Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda Eurogroep en Ecofinraad 12 en 13 juli 2021
2021D28303 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 8 juli 2021 enkele vragen en opmerkingen
aan de Minister van Financiën voorgelegd over de geannoteerde agenda van de Eurogroep/Ecofinraad
d.d. 12 en 13 juli 2021 (Kamerstuk 2021Z12673), en enkele andere brieven (Kamerstukken 21 501-07, nrs. 1762 en 1764, Kamerstuk 2021Z12217 en Kamerstuk 32 013, nr. 247).
De fungerend voorzitter van de commissie, Tielen
De adjunct-griffier van de commissie, Schukkink
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken ten behoeve van het
schriftelijk overleg over de Eurogroep/Ecofinraad van 12 en 13 juli aanstaande. Zij
hebben hierbij aanvullende vragen.
Ten aanzien van het EU-Herstelfonds (RFF) lezen de leden van de VVD-fractie dat de
Commissie stelt zeer onder de indruk te zijn van de kwaliteit en mate van detail van
de plannen. De Commissie hanteert voor de beoordeling van de plannen een ratingsysteem
met classificatie A, B en C. Vrijwel alle landen krijgen op alle punten een A, met
uitzondering van «cost justification», zo lezen deze leden. Deelt het kabinet de kritiek
op dit ratingsysteem, aangezien een systeem met slechts drie mogelijkheden de onderlinge
verschillen onvoldoende in beeld kan brengen? En hoe beoordeelt de regering het B-oordeel
op de «cost justification»? Wat gaat het kabinet ten aanzien van deze slechtere beoordelingen
ondernemen? Hoe beoordeelt het kabinet het feit dat Luxemburg niet alle landenspecifieke
aanbevelingen adresseert? Geldt dat voor meer landen? Kan het kabinet daarbij ook
alvast ingaan op het A-oordeel van Duitsland voor de implementatie van de landenspecifieke
aanbevelingen, terwijl niet alle aanbevelingen worden overgenomen? De leden van de
VVD-fractie constateren dat de Commissie heeft gehandeld op basis van het principe
dat alle of een significant deel van de landenspecifieke aanbevelingen moeten worden
gehaald. Welke maatstaf wordt gebruikt om te bepalen wat een «significant deel» is?
Is het kabinet van mening dat hierdoor lastige maar noodzakelijke hervormingen uit
de weg worden gegaan? Worden acties ondernomen om landen aan te sporen alle landenspecifieke
aanbevelingen over te nemen? Volgens de Commissie heeft het uitvoeren van alle plannen
een effect op het bnp van gemiddeld 1,3 procent in 2026. Welk effect heeft het nationale
effect op het bnp, op de schuldquote van de landen die plannen hebben ingediend? Kan
het kabinet hiervan een overzicht geven? Hoe taxeert het kabinet, op basis van dit
overzicht, het uiteindelijk effect van de RFF op de schuldhoudbaarheid van de lidstaten?
Kan het kabinet bovendien aangeven wanneer de RFF succesvol wordt geacht en hoe het
succes wordt gemeten? Kan het kabinet het beoordelingskader dat hierbij wordt gehanteerd
met de Tweede Kamer delen en de Kamer hier periodiek over informeren? De leden van
de VVD-fractie lezen in een interview in de Financial Times met de directeur van fraudewaakhond
OLAF, dat hij «grote risico’s» voorziet voor controle op de uitgaven van de RRF. Deelt
het kabinet deze zorgen? En welke acties worden ondernomen om deze risico’s te mitigeren?
In de Eurogroep zullen lidstaten spreken over het rapport van de European Fiscal Board
(EFB) over de beoordeling van de begrotingspositie van de eurozone in 2022, dat op
16 juni jl. is gepubliceerd. In het rapport is een aantal aanbevelingen opgenomen.
Zo zou een herziening van de begrotingsregels van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP)
voordat de algemene ontsnappingsclausule wordt gedeactiveerd volgens de EFB bijdragen
aan een soepele normalisering van het begrotingsbeleid. De leden lezen dat Nederland
van mening is dat de herziening van het SGP los staat van het deactiveren van de algemene
ontsnappingsclausule (GEC), omdat binnen het SGP reeds rekening wordt gehouden met
landspecifieke omstandigheden. De leden hebben begrepen dat Oostenrijk een coalitie
wil vormen van landen die terug willen naar een strikt begrotingsbeleid. Is het kabinet
van plan om deel te nemen aan deze coalitie? Welke landen zouden zich hierbij kunnen
aansluiten? En welke risico’s voorziet het kabinet bij het uitblijven van hervormingen
vóór 2023?
De leden lezen dat in de Eurogroep van gedachte gewisseld zal worden over digitaal
centralebankgeld («de digitale euro») waarbij de voortgang in de ontwikkeling van
de digitale euro zal worden toegelicht en lidstaten standpunten kunnen uitwisselen.
