Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de stand van zaken besluitvorming Facultatief Protocol (Kamerstuk 33826-37)
33 826 Mensenrechten in Nederland
24 170
Gehandicaptenbeleid
Nr. 41
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 28 september 2021
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport over de brief van 17 maart 2021 over de stand van zaken besluitvorming Facultatief
Protocol (Kamerstukken 33 826 en 24 170, nr. 37).
De vragen en opmerkingen zijn op 25 mei 2021 aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 27 september 2021 zijn de vragen, mede
namens de Ministers van Buitenlandse Zaken, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Agema
Adjunct-griffier van de commissie, Krijger
Inhoudsopgave
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
– VVD-fractie
2
– D66-fractie
3
– CDA-fractie
4
– SP-fractie
5
– GroenLinks-fractie
5
– ChristenUnie-fractie
6
II.
Reactie van de regering
7
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister voor
Medische Zorg over de stand van zaken rond het Facultatief Protocol bij het Verdrag
inzake de rechten van personen met een handicap (VN-verdrag Handicap). Genoemde leden
hebben hierover enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie lezen in de onderhavige brief dat het Facultatief Protocol
aan het Comité voor de Rechten van Personen met een Handicap (hierna: het Comité)
de bevoegdheid verleent om, indien de nationale rechtsmiddelen zijn uitgeput, klachten
te behandelen van personen of groepen die menen het slachtoffer te zijn van schending
van het VN-verdrag Handicap door de staat. Voorts lezen deze leden dat de regering
pas tot besluitvorming over ratificering van dit protocol wil overgaan als de uitkomsten
van de bredere evaluatie van het functioneren van verdragscomités van de Verenigde
Naties (VN) bekend zijn. Welke concrete gevolgen voor gehandicapte personen in Nederland
heeft het uitstel van deze besluitvorming? Vindt de regering dat de rechtsbescherming
van deze groep mensen op dit moment voldoende is geborgd? Bestaan er andere manieren
waarop zij hun recht kunnen behalen, indien zij in conflict komen met de staat over
het VN-verdrag Handicap? Tevens vragen de leden van de VVD-fractie of de regering
signalen heeft ontvangen dat er op dit moment in Nederland personen met een handicap
zijn die menen dat zij door de staat in hun recht zijn geschonden.
Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie of de regering kan toelichten waarom
ervoor is gekozen het tijdpad rondom de besluitvorming over het Facultatief Protocol
te koppelen aan de uitkomst van de evaluatie van de VN-comités in bredere zin. Op
welke manier kan de uitkomst van de evaluatie invloed hebben op het besluitvormingsproces
rondom het Facultatief Protocol?
Voorts lezen de leden van de VVD-fractie in de brief dat naast de gevolgen van COVID-19,
onder meer de politieke gevoeligheid rondom het herzieningsproces en de mandaten van
de comités een rol spelen in de oplopende vertraging. Kan de regering toelichten wat
precies wordt bedoeld met deze politieke gevoeligheid? Vindt de regering het in dat
kader nog steeds verantwoord om het tijdpad van besluitvorming rondom het Facultatief
Protocol te koppelen aan de evaluatie?
De leden van de VVD-fractie danken de regering voor het overzicht van de te zetten
stappen tot ratificatie. Heeft de regering er inzicht in wanneer duidelijkheid wordt
verschaft over het tijdpad rondom de evaluatie en daarmee over de vraag wanneer deze
stappen in gang kunnen worden gezet? Worden hiervoor, om verdere vertraging te voorkomen,
al voorbereidende werkzaamheden verricht?
Vragen en opmerkingen van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief over
de stand van zaken rond de besluitvorming over het Facultatief Protocol bij het VN-verdrag
Handicap. Deze leden vinden het van groot belang dat mensen met een beperking of chronische
ziekte zo veel mogelijk kunnen deelnemen aan de samenleving. De ondertekening van
het VN-verdrag Handicap is daarbij een belangrijke stap geweest, waar de leden van
de D66-fractie zich voor hebben ingespannen. Zij ondersteunen dan ook de vele acties
die als gevolg daarvan zijn ondernomen, bijvoorbeeld binnen het programma Onbeperkt
Meedoen. Deze leden erkennen tevens dat er nog veel te doen valt ten behoeve van betere
toegankelijkheid in de samenleving. De ratificatie van het Facultatief Protocol kan
daarbij een belangrijke stap zijn, zodat het Comité de Nederlandse staat kan uitnodigen
voor een onderzoek en eventueel kan vragen maatregelen te nemen bij ernstige of systematische
schendingen van het VN-verdrag Handicap.
De leden van de D66-fractie constateren dat de regering de besluitvormingsprocedure
rond ratificatie van het Facultatief Protocol wil laten afhangen van de uitkomsten
van de evaluatie van het functioneren van VN-verdragscomités. Is inmiddels duidelijk
wanneer deze evaluatie gereed is? Hoe lang schuift de regering nu al de ratificatie
van het Facultatief Protocol voor zich uit vanwege deze reden of andere redenen? Deze
leden wijzen daarbij tevens op de lange aanlooptijd van Nederland om het VN-verdrag
Handicap in de eerste plaats te ratificeren. Op basis waarvan heeft de Nederlandse
regering in het verleden besloten wel of niet een facultatief protocol te ratificeren?
Welke voorbeelden ter zake zijn vergelijkbaar met dit VN-verdrag Handicap? Zijn er
voorbeelden van slechte ervaringen van Nederland met zulke verdragscomités, behalve
dat zij soms de vinger op de zere plek kunnen leggen? Welke conclusies uit de evaluatie
zouden volgens de regering ertoe kunnen leiden dat Nederland alsnog niet het Facultatief
Protocol zou moeten ratificeren?
De leden van de D66-fractie constateren dat de regering stelt dat de afweging betreffende
het Facultatief Protocol bij het VN-verdrag Handicap nauw verbonden is met afwegingen
over andere facultatieve protocollen. Kan de regering dat nader toelichten? Staat
het de Nederlandse regering volledig vrij het ene facultatieve protocol wél te ratificeren
en het andere niet? Indien dat het geval is, waarom zijn deze afwegingen volgens de
regering dan zo nauw met elkaar verbonden?
De leden van de D66-fractie merken op dat in de onderhavige brief niet ingegaan wordt
op eventuele organisatorische of financiële consequenties van de ratificatie van het
Facultatief Protocol. Is het overzicht van de werking in deze brief inderdaad uitputtend?
Betekent dit dat er inderdaad geen verdere juridische of financiële doorwerking is?
Zo nee, kan een inschatting gemaakt worden van de financiële effecten die bij ratificatie
zullen optreden? Deze leden wijzen in dit verband op de uitspraken van de Minister
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport tijdens het plenaire debat over de voortgang
van de implementatie van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap
d.d. 19 december 2019, waarin hij aangaf de ratificeringsprocedure van het Facultatief
Protocol aan te houden om de financiële en organisatorische consequenties daarvan
beter in kaart te kunnen brengen. Deze reden werd in het desbetreffende Kamerdebat
gelijktijdig genoemd met de algemene evaluatie van de VN-verdragscomités. Klopt het
dat deze redenen inderdaad losstaan van elkaar? Is deze opdracht om de financiële
en organisatorische consequenties in kaart te brengen voltooid? Zo ja, kan de regering
de resultaten daarvan uiteenzetten? Zo nee, waarom niet, aangezien de Minister van
VWS in genoemd debat heeft toegezegd dat hierop in 2020 zou worden teruggekomen?
De leden van de D66-fractie merken daarnaast op dat het VN-verdrag Handicap niet voor
het hele Koninkrijk der Nederlanden is geratificeerd maar alleen voor Europees Nederland.
In het voorgestelde stappenplan voor ratificering van het Facultatief Protocol is
daarentegen wel uitgegaan van ondertekening namens het gehele Koninkrijk. Moet in
dat geval ook niet eerst het VN-verdrag Handicap zelf geratificeerd worden voor het
Caribisch deel van het Koninkrijk? Waarom is dat in 2016 niet gedaan en gelden die
argumenten nog steeds?
Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de regering aangaande
de stand van zaken over de besluitvorming rondom het Facultatief Protocol. Genoemde
leden maken graag van de gelegenheid gebruik enkele aanvullende c.q. verduidelijkende
vragen te stellen. Mede gezien de aangehouden motie van de leden Van den Berg, Bergkamp
en Dik-Faber en de toezegging bij de begrotingsbehandeling VWS op 3 december 2020
(Handelingen II 2020/21, nr. 33, item 11).
Er zijn in Nederland twee miljoen mensen met een beperking. Deelt de regering de zienswijze
van de leden van de CDA-fractie dat een persoon met een handicap pas volwaardig kan
meedoen in onze samenleving als het Facultatief Protocol geratificeerd is? Zo ja,
waarom? Zo nee, waarom niet? Denkt de regering dat het Facultatief Protocol kan bijdragen
aan de verdere emancipatie van mensen met een beperking?
In de brief van de regering lezen de leden van de CDA-fractie dat in VN-verband momenteel
een uitgebreide evaluatie plaatsvindt over het functioneren van de verdragscomités.
Kan de regering uitgebreid toelichten wat de evaluatie van de verdragscomités precies
behelst, omdat in de brief verderop wordt gerept over de politieke gevoeligheid rondom
het herzieningsproces?
Is dit een evaluatie die om de zoveel jaar plaatsvindt? Of is dit een evaluatie naar
aanleiding van incidenten en/of eerder benoemde problemen? Worden de werkzaamheid
van de protocollen ter discussie gesteld? Is bij de regering inmiddels bekend hoe
de evaluatieprocedure verloopt en wat een mogelijke einddatum is? Kan de regering
aangeven wat de specifieke redenen voor de Nederlandse regering zijn om de uitkomsten
van de evaluatie af te wachten?
