Voorstel van wet : Voorstel van wet
35 908 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en de Faillissementswet ter implementatie van de richtlijn tot wijziging van de richtlijn herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen (Implementatiewet verliesabsorptie- en herkapitalisatiecapaciteit van banken en beleggingsondernemingen)
ARTIKEL I
ARTIKEL II
ARTIKEL III
ARTIKEL IV
ARTIKEL V
Nr. 2 VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is om regels te stellen
ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/879 van het Europees Parlement en de Raad
van 20 mei 2019 tot wijziging van Richtlijn 2014/59/EU met betrekking tot de verliesabsorptie-
en herkapitalisatiecapaciteit van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en
van Richtlijn 98/26/EU (PbEU 2019, L 150);
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet op het financieel toezicht wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 1:1 worden in de alfabetische volgorde twee definities ingevoegd, luidende:
financiële overeenkomst:
een financieel contract als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel 100, van de
richtlijn herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen;
EMIR-verordening:
Verordening (EU) Nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012
betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PbEU 2012,
L 201);
B
In artikel 1:76b, eerste lid, onderdeel b, wordt «grond voor uitoefening van een beëindigingsrecht;»
vervangen door «grond voor uitoefening van een recht op beëindiging, opschorting,
wijziging, saldering of verrekening;».
C
Na artikel 1:76b wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 1:76ba
1. Een entiteit als bedoeld in artikel 3A:2, onderdelen a tot en met f, neemt in een
financiële overeenkomst waarop het recht van een staat die geen lidstaat is van toepassing
is, een bepaling op waarbij de wederpartij ermee instemt dat artikel 1:76b van toepassing
is boven het recht dat van toepassing is op de overeenkomst.
2. De Nederlandsche Bank kan eisen dat een EU-moederonderneming met zetel in Nederland
binnen een door de Nederlandsche Bank gestelde redelijke termijn ervoor zorgt dat
een of meer van haar dochterondernemingen als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel 16,
van de verordening kapitaalvereisten met zetel in een staat die geen lidstaat is en
die een bank, beleggingsonderneming of financiële instelling zijn, of die beleggingsondernemingen
zouden zijn indien zij hun zetel in Nederland hadden gehad, de in het eerste lid bedoelde
bepaling opnemen in door hen gesloten financiële overeenkomsten. De EU-moederonderneming
behoeft niet aan de eis te voldoen indien zij aantoont dat zij daartoe rechtens of
feitelijk niet in staat is.
3. Het eerste lid en tweede lid zijn niet van toepassing op financiële overeenkomsten
die zijn aangegaan voor de inwerkingtreding van dit artikel, tenzij na de inwerkingtreding
van dit artikel in een financiële overeenkomst een nieuwe verbintenis wordt gecreëerd
of een daarin opgenomen verbintenis wezenlijk wordt gewijzigd.
D
In artikel 1:107, tweede lid, onderdeel a, onder 1°, wordt «3A:40» vervangen door
«3A:40, 3A:40a».
E
In artikel 3:95, vierde lid, wordt «of ten aanzien waarvan de noodregeling, bedoeld
in afdeling 3.5.5, is uitgesproken,» vervangen door «of ten aanzien waarvan een besluit
als bedoeld in de artikelen 16 of 18 van de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme,
is genomen».
F
In artikel 3:239, eerste lid, wordt «opening van een insolventieprocedure» vervangen
door «vaststelling van een saneringsmaatregel».
G
Artikel 3A:1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Het eerste lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:
a. De definitie van «in aanmerking komende passiva» komt te luiden:
in aanmerking komende passiva:
passiva als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel 49 bis, van de verordening
gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme;
b. In de definitie van «afwikkelingsmaatregel» wordt «hoofdstuk 3A.2, met uitzondering
van afdeling 3A.2.2» vervangen door «hoofdstuk 3A.1, met uitzondering van de afdelingen
3A.1.2 en 3A.1.2A en paragraaf 3A.1.3.2».
c. De definitie van «gegarandeerd deposito« komt te luiden:
gegarandeerd deposito:
een gedekt deposito als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel 5, van de richtlijn
depositogarantiestelsels;
d. In de definitie van «groepsafwikkelingsautoriteit» wordt na «artikel 4, eerste lid,»
ingevoegd «, onderdeel 41, ».
e. De definitie van «securitisatie» komt te luiden:
securitisatie:
securitisatie als bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, van de securitisatieverordening.
d. In de alfabetische rangschikking worden zes definities ingevoegd, luidende:
af te wikkelen entiteit:
a. af te wikkelen entiteit als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel 24 bis, van
de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme;
b. een rechtspersoon die door de Nederlandsche Bank is aangemerkt als een entiteit waarvoor
het afwikkelingsplan in een afwikkelingsmaatregel voorziet;
af te wikkelen groep:
een groep als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel 24 ter, van de verordening
gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme;
bail-inbare passiva:
passiva als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel 49, van de verordening gemeenschappelijk
afwikkelingsmechanisme;
dochteronderneming:
een dochteronderneming als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel 16, van de
verordening kapitaalvereisten;
gecombineerde buffervereiste:
een gecombineerd buffervereiste als bedoeld in artikel 128, zesde lid, van de richtlijn
kapitaalvereisten;
3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
2. Voor de toepassing van de artikelen 3A:6, 3A:11a, 3A:21, 3A:22 en 3A:45 op af te
wikkelen groepen wordt onder «dochteronderneming» tevens verstaan, indien en waar
passend, een bank die blijvend is aangesloten bij een centraal orgaan, het centrale
orgaan zelf en hun respectieve dochterondernemingen, rekening houdend met de wijze
waarop dergelijke groepen voldoen aan artikel 45 sexies, derde lid, van de richtlijn
herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen.
3. Voor de overeenkomstige toepassing van de artikelen 8, 12 quater en 12 quinquies
van de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme wordt onder «af te wikkelen
entiteit» verstaan een in Nederland gevestigde rechtspersoon waarvoor de Nederlandsche
Bank verantwoordelijk is en die door de Nederlandsche Bank is aangemerkt als een entiteit
waarvoor het afwikkelingsplan in een afwikkelingsmaatregel voorziet.
H
In artikel 3A:11, eerste lid, wordt de zinsnede «onderscheidenlijk artikel 18, eerste
tot en met zesde en achtste en negende lid» vervangen door «onderscheidenlijk artikel 18,
eerste tot en met zesde lid bis, achtste en negende lid».
I
Aan artikel 3A:11a wordt toegevoegd «en over de bevoegdheid, genoemd in artikel 17,
vijfde lid, onderdeel k, van de richtlijn herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen».
J
Na artikel 3A:11a worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 3A:11b. Verbieden van bepaalde uitkeringen binnen SRM
1. Indien een entiteit als bedoeld in artikel 3A:2 voldoet aan het gecombineerde buffervereiste,
wanneer dit vereiste in beschouwing wordt genomen naast elk van de vereisten, bedoeld
in artikel 141 bis, eerste lid, onderdelen a, b en c, van de richtlijn kapitaalvereisten,
maar niet voldoet aan het gecombineerde buffervereiste wanneer het in beschouwing
wordt genomen naast de vereisten, bedoeld in de artikelen 45 quater en 45 quinquies
van de richtlijn herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen, als
berekend overeenkomstig artikel 45, tweede lid, onderdeel a, van die richtlijn, kan
de Nederlandsche Bank, al dan niet op instructie van de Afwikkelingsraad, overeenkomstig
artikel 16 bis, tweede of derde lid, van laatstgenoemde richtlijn een entiteit verbieden
uitkeringen voor een bedrag dat hoger is dan het maximaal uitkeerbare bedrag voor
het minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva, berekend
overeenkomstig artikel 16 bis, vierde tot en met zesde lid, van laatstgenoemde richtlijn,
te verrichten door:
a. uitkeringen te verrichten in verband met tier 1-kernkapitaal;
b. een verplichting aan te gaan tot het betalen van variabele beloning of van uitkeringen
uit hoofde van discretionair pensioen, of tot het betalen van variabele beloning als
de verplichting tot betalen werd aangegaan op het ogenblik dat de entiteit niet aan
het gecombineerde buffervereiste voldeed; of
c. betalingen te verrichten op aanvullend-tier 1-instrumenten.
2. Indien een entiteit zich in de in het eerste lid bedoelde situatie bevindt, meldt
zij dat onverwijld aan de Nederlandsche Bank.
Artikel 3A:11c. Verbieden van bepaalde uitkeringen buiten SRM
Artikel 3A:11b is van overeenkomstige toepassing op beleggingsondernemingen die geen
onderdeel zijn van een groep.
K
Artikel 3A:13 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «overeenkomst» ingevoegd «of instrument».
2. In het tweede lid wordt «derde lid» vervangen door «vijfde lid».
3. In het derde lid vervalt de zinsnede «of, al naar gelang de bevoegdheidsverdeling
op grond van artikel 7 van de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme,
de Afwikkelingsraad » en wordt na «de afdwingbaarheid» ingevoegd «en doeltreffendheid».