Net als het kabinet zijn de leden van de VVD-fractie voorstander van het verder ontwikkelen
van de digitale euro. Een eenduidig beeld onder lidstaten over de doelen die bereikt
moeten worden met de digitale euro blijft vooralsnog uit. Kan het kabinet uiteenzetten
wat de visie is van Nederland op de te bereiken doelen met betrekking tot de digitale
euro?
Voorts lezen de leden dat er een terugkoppeling van de Eurotop zal worden gegeven,
onder andere over de ontwikkelingen omtrent het vervolmaken van de Bankenunie. De
leden lezen dat Nederland graag door wil gaan met de besprekingen en van mening is
dat stappen op een Europees Depositogarantiestelsel (EDIS) gepaard dienen te gaan
met risicoreductie ten aanzien van risico’s door afhankelijkheden tussen banken en
overheden. De regeringsleiders hadden afgelopen december de Eurogroep gevraagd om
met een tijdsgebonden plan te komen voor vervolgstappen in de bankenunie. Dit is de
Eurogroep niet gelukt. Vanwege blijvende onenigheid, met name tussen Duitsland en
Italië. Steunt het kabinet de positie van Duitsland, met name ten aanzien van het
punt dat landen de blootstelling van de banken aan staatsschuld van het eigen land
verminderen (Regulatory Treatment of Sovereign Exposure)?
Ten aanzien van de wetgevingsvoorstellen op het gebied van anti-witwassen (AML) en
antiterrorismefinanciering (CFT) vragen de leden van de VVD-fractie zich af of het
kabinet tevens de Europese privacyregels, en de mogelijke beperkingen daarvan bij
de aanpak van witwassen en antiterrorismefinanciering, agendeert. Kan het kabinet
tevens ingaan op het rapport van de Europese Rekenkamer van 28 juni 2021 («EU efforts
to fight money laundering in the banking sector are fragmented and implementation
is insufficient»)? Deelt het kabinet de conclusies van dit rapport? En kan het kabinet
daarbij ook ingaan op de constatering dat nationale toezichthouders binnen de Europese
Bankenautoriteit actief hebben gelobbyd tegen een witwasonderzoek naar de Danske bank?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken
ten behoeve van de vergaderingen van de Eurogroep en Ecofinraad van 12 en 13 juli
2021. Zij hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met zorg kennisgenomen van de signalen dat de Sloveense
regering nog steeds geen aanklagers heeft aangesteld voor het European Public Prosecutor
Office (EPPO). Kan de Minister een stand van zaken geven op dit punt en kan de Minister
aangeven welke invloed deze situatie heeft op de het standpunt van het Nederlandse
kabinet in discussies zoals de beoordeling van het Sloveense herstelplan? Vindt de
Minister het niet van groot belang voor het vrijmaken van middelen vanuit het herstelfonds
dat de rechtsstatelijke situatie in orde is? Vindt de Minister het aanstellen van
een aanklager voor het EPPO ook een harde voorwaarde voor het instemmen met het Sloveense
herstelplan en kan de Minister inzicht geven in het speelveld bij deze discussie?
De leden van de D66-fractie wijzen erop dat in de meest recente landenspecifieke aanbevelingen
voor Polen en Hongarije aandacht wordt besteed aan de zorgwekkende stand van de rechtsstaat
in beide landen. In het geval van Polen kwam dit zelfs terug in de concrete aanbevelingen,
aangezien rechterlijke onafhankelijkheid van groot belang is voor het investeringsklimaat.
Deze leden merken op dat lidstaten moeten ingaan op de landenspecifieke aanbevelingen
in hun herstelplannen. Vindt de Minister dat Polen en Hongarije in hun herstelplannen
voldoende ingaan op de stand van hun rechtsstaat? Welke gevolgen verbindt de Minister
daaraan?
De leden van de D66-fractie wijzen op het opschorten van steun voor het Hongaarse
herstelplan door de Europese Commissie. Kan de Minister toelichten op welke grond
de Europese Commissie deze beslissing genomen heeft? Zou deze beslissing een precedent
kunnen scheppen voor andere lidstaten wier plannen nog goedgekeurd moeten worden,
en die de rechtsstaat niet respecteren? Is de Minister het ook met de leden van de
D66-fractie eens dat het vaak besproken Hongaarse wetsvoorstel waarmee de rechten
van lhbti-inwoners van Hongarije worden beperkt verwerpelijk is en in strijd is met
de rechtsstaat? Kan de Minister aangeven of het rechtsstaatmechanisme voldoende geëquipeerd
is om op Europees niveau maatregelen te nemen naar aanleiding van dit wetsvoorstel?
Zo ja, gaat het kabinet hierop een voortrekkersrol aannemen? Wanneer verwacht de Minister
een uitspraak van het Europese Hof over het rechtsstaatsmechanisme, en wat gaat de
Minister tot die tijd doen om te voorkomen dat Europees geld bij de verkeerde personen
terecht komt of gebruikt wordt om de verkiezingschampagne van antidemocratische regeringsleiders
te financieren?
