloopt dit volgens planning?
EU-voorstel: Uitrol infrastructuur voor alternatieve brandstoffen COM (2021) 559
De leden van de SP-fractie constateren dat de exploitatie van laadpunten voor elektrische
voertuigen aan de vrije markt wordt gelaten. Betekent dit dat hier geen publieke financiering
voor beschikbaar hoeft te worden gesteld? Deze leden juichen de ontwikkeling van een
uitgebreide infrastructuur voor elektrische mobiliteit toe, maar zij zijn bevreesd
dat belastinggeld wordt geïnvesteerd in voorzieningen die door commerciële partijen
worden vermarkt.
De leden van de SP-fractie lezen voorts dat de elektriciteitsvoorziening voor stilstaande
vliegtuigen wordt verduurzaamd. Dat is een streven dat deze leden van harte onderschrijven.
Deze leden roepen de Minister op om daarnaast ook haast te maken met de invoering
van elektrisch taxiën op luchthavens. Het gestelde doel van 2030 achten deze leden
te weinig ambitieus.
EU-voorstel: ReFuelEU Luchtvaart COM (2021) 561
De leden van de SP-fractie hopen dat de hoge verwachtingen ten aanzien van de potentie
van synthetische luchtvaartbrandstoffen kunnen worden waargemaakt. Het is in de ogen
van deze leden ook noodzakelijk om het aantal vliegbewegingen te reduceren. Daarom
stellen deze leden voor om een veelvliegersbelasting in te voeren voor zakelijk vliegverkeer,
zeker gezien de toegenomen mogelijkheden om digitaal op afstand te vergaderen, en
duurzame alternatieven voor consumenten aantrekkelijker te maken. Deelt de Minister
dit streven?
GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister van mening is dat de focus
moet liggen op de overstap naar volledig hernieuwbare brandstoffen en dat de inzet
van fossiele brandstoffen moet worden afgebouwd. Waarom acht de Minister het dan noodzakelijk
de eis van ten minste 70% CO2-reductie voor renewable fuels of non-biological origins (RFNBO’s) en recycled carbon
fuels (RCF’s) los te laten? Welke brandstoftypen, productieroutes en specifieke inzet
acht de Minister kansrijk die nu buiten de criteria van het huidige voorstel vallen?
De leden van de GroenLinks-fractie delen de zorgen van de Minister over het afgezwakte
compromis rondom de Verordening infrastructuur alternatieve brandstoffen (AFIR) en
steunen de inzet van de Minister op het ambitieuzere, oorspronkelijke ambitieniveau.
De juiste infrastructuur is essentieel voor emissieloos transport. Op welke punten
is het oorspronkelijke voorstel precies afgezwakt? Hoe is het speelveld, welke lidstaten
hebben aangestuurd op een afgezwakt voorstel en welke lidstaten zien juist liever
een ambitieuzer voorstel? Kan de inbreng worden gedeeld die de Minister heeft voorbereid
op de vragen van het voorzitterschap?
De leden van de GroenLinks-fractie vinden het belangrijk dat met betrekking tot laadinfrastructuur
voor vrachtwagens de overheid een stevige rol pakt, zodat deze infrastructuur geen
onnodige vertraging kent en kip-eiproblemen voorkomen worden. Lidstaten moeten proactief
hiermee aan de slag gaan. Deelt de Minister deze mening?
SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben enkele vragen met betrekking tot de voorgestelde
Verordening infrastructuur alternatieve brandstoffen, en ook de voorstellen voor CO2-normen voor nieuwe personen- en bestelauto’s. Deze leden vragen graag aandacht voor
de benutting van biomethaan, geproduceerd uit onder meer slib van rioolwaterzuiveringsinstallaties.
Deelt de Minister de mening dat biomethaan op basis van de well-to-wheel-benadering
een van de meest duurzame energiedragers is en dat het stimuleren en faciliteren van
het benutten van biomethaan in het wegtransport daarom belangrijk is? Is de Minister
bereid zich ervoor in te zetten dat de genoemde Europese voorstellen de inzet van
biomethaan in het wegtransport niet afremmen, maar bevorderen?
De leden van de SGP-fractie hebben een vraag over het voorstel ReFuelEU Aviation.
Is de veronderstelling juist dat door de voorgestelde bijmengverplichtingen in de
luchtvaart veel afvalvetten, zoals gebruikt frituurvet, ingezet zullen worden in de
luchtvaart in plaats van in het wegtransport en de scheepvaart? Wat betekent dat voor
het halen van verduurzamingsdoelstellingen in het wegtransport? Deze leden constateren
dat onderzoek laat zien dat inzet van gebruikt frituurvet voor de luchtvaart één keer
zoveel CO2-emissie per energie-eenheid met zich meebrengt als inzet voor wegtransport. Deelt
de Minister de mening dat inzet van afvalvetten in het wegtransport meer oplevert
dan inzet in de luchtvaart? Hoe wordt voorkomen dat de genoemde bijmengverplichtingen
in de luchtvaart de noodzakelijke ontwikkeling van nieuwe technologieën en grondstoffen
in de luchtvaart vertragen? Is de Minister bereid zich ervoor in te zetten dat ten
aanzien van de luchtvaart meer gestuurd wordt op de ontwikkeling van nieuwe technologieën
en grondstoffen?
De leden van de SGP-fractie hebben enkele vragen over het voorstel voor verduurzaming
van de scheepvaart, FuelEU Maritime. Waarom is ervoor gekozen de verantwoordelijkheid
voor het voldoen aan de brandstofnormen neer te leggen bij de scheepvaart zelf en
niet bij de brandstofleveranciers, zoals in de duurzame energierichtlijn wel is gebeurd?
In hoeverre acht de Minister rederijen en scheepsbemanningen in staat om deze verplichtingen
na te komen? Waarom is er niet voor gekozen om extra rapportageverplichtingen aan
te laten sluiten op het bestaande monitorings- en rapportagesysteem voor de CO2-uitstoot? Wil de Minister zich hiervoor inzetten, zodat een afzonderlijk rapportage-
en verificatiesysteem achterwege kan blijven? De leden van de SGP-fractie horen ook
graag hoe de naleving van de Europese duurzaamheidscriteria voor buiten de EU aangekochte
biobrandstoffen gehandhaafd zal worden. Hoe wordt een oncontroleerbare papieren werkelijkheid
en een ongelijk speelveld met in de EU gekochte biobrandstoffen voorkomen?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
G.B. Koerselman, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.