4. In het vierde lid vervalt de zinsnede «of, al naar gelang de bevoegdheidsverdeling
op grond van artikel 7 van de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme,
de Afwikkelingsraad».
5. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. De Nederlandsche Bank kan ontheffing verlenen van de verplichting, bedoeld in het
eerste lid, aan entiteiten waarvoor het in artikel 45, eerste lid, van de richtlijn
herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen bedoelde vereiste gelijk
is aan het verliesabsorptiebedrag, bedoeld in artikel 45 quater, tweede lid, onderdeel a,
van die richtlijn, indien de passiva die voldoen aan de in artikel 55, eerste lid,
onderdelen a tot en met d, van die richtlijn bedoelde voorwaarden en ten aanzien waarvan
de in artikel 55, eerste lid, van die richtlijn opgenomen bepaling niet is opgenomen
in de overeenkomst, bedoeld in het eerste lid, niet voor dat vereiste worden meegerekend.
L
Na artikel 3A:13 worden vijf artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 3A:13a. Onuitvoerbaarheid verplichtingen
1. Indien een entiteit als bedoeld in artikel 3A:2, onderdelen a tot en met f, vaststelt
dat het onuitvoerbaar is om een bepaling als bedoeld in artikel 3A:13, eerste lid,
op te nemen in de overeenkomsten of instrumenten die betrekking hebben op de betrokken
passiva, niet zijnde aanvullend-tier 1-instrumenten, tier 2-instrumenten en ongedekte
schuldinstrumenten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel 48, van de richtlijn
herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen, stelt zij de Nederlandsche
Bank daarvan in kennis, onder vermelding van de passiva waarop de onuitvoerbaarheid
betrekking heeft, en de rechtvaardiging van die vaststelling.
2. Het eerste lid is slechts van toepassing op verplichtingen met een hogere rang dan
de verplichtingen, bedoeld in artikel 108, tweede lid, onderdelen a tot en met c,
en derde lid, van de richtlijn herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen.
3. Op verzoek van de Nederlandsche Bank verstrekt de entiteit binnen een door de Nederlandsche
Bank gestelde redelijke termijn informatie die de Nederlandsche Bank in staat stelt
te beoordelen welke gevolgen de inhoud van een inkennisstelling, bedoeld in het eerste
lid op de afwikkelbaarheid van de entiteit heeft.
4. De verplichting om de in artikel 3A:13, eerste lid, bedoelde bepaling in de overeenkomst
op te nemen wordt opgeschort vanaf het tijdstip waarop de Nederlandsche Bank de inkennisstelling
heeft ontvangen.
Artikel 3A:13b. Niet-onuitvoerbaarheid verplichtingen
1. Indien de Nederlandsche Bank van oordeel is dat het opnemen van de bepaling in de
overeenkomst niet onuitvoerbaar is, verplicht zij de entiteit tot het alsnog binnen
een door de Nederlandsche Bank gestelde redelijke termijn opnemen van de bepaling
met betrekking tot de desbetreffende verplichting in de overeenkomst, rekening houdend
met de noodzaak van afwikkelbaarheid van de entiteit.
2. De Nederlandsche Bank kan de instelling door middel van het geven van een aanwijzing
verplichten om ten aanzien van het opnemen van in artikel 3A:13, eerste lid, bedoelde
bepalingen in overeenkomsten een bepaalde gedragslijn te volgen.
Artikel 3A:13c. Beoordeling gevolgen voor afwikkelbaarheid
1. Indien de Nederlandsche Bank vaststelt dat binnen een categorie verplichtingen die
in aanmerking komende passiva omvat, het bedrag aan verplichtingen zonder de in artikel 3A:13,
eerste lid, bedoelde bepaling, samen met de verplichtingen die zijn uitgesloten van
de toepassing van het instrument van bail-in, of die waarschijnlijk zullen worden
uitgesloten van de toepassing van het instrument van bail-in, meer bedraagt dan 10%
van die categorie, beoordeelt zij onmiddellijk welke gevolgen deze vaststelling heeft
voor de afwikkelbaarheid van de entiteit.
2. Indien de Nederlandsche Bank op grond van de in het eerste lid bedoelde beoordeling
oordeelt dat de passiva met betrekking waartoe de entiteit op grond van artikel 3A:13a,
eerste lid, heeft vastgesteld dat het onuitvoerbaar is om een in dat lid bedoelde
bepaling in de overeenkomst op te nemen, een substantiële belemmering voor de afwikkelbaarheid
vormen, legt zij een of meer maatregelen als bedoeld in artikel 10, elfde lid, van
de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme zodanig op dat de belemmering
voor de afwikkelbaarheid wordt weggenomen.
Artikel 3A:13d. Niet-meegerekende verplichtingen
De verplichtingen, bedoeld in artikel 3A:13, eerste lid, waarvoor in een overeenkomst
niet de bepaling, bedoeld in artikel 3A:13, eerste lid, is opgenomen, worden niet
meegerekend voor het minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende
passiva, tenzij ontheffing als bedoeld in artikel 3A:13, vierde lid, is verleend.
Artikel 3A:13e. Aanwijzing categorieën passiva
De Nederlandsche Bank kan categorieën passiva aanwijzen ten aanzien waarvan een entiteit
op grond van voorwaarden die zijn vastgesteld ingevolge artikel 55, zesde lid, van
de richtlijn herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen, tot de
vaststelling kan komen dat het onuitvoerbaar is om het in artikel 3A:13, eerste lid,
bedoelde beding op te nemen.
M
Artikel 3A:14 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het slot van het eerste lid wordt een zin toegevoegd, luidende:
Artikel 12 duodecies, tweede tot en met vierde lid, van de verordening gemeenschappelijk
afwikkelingsmechanisme, is van overeenkomstige toepassing.
2. In het tweede lid, tweede zin, wordt «Artikel 12, vierde, zesde tot en met negende,
elfde, twaalfde, zestiende en zeventiende lid van de verordening gemeenschappelijk
afwikkelingsmechanisme» vervangen door «De artikelen 12, tweede lid, eerste zin, 12
bis, tweede lid, tot en met 12 decies en 12 duodecies, eerste lid en vijfde tot en
met achtste lid, van de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme, en de
artikelen 45 quinquies, vierde lid, 45 septies, derde lid, onderdelen d tot en met
f en vierde lid, onderdelen c tot en met f, van de richtlijn herstel en afwikkeling
van banken en beleggingsondernemingen» en wordt «is» vervangen door «zijn».
3. Het derde lid komt te luiden:
3. Ten behoeve van de vaststelling van de minimumvereisten voor het eigen vermogen en
de in aanmerking komende passiva rapporteert een in het eerste lid bedoelde beleggingsonderneming
de informatie, bedoeld in artikel 45 decies, eerste en tweede lid, van de richtlijn
herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen overeenkomstig de in
het vijfde lid van dat artikel vermelde wijze aan de Nederlandsche Bank. De Nederlandsche
Bank kan verzoeken om frequentere rapportages.
4. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
4. Een in het eerste lid bedoelde beleggingsonderneming maakt de informatie, bedoeld
in artikel 45 decies, derde lid, van de richtlijn herstel en afwikkeling van banken
en beleggingsondernemingen, ten minste jaarlijks openbaar overeenkomstig de in het
zesde lid van dat artikel vermelde wijze en neemt daarbij het zevende lid van dat
artikel in acht.
5. Het derde en vierde lid zijn niet van toepassing op een beleggingsonderneming ten
aanzien waarvan de Nederlandsche Bank in het afwikkelingsplan heeft bepaald dat zij
het faillissement zal aanvragen.
N
Artikel 3A:15 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het eerste lid wordt een zin toegevoegd, luidende:
Artikel 12 duodecies, tweede tot en met vierde lid, van de verordening gemeenschappelijk
afwikkelingsmechanisme is van overeenkomstige toepassing.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De Nederlandsche Bank stelt, indien zij de groepsafwikkelingsautoriteit is, overeenkomstig
de procedure in artikel 45 nonies van de richtlijn herstel en afwikkeling banken en
beleggingsondernemingen, het minimumvereiste bedoeld in het eerste lid, vast. De artikelen 12,
tweede lid, eerste zin, 12 bis, tweede lid, tot en met 12 decies en 12 duodecies,
eerste lid en vijfde tot en met achtste lid, van de verordening gemeenschappelijk
afwikkelingsmechanisme, en de artikelen 45 quinquies, vierde lid, 45 septies, derde
lid, onderdelen d tot en met f en vierde lid, onderdelen d tot en met f, van de richtlijn
herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen zijn van overeenkomstige
toepassing.
3. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:
4. Ten behoeve van de vaststelling van de minimumvereisten voor het eigen vermogen en
de in aanmerking komende passiva rapporteert een in het eerste lid bedoelde EU-moederonderneming
de informatie, bedoeld artikel 45 decies, eerste en tweede lid, van de richtlijn herstel
en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen overeenkomstig de in het vijfde
lid van dat artikel vermelde wijze aan de Nederlandsche Bank. De Nederlandsche Bank
kan verzoeken om frequentere rapportages.
5. Een in het eerste lid bedoelde EU-moederonderneming maakt de informatie, bedoeld
in artikel 45 decies, derde lid, van de richtlijn herstel en afwikkeling van banken
en beleggingsondernemingen, ten minste jaarlijks openbaar overeenkomstig de in het
zesde lid van dat artikel vermelde wijze en neemt daarbij het zevende lid van dat
artikel in acht.
6. Het vierde en vijfde lid zijn niet van toepassing op EU-moederondernemingen ten aanzien waarvan de Nederlandsche Bank in het afwikkelingsplan heeft
bepaald dat zij het faillissement zal aanvragen.
O
Artikel 3A:16 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het eerste lid wordt een zin toegevoegd, luidende:
Artikel 12 duodecies, tweede tot en met vierde lid, van de verordening gemeenschappelijk
afwikkelingsmechanisme is van overeenkomstige toepassing.
2. In het tweede lid wordt «Artikel 12, vierde, zesde tot en met negende, elfde, twaalfde,
zestiende en zeventiende lid van de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme»
vervangen door «De artikelen 12, tweede lid, eerste zin, 12 bis, tweede lid, tot en
met 12 decies en 12 duodecies, eerste lid en vijfde tot en met achtste lid, van de
verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en de artikelen 45 quinquies,
vierde lid, 45 septies, derde lid, onderdelen d tot en met f, en vierde lid, onderdelen
d tot en met f, van de richtlijn herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen».
3. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:
3. Ten behoeve van de vaststelling van de minimumvereisten voor het eigen vermogen en
de in aanmerking komende passiva rapporteert een in het eerste lid bedoelde entiteit
de informatie, bedoeld artikel 45 decies, eerste en tweede lid, van de richtlijn herstel
en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen overeenkomstig de in het vijfde
lid van dat artikel vermelde wijze aan de Nederlandsche Bank. De Nederlandsche Bank
kan verzoeken om frequentere rapportages.
4. Een in het eerste lid bedoelde entiteit maakt de informatie, bedoeld in artikel 45
decies, derde lid, van de richtlijn herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen,
ten minste jaarlijks openbaar overeenkomstig de in het zesde lid van dat artikel vermelde
wijze en neemt daarbij het zevende lid van dat artikel in acht.
5. Het vierde en vijfde lid zijn niet van toepassing op entiteiten ten aanzien waarvan
de Nederlandsche Bank in het afwikkelingsplan heeft bepaald dat zij het faillissement
zal aanvragen.
P
Na artikel 3A:16 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 3A:16a. Raadpleging andere autoriteiten niet van toepassing
Voor zover in de artikelen van de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme
die in de artikelen 3A:14 tot en met 3A:16 van overeenkomstige toepassing zijn verklaard
is bepaald dat de Afwikkelingsraad de Europese Centrale Bank, de nationale afwikkelingsautoriteit
of de bevoegde autoriteit raadpleegt, geldt die verplichting niet voor de Nederlandsche
Bank.
Q
Na afdeling 3A.1.2 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:
AFDELING 3A.1.2A. MREL BINNEN SRM
Artikel 3A:16b. Vaststellen MREL op instructie
De Nederlandsche Bank kan ter uitvoering van een instructie als bedoeld in artikel 12,
vijfde lid, van de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme besluiten
tot vaststelling van het minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende
passiva overeenkomstig de voormelde instructie.
Artikel 3A:16c. Vaststelling MREL op entiteiten die zelf geen af te wikkelen entiteiten
zijn
De Nederlandsche Bank kan besluiten artikel 12 octies van de verordening gemeenschappelijk
afwikkelingsmechanisme niet toe te passen op een dochteronderneming die geen af te
wikkelen entiteit is, indien is voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 45
septies, derde lid, onderdelen d tot en met f, of, vierde lid, onderdelen d tot en
met f, van de richtlijn herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen,
onverminderd de voorwaarden, bedoeld in artikel 12 nonies, eerste lid, onderdelen
a tot en met c, of, tweede lid, onderdelen a tot en met c, van de verordening gemeenschappelijk
afwikkelingsmechanisme.
R
In het opschrift van afdeling 3A.1.3 wordt na «kapitaalinstrumenten» ingevoegd «en
in aanmerking komende passiva».
S
Na het opschrift van afdeling 3A.1.3 wordt een opschrift ingevoegd, luidende:
§ 3A.1.3.1. Voorwaarden besluit tot afwikkeling of tot afschrijving en omzetting van
kapitaalinstrumenten en in aanmerking komende passiva
T
Artikel 3A:17 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «kapitaalinstrumenten» vervangen door «relevante kapitaalinstrumenten
en de in het zevende lid bedoelde in aanmerking komende passiva» en vervalt «en indien
de toepassing van een afwikkelingsmaatregel tot gevolg zou hebben dat schuldeisers
verliezen lijden of dat hun vorderingen worden omgezet».
2. Onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot vierde tot en met zesde
lid, worden twee leden ingevoegd, luidende:
2. De bevoegdheid om relevante kapitaalinstrumenten en in het zevende lid bedoelde in
aanmerking komende passiva af te schrijven of om te zetten kan als volgt worden uitgeoefend:
a. onafhankelijk van afwikkelingsmaatregelen; of
b. in combinatie met een afwikkelingsmaatregel, indien wordt voldaan aan de voorwaarden
voor afwikkeling, bedoeld in artikel 18, eerste lid, eerste alinea, van de verordening
gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme.
3. Indien relevante kapitaalinstrumenten en in aanmerking komende passiva indirect aan
de af te wikkelen entiteit zijn uitgegeven via andere entiteiten in dezelfde af te
wikkelen groep, wordt de bevoegdheid om die relevante kapitaalinstrumenten en in aanmerking
komende passiva af te schrijven of om te zetten uitgeoefend samen met dezelfde bevoegdheid
op het niveau van de moederonderneming van de betrokken entiteit of op het niveau
van andere moederondernemingen die geen af te wikkelen entiteiten zijn, teneinde de
verliezen daadwerkelijk door te schuiven naar de af te wikkelen entiteit en de betrokken
entiteit te herkapitaliseren door de af te wikkelen entiteit.
3. In het vierde lid (nieuw) wordt «derde tot en met vijfde en zevende lid» vervangen
door «derde tot en met vijfde lid, zevende lid en zevende lid ter»».
4. In het vijfde lid (nieuw) wordt «kapitaalinstrumenten» vervangen door «relevante
kapitaalinstrumenten en in het zevende lid bedoelde in aanmerking komende passiva».
5. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. De bevoegdheid om in aanmerking komende passiva onafhankelijk van afwikkelingsmaatregelen
op grond van het eerste lid af te schrijven of om te zetten, kan alleen worden uitgeoefend
met betrekking tot in aanmerking komende passiva die aan de in artikel 45 septies,
tweede lid, onderdeel a, van de richtlijn herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen
bedoelde voorwaarden voldoen, met uitzondering van de voorwaarde die betrekking heeft
op de resterende looptijd van passiva, bedoeld in artikel 72 quater, eerste lid, van
de verordening kapitaalvereisten. Indien die bevoegdheid wordt uitgeoefend, is artikel 3A:20,
eerste lid, van overeenkomstige toepassing.
U
Artikel 3A:18, derde lid, komt te luiden:
3. De Nederlandsche Bank neemt artikel 33, derde lid, van de richtlijn herstel en afwikkeling
van banken en beleggingsondernemingen in acht:
a. bij een besluit als bedoeld in het eerste lid met betrekking tot entiteiten van een
groep als bedoeld in dat lid, waarvan een gemengde holding deel uitmaakt;
b. ingeval een groep niet valt onder de werking van de verordening gemeenschappelijk
afwikkelingsmechanisme en de dochterinstellingen van een gemengde holding met zetel
in Nederland direct of indirect in handen zijn van een financiële tussenholding.
V
Na artikel 3A:18 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 3A:18a. Afwikkeling centraal orgaan
De Nederlandsche Bank kan besluiten tot afwikkeling van een centraal orgaan als bedoeld
in artikel 32 bis van de richtlijn herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen
en alle blijvend aangesloten banken die deel uitmaken van dezelfde af te wikkelen
groep indien de af te wikkelen groep als geheel voldoet aan de voorwaarden, bedoeld
in artikel 18, eerste lid, eerste alinea, van de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme.
Artikel 3A:18b. Afwikkeling entiteit van groep met gemengde holding
Indien de Nederlandsche Bank besluit tot afwikkeling van een andere entiteit dan die,
genoemd in artikel 7, tweede lid, van de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme,
welke andere entiteit deel uitmaakt van een groep waarvan ook een gemengde holding
deel uitmaakt, is artikel 33, derde lid, van de richtlijn herstel en afwikkeling van
banken en beleggingsondernemingen van overeenkomstige toepassing.