In de Jaarlijkse monitor over de naleving van het VN-verdrag Handicap in Nederland,
die op 3 december 2020 gepresenteerd werd door het College voor de Rechten van de
Mens, is te lezen dat ondanks het feit dat Nederland het VN-verdrag Handicap heeft
ondertekend, de participatie van mensen met een handicap niet vooruit is gegaan. Het
niet ratificeren van het Facultatief Protocol is hier een onderdeel van. Kan de regering
eens reflecteren op de zienswijze van het College voor de rechten van de Mens?
Kan de regering voorts aangeven hoeveel landen in de Europese Unie inmiddels het Facultatief
Protocol hebben geratificeerd? Kan hierbij worden aangegeven welke ervaringen hiermee
zijn opgedaan? Tenslotte vragen de leden van de CDA-fractie wat de regering hiervan
– ter voorbereiding op de ratificatie van het Facultatief Protocol – leren of meenemen?
Vragen en opmerkingen van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de regering over
de stand van zaken omtrent de besluitvorming over het Facultatief Protocol. Genoemde
leden zijn teleurgesteld over het feit dat het Facultatief Protocol nog steeds niet
is geratificeerd. Bij de behandeling van het VN-Verdrag Handicap in 2016 diende SP-Kamerlid
Van Gerven een motie in om het Facultatief Protocol spoedig te ratificeren (Kamerstuk
33 990, nr. 38), zeker omdat het Facultatief Protocol samenhangt met het VN-verdrag Handicap. Deze
leden vinden het belangrijk dat het Comité na uitputting van nationale rechtsmiddelen,
de bevoegdheid krijgt om klachten te behandelen van mensen die menen slachtoffer te
zijn geworden van een schending van het verdrag door een staat.
De leden van de SP-fractie vragen waar mensen nu een melding kunnen maken als zij
klachten hebben over de schending van het VN-verdrag Handicap. Welke organisatie behandeld
deze klachten en hoeveel klachten zijn tot op heden ingediend? Heeft de regering enig
zicht op de hoeveelheid klachten en de aard ervan?
De leden van de SP-fractie vragen welke andere landen het Facultatief Protocol wel
hebben geratificeerd en of de regering kan aangeven welke argumenten deze landen hiervoor
hebben gebruikt.
De leden van de SP-fractie vragen de regering waarom zij het besluit over het ratificeren
van het Facultatief Protocol doorgeeft aan een volgend kabinet, terwijl het juist
zo belangrijk is dat slachtoffers zo snel mogelijk geholpen worden. Heeft de regering
dan niets geleerd van de toeslagenaffaire, waarbij slachtoffers door de regering keer
op keer gedupeerd werden? Waarom wordt een protocol dat schendingen van een VN-verdrag
onderzoekt en aanpakt, tegengehouden?
Tot slot verzoeken de leden van de SP-fractie nadrukkelijk aan de regering of zij
in haar demissionaire status verdere stappen kan zetten om het ratificeren van het
Facultatief Protocol in werking te zetten, zodat nog meer vertraging voorkomen wordt.
Deze leden vragen aan de regering om een toelichting hierop te geven.
Vragen en opmerkingen van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de regering
over de stand van zaken inzake de besluitvorming van het Facultatief Protocol VN-verdrag
Handicap. Genoemde leden hebben hier echter nog wel een aantal vragen over.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het feit dat mensen met
een beperking op dit moment geen individueel klachtrecht hebben onder het internationale
recht. Deelt de regering de mening van genoemde leden dat het een juridische noodzaak
is om mensen met een beperking het recht toe te kennen om een klacht te laten behandelen
door het Comité? Deelt de regering de mening van deze leden dat, in verband met de
nieuwe bestuurscultuur, door het ratificeren van het Facultatief Protocol VN-verdrag
Handicap de overheid haar burgers een betere bestaanszekerheid garandeert?
De leden van de GroenLinks-fractie maken zich zorgen over de ontwikkelingen rond het
ratificatieproces van het Facultatief Protocol bij het VN-verdrag Handicap. In de
vorige kabinetsperiode was de ratificatie al overgelaten aan het huidige kabinet en
nu lijkt dit weer te gebeuren. Ondertussen hebben al 22 landen in Europa het Facultatief
Protocol geratificeerd, waardoor Nederland in de ogen van de fractie van GroenLinks
achterloopt. Kan de regering aan de Kamer melden welke ervaringen andere Europese
landen hebben gehad met het ratificeren van het Facultatief Protocol en wat de effecten
daarvan waren voor mensen met een beperking? Kan de regering aan deze leden garanderen
dat na de vorming van een nieuw kabinet er geen verdere vertraging optreedt in het
ratificeren van het Facultatief Protocol bij het VN-verdrag Handicap, door bijvoorbeeld
alvast voorbereidingen te treffen voor het wetsvoorstel om het Facultatief Protocol
bij het VN-verdrag Handicap in werking te laten treden? Kan de regering tevens uiteenzetten
welke stappen verder nog gezet moeten worden voordat het Facultatief Protocol kan
worden geratificeerd?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben er kennis van genomen dat in andere Europese
landen, de ratificatie van het Facultatief Protocol bij het VN-verdrag Handicap niet
afhankelijk was van de ratificatie van facultatieve protocollen bij het Internationaal
Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten (IVESCR). Genoemde leden
vragen waarom dit in Nederland wel afhankelijk is gemaakt van elkaar. Deze leden vragen
wat de nauw verbonden overwegingen zijn waarom de ratificatie van de facultatieve
protocollen afhankelijk zijn gemaakt van elkaar.
De leden van de GroenLinks-fractie maken zich zorgen over het feit dat het advies
van de Raad van State over het ratificeren van het Facultatief Protocol niet openbaar
is gemaakt. Genoemde leden vragen wat daarvan de reden is. Is de regering bereid om
het advies alsnog openbaar te maken?
De regering geeft in haar brief aan dat voordat verdere stappen genomen worden, de
evaluatie door de VN wordt afgewacht. De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen
van de vertraging van de evaluatie in VN-verband van het functioneren van de verdragscomités.
Genoemde leden vragen echter wel of een nieuwe datum of tijdpad bekend zijn waarop
de evaluatie zal zijn afgerond. Deze leden vragen tenslotte of er, buiten de evaluatie
door de VN, andere belemmeringen zijn om het Facultatief Protocol te ratificeren.
Vragen en opmerkingen van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben onder dankzegging kennisgenomen van de
toegezonden brief. Graag maken zij van de gelegenheid gebruik tot het stellen van
een aantal vragen.
Werking van het Facultatief Protocol bij het VN-verdrag Handicap
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering hoe zij de waarde van het
Facultatief Protocol duidt. Deze leden zijn de overtuiging toegedaan dat de ratificatie
van het Facultatief Protocol de werking van het VN-verdrag Handicap versterkt, voor
de burger, maar ook voor de overheid. Het VN-verdrag Handicap is erop gericht de positie
van mensen met een beperking te verbeteren. Met het Facultatief Protocol hebben personen
of groepen een uiterste mogelijkheid om hun recht te halen als het eigen rechtssysteem
is uitgeput. Wanneer een onderzoek door het Comité van de desbetreffende staat aan
de orde is, geeft het deze staat extra inzicht en ondersteuning bij maatregelen om
aan het verdrag te voldoen. Is de regering het met de leden van de ChristenUnie-fractie
eens dat het niet ratificeren van het Facultatief Protocol de indruk kan wekken dat
de Nederlandse staat zich niet ten volle wil committeren aan het VN-verdrag Handicap
en daar geen volledige verantwoording over wil afleggen? Kan de regering de hoop van
deze leden bevestigen dat deze indruk niet strookt met de werkelijkheid? Kan de regering
dit onderbouwen?
Stand van zaken besluitvorming
De leden van de ChristenUnie-fractie betreuren het om te lezen dat er een pauze is
ingelast in de te zetten stappen tot ratificatie, doordat de regering wacht op de
evaluatie van de VN over het functioneren van de verdragscomités. Deze leden vragen
de regering of inmiddels een tijdpad bekend is waarop de evaluatie hiervan afgerond
wordt.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de regering kan aangeven wanneer besluitvorming
over de drie facultatieve protocollen plaatsvindt. Deze leden vragen tevens of de
regering duidelijkheid kan geven waarom het advies van de Raad van State over het
Facultatief Protocol IVESCR uit 2017 nog niet openbaar gemaakt is. Is zij bereid dit
advies alsnog openbaar te maken?
Verdere stappen bij nadere besluitvorming
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe lang het naar verwachting zal duren
om de geschetste stappen te doorlopen.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering of zij het beeld herkent dat
het vertrouwen van mensen met een beperking in de Nederlandse staat afneemt door het
trage tempo van besluitvorming over het Facultatief Protocol. Door als een van de
weinige Europese landen het facultatief protocol niet te ratificeren en een besluit
erover steeds voor zich uit te schuiven, bestaat er geen duidelijkheid en ontstaat
er geen perspectief. Kan de regering zich indenken dat het voor mensen met een beperking
dan misschien nog beter is om duidelijkheid te hebben dat het Facultatief Protocol
niet wordt geratificeerd?
II. Reactie van de regering
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
Vraag
De leden van de VVD-fractie vragen welke concrete gevolgen uitstel van besluitvorming
heeft voor gehandicapte personen in Nederland? Vindt de regering dat de rechtsbescherming
van deze groep mensen op dit moment voldoende is geborgd? Bestaan er andere manieren
waarop zij hun recht kunnen behalen, indien zij in conflict komen met de staat over
het VN-verdrag Handicap? Tevens vragen de leden van de VVD-fractie of de regering
signalen heeft ontvangen dat er op dit moment in Nederland personen met een handicap
zijn die menen dat zij door de staat in hun recht zijn geschonden.