De leden van de D66-fractie merken op dat de European Fiscal Board (EFB) zinvolle
aanbevelingen doet voor het versterken van het Europese financiële beleid, zoals een
ondersteunende begrotingskoers in 2022 en een herziening van het Stabiliteits- en
Groeipact (SGP) voordat de algemene ontsnappingsclausule wordt gedeactiveerd. Kan
de Minister toelichten waarom Nederland van mening is dat herziening van het SGP losstaat
van het deactiveren omdat er volgens het kabinet al rekening wordt gehouden met landspecifieke
omstandigheden? Kan de Minister reageren op de conclusies van het EFB dat de regels
meer maatwerk nodig hebben om effectief te zijn? Maar ook op de Franse Minister Le
Maire die stelt dat de regels daartoe moeten worden aangepast en de Duitse Minister
Scholz die hem daarin gelijk geeft?1 Hoe ziet de Minister effectieve handhaving van de begrotingsregels voor zich, wanneer
het overgrote deel van de lidstaten niet voldoet aan de normen?
De leden van de D66-fractie hebben verheugd kennisgenomen van het brede internationale
akkoord op het gebied van een geharmoniseerde winstbelasting. Deze leden complimenteren
het kabinet voor de inzet op dit dossier en de behaalde resultaten. Wel hebben zij
nog vragen over de uitzonderingen op deze harmonisatie. Deze leden wijzen bijvoorbeeld
op uitzonderingen zoals op de mijnbouw, de financiële sector of vrijstellingen voor
het hebben van vaste activa of personeel. Zou de Staatssecretaris kunnen uitleggen
waar deze uitzonderingen of vrijstellingen in dit akkoord op zien, daarbij kunnen
aangeven waarom deze zijn opgenomen en wat de positie van het Nederlandse kabinet
daarbij is?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de achterliggende stukken m.b.t.
de Eurogroep en Ecofinraad van 12 en 13 juli 2021. Naar aanleiding van het genoemde
punt brengen de leden van de PVV-fractie het volgende naar voren.
EU-herstelfonds
Allereerst ontvangen de leden van de PVV-fractie graag een overzicht van hoeveel elk
lidstaat garant staat voor de leningen uit de RRF.
Voorts vragen de leden van de PVV-fractie meer duidelijkheid te geven over het ratingsysteem
van de herstelplannen. Hoe beoordeelt de Minister het gegeven dat alle 12 lidstaten
op bijna alle punten een A-rating hebben en wat zegt dit over de beoordeling van de
herstelplannen? Waarom onderscheidt het ratingsysteem slechts drie categorieën?
Verder vragen de leden van de PVV-fractie om een overzicht van alle kritische noten
van de Commissie op de herstelplannen per lidstaat, mede gelet op het gegeven dat
deze nauwelijks vermeld staan in de uitvoeringsbesluiten.
Vervolgens vragen de leden van de PVV-fractie om per lidstaat te benoemen hoeveel
mijlpalen er in de herstelplannen zijn opgenomen (graag onderverdelen in o.a. hervormingen
en investeringen).
Ook willen de leden van de PVV-fractie weten hoe het kan dat de 12 lidstaten een B-rating
hebben ontvangen voor «cost justification». Hoe kan het verder dat België als enige
lidstaat ook een B-rating heeft gekregen voor «coherence»?
Tevens willen de leden van de PVV-fractie weten hoe het kan dat Duitsland een A-rating
heeft ontvangen voor de implementatie van landenspecifieke aanbevelingen (CSRs), terwijl
het Duitse plan niets bevat over o.a. belasting op arbeid, belastinghervorming en
barrières voor tweeverdieners. Dit terwijl Duitsland al jaren aanbevelingen op deze
onderwerpen krijgt.
Verder willen de leden van de PVV-fractie weten wanneer de voorstellen van Polen en
Hongarije volgen. Waarom wordt er opnieuw met deze landen gesproken? Wanneer komen
verder de voorstellen van Malta en Bulgarije?
Voorts vragen de leden van de PVV-fractie hoe de Minister de uitspraak van de directeur
van de fraudewaakhond OLAF beoordeelt die aangeeft dat er grote risico’s bij de controle
op de uitgaven van de RRF en dat er sprake is van een gebrek van transparantie.
De leden van de PVV-fractie willen verder weten hoe de Minister het gegeven beoordeelt
dat de goedkeuring van het Hongaarse herstelplan is opgeschort. Waar moet Hongarije
aan voldoen om alsnog een goedkeuring te krijgen?
Werkplan Bankenunie
Ten aanzien van het werkplan m.b.t. de Bankenunie merken de leden van de PVV-fractie
op dat Nederland graag wil doorgaan met de besprekingen en van mening is dat stappen
op een Europees Depositogarantiestelsel gepaard dienen te gaan met stappen op risicoreductie.