W
In artikel 3A:19 wordt na «het toepassen van een afwikkelingsmaatregel» ingevoegd
«en tot een opschorting als bedoeld in paragraaf 3A.1.3.2».
X
Artikel 3A:20 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. Na «als bedoeld in de artikelen» wordt ingevoegd «3A:17, eerste lid, onafhankelijk
van afwikkelingsmaatregelen,».
b. Na «3A:19, eerste lid» wordt een komma ingevoegd.
c. «de artikelen 16 of 18» wordt vervangen door «de artikelen 16, 18 of 21».
d. Na «verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme,» wordt ingevoegd «of gebruik
maakt van de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 3A:49 tot en met 3A:54 en 3A:56,».
e. «de schuldeisers van wie vorderingen zijn afgeschreven of wordt omgezet» wordt vervangen
door «schuldeisers van de entiteit in afwikkeling».
2. In het derde lid wordt na «als bedoeld in de artikelen» ingevoegd «3A:17, eerste
lid, onafhankelijk van afwikkelingsmaatregelen,».
Y
Na paragraaf 3A.1.3.1 (nieuw) wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
§ 3A.1.3.2. Opschorting betalings- of leveringsverplichting voorafgaand aan een eventuele
afwikkelingsmaatregel
Artikel 3A:20b. Opschorting
1. Indien wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 33 bis, eerste lid, van
de richtlijn herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen, kan de
Nederlandsche Bank een betalingsverplichting of leveringsverplichting, uit hoofde
van elke overeenkomst waarbij een entiteit partij is, opschorten.
2. Indien de Nederlandsche Bank een betalingsverplichting of een leveringsverplichting
opschort, worden ook de ingevolge die overeenkomst voor de wederpartij van de entiteit
geldende betalingsverplichtingen en leveringsverplichtingen voor dezelfde periode
opgeschort.
3. Indien tijdens de periode van opschorting uitvoering moet worden gegeven aan een
betalingsverplichting of leveringsverplichting, is de betaling of levering onmiddellijk
na het verstrijken van die periode opeisbaar.
4. Het eerste lid is niet van toepassing op betalingsverplichtingen en leveringsverplichtingen
van een entiteit die reeds hebben geleid tot een gegeven overboekingsopdracht, opdracht
tot verrekening of enige uit een dergelijke opdracht voortvloeiende betaling, levering,
verrekening of andere rechtshandeling die benodigd is om de opdracht volledig uit
te voeren, of tot rechten en verplichtingen die voor de entiteit in afwikkeling als
deelnemer ingevolge of in verband met zijn deelname aan het systeem zijn ontstaan,
welke betalingsverplichtingen of leveringsverplichtingen bestaan jegens een:
a. systeem of systeemexploitant als bedoeld in artikel 212a, onderdeel b, onderscheidenlijk
onderdeel p, van de Faillissementswet;
b. centrale tegenpartij waaraan in een lidstaat een vergunning is verleend overeenkomstig
artikel 14 van de EMIR-verordening;
c. centrale tegenpartij uit een staat die geen lidstaat is die door de Europese Autoriteit
voor effecten en markten is erkend overeenkomstig artikel 25 van de EMIR-verordening;
of
d. centrale bank.
Artikel 3A:20c. Duur opschorting
1. De Nederlandsche Bank bepaalt de duur van de opschorting.
2. De opschorting duurt vanaf het tijdstip van de bekendmaking van het besluit tot ten
hoogste 00.00 uur Nederlandse tijd aan het einde van de werkdag volgend op die bekendmaking.
3. Onverminderd het tweede lid is de opschorting zo kort mogelijk en duurt deze niet
langer dan de minimumperiode die de Nederlandsche Bank noodzakelijk acht om:
a. te voorkomen dat de financiële toestand van de entiteit verder verslechtert;
b. te komen tot de vaststelling of een afwikkelingsmaatregel in het algemeen belang als
bedoeld in artikel 18, vijfde lid, van de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme
is; of
c. indien wordt besloten tot het toepassen van een afwikkelingsmaatregel:
1°. de passende afwikkelingsmaatregel te kiezen; of
2°. de doeltreffende toepassing van een of meer afwikkelingsmaatregelen te waarborgen.
Artikel 3A:20d. Reikwijdte opschorting en motivering
1. De Nederlandsche Bank betrekt bij haar afweging of zij tot opschorting besluit in
ieder geval:
a. de gevolgen die de opschorting kan hebben voor het ordelijk functioneren van de financiële
markten; en
b. de rechten van de schuldeisers die zij zouden hebben gehad indien de entiteit onmiddellijk
voorafgaand aan een besluit als bedoeld in artikel 3A:20b, eerste lid, in een faillissement
zou zijn geliquideerd.
2. De Nederlandsche Bank kan de opschorting beperken tot bepaalde betalingsverplichtingen
en leveringsverplichtingen, alsook, ingeval zij betalingsverplichtingen voortvloeiend
uit in aanmerking komende deposito’s als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel
4, van de richtlijn depositogarantiestelsels opschort, besluiten dat depositohouders
toegang hebben tot een door de Nederlandsche Bank te bepalen bedrag per dag van deze
deposito’s.
3. De Nederlandsche Bank schort betalingsverplichtingen of leveringsverplichtingen die
voortvloeien uit in aanmerking komende deposito’s als bedoeld in het tweede lid, in
het bijzonder betalingsverplichtingen of leveringsverplichtingen die voortvloeien
uit gegarandeerde deposito’s van natuurlijke personen en micro-ondernemingen en kleine
en middelgrote ondernemingen, slechts dan op wanneer dat gepast is als bedoeld in
artikel 33 bis, tweede lid, van de richtlijn herstel en afwikkeling van banken en
beleggingsondernemingen.
Artikel 3A:20e. Bijkomende bevoegdheden opschorting
1. Wanneer de Nederlandsche Bank besluit tot opschorting van betalingsverplichtingen
en leveringsverplichtingen, kan zij tevens, voor dezelfde duur als die waarvoor zij
de betalingsverplichtingen en leveringsverplichtingen opschort:
a. de bevoegdheden van de schuldeisers van de entiteit tot verhaal op aan de entiteit
toebehorende activa beperken; en
b. de aan een derde toebehorende bevoegdheid tot beëindiging van een overeenkomst met
de entiteit opschorten.
2. Artikel 3A:53, tweede lid, onderscheidenlijk 3A:54, tweede en vijfde lid, is van
overeenkomstige toepassing.
Z
In het opschrift van afdeling 3A.1.4 wordt na «kapitaalinstrumenten» ingevoegd «en
in aanmerking komende passiva».
AA
Artikel 3A:21 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel b wordt na «intrekken» toegevoegd «of overgedragen aan houders van de
rechten, bedoeld in artikel 3A:21, eerste lid, onderdeel c, of houders van de rechten
bedoeld in artikel 3A:44, eerste lid» en vervalt na de puntkomma «en».
b. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door «; en» wordt een onderdeel
toegevoegd, luidende:
d. de hoofdsom van de in het tweede lid bedoelde in aanmerking komende passiva afschrijven
of geheel of gedeeltelijk omzetten in rechten op nieuw uit te geven kernkapitaalinstrumenten
of eigendomsinstrumenten van de entiteit.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De bevoegdheid om in aanmerking komende passiva onafhankelijk van afwikkelingsmaatregelen
op grond van het eerste lid af te schrijven of om te zetten, kan alleen worden uitgeoefend
met betrekking tot in aanmerking komende passiva die aan de in artikel 45 septies,
tweede lid, onderdeel a, van de richtlijn herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen
gestelde voorwaarden voldoen, met uitzondering van de voorwaarde die betrekking heeft
op de resterende looptijd van passiva als bedoeld in artikel 72 quater, eerste lid,
van de verordening kapitaalvereisten. Artikel 3A:20, eerste lid, is van overeenkomstige
toepassing.
3. In het derde lid wordt «de artikelen 49 en 50» vervangen door «de artikelen 47, 49
en 50».
BB
In artikel 3A:22, eerste lid, wordt telkens na «artikel 3A:21, eerste lid, onderdeel c»
ingevoegd «of d».
CC
Artikel 3A:23 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In het eerste lid wordt, onder verlettering van de onderdelen b tot en met d tot
c tot en met e, een onderdeel ingevoegd, luidende:
b. het uit de notering of uit de handel nemen van eigendomsinstrumenten of schuldinstrumenten;
b. In de onderdelen c (nieuw) en d (nieuw) wordt «toelating» telkens vervangen door
«notering of toelating»;
c. Aan het slot van onderdeel d (nieuw) vervalt «of»;
d. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e (nieuw) door «; of» wordt
een onderdeel toegevoegd, luidende:
f. handelingen of diensten in verband met de afwikkeling van transacties in effecten
en effectenafwikkelingssystemen.