Antwoord
Het kabinet heeft in de afgelopen jaren met het programma Onbeperkt meedoen! actief aan de diverse thema’s uit het VN-verdrag inzake de rechten van personen met
een handicap (hierna: VN-verdrag handicap) gewerkt. Vanuit de ambitie om toe te werken
naar een samenleving die steeds inclusiever en toegankelijker wordt. En zodoende mensen
met een beperking steeds betere mogelijkheden te bieden om naar eigen wens en vermogen
deel te kunnen nemen aan de samenleving, net als ieder ander. Mensen met een beperking
mogen dus rekenen op de inspanningen van overheden, bedrijven en maatschappelijke
organisaties om het VN-verdrag handicap te implementeren.
Diverse bepalingen van het VN-verdrag handicap hebben rechtstreekse werking.1 Zij kunnen dus worden ingeroepen voor de Nederlandse rechter. Andere bepalingen van
het VN-verdrag handicap hebben een sterk programmatisch karakter, waarbij de staat
ruimte heeft om geleidelijk te werken aan de verwezenlijking van deze rechten. Dit
betekent dat deze bepalingen geen rechtstreekse werking hebben en niet voor de Nederlandse
rechter kunnen worden ingeroepen. Wel moet de Nederlandse rechter bestaande wettelijke
bepalingen verdragsconform uitleggen en daarbij dus ook de bepalingen van het VN-verdrag
handicap die geen rechtstreekse werking hebben betrekken.2 Bovendien kunnen personen met een handicap of chronische ziekte die stellen dat zij
in het kader van arbeid, de aanbieding van goederen en diensten, wonen of openbaar
vervoer zijn gediscrimineerd op grond van handicap of chronische ziekte, een klacht
indienen bij het College voor de Rechten van de Mens.3 Het is ook mogelijk voor een verzoeker om zijn of haar zaak eerst door het College
te laten onderzoeken en daarna de rechter om een uitspraak te vragen.4 De rechter kan dan eventueel een schadevergoeding toekennen.
Uit de «monitor Discriminatiezaken 2020» van het College voor de Rechten van de Mens
blijkt dat van de in totaal 2723 vragen over gelijke behandeling in 2020 715 vragen
(26%) onder de discriminatiegrondslag handicap en chronische ziekte vielen.5 Van de in totaal 638 aangevraagde oordelen bij het College gingen 165 oordelen (26%)
over de grondslag handicap en chronische ziekte.6
Er zijn dus bestaande mogelijkheden in de nationale rechtsorde die de rechtsbescherming
van mensen met een beperking waarborgen. Besluitvorming over het facultatief protocol
bij het VN-verdrag handicap vraagt om meer inzicht in de gevolgen van eventuele ratificatie
van dit protocol voor de doorwerking van de rechten uit het verdrag in de Nederlandse
rechtsorde als gevolg van erkenning van individueel klachtrecht. Om dit inzicht te
verkrijgen vraag ik nu de Raad van State – op grond van artikel 21a, eerste lid, van
de Wet op de Raad van State – om voorlichting over de financiële en juridische implicaties
bij eventuele ratificatie van de facultatieve protocollen bij het VN-verdrag handicap,
het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten (hierna:
IVESCR) en het derde facultatief protocol bij het Internationaal Verdrag inzake de
Rechten van het Kind (hierna: IVRK).
Vraag
Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie of de regering kan toelichten waarom
ervoor is gekozen het tijdpad rondom de besluitvorming over het Facultatief Protocol
te koppelen aan de uitkomst van de evaluatie van de VN-comités in bredere zin. Op
welke manier kan de uitkomst van de evaluatie invloed hebben op het besluitvormingsproces
rondom het Facultatief Protocol?
Antwoord
Zoals genoemd in de Kamerbrief van 13 maart 2019 is er, in het kader van het voorstel
voor goedkeuring van het facultatief protocol bij het IVESCR, eerder advies gevraagd
aan de Raad van State.7 Dit eerdere advies riep vervolgvragen op over de mogelijke financiële en juridische
gevolgen van ratificatie. Gelet hierop is toen besloten de voortgang van de ratificatieprocedure
bij dit protocol aan te houden. Om dezelfde reden heeft het kabinet besloten besluitvorming
over ondertekening en ratificatie van de facultatieve protocollen bij het VN-Verdrag
Handicap en het derde protocol bij het IVRK aan te houden totdat een evaluatie van
de VN-comités heeft plaatsgevonden.
Ik betreur dat deze VN-evaluatie een vertraging met onbekende tijd heeft opgelopen.
Ik acht het wel van belang dat er meer inzicht in de financiële en juridische implicaties
van de eventuele ratificatie van de facultatieve protocollen gaat ontstaan. Om dit
inzicht te verkrijgen vraag ik nu de Raad van State – op grond van artikel 21a, eerste
lid, van de Wet op de Raad van State – om voorlichting over de facultatieve protocollen
bij het VN-verdrag handicap, IVESCR en derde protocol IVRK.
Vraag
Voorts lezen de leden van de VVD-fractie in de brief dat naast de gevolgen van COVID-19,
onder meer de politieke gevoeligheid rondom het herzieningsproces en de mandaten van
de comités een rol spelen in de oplopende vertraging. Kan de regering toelichten wat
precies wordt bedoeld met deze politieke gevoeligheid? Vindt de regering het in dat
kader nog steeds verantwoord om het tijdpad van besluitvorming rondom het Facultatief
Protocol te koppelen aan de evaluatie?
Antwoord
De VN-evaluatie is gesitueerd in een internationale en politieke context waarin mensenrechten
toenemend onder druk staan. Het is voor Nederland en gelijkgestemden van belang dat
de evaluatie leidt tot constructief kritische versterking van het systeem van verdragscomités.
Andere VN-lidstaten zien de evaluatie echter als een middel om de rol van de verdragscomités
terug te dringen en het internationale toezicht op mensenrechten te verminderen. In
deze gepolitiseerde context is de conclusie van de evaluatie nog niet in zicht. In
de komende periode zullen derhalve voornamelijk nationale overwegingen omtrent de
ondertekening en ratificering van de facultatieve protocollen bij het VN-verdrag handicap
en het IVESCR en het derde protocol IVRK leidend zijn in de afweging tussen het wel
of juist niet ondertekenen en/of ratificeren van de desbetreffende facultatieve protocollen.
Mede daarom vraag ik nu de Raad van State – op grond van artikel 21a, eerste lid,
van de Wet op de Raad van State – om voorlichting rond de facultatieve protocollen.
Vraag
De leden van de VVD-fractie danken de regering voor het overzicht van de te zetten
stappen tot ratificatie. Heeft de regering er inzicht in wanneer duidelijkheid wordt
verschaft over het tijdpad rondom de evaluatie en daarmee over de vraag wanneer deze
stappen in gang kunnen worden gezet? Worden hiervoor, om verdere vertraging te voorkomen,
al voorbereidende werkzaamheden verricht?
Antwoord
In 2020 is het VN-evaluatieproces na vertraging van start gegaan onder leiding van
twee co-facilitatoren (Zwitserland en Marokko). De co-facilitatoren hebben gedurende
drie maanden consultaties verzorgd met als doel te schetsen wat kan worden ondernomen
om verbeteringen in het systeem door te voeren. Nederland heeft hier in EU-verband
aan deelgenomen. Op 14 september 2020 hebben de co-facilitatoren hun aanbevelingen
over het versterken en het verbeteren van het functioneren van de verdragscomités
in een rapport aangeboden aan de voorzitter van de Algemene Vergadering van de Verenigde
Naties.8 Het is nog niet duidelijk hoe de voorzitter van de Algemene Vergadering van de Verenigde
Naties het aanbevolen vervolgtraject zal vormgeven en/of er voorbereidende werkzaamheden
worden verricht. In oktober 2020 heeft de Derde Commissie van de Algemene Vergadering
van de Verenigde Naties tevens een resolutie aangenomen waarin de Secretaris Generaal
van de Verenigde Naties gevraagd wordt in 2022 over de status van de verdragscomités
te rapporteren.
Zoals aangegeven betreur ik dat de VN-evaluatie een vertraging met onbekende tijd
heeft opgelopen. Ik acht het ondertussen wel van belang dat er meer inzicht in de
financiële en juridische implicaties van de eventuele ratificatie van de facultatieve
protocollen gaat ontstaan. Om dit inzicht te verkrijgen vraag ik nu de Raad van State
– op grond van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State – om voorlichting
over de facultatieve protocollen bij het VN-verdrag handicap, het IVESCR en het derde
protocol IVRK. Op basis van dit inzicht kan een volgend missionair kabinet de te zetten
stappen die de Minister voor Medische Zorg en Sport in haar brief van 17 maart 2021
heeft beschreven in overweging nemen.
Vragen en opmerkingen van de D66-fractie
Vraag
De leden van de D66-fractie constateren dat de regering de besluitvormingsprocedure
rond ratificatie van het Facultatief Protocol wil laten afhangen van de uitkomsten
van de evaluatie van het functioneren van VN-verdragscomités. Is inmiddels duidelijk
wanneer deze evaluatie gereed is? Hoe lang schuift de regering nu al de ratificatie
van het Facultatief Protocol voor zich uit vanwege deze reden of andere redenen?