De leden van de PVV-fractie vragen om de stand van zaken m.b.t. risicoreductie en
de beoordeling hiervan. Is er op dit moment sprake van voldoende risicoreductie, mede
gelet op het gegeven dat de coronacrisis juist meer risico’s met zich mee heeft gebracht?
Digitale euro
Verder willen de leden van de PVV-fractie weten wat de meerwaarde is van een digitale
euro ten opzichte van de al bestaande stable coins. Wat is het verschil tussen de digitale euro en de euro die je als valuta terugziet
op een cryptocurrency-handelsplatform? Bestaat de digitale euro niet al?
Tevens willen de leden van de PVV-fractie weten of er een limiet zal zijn aan het
aantal digitale euro’s dat in de omloop is. Kan de digitale euro zonder limiet worden
uitgebracht?
Voorts merken de leden van de PVV-fractie op dat de ECB alle macht wil als het gaat
om stable coins in Europa. Om welke projecten gaat het hier en hoe staat de Minister hier tegenover?
Waarom zou de ECB een alleenrecht moeten krijgen als het gaat om de toelating van
stable coins in Europa en wat houdt dit alleenrecht in?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de stukken m.b.t. de Eurogroep
en Ecofinraad van 12 en 13 juli 2021. Tijdens de Eurogroep zal het rapport van de
European Fiscal Board (EFB) over de beoordeling van de begrotingspositie van de eurozone
in 2022 behandeld worden. Het rapport stelt dat het jaarlijkse reële bbp in de eurozone
naar verwachting begin volgend jaar het niveau van vóór de crisis zal overschrijden.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister welke implicaties dit positieve economische
vooruitzicht heeft voor het aanpakken van de publieke schulden in de eurozone. Deze
leden vragen dat omdat een aanbeveling van de EFB een herziening van de begrotingsregels
van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) zou zijn en dan voordat de algemene ontsnappingsclausule
wordt gedeactiveerd. Volgens de EFB zou dat bijdragen aan een soepele normalisering
van het begrotingsbeleid. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of hij deze
aanbeveling deelt en hoe deze genoemde positieve outlook zich verhoudt tot het oprekken
van de ontsnappingsclausule van het SGP tot 2023. De leden van de CDA-fractie lezen
gelukkig dat Nederland van mening is dat de herziening van het SGP los staat van het
deactiveren van de algemene ontsnappingsclausule, omdat binnen het SGP reeds rekening
wordt gehouden met landspecifieke omstandigheden. Maar de leden van de CDA-fractie
vragen de Minister ook nadrukkelijk het standpunt in te nemen dat hervorming van het
SGP uitgesloten is zolang de schulden in de eurozone niet houdbaar zijn en in ieder
geval bij benadering het niveau van het huidige SGP hebben gehaald. Een andere aanbeveling
van het EFB is een ondersteunende begrotingskoers voor de eurozone in 2022. Lidstaten
moeten ervoor zorgen dat de steun geleidelijk wordt afgebouwd, terwijl de uitgaven
boven het niveau van vóór de crisis blijven. De leden van de CDA-fractie vragen de
Minister dit toe te lichten en wat dit dan voor Nederland betekent.
Tijdens deze Eurogroep zal Nederland de Europese Commissie en de Eurogroep oproepen
een formeel proces voor de politieke discussie over de digitale euro vorm te geven
en hier bijvoorbeeld een high level working group voor op te richten. De leden van
de CDA-fractie vragen de Minister of en hoe deze discussie en dergelijke werkgroep
binnen het traject van de Conferentie over de toekomst van Europa past.
Op de Ecofinraad zullen de eerste 12 voorstellen voor herstelplannen binnen het RRF
voor besluitvorming voorliggen. Alle plannen zijn beoordeeld en akkoord bevonden door
de Europese Commissie. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of de classificatie
met slechts drie categorieën vooraf bekend was en dit voldoende categorieën zijn om
de herstelplannen te beoordelen volgens de Minister. Tevens vragen deze leden wat
de Minister vindt van de A-classificatie voor Duitsland rondom landenspecifieke aanbevelingen
(CSRs), terwijl een groot gedeelte van de CSRs niet geadresseerd wordt in het plan.
Ten slotte vragen de leden van de CDA-fractie de Minister of hij kan aangeven of hij
al vernomen heeft dat landen tegen een bij de Europese Commissie ingediend herstelplan
stemmen en of de Minister in het verslag kan aangeven wanneer dat zo is. Deze leden
vragen dat omdat deze procedure in sterke mate een «voor wat, hoort wat»-karakter
heeft. Wanneer herstelplannen van landen eenmaal zijn goedgekeurd is te verwachten
dat ze pas objectief en mogelijk tegen herstelplannen van andere landen stemmen; deze
leden vragen de Minister of hij deze analyse deelt en op welke manier hij hier waakzaam
voor kan zijn aangezien de Nederlandse voorstellen nog even op zich laten wachten.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister voorts of we «op koers» liggen m.b.t.
de toezegging in het najaar richting de Kamer te komen met het voorstel/de aanpak
vanuit ons land.