2. In het derde lid wordt «onderdelen b en c» vervangen door «onderdelen c en d».
DD
Artikel 3A:24 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt «kapitaalinstrument» vervangen door «kapitaalinstrumenten
en in aanmerking komende passiva».
2. In de aanhef wordt na «kapitaalinstrument» ingevoegd «of een in aanmerking komend
passivum als bedoeld in het tweede lid van artikel 3A:21».
3. In onderdeel b wordt na «kapitaalinstrument» ingevoegd «of het in aanmerking komend
passivum», en wordt «alle reeds opeisbare vorderingen en vorderingen die zijn ontstaan»
vervangen door «alle reeds opgebouwde vorderingen en vorderingen die, in voorkomend
geval, ontstaan».
4. In onderdeel c wordt na «kapitaalinstrumenten» ingevoegd «of in aanmerking komende
passiva».
EE
Artikel 3A:25 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt «of het uitstaande bedrag» en wordt «die niet opeisbaar
waren op het moment» vervangen door «die niet waren opgebouwd op het tijdstip».
2. In het tweede lid, aanhef en onderdeel b, vervalt telkens «of het uitstaande verschuldigde
bedrag».
FF
Artikel 3A:25a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «of relevant kapitaalinstrument» vervangen door «kapitaalinstrument
of een in aanmerking komend passivum als bedoeld in het tweede lid van artikel 3A:21».
2. In het tweede lid wordt «of relevant kapitaalinstrument» vervangen door «kapitaalinstrument
of een in aanmerking komend passivum als bedoeld in het tweede lid van artikel 3A:21».
GG
Artikel 3A:26, wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De Nederlandsche Bank verricht de beoordeling van de aanvraag van een verklaring
van geen bezwaar met inachtneming van de doelstellingen, bedoeld in artikel 14, tweede
lid, van de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme, indien een verwerving
of een vergroting van een gekwalificeerde deelneming in een bank of beleggingsonderneming
het gevolg is van:
a. de uitoefening van een ingevolge artikel 3A:21, eerste lid, verworven recht op nieuw
uit te geven eigendomsinstrumenten;
b. de uitgifte van eigendomsinstrumenten die voortvloeit uit een besluit als bedoeld
in de artikelen 3A:17, 3A:18, eerste lid, 3A:19, eerste lid, of de artikelen 16, 18,
of 21 van de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme; of
c. de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 3A:50.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Bij de beoordeling, bedoeld in het eerste lid, zijn de artikelen 1:106b tot en met
1:106e niet van toepassing.
HH
Na artikel 3A:34 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 3A:34a. Geen nieuwe vergunning of notificatie nodig bij overgang
1. Na de toepassing van het instrument van overgang van de onderneming wordt de verkrijger
beschouwd als de voorzetting van de entiteit in afwikkeling en kan de verkrijger alle
rechten blijven uitoefenen die door de entiteit werden uitgeoefend met betrekking
tot de activa of passiva die zijn overgegaan.
2. De toepassing van het instrument van overgang van de onderneming met betrekking tot
een bank brengt niet met zich mee dat de verkrijger:
a. overeenkomstig artikel 2:108, eerste lid, kennis behoeft te geven aan de Europese
Centrale Bank of de Nederlandsche Bank, al naar gelang de bevoegdheidsverdeling op
grond van de artikelen 4 en 6 van de verordening bankentoezicht, van het voornemen
om het bedrijf van bank uit te oefenen vanuit een bijkantoor gelegen in een deelnemende
lidstaat als bedoeld in artikel 2 van de verordening bankentoezicht;
b. overeenkomstig artikel 2:108, tweede lid, instemming behoeft te vragen aan de Europese
Centrale Bank of de Nederlandsche Bank, al naar gelang de bevoegdheidsverdeling op
grond van de artikelen 4 en 6 van de verordening bankentoezicht, om het bedrijf van
bank uit te oefenen vanuit een bijkantoor gelegen in een lidstaat, niet zijnde een
deelnemende lidstaat als bedoeld in artikel 2 van de verordening bankentoezicht;
c. overeenkomstig artikel 2:110 kennis behoeft te geven aan de Nederlandsche Bank van
het voornemen om het bedrijf van bank uit te oefenen door middel van het verrichten
van diensten naar een andere lidstaat.
II
Artikel 3A:36 komt te luiden:
Artikel 3A:36. Samenwerking tussen de entiteit in afwikkeling, groepsentiteiten en
de verkrijger
1. De Nederlandsche Bank kan de entiteit in afwikkeling, de rechtspersonen die met de
entiteit een groep vormen als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de verkrijger verplichten tot het aan elkaar verstrekken van gegevens en verlenen
van bijstand.
2. De Nederlandsche Bank kan de entiteit in afwikkeling en de rechtspersonen die met
de entiteit een groep vormen als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek verplichten tot het verschaffen van diensten en faciliteiten die nodig zijn om de
verkrijger in staat te stellen de op hem overgegane bedrijfsactiviteiten effectief
uit te oefenen.
JJ
Na artikel 3A:38 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 3A:38a. Overgang op oorspronkelijke eigenaren
1. De Nederlandsche Bank kan ten aanzien van eigendomsinstrumenten, activa of passiva
die zijn overgegaan, besluiten tot overgang op de oorspronkelijke eigenaren in de
situaties, bedoeld in artikel 40, zevende lid, van de richtlijn herstel en afwikkeling
van banken en beleggingsondernemingen en indien wordt voldaan aan de daar genoemde
voorwaarden.
2. De overgang op de oorspronkelijke eigenaren vindt plaats binnen de termijn die wordt
genoemd in het besluit tot overgang en voldoet aan de in dat besluit opgenomen voorwaarden.
KK
Artikel 3A:39 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. In het eerste lid (nieuw) wordt «3A:32, tweede lid, 3A:34 en 3A:35» vervangen door
«3A:34 tot en met 3A:36».
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Indien een overgang van eigendomsinstrumenten op een overbruggingsinstelling zou
leiden tot een verwerving of vergroting van een gekwalificeerde deelneming door de
overbruggingsinstelling in een bank of een beleggingsonderneming, is artikel 3A:26
van overeenkomstige toepassing.
LL
Artikel 3A:40 komt te luiden:
3A:40 Vergunning overbruggingsinstelling bank
Met het oog op de verwezenlijking van een of meer van de in artikel 14 van de verordening
gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme bedoelde afwikkelingsdoelstellingen kan de
Nederlandsche Bank ten behoeve van een overbruggingsinstelling een vergunning als
bedoeld in artikel 2:11 aanvragen, en de Europese Centrale Bank verzoeken de overbruggingsinstelling
tijdelijk ontheffing te verlenen van een of meer van de vereisten, bedoeld in artikel 2:12,
eerste lid.
MM
Na artikel 3A:40 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 3A:40a Vergunning overbruggingsinstelling beleggingsonderneming
1. De overbruggingsinstelling die een beleggingsonderneming is beschikt, voor zover
nodig voor de uitoefening van haar werkzaamheden, van rechtswege over een vergunning
als bedoeld in artikel 2:96.
2. De Nederlandsche Bank kan de Autoriteit Financiële Markten met het oog op de verwezenlijking
van een of meer van de in artikel 14 van de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme
bedoelde afwikkelingsdoelstellingen verzoeken om tijdelijk ontheffing te verlenen
van een of meer van de vereisten, bedoeld artikel 2:99, eerste lid.
NN
Na artikel 3A:42 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 3A:42a. Overgang op oorspronkelijke eigenaren
1. De Nederlandsche Bank kan ten aanzien van eigendomsinstrumenten, activa of passiva
die zijn overgegaan, besluiten tot overgang op de oorspronkelijke eigenaren in de
situaties, bedoeld in artikel 42, tiende lid, van de richtlijn herstel en afwikkeling
van banken en beleggingsondernemingen en indien wordt voldaan aan de daar genoemde
voorwaarden.
2. De overgang op de oorspronkelijke eigenaren vindt plaats binnen de termijn die wordt
genoemd in het besluit tot overgang en voldoet aan de in dat besluit opgenomen voorwaarden.
OO
In artikel 3A:43 wordt «3A:29, 3A:31 en 3A:32, tweede lid,» vervangen door «3A:29
en 3A:31».
PP
Artikel 3A:44 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «het bedrag van in aanmerking komende passiva» vervangen
door «de hoofdsom of het uitstaande verschuldigde bedrag van bail-inbare passiva».
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De Nederlandsche Bank kan het instrument van bail-in tevens toepassen op bail-inbare
passiva die zijn overgegaan op:
a. een overbruggingsinstelling of een entiteit voor activa-passivabeheer; of
b. een verkrijger die geen overbruggingsinstelling of entiteit voor activa-passivabeheer
is met diens instemming.