Antwoord
In 2020 is het VN-evaluatieproces onder leiding van twee co-facilitatoren (Zwitserland
en Marokko) na vertraging van start gegaan. De co-facilitatoren hebben gedurende drie
maanden consultaties verzorgd met als doel te schetsen wat kan worden ondernomen om
verbeteringen in het systeem door te voeren. Nederland heeft hier in EU-verband aan
deelgenomen. Op 14 september 2020 hebben de co-facilitatoren hun aanbevelingen over
het versterken en het verbeteren van het functioneren van de verdragscomités in een
rapport aangeboden aan de voorzitter van de Algemene Vergadering van de Verenigde
Naties.9 Het is nog niet duidelijk hoe de voorzitter van de Algemene Vergadering van de Verenigde
Naties het aanbevolen vervolgtraject zal vormgeven en/of er voorbereidende werkzaamheden
worden verricht. In oktober 2020 heeft de Derde Commissie van de Algemene Vergadering
van de Verenigde Naties tevens een resolutie aangenomen waarin de Secretaris Generaal
van de Verenigde Naties gevraagd wordt in 2022 over de status van de verdragscomités
te rapporteren.
Ik betreur dat de VN-evaluatie een vertraging met onbekende tijd heeft opgelopen.
Ook betreur ik dat daarmee de besluitvorming over de facultatieve protocollen vertraging
heeft opgelopen. Ik acht het ondertussen wel van belang dat er meer inzicht in de
financiële en juridische implicaties van de eventuele ratificatie van de facultatieve
protocollen gaat ontstaan. Om dit inzicht te verkrijgen vraag ik nu de Raad van State
– op grond van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State – om voorlichting
over de facultatieve protocollen bij het VN-verdrag handicap, bij het IVESCR en het
derde protocol IVRK. Op basis van dit inzicht kan een volgend missionair kabinet de
te zetten stappen die de Minister voor Medische Zorg en Sport in haar brief van 17 maart
2021 heeft beschreven in overweging nemen.
Vraag
Deze leden wijzen daarbij tevens op de lange aanlooptijd van Nederland om het VN-verdrag
Handicap in de eerste plaats te ratificeren. Op basis waarvan heeft de Nederlandse
regering in het verleden besloten wel of niet een facultatief protocol te ratificeren?
Welke voorbeelden ter zake zijn vergelijkbaar met dit VN-verdrag Handicap? Zijn er
voorbeelden van slechte ervaringen van Nederland met zulke verdragscomités, behalve
dat zij soms de vinger op de zere plek kunnen leggen? Welke conclusies uit de evaluatie
zouden volgens de regering ertoe kunnen leiden dat Nederland alsnog niet het Facultatief
Protocol zou moeten ratificeren?
Antwoord
De afweging over het facultatief protocol bij het VN-verdrag handicap is nauw verbonden
met de afwegingen over de facultatieve protocollen bij het IVESCR en het derde protocol
IVRK. Zoals genoemd in de Kamerbrief van 13 maart 2019 is er, in het kader van goedkeuring
van het facultatief protocol bij het IVESCR, eerder advies gevraagd aan de Raad van
State.10 Dit eerdere advies riep vervolgvragen op over de mogelijke financiële en juridische
gevolgen van ratificatie. Gelet hierop is toen besloten de voortgang van de ratificatieprocedure
bij dit protocol aan te houden. Om dezelfde reden heeft het kabinet besloten besluitvorming
over ondertekening en ratificatie van de facultatieve protocollen bij het VN-Verdrag
Handicap en het derde protocol IVRK aan te houden totdat een evaluatie van de VN-comités
heeft plaatsgevonden.
Zoals ik in antwoord op uw vorige vraag aangaf, vraag ik nu de Raad van State – op
grond van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State – om voorlichting
over de facultatieve protocollen bij het VN-verdrag handicap, bij het IVESCR en het
derde protocol IVRK. Mede op basis van de verkregen inzichten uit deze voorlichtingsvraag
kan een volgend missionair kabinet de afwegingen rond het facultatief protocol meer
geïnformeerd in beschouwing nemen.
Vraag
De leden van de D66-fractie constateren dat de regering stelt dat de afweging betreffende
het Facultatief Protocol bij het VN-verdrag Handicap nauw verbonden is met afwegingen
over andere facultatieve protocollen. Kan de regering dat nader toelichten? Staat
het de Nederlandse regering volledig vrij het ene facultatieve protocol wél te ratificeren
en het andere niet? Indien dat het geval is, waarom zijn deze afwegingen volgens de
regering dan zo nauw met elkaar verbonden?
Antwoord
Besluitvorming over de facultatieve protocollen vraagt om meer inzicht in de financiële
en juridische implicaties. Bij de financiële implicaties gaat het bijvoorbeeld om
kosten verbonden aan het in behandeling nemen van klachten en de financiële gevolgen
van het aanpassen van wetgeving of beleid n.a.v. een zienswijze. Bij de juridische
implicaties gaat het bijvoorbeeld om de verwachte doorwerking in de Nederlandse rechtsorde.
Zo verleent het facultatief protocol bij het VN-verdrag handicap bij ratificatie het
Comité voor de Rechten van Personen met een Handicap (hierna: het Comité) de bevoegdheid
om, na uitputting van de nationale rechtsmiddelen, klachten te behandelen van personen
of groepen personen die menen slachtoffer te zijn van een schending van het verdrag
door een staat.11 Deze mogelijkheid tot dit zgn. individueel klachtrecht is ook aan de orde in het
soortgelijke facultatieve protocol bij het IVESCR en het derde protocol bij het IVRK.
Bij alle drie de verdragen wordt dus door een facultatief protocol een individueel
klachtrecht geïntroduceerd, bij alle drie de verdragen is dit facultatief protocol
nog niet geratificeerd.12 Vanwege deze gelijksoortigheid vraag ik nu de Raad van State ook om voorlichting
over alle drie deze facultatieve protocollen. Ik vraag de Raad van State onder meer
om in te gaan op de verschillen en overeenkomsten tussen de facultatieve protocollen.
Op basis van het verkregen inzicht kan een volgend missionair kabinet de afweging
maken of de besluitvorming geïntegreerd blijft of dat over afzonderlijke protocollen
een afzonderlijke afweging wordt gemaakt.
Vraag
De leden van de D66-fractie merken op dat in de onderhavige brief niet ingegaan wordt
op eventuele organisatorische of financiële consequenties van de ratificatie van het
Facultatief Protocol. Is het overzicht van de werking in deze brief inderdaad uitputtend?
Betekent dit dat er inderdaad geen verdere juridische of financiële doorwerking is?
Zo nee, kan een inschatting gemaakt worden van de financiële effecten die bij ratificatie
zullen optreden?
Antwoord
Op dit moment is er in mijn ogen nog onvoldoende zicht op de financiële en juridische
implicaties. Daarom vraag ik, zoals ik in antwoord op één van uw vorige vragen aangaf,
de Raad van State – op grond van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van
State – om voorlichting over de facultatieve protocollen bij het VN-verdrag handicap
en het IVESCR en het derde protocol IVRK. Het doel van deze voorlichtingsvraag is
om meer inzicht te verkrijgen in de doorwerking van de rechten van de verdragen in
de Nederlandse rechtsorde en eventuele verdere juridische en financiële implicaties
als gevolg van erkenning van individueel klachtrecht na ondertekening en/of ratificatie
van de facultatieve protocollen.
Vraag
Deze leden wijzen in dit verband op de uitspraken van de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport tijdens het plenaire debat over de voortgang van de implementatie
van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap d.d. 19 december
2019, waarin hij aangaf de ratificeringsprocedure van het Facultatief Protocol aan
te houden om de financiële en organisatorische consequenties daarvan beter in kaart
te kunnen brengen.13 Deze reden werd in het desbetreffende Kamerdebat gelijktijdig genoemd met de algemene
evaluatie van de VN-verdragscomités. Klopt het dat deze redenen inderdaad losstaan
van elkaar? Is deze opdracht om de financiële en organisatorische consequenties in
kaart te brengen voltooid? Zo ja, kan de regering de resultaten daarvan uiteenzetten?
Zo nee, waarom niet, aangezien de Minister van VWS in genoemd debat heeft toegezegd
dat hierop in 2020 zou worden teruggekomen?
Antwoord
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft tijdens het plenaire
debat van 19 december 2019, waar de leden van de D66-fractie naar verwijzen, een aantal
zaken in samenhang benoemd. De Minister van VWS is ingegaan op de achterliggende reden
voor het aanhouden van besluitvorming rond het facultatief protocol bij het IVESCR,
waarover de Minister van Buitenlandse Zaken uw Kamer destijds eerder dat jaar schriftelijk
had geïnformeerd. De Minister van VWS heeft vervolgens in het debat zowel de wens
van het kabinet tot het in kaart brengen van financiële en organisatorische consequenties
rond de facultatieve protocollen als de lopende VN-evaluatie van het systeem van toezichthoudende
organen op een aantal internationale verdragen benoemd. Die twee zaken hangen met
elkaar samen. Het was op dat moment de verwachting van het kabinet dat de VN-evaluatie
op een aantal punten inzicht zou gaan geven in financiële en organisatorische consequenties.
Echter, zoals ik u op 17 maart 2021 informeerde, heeft deze evaluatie vertraging opgelopen.
Zoals ik in antwoord op uw eerdere vraag aangaf, ik acht het ondertussen wel van belang
dat er meer inzicht in de juridische, organisatorische en financiële implicaties gaat
ontstaan. Om dit inzicht te verkrijgen vraagt het kabinet de Raad van State – op grond
van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State – om voorlichting over
de facultatieve protocollen bij het VN-verdrag handicap, bij het IVESCR en het derde
protocol IVRK in de Nederlandse rechtsorde.
Vraag
De leden van de D66-fractie merken daarnaast op dat het VN-verdrag Handicap niet voor
het hele Koninkrijk der Nederlanden is geratificeerd maar alleen voor Europees Nederland.
In het voorgestelde stappenplan voor ratificering van het Facultatief Protocol is
daarentegen wel uitgegaan van ondertekening namens het gehele Koninkrijk. Moet in
dat geval ook niet eerst het VN-verdrag Handicap zelf geratificeerd worden voor het
Caribisch deel van het Koninkrijk? Waarom is dat in 2016 niet gedaan en gelden die
argumenten nog steeds?