Het Sloveense voorzitterschap stelt prioriteiten op financieel en economisch gebied
en de implementatie van het Europese herstelinstrument Next Generation EU en het RRF.
Belangrijk voor de financiële betrouwbaarheid is fraudebestrijding met Europese middelen.
Hierbij speelt het net opgerichte Europees Openbaar Ministerie (EOM) een belangrijke
rol. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of hij bereid is het Sloveens
voorzitterschap te bevragen over hun voortgang in het benoemen van een openbaar aanklager
die verbonden is aan het EOM. Tevens vragen deze leden hoe de Minister de uitspraak
van de directeur van OLAF beoordeelt die stelt grote risico’s te zien en wijst op
het gebrek aan transparante en toegankelijke data voor controle op de uitgaven van
de RRF.
De leden van de CDA-fractie hebben een vraag aan de Minister over een voorgenomen
nieuw eigen middel. De Europese Commissie heeft aangegeven dat het voor de nieuwe
richtlijn energiebelasting overweegt om de Raad te vragen om via een passerelleclausule
eenmalig van de unanimiteitsvereiste af te stappen. Motivatie is omdat anders niet
tot een overeenstemming te komen is. De Europese Commissie zal dit doen door bij de
herziening van de richtlijn te focussen op het milieu in plaats van interne markt,
zo kan de passerelleclausule onder artikel 192 VWEU worden gebruikt. Dit zou leiden
tot een Ordinary Legal Procedure waarbij het Europees parlement co-wetgever wordt en er verder via gekwalificeerde
meerderheid (QMV) wordt besloten. Het gebruik van deze clausule vereist unanimiteit
in de Raad. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of dit klopt, bij welke
Minister de bevoegdheid ligt om via unanimiteit over deze passerelleclausule te beslissen
en wat de Minister vindt van het aanpassen van de stemprocedure om tot deze nieuwe
Europese belastingregel te komen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP
Met interesse hebben de leden van de SP-fractie de agenda van de Ecofin gelezen. De
leden van de SP-fractie vragen de Minister wanneer hij de RRF succesvol vindt. De
leden vragen hoe hij over een aantal jaar succes gaat meten.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister of hij gaat instemmen met het vrijwillige
karakter van de Green Bond standaard en of hij dit Europese kader toepast op zijn
Green Bonds
De leden van de SP-fractie vragen de Minister inzicht te geven in de stand van zaken
rondom klimaatstresstests. De leden willen weten of het klopt dat de Bank of England
al veel verder is dan de EU op dit terrein.
De leden van de SP-fractie maken zich ernstige zorgen over de ontwikkelingen rond
de bankenunie. De leden zien in voortgangsrapportages van de werkgroep dat regelmatig
wordt verwezen naar de noodzaak voor meer studies, maar de vraag is waar deze blijven.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GL
De leden van de GroenLinks-fractie danken het kabinet voor de geannoteerde agenda
en de tijdige beantwoording van hun Kamervragen over de SGP-regels. Zij hebben een
aantal vragen.
Herstelfonds
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat Nederland samen met Bulgarije en
Malta het enige land is dat nog geen plannen heeft ingediend. Gegeven dat Nederland
bij de onderhandelingen vorig jaar het hoogste woord had, is dat teleurstellend. Deze
leden vragen of het kabinet nog eens kan bevestigen dat het ontbreken van een plan
niet betekent dat Nederland geld misloopt. Zij vragen daarbij specifiek in te gaan
op hoe het mechanisme van voorfinanciering werkt. Wanneer en hoe krijgt Nederland
alsnog aanspraak op de financiële omvang van de voorfinanciering als plannen later
worden ingediend?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen een reactie op het gegeven dat de Europese
Commissie de goedkeuring van het Hongaarse herstelplan voorlopig heeft opgeschort
– hetgeen bevestigd is door de Hongaarse regering nadat hierover door verschillende
media is bericht.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen het kabinet om een reactie te geven op het
tussenrapport van het Wuppertal Instituut, waaruit blijkt dat slechts Finland en Duitsland
zich aan de vereiste 37 procent investeringen in duurzaamheid houden. Wat is de kabinetsappreciatie
van de conclusies2 van het Wuppertal Instituut? Kan het kabinet nader aangeven op welke punten de analyse
van het Wuppertal Instituut ernaast zit en zij desondanks meent dat Duitsland de vereiste
37 procent effectief haalt?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat het kabinet vindt van de beoordelingsclassificatie
van de Europese Commissie met daarin slechts drie categorieën. Is dit niet te weinig
en grofmazig, zo vragen zij.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat de Minister vindt van het feit dat Duitsland
een A-beoordeling krijgt rondom de landspecifieke aanbevelingen, terwijl een groot
deel van de landspecifieke aanbevelingen (bijv. t.a.v. belasting op arbeid, concurrentie
in de dienstensector, beschermde beroepen, etc.) niet wordt opgevolgd. Wat zegt dit
over de accuraatheid van het classificatiesysteem?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen een reactie op het interview met de directeur
van fraudewaakhond OLAF in de FT3, waarin hij stelt dat er «grote risico’s» zullen ontstaan voor de controle op uitgaven
van het RRF.