Artikel 3A:46 komt te luiden:
Artikel 3A:46. Regels van overeenkomstige toepassing
De artikelen 3A:23 tot en met 3A:26 zijn van overeenkomstige toepassing op het instrument
van bail-in, met dien verstande dat:
a. in plaats van artikel 3A:24, eerste lid, onderdeel b, geldt dat voor de houder van
bail-inbare passiva geen vordering resteert in verband met het gedeelte van de hoofdsom
of het uitstaande verschuldigde bedrag dat is afgeschreven, met uitzondering van eventuele
verplichtingen of vorderingen die daaruit voortvloeien en die waren opgebouwd op het
moment waarop de bevoegdheid werd uitgeoefend en vorderingen die, in voorkomend geval,
ontstaan uit een beroep ingesteld ter betwisting van de rechtmatigheid van de uitoefening
van de bevoegdheid tot afschrijving; en
b. in artikel 3A:25, eerste en tweede lid, aanhef en onderdeel b, voor «de hoofdsom»
wordt gelezen «de hoofdsom en het uitstaande verschuldigde bedrag».
RR
Na artikel 3A:49 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 3A:49a. Ontslag, benoeming en aanstelling leidinggevend orgaan en hoger management
De Nederlandsche Bank kan leden van het bestuur en het bestuur als geheel, alsook
leden van de raad van commissarissen of leden van een orgaan dat een met die van de
raad van commissarissen vergelijkbare taak heeft en de raad van commissarissen als
geheel, of een orgaan als geheel dat een met die van de raad van commissarissen vergelijkbare
taak heeft en de natuurlijke personen die binnen een instelling uitvoerende functies
vervullen en die aan het leidinggevend orgaan verantwoording en rekenschap moeten
afleggen voor het dagelijks bestuur van de entiteit in afwikkeling, ontslaan of benoemen
onderscheidenlijk aanstellen.
SS
Artikel 3A:52 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het opschrift wordt «gelijktijdig met of na afwikkelingsmaatregel» toegevoegd.
2. Het vierde lid komt te luiden:
4. Het eerste lid is niet van toepassing op betalingsverplichtingen en leveringsverplichtingen
van een entiteit die reeds hebben geleid tot een gegeven overboekingsopdracht, opdracht
tot verrekening of enige uit een dergelijke opdracht voortvloeiende betaling, levering,
verrekening of andere rechtshandeling die benodigd is om de opdracht volledig uit
te voeren, of tot rechten en verplichtingen die voor de entiteit in afwikkeling als
deelnemer ingevolge of in verband met zijn deelname aan het systeem zijn ontstaan,
welke betalingsverplichtingen of leveringsverplichtingen bestaan jegens een:
a. systeem of systeemexploitant als bedoeld in artikel 212a, onderdeel b, onderscheidenlijk
onderdeel p, van de Faillissementswet;
b. centrale tegenpartij waaraan in een lidstaat een vergunning is verleend overeenkomstig
artikel 14 van de EMIR-verordening;
c. centrale tegenpartij uit een staat die geen lidstaat is die door de Europese Autoriteit
voor effecten en markten is erkend overeenkomstig artikel 25 van de EMIR-verordening;
d. centrale bank.
3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
5. De Nederlandsche Bank kan de opschorting beperken tot bepaalde betalingsverplichtingen
en leveringsverplichtingen, alsook, ingeval zij betalingsverplichtingen voortvloeiend
uit in aanmerking komende deposito’s als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel
4, van de richtlijn depositogarantiestelsels opschort, besluiten dat depositohouders
toegang hebben tot een door de Nederlandsche Bank te bepalen bedrag per dag van deze
deposito’s.
6. De Nederlandsche Bank schort betalingsverplichtingen of leveringsverplichtingen die
voortvloeien uit in het vijfde lid bedoelde in aanmerking komende deposito’s in het
bijzonder betalingsverplichtingen of leveringsverplichtingen die voortvloeien uit
gegarandeerde deposito’s van natuurlijke personen en micro-ondernemingen en kleine
en middelgrote ondernemingen slechts dan op wanneer dat gepast is als bedoeld in artikel 69,
vijfde lid, tweede alinea, van de richtlijn herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen.
TT
Artikel 3A:53, tweede lid, komt te luiden:
2. De Nederlandsche Bank oefent de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid niet uit met
betrekking tot een zekerheidsrecht dat is gevestigd ten behoeve van een:
a. systeem of systeemexploitant als bedoeld in artikel 212a, onderdeel b, onderscheidenlijk
onderdeel p, van de Faillissementswet;
b. centrale tegenpartij waaraan in een lidstaat een vergunning is verleend overeenkomstig
artikel 14 van de EMIR-verordening;
c. centrale tegenpartij uit een staat die geen lidstaat is die door de Europese Autoriteit
voor effecten en markten is erkend overeenkomstig artikel 25 van de EMIR-verordening;
d. centrale bank, ten aanzien van activa die de entiteit bij wijze van margestorting
heeft toegezegd of geleverd.
UU
Artikel 3A:54, vierde lid, komt te luiden:
4. De opschorting werkt niet ten aanzien van een:
a. systeem of systeemexploitant als bedoeld in artikel 212a onderdeel b, onderscheidenlijk
onderdeel p, van de Faillissementswet;
b. centrale tegenpartij waaraan in een lidstaat een vergunning is verleend overeenkomstig
artikel 14 van de EMIR-verordening;
c. centrale tegenpartij uit een staat die geen lidstaat is die door de Europese Autoriteit
voor effecten en markten is erkend overeenkomstig artikel 25 van de EMIR-verordening;
d. centrale bank.
VV
Na artikel 3A:54 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 3A:54a. Uitzondering op de artikelen 3A:52 tot en met 3A:54
De Nederlandsche Bank oefent de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 3A:52, eerste
lid, 3A:53, eerste lid, en 3A:54, eerste lid, niet uit indien zij de bevoegdheden,
bedoeld in de artikelen 3A:20b, eerste lid, 3A:20e, eerste lid, aanhef en onderdelen
a en b, heeft uitgeoefend.
WW
In artikel 3A:55 wordt na «de artikelen» ingevoegd «3A:20b, eerste lid, en 3A:20e,
eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, en«.
XX
Artikel 3A:56 komt te luiden:
Artikel 3A:56. Ingrijpen in handel in financiële instrumenten
1. De Nederlandsche Bank kan degene die een handelsplatform exploiteert of een beleggingsonderneming
met systematische interne afhandeling door middel van het geven van een aanwijzing
verplichten om de handel in een financieel instrument op te schorten of te onderbreken
indien dit naar het oordeel van de Nederlandsche Bank passend is om ervoor te helpen
zorgen dat een afwikkelingsmaatregel doeltreffend is of om een of meer afwikkelingsdoelstellingen
te verwezenlijken.
2. Indien de Nederlandsche Bank een aanwijzing geeft als bedoeld in het eerste lid tot
het opschorten of onderbreken van de handel in een financieel instrument doet zij
hetzelfde voor afgeleide financiële instrumenten als bedoeld in de onderdelen d tot
en met j van de definitie van financieel instrument in artikel 1:1 die verband houden
met dat financiële instrument of daarnaar verwijzen, indien dit naar het oordeel van
de Nederlandsche Bank passend is ter ondersteuning van het bereiken van de doelstelling
van de opschorting of onderbreking van de handel in het onderliggende financieel instrument.
3. De Autoriteit Financiële Markten verricht op instructie van de Nederlandsche Bank
de noodzakelijke feitelijke handelingen om uitvoering te geven aan een besluit als
bedoeld in het eerste en tweede lid.
4. In afwijking van artikel 1:97 maakt de Autoriteit Financiële Markten een besluit
ten aanzien waarvan zij een instructie als bedoeld in het derde lid heeft gekregen
onverwijld openbaar en stelt zij de toezichthoudende instanties van de overige lidstaten
van dat besluit in kennis.
YY
Na artikel 3A:57 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 3A:57a. Beding in overeenkomst erkenning door partijen van bevoegdheden
1. Een entiteit als bedoeld in artikel 3A:2, onderdelen a tot en met f, neemt in iedere
door haar gesloten financiële overeenkomst waarop het recht van een staat die geen
lidstaat is van toepassing is, een bepaling op waarbij de partijen erkennen dat de
financiële overeenkomst onderworpen kan zijn aan de uitoefening van bevoegdheden door
de afwikkelingsautoriteit met het oog op het opschorten of beperken van rechten en
verplichtingen uit hoofde van de artikelen 3A:20b, 3A:20e en 3A:52 tot en met 3A:55,
en ermee instemmen dat artikel 1:76b in samenhang met 3A:57 van toepassing is boven
het recht dat van toepassing is op de financiële overeenkomst.