Antwoord
Het Koninkrijk der Nederlanden is het subject van het volkenrecht. Verdragen worden
dan ook zoals gebruikelijk voor het Koninkrijk ondertekend. Dit is ook het geval geweest
bij het VN-verdrag handicap. Het VN-verdrag handicap is vervolgens parlementair goedgekeurd
voor het gehele Koninkrijk. Na de parlementaire goedkeuring ervan is het verdrag echter
alleen geratificeerd voor het Europese deel van Nederland, omdat Aruba, Curaçao en
Sint Maarten de medegelding nog in beraad hadden en in Caribisch Nederland de wetgeving
om het verdrag te kunnen uitvoeren nog niet gereed was. Met betrekking tot beide situaties
is niets veranderd.
Wanneer het facultatief protocol bij het VN-verdrag handicap wordt ondertekend dan
zal het een ondertekening zijn voor het Koninkrijk. Vervolgens zal, evenals bij het
verdrag, dit facultatief protocol worden goedgekeurd voor het gehele Koninkrijk. Na
de goedkeuring zal het facultatief protocol vooralsnog uitsluitend kunnen worden geratificeerd
voor het Europese deel van Nederland, omdat momenteel het VN-verdrag handicap alleen
voor dat deel geldt. Pas wanneer het VN-verdrag handicap ook geratificeerd is voor
een Caribisch Land van het Koninkrijk, omdat dat Land medegelding wenselijk acht en
de uitvoeringswetgeving gereed heeft, of voor Caribisch Nederland, omdat de uitvoeringswetgeving
gereed is, zal een ratificatie van het facultatief protocol voor die delen van het
Koninkrijk kunnen plaatsvinden.
Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie
Vraag
Deelt de regering de zienswijze van de leden van de CDA-fractie dat een persoon met
een handicap pas volwaardig kan meedoen in onze samenleving als het Facultatief Protocol
geratificeerd is? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet? Denkt de regering dat het Facultatief
Protocol kan bijdragen aan de verdere emancipatie van mensen met een beperking?
Antwoord
Nee, het wel of niet ondertekenen van het facultatief protocol draagt in zichzelf
onvoldoende bij aan het realiseren van de ambitie dat mensen met een beperking dezelfde
kansen krijgen als ieder ander en naar eigen wens en vermogen hun leven kunnen vormgeven.
Het mogelijk maken van meedoen vraagt om een toegankelijke en inclusieve samenleving,
die niet kan worden gerealiseerd met het ondertekenen van één wetsvoorstel om het
facultatief protocol te ratificeren. Het vergt een praktijkgerichte en langdurige
inspanning van overheden, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties om drempels
die mensen met een beperking nog steeds ervaren stapsgewijs weg te nemen. Hier is
de inzet van het kabinet rond de implementatie van het VN-verdrag op gericht, onder
meer via de uitvoering van het programma Onbeperkt meedoen!.
Vraag
In de brief van de regering lezen de leden van de CDA-fractie dat in VN-verband momenteel
een uitgebreide evaluatie plaatsvindt over het functioneren van de verdragscomités.
Kan de regering uitgebreid toelichten wat de evaluatie van de verdragscomités precies
behelst, omdat in de brief verderop wordt gerept over de politieke gevoeligheid rondom
het herzieningsproces? Is dit een evaluatie die om de zoveel jaar plaatsvindt? Of
is dit een evaluatie naar aanleiding van incidenten en/of eerder benoemde problemen?
Worden de werkzaamheid van de protocollen ter discussie gesteld? Is bij de regering
inmiddels bekend hoe de evaluatieprocedure verloopt en wat een mogelijke einddatum
is? Kan de regering aangeven wat de specifieke redenen voor de Nederlandse regering
zijn om de uitkomsten van de evaluatie af te wachten?
Antwoord
De VN-evaluatie over het systeem van toezichthoudende organen (Human Rights Treaty
Body Review) is een eenmalige evaluatie naar aanleiding van en op basis van resolutie
68/268 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (aangenomen in 2014). De
evaluatie ziet onder meer op institutionele aspecten, de werkwijzen van comités, de
kwaliteit van hun leden en de kwaliteit van hun zienswijzen en aanbevelingen met als
doel het systeem van verdragscomités te versterken. De evaluatie ziet niet specifiek
toe op de werkzaamheid van protocollen.
De evaluatie is gesitueerd in een internationale en politieke context waarin mensenrechten
toenemend onder druk staan. Het is voor Nederland en gelijkgestemden van belang dat
de evaluatie leidt tot constructief kritische versterking van het systeem van verdragscomités.
Andere VN-staten zien de evaluatie echter als een middel om de rol van de verdragscomités
terug te dringen en het internationale toezicht op mensenrechten te verminderen.
In 2020 is het VN-evaluatieproces na vertraging van start gegaan onder leiding van
twee co-facilitatoren (Zwitserland en Marokko). De co-facilitatoren hebben gedurende
drie maanden consultaties verzorgd met als doel te schetsen wat kan worden ondernomen
om verbeteringen in het systeem door te voeren. Nederland heeft hier via de band van
de EU aan deelgenomen. Op 14 september 2020 hebben de co-facilitatoren hun aanbevelingen
over het versterken en het verbeteren van het functioneren van de verdragscomités
in een rapport aangeboden aan de voorzitter van de Algemene Vergadering van de Verenigde
Naties.14 Het is nog niet duidelijk hoe de voorzitter van de Algemene Vergadering van de Verenigde
Naties het aanbevolen vervolgtraject zal vormgeven. In oktober 2020 heeft de Derde
Commissie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties tevens een resolutie
aangenomen waarin de Secretaris Generaal van de Verenigde Naties gevraagd wordt in
2022 over de status van de verdragscomités te rapporteren.
Ik betreur dat de VN-evaluatie een vertraging met onbekende tijd heeft opgelopen.
Ik acht het ondertussen wel van belang dat er meer inzicht in de financiële en juridische
implicaties van de eventuele ratificatie van de facultatieve protocollen gaat ontstaan.
Om dit inzicht te verkrijgen vraag ik nu de Raad van State – op grond van artikel
21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State – om voorlichting over de facultatieve
protocollen bij het VN-verdrag handicap, bij het IVESCR en het derde protocol IVRK.
Op basis van dit inzicht kan een volgend missionair kabinet de te zetten stappen die
de Minister voor Medische Zorg en Sport in haar brief van 17 maart 2021 heeft beschreven
in overweging nemen.
Vraag
In de Jaarlijkse monitor over de naleving van het VN-verdrag Handicap in Nederland,
die op 3 december 2020 gepresenteerd werd door het College voor de Rechten van de
Mens, is te lezen dat ondanks het feit dat Nederland het VN-verdrag Handicap heeft
ondertekend, de participatie van mensen met een handicap niet vooruit is gegaan.15 Het niet ratificeren van het Facultatief Protocol is hier een onderdeel van. Kan
de regering eens reflecteren op de zienswijze van het College voor de rechten van
de Mens?
Antwoord
Het College voor de Rechten van de Mens is toezichthouder op de uitvoering van het
VN-verdrag handicap in Nederland. De jaarlijkse monitor van het College is dan ook
elk jaar een relevante toetssteen voor de aanpak van het kabinet om Nederland samen
met medeoverheden, bedrijfsleven, maatschappelijke organiseren én ervaringsdeskundigen
toegankelijker en inclusiever te maken. Over de beweging naar meer toegankelijkheid
heeft de Minister voor Medische Zorg en Sport rond het verschijnen van de voortgangsrapportage
van het programma Onbeperkt meedoen! in 2020 aangegeven dat er in de afgelopen twee jaar op meerdere thema’s betekenisvolle
stappen zijn gezet.16 Tegelijkertijd is het zaak om de betrokkenheid die is opgebouwd ook de komende jaren
vast te houden en op de ingeslagen weg voort te gaan.
Want we zijn er nog niet. Mensen met een beperking ervaren in de dagelijkse praktijk
nog steeds drempels die meedoen in de samenleving in de weg kunnen staan.
Het College voor de Rechten van de Mens ging in zijn jaarlijkse monitor over de uitvoering
van het VN-verdrag handicap in Nederland in 2020 niet in op het facultatief protocol
bij het VN-verdrag. Het College ging wél specifiek in op de participatie van mensen
met een beperking en hun (representatieve) organisaties bij de totstandkoming van
wetgeving en beleid over de uitvoering van het verdrag en andere besluiten die hen
betreffen. Ik haalde uit het advies van het College in 2020 de oproep om bij de totstandkoming
van wetgeving en beleid nog meer en nog eerder ervaringsdeskundigheid op structurele
basis in te zetten en een goede reflectie te geven op wat er met die inbreng wordt
gedaan. In lijn met het College onderschrijf ik het belang van de inzet van ervaringsdeskundigheid.
Ik zet me daar dan ook al volop voor in, bijvoorbeeld via het programma Onbeperkt meedoen!
Vraag
Kan de regering voorts aangeven hoeveel landen in de Europese Unie inmiddels het Facultatief
Protocol hebben geratificeerd? Kan hierbij worden aangegeven welke ervaringen hiermee
zijn opgedaan? Tenslotte vragen de leden van de CDA-fractie wat de regering hiervan
– ter voorbereiding op de ratificatie van het Facultatief Protocol – leren of meenemen?
Antwoord
21 landen van de Europese Unie hebben het facultatief protocol bij het VN-verdrag
handicap geratificeerd. De regering heeft geen inzicht in de beweegredenen en ervaringen
van die landen.