Duurzame financiering
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het kabinet bij het BNC-fiche over de
groene obligatiestandaard kan ingaan op de verschillen tussen de groene obligatiestandaard
en de huidige standaard die het kabinet gebruikt voor de uitgifte van groene obligaties,
en een analyse kan geven op welke manier de reeds door het kabinet uitgegeven groene
obligaties wel of niet zouden voldoen aan de criteria van de groene obligatiestandaard.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het kabinet bij het BNC-fiche over de
groene obligatiestandaard zijn appreciatie kan geven van het gegeven dat deze standaard
een vrijwillig karakter krijgt.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen in lijn met de kabinetsreactie op de initiatiefnota
Van Oliedom naar Gezond Verstand (35 446) nogmaals te bevestigen dat het kabinet voor de uitgifte van groene obligaties voortaan
gebruik zal maken van de groene obligatiestandaard van de EU.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen op welke manier het kabinet zich achter
de schermen bij de Europese Commissie heeft ingespannen om een bruine taxonomie onderdeel
te laten zijn van de duurzame financieringsstrategie.
De leden van de GroenLinks-fractie wijzen op de signalen (gelekte conceptversie) waarin
de bruine taxonomie geen onderdeel is van de duurzame financieringsstrategie en vragen
of het kabinet het eens is met deze leden dat dit een majeure omissie is.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen het kabinet, in lijn met de kabinetsreactie
Van Oliedom naar Gezond Verstand, opnieuw te bevestigen dat het in principe niet wenselijk
is kortingen op kapitaalsvereisten te geven voor groene projecten, maar dat er vooral
zwaardere kapitaalsvereisten moeten komen voor duurzaamheidsrisicovolle projecten.
Deze leden vragen ook op welke manier Nederland zich in de Europese gremia hard gaat
maken voor duurzaamheidsrisicogebaseerde kapitaalvereisten in de aanstaande herziening
van de richtlijn en verordening kapitaalvereisten (CRR/CRD), conform het position
paper van het ministerie met DNB.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen het kabinet of hij het idee van nieuwe regulering
voor environmental, social and governance (ESG)-ratings, met als slot op de deur een
ESG Rating Agency zouden steunen, omdat dit mogelijk onderdeel is van de duurzame
financieringsstrategie maar geen inhoudelijk onderdeel was van de kabinetsreactie
op de initiatiefnota Van Oliedom naar Gezond Verstand. Tevens vragen zij een reactie
op de door ECB-president Lagarde gedane suggestie dat belastinginitiatieven in de
EU rondom groene financiële producten (zoals de groenkorting) geharmoniseerd moeten
worden.
Vragen en opmerkingen van de leden van Groep Van Haga
De leden van de Groep Van Haga hebben kennisgenomen van de stukken m.b.t. de Eurogroep
en Ecofinraad van 12 en 13 juli 2021.
Verslag Eurogroep en Ecofinraad 17 en 18 juni 2021
Er wordt gesproken over het vervolmaken van de bankenunie met vier aandachtspunten,
nl. EDIS, herziening crisisraamwerk falende banken, omgang grensoverschrijdende banken
en RTSE.
Bij de leden van de Groep Van Haga leven ernstige zorgen over het EDIS. De kans dat
Nederlandse banken opdraaien voor problemen met zwakke banken in Zuid-Europa is groot,
tenzij de hoognodige risicoreductie in deze banken plaatsvindt.
Kan de Minister bevestigen dat Nederland onder geen enkele voorwaarde zal instemmen met EDIS zonder dat er risicoreductie bij zwakkere banken heeft plaatsgevonden
en tevens de weging van staatsobligaties (RTSE) op prudente wijze wordt herzien waarbij
rekening wordt gehouden met de kredietwaardigheid van government bonds per land van
de eurozone? Zo nee, waarom niet en welke uitzonderingen heeft de Minister voor ogen?
Vindt de Minister dat in het kader van het crisisraamwerk inzake kleine en middelgrote
banken dient te worden vastgehouden aan het principe van minimum requirement for own
funds and eligible liabilities (MREL), dus dat deze banken ook genoeg Tier I- en II-kapitaal
moeten ophalen ook als dat ongunstig is voor hun businessmodel?