2. De Nederlandsche Bank kan eisen dat een EU-moederonderneming met zetel in Nederland
ervoor zorgt dat een of meer van haar dochterondernemingen met zetel in een staat
die geen lidstaat is en die een bank, beleggingsonderneming of financiële instelling
zijn of die een beleggingsondernemingen zou zijn indien zij hun zetel in Nederland
zouden hebben de in het eerste lid bedoelde bepaling opnemen in door hen gesloten
financiële overeenkomsten. De EU-moederonderneming behoeft niet aan de eis te voldoen
indien zij aantoont dat zij daartoe rechtens of feitelijk niet in staat is.
3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op financiële overeenkomsten die
zijn aangegaan voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit artikel, tenzij na de inwerkingtreding
van dit artikel daarin een nieuwe verbintenis wordt gecreëerd of een daarin opgenomen
verbintenis wezenlijk wordt gewijzigd.
ZZ
Na artikel 3A:63 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 3A:63a. Rapporteren en publiceren informatie
1. De in artikel 7, tweede en derde lid, van de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme
bedoelde entiteiten, met uitzondering van de entiteiten waarvan het afwikkelingsplan
bepaalt dat de Nederlandsche Bank het faillissement zal aanvragen:
a. rapporteren de informatie bedoeld artikel 45 decies, eerste en tweede lid, van de
richtlijn herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen overeenkomstig
de in het vijfde lid van dat artikel vermelde wijze aan de Nederlandsche Bank; en
b. maken de informatie, bedoeld in artikel 45 decies, derde lid, van de richtlijn herstel
en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen, ten minste jaarlijks openbaar
overeenkomstig de in het zesde lid van dat artikel vermelde wijze en nemen daarbij
het zevende lid van dat artikel in acht.
2. De Nederlandsche Bank kan verzoeken om frequentere rapportage van de de informatie
bedoeld in het eerste lid, onder a.
AAA
In artikel 3A:64, eerste lid, wordt «op grond van de artikelen 3A:17 tot en met 3A:19
of 16, 18 en 21 van de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme» vervangen
door «ingevolge de afdelingen 3A.1.3, 3A.1.4 en 3A.1.5 met uitzondering van artikel 3A:48,
of de artikelen 16, 18 en 21 van de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme».
BBB
In de artikelen 3A:65 en 3A:66 wordt telkens na «met uitzondering van afdeling 3A.1.2,»
ingevoegd «, of ingevolge de artikelen 16, 18 en 21 van de verordening gemeenschappelijk
afwikkelingsmechanisme.
CCC
In artikel 3A:70, eerste lid, wordt «in aanmerking komende passiva» vervangen door
«bail-inbare passiva».
DDD
Na artikel 4:23 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4:23a
1. Een beleggingsonderneming die een beleggingsdienst als bedoeld in artikel 1:1, met
uitzondering van de onderdelen e en f, verleent aan of die rechtstreeks een beleggingsactiviteit
als bedoeld in artikel 1:1, met uitzondering van onderdeel a, verricht voor een niet-professionele
belegger wint bij hem informatie in over diens financiële positie, kennis, ervaring,
doelstellingen en risicobereidheid ter beoordeling van de geschiktheid van de in aanmerking
komende passiva en kapitaalinstrumenten of achtergestelde schuldinstrumenten voor
deze niet-professionele belegger ten aanzien van:
a. in aanmerking komende passiva als bedoeld in artikel 72 bis met uitzondering van artikel 72
bis, eerste lid, onderdeel b, en artikel 72 ter, derde tot en met vijfde lid, van
de verordening kapitaalvereisten;
b. kapitaalinstrumenten die voldoen aan de voorwaarden van artikel 52, eerste lid, van
de verordening kapitaalvereisten; of,
c. kapitaalinstrumenten of achtergestelde schuldinstrumenten die voldoen aan de voorwaarden,
bedoeld in artikel 63 van de verordening kapitaalvereisten.
2. De beleggingsonderneming gaat niet over tot het verlenen van een beleggingsdienst
als bedoeld in het eerste lid, of het verrichten van een beleggingsactiviteit als
bedoeld in het eerste lid, dan nadat zij zich op grond van de ingevolge het eerste
lid ingewonnen informatie ervan heeft vergewist dat de in aanmerking komende passiva
en kapitaalinstrumenten of achtergestelde schuldinstrumenten, bedoeld in het eerste
lid, geschikt zijn voor de niet-professionele belegger.
3. Onverminderd het eerste lid wint de beleggingsonderneming bij de niet-professionele
belegger informatie in over de samenstelling van diens portefeuille van financiële
instrumenten, daaronder begrepen de beleggingen in de in aanmerking komende passiva
en kapitaalinstrumenten of achtergestelde schuldinstrumenten, bedoeld in het eerste
lid. Voor de toepassing van dit lid vallen deposito’s binnen de portefeuille van financiële
instrumenten van de niet-professionele belegger en vallen financiële instrumenten
waarop een zekerheidsrecht is gevestigd daarbuiten.
4. Onverminderd het tweede lid gaat de beleggingsonderneming uitsluitend over tot het
verlenen van de beleggingsdienst, bedoeld in artikel 1:1 met uitzondering van de onderdelen
d tot en met f, of het verrichten van de beleggingsactiviteit, bedoeld in het eerste
lid, indien de portefeuille van financiële instrumenten van de niet-professionele
belegger meer bedraagt dan € 500.000 op het moment van het verlenen van de beleggingsdienst
of, indien diens portefeuille minder bedraagt dan € 500.000, is voldaan aan de volgende
voorwaarden:
a. de niet-professionele belegger belegt niet meer dan een totaalbedrag ter grootte van
10% van zijn portefeuille van financiële instrumenten in in aanmerking komende passiva
en kapitaalinstrumenten of achtergestelde schuldinstrumenten als bedoeld in het eerste
lid; en
b. het initiële bedrag dat wordt belegd in in aanmerking komende passiva en kapitaalinstrumenten
of achtergestelde schuldinstrumenten als bedoeld in het eerste lid bedraagt ten minste
€ 10.000.
5. De beleggingsonderneming verstrekt de niet-professionele belegger een geschiktheidsverklaring
op een duurzame drager voordat de in het eerste lid bedoelde beleggingsdienst of beleggingsactiviteit
wordt verleend onderscheidenlijk verricht.
6. De artikelen 54 en 55 van de gedelegeerde verordening markten voor financiële instrumenten
2014 inzake organisatorische eisen zijn van overeenkomstige toepassing op de beoordeling
van de geschiktheid en de geschiktheidsverklaring.
EEE
Aan artikel 5:71, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van
onderdeel k door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
l. overwegende zeggenschap verkrijgt in een naamloze vennootschap die het bedrijf van
bank of verzekeraar uitoefent of heeft uitgeoefend, en waarop een afwikkelingsinstrument
als bedoeld in artikel 3A:1, onderscheidenlijk artikel 3A:77, is toegepast.
FFF
De bijlagen behorende bij de artikelen 1:79 en 1:80 worden elk als volgt gewijzigd:
1. In de opsommingen van de artikelen in het Algemeen Deel wordt in de numerieke volgorde
ingevoegd: 1:76ba.
2. De opsommingen van de artikelen in het Deel Bijzondere maatregelen en voorzieningen
betreffende financiële ondernemingen worden als volgt gewijzigd:
a. «3A:14, eerste lid» wordt vervangen door «3A:14, eerste, derde en vierde lid».
b. «3A:15, eerste lid» wordt vervangen door «3A:15, eerste, vierde en vijfde lid».
c. «3A:16, eerste lid» wordt vervangen door «3A:16, eerste, derde en vierde lid»
d. In de numerieke volgorde worden ingevoegd:
3A:11b
3A:13b, eerste lid
3A:16b
3A:20b
3A:56, eerste lid
3A:57a, eerste lid
3A:63a
4:23a, eerste tot en met vijfde lid
ARTIKEL II
De Faillissementswet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 212a wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel c komt te luiden:
c. centrale tegenpartij:
een rechtspersoon die zichzelf plaatst tussen de tegenpartijen bij overeenkomsten
die op een of meer financiële markten worden verhandeld en daarbij de koper wordt
voor elke verkoper en de verkoper voor elke koper;
2. Onderdeel f komt te luiden:
f. deelnemer:een
instelling, een centrale tegenpartij, een afwikkelende instantie, een clearinginstelling,
een systeemexploitant of een clearinglid van een centrale tegenpartij waaraan een
vergunning is verleend overeenkomstig artikel 17 van de Verordening (EU) Nr. 648/2012
van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale
tegenpartijen en transactieregisters (PbEU 2012, L 201);
B
Artikel 212g, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt «deze afdeling» vervangen door «deze afdeling en afdeling 11AB».
2. In onderdeel f, onder 1°, wordt «verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement
en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen
en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU
2013, L 176)» vervangen door «de verordening kapitaalvereisten».
3. In onderdeel f, onder 2°, wordt «richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement
en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het
herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot
wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EEG, 2002/47/EG,
2001/35/EU, 2012/30EU en 2013/136/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU)
nr. 648/2012, van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2014, L 173)» vervangen
door «richtlijn herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen».