Vragen en opmerkingen van de SP-fractie
Vraag
De leden van de SP-fractie vragen waar mensen nu een melding kunnen maken als zij
klachten hebben over de schending van het VN-verdrag Handicap. Welke organisatie behandelt
deze klachten en hoeveel klachten zijn tot op heden ingediend? Heeft de regering enig
zicht op de hoeveelheid klachten en de aard ervan?
Antwoord
Mensen die discriminatie ervaren of een andere mogelijke schending van hun mensenrechten
kunnen terecht bij het College voor de Rechten van de Mens. Bij het College is het
mogelijk om een misstand te melden of een oordeel aan te vragen.17 Uit de monitor Discriminatiezaken 2020 van het College voor de Rechten van de Mens
blijkt dat van de in totaal 2.723 vragen over gelijke behandeling in 2020 715 vragen
(26%) onder de discriminatiegrondslag handicap en chronische ziekte vielen.18 Van de in totaal 638 aangevraagde oordelen bij het College gingen 165 oordelen (26%)
over de grondslag handicap en chronische ziekte.19 Van deze 165 aangevraagde oordelen hadden 52 oordelen te maken met arbeid en 63 oordelen
te maken met goederen en diensten, wat enige indicatie geeft van de aard van de aangevraagde
oordelen.20
Daarnaast hebben mensen ook de mogelijkheid om een klacht te melden of advies te vragen
bij het antidiscriminatiebureau in hun gemeente. Het antidiscriminatiebureau is gespecialiseerd
in discriminatieklachten en kan mensen meer vertellen over hun mogelijkheden. Op www.discriminatie.nl kunnen mensen meer informatie vinden over het antidiscriminatiebureau bij hun in
de buurt.21 Uit het rapport discriminatiecijfers 202022 blijkt dat mensen 810 keer de stap maakten naar een antidiscriminatiebureau om discriminatie
op grond van handicap te melden (13 procent van alle meldingen). Deze meldingen gingen
met name over commerciële dienstverlening (37 procent), collectieve voorzieningen
(20 procent) en arbeidsmarkt (12 procent). De politie registreerde 96 incidenten van
discriminatie op grond van handicap in 2020. Bij het Openbaar Ministerie had in 2020
3% van het aantal specifieke discriminatiefeiten dat in behandeling is genomen betrekking
op een handicap.23
Vraag
De leden van de SP-fractie vragen welke andere landen het Facultatief Protocol wel
hebben geratificeerd en of de regering kan aangeven welke argumenten deze landen hiervoor
hebben gebruikt.
Antwoord
Op dit moment hebben ruim 90 landen het facultatief protocol bij het VN-verdrag handicap
geratificeerd. De regering heeft geen inzicht in de argumentatie van deze landen.
Vraag
De leden van de SP-fractie vragen de regering waarom zij het besluit over het ratificeren
van het Facultatief Protocol doorgeeft aan een volgend kabinet, terwijl het juist
zo belangrijk is dat slachtoffers zo snel mogelijk geholpen worden. Heeft de regering
dan niets geleerd van de toeslagenaffaire, waarbij slachtoffers door de regering keer
op keer gedupeerd werden? Waarom wordt een protocol dat schendingen van een VN-verdrag
onderzoekt en aanpakt, tegengehouden?
Antwoord
Het facultatief protocol bij het VN-verdrag handicap heeft ook in deze kabinetsperiode
op de agenda gestaan, nauw verbonden met het facultatief protocol bij het IVESCR en
het derde protocol bij het IVRK. Op 13 maart 2019 heeft de Minister van Buitenlandse
Zaken uw Kamer geïnformeerd over het afwegingskader dat dit kabinet heeft gehanteerd
voor besluitvorming over facultatieve protocollen bij mensenrechtenverdragen, waaronder
dat bij het VN-verdrag handicap.24Het kabinet heeft destijds besloten om een evaluatie van de Verenigde Naties over
het functioneren van de verdragscomités af te wachten. In maart 2019 was de verwachting
dat deze evaluatie van de Verenigde Naties in 2020 zou zijn afgerond. Maar zoals de
Minister voor Medische Zorg en Sport u op 17 maart 2021 informeerde: deze evaluatie
heeft met onbekende tijd vertraging opgelopen. Door deze ontwikkeling is het niet
mogelijk gebleken om in deze kabinetsperiode verdere stappen in het afwegingsproces
te zetten.
De vraag naar meer inzicht in de financiële en juridische implicaties, met name op
het punt van de doorwerking in Nederlandse rechtsorde, blijf ik zien als een fundamentele
en voorliggende vraag. Omdat deze vraag nog niet volledig en ten aanzien van alle
drie genoemde facultatieve protocollen beantwoord is, vind ik het, gezien de demissionaire
status van het huidige kabinet, niet passend om een inhoudelijk besluit over ratificatie
van de facultatieve protocollen te nemen. Ik acht het ondertussen wel van belang dat
er meer inzicht in de financiële en juridische implicaties gaat ontstaan. Om dit inzicht
te verkrijgen vraag ik de Raad van State – op grond van artikel 21a, eerste lid, van
de Wet op de Raad van State – om voorlichting over de facultatieve protocollen VN-verdrag
handicap, IVESCR en derde protocol IVRK. Op basis van dit inzicht kan een volgend
missionair kabinet de te zetten stappen die de Minister voor Medische Zorg en Sport
in haar brief van 17 maart 2021 heeft beschreven in overweging nemen.
Ik hecht er waarde aan om te benadrukken dat deze vertraging op geen enkel moment
een blokkade vormt voor mensen met een beperking om een misstand te melden of een
oordeel aan te vragen indien zij zich gediscrimineerd voelen of zich op een andere
manier geschonden voelen in hun rechten. Iedereen in Nederland die dat wil, kan een
zaak voorleggen aan de rechter of een melding doen of een oordeel vragen bij het College
voor de Rechten van de Mens. Daarmee kan een onverhoopt ervaren schending van het
VN-verdrag worden onderzocht.
Vraag
Tot slot verzoeken de leden van de SP-fractie nadrukkelijk aan de regering of zij
in haar demissionaire status verdere stappen kan zetten om het ratificeren van het
Facultatief Protocol in werking te zetten, zodat nog meer vertraging voorkomen wordt.
Deze leden vragen aan de regering om een toelichting hierop te geven.
Antwoord
Zoals eerder aangegeven in de beantwoording vraag ik nu de Raad van State – op grond
van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State – om voorlichting over
de facultatieve protocollen bij het VN-verdrag handicap, bij het IVESCR en het derde
protocol IVRK. Op basis van dit inzicht kan een volgend missionair kabinet de te zetten
stappen die de Minister voor Medische Zorg en Sport in haar brief van 17 maart 2021
heeft beschreven in overweging nemen.
Zoals de Minister voor Medische Zorg in haar brief van 17 maart 2021 aangaf, moeten
na het afwegings- en besluitvormingsproces over de facultatieve protocollen goedkeuringsstukken
worden opgesteld. Wanneer zij gereed zijn, zal de Rijksministerraad worden gevraagd
in te stemmen met de ondertekening van het desbetreffende protocol en met het opstarten
van de parlementaire goedkeuringsprocedure. De voorbereiding voor een behandeling
in de Rijksministerraad duurt enkele maanden. Na de ondertekening van het desbetreffende
protocol volgt de parlementaire goedkeuringsprocedure. Wanneer er sprake is van een
uitdrukkelijke goedkeuringsprocedure van een verdrag bij rijkswet, bedraagt de termijn
tussen het moment van het aanvragen van het advies van de Raad van State van het Koninkrijk
en het moment van het ratificeren van het verdrag doorgaans ongeveer een jaar.
Vragen en opmerkingen van de GroenLinks-fractie
Vraag
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het feit dat mensen met
een beperking op dit moment geen individueel klachtrecht hebben onder het internationale
recht. Deelt de regering de mening van genoemde leden dat het een juridische noodzaak
is om mensen met een beperking het recht toe te kennen om een klacht te laten behandelen
door het Comité? Deelt de regering de mening van deze leden dat, in verband met de
nieuwe bestuurscultuur, door het ratificeren van het Facultatief Protocol VN-verdrag
Handicap de overheid haar burgers een betere bestaanszekerheid garandeert?
Antwoord
Het kabinet heeft in de afgelopen jaren met het programma Onbeperkt meedoen! actief aan de diverse thema’s uit het VN-verdrag handicap gewerkt. Vanuit de ambitie
om toe te werken naar een samenleving die steeds inclusiever en toegankelijker wordt.
Om zodoende mensen met een beperking steeds betere mogelijkheden te bieden om naar
eigen wens en vermogen deel te kunnen nemen aan de samenleving, net als ieder ander.
Mensen met een beperking mogen dus rekenen op de inspanningen van overheden, bedrijven
en maatschappelijke organisaties om dit VN-verdrag te implementeren.
Diverse bepalingen van het VN-verdrag handicap hebben rechtstreekse werking.25 Zij kunnen dus worden ingeroepen voor de Nederlandse rechter. Andere bepalingen van
het VN-verdrag handicap hebben een sterk programmatisch karakter, waarbij de staat
ruimte heeft om geleidelijk te werken aan de verwezenlijking van deze rechten. Dit
betekent dat deze bepalingen geen rechtstreekse werking hebben en niet voor de Nederlandse
rechter kunnen worden ingeroepen. Wel moet de Nederlandse rechter bestaande wettelijke
bepalingen verdragsconform uitleggen en daarbij dus ook de bepalingen van het VN-verdrag
handicap die geen rechtstreekse werking hebben betrekken.26 Bovendien kunnen personen met een handicap of chronische ziekte die stellen dat zij
in het kader van arbeid, de aanbieding van goederen en diensten, wonen of openbaar
vervoer zijn gediscrimineerd op grond van handicap of chronische ziekte, een klacht
indienen bij het College voor de Rechten van de Mens.27 Het is ook mogelijk voor een verzoeker om zijn of haar zaak eerst door het College
te laten onderzoeken en daarna de rechter om een uitspraak te vragen.28 De rechter kan dan eventueel een schadevergoeding toekennen.