EU Herstelfonds (RRF)
Tijdens een rondetafelgesprek met analisten en Maarten Verweij over RRF bleek dat
bijv. Italië en Spanje de ter beschikking gestelde gelden via de RRF gebruiken voor
reguliere economische hervormingen die verder niets met economische schade door Covid-19
te maken hebben. Gegeven het feit dat bijv. Spanje het deel aan leningen van de RRF
niet gebruikt, maar wel de subsidies, doet bij de leden van de Groep Van Haga het
vermoeden rijzen dat de zwakke Zuid-Europese economieën op kosten van andere, meer
prudent geleide landen in de eurozone hun economie gaan aanpassen, onder meer op het
gebied van het sociale stelsel, overheid, pensioenen etc. Kortom, al die zaken die
feitelijk al lang hadden moeten gebeuren mede in het kader van het SGP.
Uit de stukken blijkt verder dat Nederland, heel verstandig een noodremprocedure in
de uitbetalingsfase aan de besluitvorming van de RRF heeft toegevoegd.
Sommige landen bleken in het rondetafelgesprek RRF-middelen te gebruiken voor «inclusion
and cohesion».
Verder heeft de directeur van OLAF (what’s in a name) in de Financial Times zijn zorgen
geuit dat hij grote risico’s ziet voor een adequate controle op de uitgaven van de
RRF, bijv. om te analyseren wie uiteindelijk de belanghebbenden zijn bij projecten.
Kan de Minister uitleggen hoe hij denkt te voorkomen dat door middel van transfers
van Noord- naar Zuid-Europa de economieën van met name Italië en Spanje worden hervormd
waarbij door het gebruiken van subsidies i.p.v. leningen er ook de facto een transfer
van staatsschuld plaatsvindt? Immers, een gift (eufemistisch «subsidie» genoemd) vanuit
Nederland en andere sterke eurolanden verhoogt de staatsschuld van Nederland en zorgt
ervoor dat de Spaanse staatsschuld gelijk blijft.
Waarom is er kennelijk de mogelijkheid geweest om wel van de grants (subsidies) gebruik
te maken zonder leningen? Was het niet logischer geweest indien bijv. Spanje eerst
de leningen had moeten gebruiken (verplichting, dus eigen geld bij terugbetaling)
om pas daarna, indien het bedrag van de lening ontoereikend zou blijken, gebruik te
mogen maken van de subsidies (andermans geld)? Heeft de Minister dit geweten en goedgekeurd?
Kan de Minister uitleggen wat de aanwending van RRF-middelen ten behoeve van «inclusion
and cohesion» eigenlijk inhoudt en hoe hier controle op kan plaatsvinden? Wat betekenen,
in economische zin, de termen «inclusion and cohesion»?
Hoe denkt de Minister dat de niet geringe kans op fraude bij aanbesteding en afwikkeling
van projecten bij gebrek aan toegankelijke en transparante data zoals geuit door OLAF
voorkomen kan worden? Is de Minister voorstander van strenge, vooraf bepaalde automatisch ingaande sancties voor eurolanden die over de schreef gaan bij aanwending van RRF-middelen? Zo nee
waarom niet?
Kan de Minister bevestigen dat RRF en andere «steunprogramma’s» éénmalig zijn en dat
het uitdrukkelijk niet de bedoeling is dat deze douceurtjes herhaald worden? N.b.
Klaas Knot, president van De Nederlandsche Bank (DNB) bleef hier in een rondetafelgesprek
nogal vaag over en de leden van de Groep Van Haga vindt dit beangstigend.
Hoe denkt de Minister dat het succes of het falen van de RRF over de tijd gemeten
kan worden? Mede omdat de criteria nogal kwalitatief van aard zijn: do no significant
harm (?), green deal (?), sustainability (?), cohesion (?), digital (?). Immers, men
kan alle kanten op met deze welzijnstaal.
Wanneer denkt de Minister dat het prudent is om de noodremprocedure in gang te zetten,
en wat is hierover afgesproken? Zijn de criteria kwantitatief, meetbaar en hard, of
kwalitatief, politiek en zacht?
Vindt de Minister ook dat na aanwending vande RRF onverwijld de SGP-criteria voor
de landen in de eurozone moeten gelden en de escape clause direct buiten werking moet
worden gesteld?
Solvency II
In deze paper wordt gesteld dat kortetermijnverliezen niet direct in het risk amount
and required capital zouden hoeven te worden meegenomen aangezien verzekeraars langetermijnbeleggers
zijn. Belangrijke voorwaarde is dat de verzekeraar moet kunnen aantonen dat de liquiditeit
m.b.t. de verplichtingen gedurende de beschouwde periode gedekt zijn. Hiermee wordt
een Value at Risk (VaR)-analyse old style losgelaten. Verzekeraars zouden dan meer
in zakelijke waarden kunnen beleggen hetgeen in principe hun Return on equity (ROE)
ten goede zal komen.