4. Onderdelen o en p vervallen.
5. Er worden zes onderdelen toegevoegd, luidende:
o. verordening kapitaalvereisten: Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement
en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen
en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU
2013, L 176);
p. verordening bankentoezicht: Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober
2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende
het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PbEU 2013, L 287);
q. richtlijn herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen: Richtlijn
2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging
van een kader voor het en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen
en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU,2012/30/EU en 2013/36/EU en Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2014, L 173);
r. richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014: Richtlijn 2014/65/EU van het
Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële
instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PbEU
2014, L 173);
s. verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme: Verordening (EU) nr. 806/2014
van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige
regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en
bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme
en een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening
(EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2014, L 225);
t. richtlijn prudentieel toezicht beleggingsondernemingen: Richtlijn (EU) 2019/2034 van
het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende het prudentiële
toezicht op beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijnen 2002/87/EG, 2009/65/EG,
2011/61/EU, 2013/36/EU, 2014/59/EU en 2014/65/EU (PbEU 2019, L 314).
C
In artikel 212h, derde lid, onderdelen a en b, wordt «kredietinstelling» vervangen
door «bank».
D
Artikel 212ha, eerste lid, komt te luiden:
1. Indien De Nederlandsche Bank N.V. of de Afwikkelingsraad, genoemd in artikel 42 van
de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme, naar gelang welke autoriteit
bevoegd is, oordeelt ten aanzien van een bank dat aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 18,
eerste lid, onderdelen a en b, van de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme
is voldaan, maar dat een afwikkelingsmaatregel niet in het algemeen belang, bedoeld
in onderdeel c van dat artikel, is, verzoekt De Nederlandsche Bank N.V. binnen een
redelijke termijn de rechtbank Amsterdam het faillissement van de bank uit te spreken.
E
In artikel 212hf vervalt «onderscheidenlijk de beleggingsonderneming ».
F
Artikel 212hg komt te luiden:
Artikel 212hg
De rechtbank spreekt het faillissement uit indien summierlijk blijkt dat is voldaan
aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 18, eerste lid, onderdelen a en b, van de verordening
gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme.
G
Na artikel 212hgc wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 212hgd
1. De Nederlandsche Bank N.V. kan de bank die in staat van faillissement is verklaard,
de rechtspersonen die met de bank een groep vormen als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de verkrijger verplichten tot het aan elkaar verstrekken van gegevens en verlenen
van bijstand.
2. De Nederlandsche Bank N.V. kan de bank die in staat van faillissement is verklaard
en de rechtspersonen die met de bank een groep vormen als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek verplichten tot het verschaffen van diensten en faciliteiten die nodig zijn om de
overnemer in staat te stellen de op hem overgegane bedrijfsactiviteiten effectief
uit te oefenen.
H
In artikel 212l vervalt telkens «of beleggingsonderneming«.
I
In artikel 212ra, eerste lid, onderdeel a, wordt «kredietinstelling» vervangen door
«bank».
J
In artikel 212rb, eerste en derde lid, wordt «richtlijn 2014/59/EU van het Europees
Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader
voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen
en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG,
2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU
en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees Parlement
en de Raad (PbEU 2014, L 173)» vervangen door «de richtlijn herstel en afwikkeling
van banken en beleggingsondernemingen».
K
Aan het slot van afdeling 11AA, paragraaf 1, wordt een artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 212rf
1. Voor zover dat niet reeds uit de wet volgt, worden vorderingen die voortvloeien uit
bestanddelen van het eigen vermogen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel 38,
van de richtlijn herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen, op
de boedel verhaald na de vorderingen die niet voortvloeien uit een bestanddeel van
het eigen vermogen, bedoeld in dat artikel, in de volgende volgorde:
a. vorderingen uit hoofde van kapitaalinstrumenten of achtergestelde schuldinstrumenten
die voldoen aan de voorwaarden van artikel 63 van de verordening kapitaalvereisten;
b. vorderingen uit hoofde van kapitaalinstrumenten die voldoen aan de voorwaarden van
artikel 52, eerste lid, van de verordening kapitaalvereisten;
c. vorderingen uit hoofde van kapitaalinstrumenten die voldoen aan de voorwaarden van
artikel 28, eerste tot en met vierde lid, artikel 29, eerste tot en met vijfde lid,
of artikel 31, eerste lid, van de verordening kapitaalvereisten.
2. Vorderingen die niet langer voortvloeien uit bestanddelen van het eigen vermogen
als bedoeld in het eerste lid worden op de boedel verhaald onmiddellijk voor de vorderingen,
bedoeld in het eerste lid, tenzij een andere wijziging in de achterstelling is overeengekomen
die in overeenstemming is met de verordening kapitaalvereisten.
3. Indien een achterstelling van een vordering volgt uit een verwijzing naar een andere
achtergestelde vordering en de achterstelling van een van die twee vordering wordt
gewijzigd doordat zij niet langer voortvloeit uit bestanddelen van het eigen vermogen
is die wijziging niet van invloed op de achterstelling van de andere vordering.
4. Voor de toepassing van het eerste lid wordt voor zover een instrument slechts gedeeltelijk
als een eigenvermogensbestanddeel wordt erkend, het gehele instrument behandeld als
een uit een eigenvermogensbestanddeel voortvloeiende vordering met een lagere rang
dan vorderingen die niet voortvloeien uit een eigenvermogensbestanddeel.
L
In artikel 212bb wordt «richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad
van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging
van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PbEU 2014, L 173)» vervangen door
«richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014».
M
In artikel 212nna wordt «afdeling 3A.2.5» vervangen door «afdeling 3A.1.5» en wordt
«de artikelen 212r en 212k» vervangen door «de artikelen 212k en 212r».
N
Het opschrift van afdeling 11AB komt te luiden:
AFDELING 11AB. VAN HET FAILLISSEMENT VAN EEN BELEGGINGSONDERNEMING
O
Artikel 212oo komt te luiden:
Artikel 212oo
Afdeling 11AA met uitzondering van de artikelen 212k, 212ra, 212rc tot en met 212rf
en 212nna is van overeenkomstige toepassing op een beleggingsonderneming met zetel
in Nederland waaraan een vergunning als bedoeld in artikel 2:96 van de Wet op het
financieel toezicht is verleend en, waar van toepassing, haar bijkantoor in een andere
lidstaat. De artikelen 212rc, 212rd en 212rf zijn van overeenkomstige toepassing op
beleggingsondernemingen in de zin van artikel 4, eerste lid, onderdeel 1, van de richtlijn
markten voor financiele instrumenten 2014 waarop artikel 9, eerste lid, van de richtlijn
prudentieel toezicht beleggingsondernemingen van toepassing is.
ARTIKEL III
De Algemene wet bestuursrecht wordt gewijzigd als volgt:
A
In Bijlage 1 wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet op het financieel toezicht,
onderdeel a, «de artikelen 3A:17 tot en met 3A:19» vervangen door «de afdelingen 3A.1.3,
3A.1.4 en 3A.1.5 met uitzondering van artikel 3A:48».
B
Bijlage 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
a. Na de zinsnede met betrekking tot de Uitvoeringswet huurprijzenwet woonruimte wordt
een zinsnede toegevoegd, luidende:
Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2014
tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling
van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk
afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds en tot wijziging
van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2014,
L 225): de artikelen 16, 18 en 21, voor zover het betreft een weigering om een besluit
te nemen of het niet tijdig nemen van een besluit;
b. In de zinsnede met betrekking tot de Wet op het financieel toezicht wordt onderdeel
c vervangen door:
c. de afdelingen 3A.1.3, 3A.1.4 en 3A.1.5 met uitzondering van artikel 3A:48, voor zover
het betreft een weigering om een besluit te nemen of het niet tijdig nemen van een
besluit
2. In artikel 4 wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet op het financieel toezicht
«de artikelen 3A:17 tot en met 3A:19,» vervangen door «de afdelingen 3A.1.3, 3A.1.4
en 3A.1.5 met uitzondering van artikel 3A:48, de artikelen».
3. In artikel 7 wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet op het financieel toezicht
onder verlettering van onderdelen a tot en met c tot b tot en met d een onderdeel
ingevoegd, luidende:
a. de afdelingen 3A.1.3, 3A.1.4 en 3A.1.5 met uitzondering van artikel 3A:48, en de artikelen 3A:85
en 3A:86».
4. In artikel 11 wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet op het financieel toezicht,
onderdeel a, «de artikelen 3A:17 tot en met 3A:19,» vervangen door «de afdelingen
3A.1.3, 3A.1.4 en 3A.1.5 met uitzondering van artikel 3A:48, en de artikelen».
ARTIKEL IV
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat
voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
ARTIKEL V
Deze wet wordt aangehaald als: Implementatiewet verliesabsorptie- en herkapitalisatiecapaciteit
van banken en beleggingsondernemingen.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Financiën,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.