Uit de monitor Discriminatiezaken 2020 van het College voor de Rechten van de Mens
blijkt dat van de in totaal 2723 vragen over gelijke behandeling in 2020 715 vragen
(26%) over handicaps en chronische ziekte gingen.29 Van de in totaal 638 aangevraagde oordelen bij het College gingen 165 oordelen (26%)
over handicaps en chronische ziekte.30
Er zijn dus bestaande mogelijkheden in de nationale rechtsorde die de rechtsbescherming
van mensen met een beperking borgen. Besluitvorming over het facultatief protocol
bij het VN-verdrag handicap vraagt om meer inzicht in de gevolgen van eventuele ratificatie
van dit protocol voor de doorwerking van de rechten uit het verdrag in de Nederlandse
rechtsorde als gevolg van erkenning van individueel klachtrecht. Om dit inzicht te
verkrijgen vraag ik nu de Raad van State – op grond van artikel 21a, eerste lid, van
de Wet op de Raad van State – om voorlichting over de financiële en juridische implicaties
bij eventuele ratificatie van de facultatieve protocollen bij het VN-verdrag handicap,
het IVESCR en het derde facultatief protocol bij het IVRK.
Vraag
De leden van de GroenLinks-fractie maken zich zorgen over de ontwikkelingen rond het
ratificatieproces van het Facultatief Protocol bij het VN-verdrag Handicap. In de
vorige kabinetsperiode was de ratificatie al overgelaten aan het huidige kabinet en
nu lijkt dit weer te gebeuren. Ondertussen hebben al 22 landen in Europa het Facultatief
Protocol geratificeerd, waardoor Nederland in de ogen van de fractie van GroenLinks
achterloopt. Kan de regering aan de Kamer melden welke ervaringen andere Europese
landen hebben gehad met het ratificeren van het Facultatief Protocol en wat de effecten
daarvan waren voor mensen met een beperking?
Antwoord
21 landen van de Europese Unie hebben het facultatief protocol geratificeerd. De regering
heeft geen inzicht in de beweegredenen en ervaringen van die landen.
Vraag
Kan de regering aan deze leden garanderen dat na de vorming van een nieuw kabinet
er geen verdere vertraging optreedt in het ratificeren van het Facultatief Protocol
bij het VN-verdrag Handicap, door bijvoorbeeld alvast voorbereidingen te treffen voor
het wetsvoorstel om het Facultatief Protocol bij het VN-verdrag Handicap in werking
te laten treden? Kan de regering tevens uiteenzetten welke stappen verder nog gezet
moeten worden voordat het Facultatief Protocol kan worden geratificeerd?
Antwoord
Zoals eerder aangegeven in deze beantwoording vraag ik nu de Raad van State – op grond
van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State – om voorlichting over
de facultatieve protocollen bij het VN-verdrag handicap, bij het IVESCR en het derde
protocol IVRK. Op basis van dit inzicht kan een volgend missionair kabinet de te zetten
stappen die de Minister voor Medische Zorg en Sport in haar brief van 17 maart 2021
heeft beschreven in overweging nemen. Ik laat het aan een volgend kabinet en uw Kamer
over om hier een afweging over te maken, na bestudering van de voorlichting die bij
de Raad van State verkregen is.
Zoals de Minister voor Medische Zorg en Sport in haar brief van 17 maart 2021 aangaf,
moeten na het afwegings- en besluitvormingsproces over de facultatieve protocollen
goedkeuringsstukken worden opgesteld. Wanneer zij gereed zijn, zal de Rijksministerraad
worden gevraagd in te stemmen met de ondertekening van het desbetreffende protocol
en met het opstarten van de parlementaire goedkeuringsprocedure. De voorbereiding
voor een behandeling in de Rijksministerraad duurt enkele maanden. Na de ondertekening
van het desbetreffende protocol volgt de parlementaire goedkeuringsprocedure. Wanneer
er sprake is van een uitdrukkelijke goedkeuringsprocedure van een verdrag bij rijkswet,
bedraagt de termijn tussen het moment van het aanvragen van het advies van de Raad
van State van het Koninkrijk en het moment van het ratificeren van het verdrag doorgaans
ongeveer een jaar.
Vraag
De leden van de GroenLinks-fractie hebben er kennis van genomen dat in andere Europese
landen, de ratificatie van het Facultatief Protocol bij het VN-verdrag Handicap niet
afhankelijk was van de ratificatie van facultatieve protocollen bij het Internationaal
Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten (IVESCR). Genoemde leden
vragen waarom dit in Nederland wel afhankelijk is gemaakt van elkaar. Deze leden vragen
wat de nauw verbonden overwegingen zijn waarom de ratificatie van de facultatieve
protocollen afhankelijk zijn gemaakt van elkaar.
Antwoord
Het facultatief protocol bij het VN-verdrag handicap verleent bij ratificatie het
Comité voor de Rechten van Personen met een Handicap (hierna: het Comité) de bevoegdheid
om, na uitputting van de nationale rechtsmiddelen, klachten te behandelen van personen
of groepen personen die menen slachtoffer te zijn van een schending van het verdrag
door een staat.31 Deze mogelijkheid tot dit zgn. individueel klachtrecht is ook aan de orde in het
soortgelijke facultatieve protocol bij het IVESCR en het derde protocol bij het IVRK.
Bij deze drie facultatieve protocollen zou het wellicht mogelijk kunnen worden dat
ondanks een gebrek aan rechtstreekse werking via het individuele klachtrecht er toch
een (rechtstreeks) beroep ontstaat op verdragsbepalingen. Bij alle drie de verdragen
kan dus door een facultatief protocol een individueel klachtrecht worden geïntroduceerd.
Bij alle drie de verdragen is dit facultatief protocol nog niet geratificeerd.
Bovenstaande kenmerken waren voor het kabinet de aanleiding om in 2019 vanuit eenzelfde
afwegingskader de facultatieve protocollen te beoordelen en besluitvorming voor alle
drie de facultatieve protocollen aan te houden. Vanwege deze gelijksoortigheid vraag
ik nu de Raad van State ook om voorlichting over alle drie deze facultatieve protocollen.
Ik vraag de Raad van State onder meer om in te gaan op de verschillen en overeenkomsten
tussen de facultatieve protocollen. Op basis van het verkregen inzicht kan een volgend
missionair kabinet de afweging maken of de besluitvorming geïntegreerd blijft of dat
over afzonderlijke protocollen een afzonderlijke afweging wordt gemaakt.
Vraag
De leden van de GroenLinks-fractie maken zich zorgen over het feit dat het advies
van de Raad van State over het ratificeren van het Facultatief Protocol niet openbaar
is gemaakt. Genoemde leden vragen wat daarvan de reden is. Is de regering bereid om
het advies alsnog openbaar te maken?
Antwoord
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State uit 2017 heeft betrekking
op een goedkeuringswet van het facultatief protocol bij het IVESCR-verdrag. Dit advies
kan, op grond van artikel 26 van de Wet op de Raad van State, pas openbaar worden
door middel van een nader rapport. Met zo’n nader rapport zou worden besloten tot
indiening/voorzetting van de goedkeuringswet dan wel tot intrekking ervan. Besluitvorming
over dat nader rapport is echter aangehouden, zoals u bekend. Zelfstandige openbaarmaking
van een wetgevingsadvies zonder nader rapport is niet mogelijk.
De voorlichting die nu op grond van artikel 21 Wet op de Raad van State wordt gevraagd
zal ik u, zodra gereed, wel doen toekomen. Bij een verzoek om voorlichting vanuit
deze rechtsgrond geldt deze wettelijke beperking niet.
Vraag
De regering geeft in haar brief aan dat voordat verdere stappen genomen worden, de
evaluatie door de VN wordt afgewacht. De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen
van de vertraging van de evaluatie in VN-verband van het functioneren van de verdragscomités.
Genoemde leden vragen echter wel of een nieuwe datum of tijdpad bekend zijn waarop
de evaluatie zal zijn afgerond. Deze leden vragen tenslotte of er, buiten de evaluatie
door de VN, andere belemmeringen zijn om het Facultatief Protocol te ratificeren.
Antwoord
Op 14 september 2020 hebben de co-facilitatoren hun aanbevelingen over het versterken
en het verbeteren van het functioneren van de verdragscomités in een rapport aangeboden
aan de voorzitter van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.32 Het is nog niet duidelijk hoe de voorzitter van de Algemene Vergadering van de Verenigde
Naties het aanbevolen vervolgtraject zal vormgeven en/of er voorbereidende werkzaamheden
worden verricht. In oktober 2020 heeft de Derde Commissie van de Algemene Vergadering
van de Verenigde Naties tevens een resolutie aangenomen waarin de Secretaris Generaal
van de Verenigde Naties gevraagd wordt in 2022 over de status van de verdragscomités
te rapporteren.
Ik betreur dat de VN-evaluatie een vertraging met onbekende tijd heeft opgelopen.
Ik acht het ondertussen wel van belang dat er meer inzicht in de financiële en juridische
implicaties van de eventuele ratificatie van de facultatieve protocollen gaat ontstaan.
Om dit inzicht te verkrijgen vraag ik nu de Raad van State – op grond van artikel
21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State – om voorlichting over de facultatieve
protocollen bij het VN-verdrag handicap, bij het IVESCR en het derde protocol IVRK.
Op basis van dit inzicht kan een volgend missionair kabinet de te zetten stappen die
de Minister voor Medische Zorg en Sport in haar brief van 17 maart 2021 heeft beschreven
in overweging nemen.