Hoewel hier zeker iets voor te zeggen is blijft de vraag of nog meer vraag naar zakelijke
waarden/aandelen de prijzen niet nog verder zou opdrijven gezien de rente die door
de ECB d.m.v. de bekende opkoopprogramma’s kunstmatig laag worden gehouden hetgeen
een investering in obligaties onaantrekkelijk maakt. Echter, vreest de Minister niet
dat enerzijds toch het risicoprofiel van verzekeraars verhoogd wordt terwijl anderzijds
de vraag naar aandelen die al het kenmerk van exorbitant exuberance vertoont verder
verhoogd wordt?
Indien de gedachtegang m.b.t. Solvency II zoals bovenstaand beschreven gevolgd wordt,
zou een en ander, wellicht mutatis mutandis, dan ook niet voor Nederlandse pensioenfondsen
moeten gelden hetgeen de dekkingsgraden zou verbeteren? Wat is de mening van de Minister?
Wat vindt de Europese Autoriteit voor Verzekeringen en Bedrijfspensioenen (EIOPA)
hiervan?
Green Finance; aanpassen kapitaaleisen ESG factoren
Hoe nobel ook, ook groene en maatschappelijke investeringen brengen markt- en kredietrisico’s
met zich mee. Het aanpassen van kapitaaleisen inzake groene, ESG- of andere kwalitatieve
factoren zoals «klimaatrisico» is dan ook niet zonder gevaar.
Hoe denkt de Minister dat adequaat risicomanagement bij banken kan geschieden indien
de spelregels (en Basel I, II, II,5 waren al lastig genoeg te implementeren…) steeds
wijzigen?
Denkt de Minister dat het betrekken van ideologische, niet-kwantitaieve factoren zoals
klimaat, ESG, groen, etc. het risico in het bankensysteem niet ernstig vergroot omdat
de risk standards vertroebeld worden? Hoe zullen criteria voor genoemde softe factoren
vastgesteld worden? Is de Minister niet bevreesd dat het inbedden van allerlei maatschappelijke
factoren (die ook nog tegen elkaar in kunnen werken) in de beoordeling van kredietbeoordelaars
(Moody’s, Standard & Poor, IBCA) het vergelijken van ratings en credit quality niet
ernstig kunnen bemoeilijken voor investeerders?
Digitale euro
De doelstellingen van de digitale euro zijn niet duidelijk gespecificeerd. Dit geldt
ook voor de gebruiksmogelijkheden. In het gezamenlijke rapport van rapporteurs Alkaya
en Aukje de Vries over de digitale euro wordt de enige hoofdreden gegeven dat we geen
technologisch achteruitgang willen oplopen ten opzichte van China en Facebook met
haar Libra. Concrete doelen en gebruiksmogelijkheden worden niet gegeven. Sterker
nog: er wordt beweerd dat in een land met een gezond, efficiënt financieel systeem
het zelfs destabiliserend kan werken. Zou de Minister hier concrete doelstellingen
en de gebruiksmogelijkheden van de digitale euro kunnen geven?
Waar komt de Poortwachtersfunctie (Know Your Customer – KYC en Customer Due Diligence
– CDD), dus de compliancefunctie, te liggen indien de digitale euro wordt ingevoerd?
Hoeveel macht krijgt de ECB ingeval van de invoering van de digitale euro? In het
rapport van de beide rapporteurs over de digitale euro wordt beweerd dat de ECB haar
machtspositie kan gebruiken om invloed uit te oefenen op geldstromen als landen bepaalde
regels overschrijden.
Bij Bitcoin en varianten daarop is het aantal munten gelimiteerd. Dit is bij de digitale
euro niet het geval. Wat is de toegevoegde waarde van de digitale euro? Het is immers
niet decentraal en niet gelimiteerd.
De digitale euro zorgt dat de transactie direct kan settlen. Het voordeel voor de
centrale banken van landen zoals Italië en Griekenland is dat ze door het TARGET niet
meteen hoeven te verrekenen, de settlement wordt immers naar de toekomst geschoven.
Betekent de invoering van de digitale euro dat de financiële transacties meteen worden
verrekend?
De digitale euro zou equivalent moeten zijn aan biljetten en munten. Het zou in meest
anonieme vorm gaan om een digitale wallet op je telefoon, waar offline betalingen
mee gedaan kunnen worden zonder dat dit centraal wordt bijgehouden. Dit betekent dat
overheden niet kunnen zien hoeveel iedereen bij zich heeft en ook niet welke betalingen
er gedaan worden. Dit zou beteken dat je digitale euro's met elkaar kan uitwisselen
en gebruiken zonder dat deze te volgen zijn. Dit zou zorgen voor een perfect betaalmiddel
voor criminelen. Daar staat een digitale euro die traceerbaar en centraal geadministreerd
is tegenover. Vergelijkbaar met het girale betalingsverkeer dat wij in Nederland al
kennen.
In hoeverre worden deze twee (tegenovergestelde) belangen gediend? Of in hoeverre
wordt het een anonieme munt/wordt de privacy gewaarborgd?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
M. Schukkink, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.