Vragen en opmerkingen van de ChristenUnie-fractie
Vraag
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering hoe zij de waarde van het
Facultatief Protocol duidt.
Antwoord
Het facultatief protocol verleent het Comité voor de Rechten van Personen met een
Handicap (hierna: het Comité), na uitputting van de nationale rechtsmiddelen, de bevoegdheid
klachten te behandelen van personen of groepen personen die menen slachtoffer te zijn
van een schending van het verdrag door een staat. Zienswijzen van het comité zijn
niet juridisch bindende beslissingen, maar wel gezaghebbend. Nederland hecht waarde
aan het systeem van de Verdragscomités.
Vraag
Is de regering het met de leden van de ChristenUnie-fractie eens dat het niet ratificeren
van het Facultatief Protocol de indruk kan wekken dat de Nederlandse staat zich niet
ten volle wil committeren aan het VN-verdrag Handicap en daar geen volledige verantwoording
over wil afleggen? Kan de regering de hoop van deze leden bevestigen dat deze indruk
niet strookt met de werkelijkheid? Kan de regering dit onderbouwen?
Antwoord
Mijn inzet is erop gericht om die indruk niet te laten ontstaan. Het afwegingsproces
over de juridische, organisatorische en financiële vraagstukken rond ondertekening
en ratificatie van het facultatief protocol staat volledig los van de ambitie en doelstelling
van het kabinet rond de verdere implementatie het VN-verdrag handicap in Nederland.
De stappen die het kabinet hiertoe samen met gemeenten, bedrijfsleven, maatschappelijke
organisaties en ervaringsdeskundigen zet, zijn de afgelopen jaren weergegeven in het
programma Onbeperkt meedoen!, de bijbehorende voortgangsrapportages33 en de landenrapportage van Nederland aan het VN-comité.34
Op meerdere terreinen zijn in de afgelopen twee jaar betekenisvolle stappen gezet
richting meer toegankelijkheid en inclusie. Maar ik realiseer me ook dat lang niet
alle drempels die mensen met een beperking in het dagelijks leven ervaren in de afgelopen
periode zijn weggenomen. Het is zaak om de betrokkenheid die is opgebouwd ook de komende
jaren vast te houden en op de ingeslagen weg voort te gaan.
In dit bewustwordings- en veranderproces is het van belang dat mensen een plek hebben
waar zij naar toe kunnen als zij ervaren dat hun rechten – door discriminatie of een
onheuse bejegening – worden geschonden. Die plekken worden door het College voor de
Rechten van de Mens en antidiscriminatiebureaus in elke gemeente geboden.
De missie blijft onverminderd dat het VN-verdrag tot het DNA gaat behoren van overheden,
bedrijven en organisaties, bij diegenen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering
ervan. Het jaar 2021 is een bijzonder jaar in deze missie: het is vijf jaar geleden
dat het VN-verdrag officieel in Nederland in werking trad en hier wordt dit jaar volop
aandacht aan besteed met onder meer de organisatie van het INC festival35 en de verkiezing Meest Toegankelijke gemeente van Nederland36. Ook wordt de werking van het programma Onbeperkt meedoen! geëvalueerd. Mede op basis van de opbrengsten van het INC festival, de evaluatie en overige relevante inzichten ligt er een voedingsbodem voor het volgende
kabinet om de vervolgaanpak rond de verdere implementatie van het VN-verdrag vanaf
2022 te bepalen.
Vraag
De leden van de ChristenUnie-fractie betreuren het om te lezen dat er een pauze is
ingelast in de te zetten stappen tot ratificatie, doordat de regering wacht op de
evaluatie van de VN over het functioneren van de verdragscomités. Deze leden vragen
de regering of inmiddels een tijdpad bekend is waarop de evaluatie hiervan afgerond
wordt.
Antwoord
Op 14 september 2020 hebben de co-facilitatoren hun aanbevelingen over het versterken
en het verbeteren van het functioneren van de verdragscomités in een rapport aangeboden
aan de voorzitter van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.37 Het is nog niet duidelijk hoe de voorzitter van de Algemene Vergadering van de Verenigde
Naties het aanbevolen vervolgtraject zal vormgeven en/of er voorbereidende werkzaamheden
worden verricht. In oktober 2020 heeft de Derde Commissie van de Algemene Vergadering
van de Verenigde Naties tevens een resolutie aangenomen waarin de Secretaris Generaal
van de Verenigde Naties gevraagd wordt in 2022 over de status van de verdragscomités
te rapporteren.
Ik betreur dat de VN-evaluatie een vertraging met onbekende tijd heeft opgelopen.
Ik acht het ondertussen wel van belang dat er meer inzicht in de financiële en juridische
implicaties van de eventuele ratificatie van de facultatieve protocollen gaat ontstaan.
Om dit inzicht te verkrijgen vraag ik nu de Raad van State – op grond van artikel
21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State – om voorlichting over de facultatieve
protocollen bij het VN-verdrag handicap, bij het IVESCR en het derde protocol IVRK.
Op basis van dit inzicht kan een volgend missionair kabinet de te zetten stappen die
de Minister voor Medische Zorg en Sport in haar brief van 17 maart 2021 heeft beschreven
in overweging nemen.
Vraag
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de regering kan aangeven wanneer besluitvorming
over de drie facultatieve protocollen plaatsvindt.
Antwoord
Zoals eerder aangegeven in de beantwoording vraag ik nu de Raad van State – op grond
van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State – om voorlichting over
de facultatieve protocollen bij het VN-verdrag handicap, bij het IVESCR en het derde
protocol IVRK. Op basis van dit inzicht kan een volgend missionair kabinet de te zetten
stappen die de Minister voor Medische Zorg en Sport in haar brief van 17 maart 2021
heeft beschreven in overweging nemen.
Vraag
Deze leden vragen tevens of de regering duidelijkheid kan geven waarom het advies
van de Raad van State over het Facultatief Protocol IVESCR uit 2017 nog niet openbaar
gemaakt is. Is zij bereid dit advies alsnog openbaar te maken?
Antwoord
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State uit 2017 heeft betrekking
op een goedkeuringswet van het facultatief protocol bij het IVESCR-verdrag. Dit advies
kan, op grond van artikel 26 van de Wet op de Raad van State, pas openbaar worden
door middel van een nader rapport. Met zo’n nader rapport zou worden besloten tot
indiening/voorzetting van de goedkeuringswet dan wel tot intrekking ervan. Besluitvorming
over dat nader rapport is echter aangehouden, zoals u bekend. Zelfstandige openbaarmaking
van een wetgevingsadvies zonder nader rapport is niet mogelijk.
De voorlichting die nu op grond van artikel 21 Wet op de Raad van State wordt gevraagd
zal ik u, zodra gereed, wel doen toekomen. Bij een verzoek om voorlichting vanuit
deze rechtsgrond geldt deze wettelijke beperking niet.
Vraag
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe lang het naar verwachting zal duren
om de geschetste stappen te doorlopen.
Antwoord
Zoals de Minister voor Medische Zorg en Sport in haar brief van 17 maart 2021 aangaf,
moeten na het afwegings- en besluitvormingsproces over de facultatieve protocollen
goedkeuringsstukken worden opgesteld. Wanneer zij gereed zijn, zal de Rijksministerraad
worden gevraagd in te stemmen met de ondertekening van het desbetreffende protocol
en met het opstarten van de parlementaire goedkeuringsprocedure. De voorbereiding
voor een behandeling in de Rijksministerraad duurt enkele maanden. Na de ondertekening
van het desbetreffende protocol volgt de parlementaire goedkeuringsprocedure. Wanneer
er sprake is van een uitdrukkelijke goedkeuringsprocedure van een verdrag bij rijkswet,
bedraagt de termijn tussen het moment van het aanvragen van het advies van de Raad
van State van het Koninkrijk en het moment van het ratificeren van het verdrag doorgaans
ongeveer een jaar.
Vraag
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering of zij het beeld herkent dat
het vertrouwen van mensen met een beperking in de Nederlandse staat afneemt door het
trage tempo van besluitvorming over het Facultatief Protocol. Door als een van de
weinige Europese landen het facultatief protocol niet te ratificeren en een besluit
erover steeds voor zich uit te schuiven, bestaat er geen duidelijkheid en ontstaat
er geen perspectief. Kan de regering zich indenken dat het voor mensen met een beperking
dan misschien nog beter is om duidelijkheid te hebben dat het Facultatief Protocol
niet wordt geratificeerd?
Antwoord
Ik kan me goed voorstellen dat de vraag leeft of en wanneer Nederland dit facultatieve
protocol gaat ondertekenen. De wens naar duidelijkheid en een tijdpad begrijp ik.
Tegelijkertijd spelen rondom het facultatief protocol juridische, organisatorische
en financiële vragen. En heeft een evaluatie van de Verenigde Naties naar de werking
van de VN-comités buiten de invloed van Nederland om vertraging opgelopen.
Ik hecht er in deze context waarde aan om te benadrukken dat er op dit moment geen
enkele blokkade is voor mensen met een beperking om een misstand te melden of een
oordeel aan te vragen indien zij zich gediscrimineerd voelen of zich op een andere
manier geschonden voelen in hun rechten. Iedereen in Nederland die dat wil, kan een
melding doen of een oordeel vragen bij het College voor de Rechten van de Mens. Of
een zaak voorleggen aan de rechter. En daarmee een ervaren schending van het VN-verdrag
laten onderzoeken. Het facultatief protocol gaat over de vraag of een rechtszaak in
eventuele laatste instantie ook aan een internationaal comité kan worden voorgelegd.
Hiermee zou de werking van het facultatief protocol pas aan de orde zijn indien de
nationale rechtsmiddelen zijn uitgeput.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Agema, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
H.W. Krijger, adjunct-griffier