Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 874 Wijziging van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 in verband met regeling van het vereiste van goedkeuring bij wet van een koninklijk besluit tot verlenging als bedoeld in artikel VIII, derde lid, van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19
Nr. 6 VERSLAG
Vastgesteld 1 juli 2021
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, belast met het voorbereidend
onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen
van haar bevindingen. Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen
en opmerkingen afdoende door de regering worden beantwoord, acht de commissie de openbare
behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave
blz.
I.
Algemeen deel
1
1.
Inleiding en strekking van het wetsvoorstel
1
2.
Aanleiding en voorgeschiedenis
0
3.
Onderwerp van het wetsvoorstel
0
4.
Wat is het probleem?
0
5.
Hoofdlijnen van het wetsvoorstel
0
6.
Inhoud van het wetsvoorstel
0
7.
Consultatie
0
II.
Artikelsgewijze toelichting
0
I. Algemeen deel
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19
(Twm) in verband met de regeling van het vereiste van goedkeuring bij wet van een
koninklijk besluit tot verlenging als bedoeld in artikel VIII, derde lid, van de Tijdelijke
wet maatregelen covid-19. Zij hebben daarover nog een aantal en opmerkingen.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van dit wetsvoorstel. Zij constateren dat er zowel in de Tweede
als in de Eerste Kamer duidelijke uitspraken liggen met betrekking tot de noodzaak
van dit wetsvoorstel. Deze leden vinden parlementaire controle bij de Tijdelijke wet
maatregelen covid-19 essentieel omdat deze maatregelen grondrechten kunnen raken.
Ook de mogelijkheid om bij te sturen achten deze leden van belang. Zij willen echter
waken dat het staatsrechtelijke proces te complex wordt en benadrukken de wens tot
snelheid voor het geval er sprake is van een acute crisis. Zij hebben kennisgenomen
van het heldere advies van de Afdeling advisering van de Raad van State (de Afdeling).
Zij hebben derhalve nog enkele vragen.
De leden van de SP-fractie hebben de het wetsvoorstel met instemming gelezen en hebben hierover nog een enkele
opmerking. Genoemde leden hebben, zoals ook blijkt uit de begeleidende brief, eerder
voorgesteld dat ook de Eerste Kamer met een verlenging van de wet moet instemmen.
Deze leden vinden het positief dat dit nu wel het geval is, maar betreuren dat het
pas achteraf in de wet wordt opgenomen. Zij vragen of er verwacht wordt dat de wet
na september in zijn algemeenheid nog verlengd moet worden.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel waarbij
de parlementaire betrokkenheid bij een verlengingsbesluit van de Tijdelijke wet maatregelen
covid-19 wordt veranderd. Deze leden hebben over dit wetsvoorstel en over de vermoedelijke
verlenging een aantal vragen en opmerkingen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden maken van de gelegenheid
gebruik om enkele vragen te stellen.
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben vanaf het
begin van de coronacrisis telkens aandacht gevraagd voor een deugdelijke juridische
onderbouwing van de coronamaatregelen. Het gaat immers om een ongekende inperking
van grondrechtelijke vrijheden. Voortdurend moet getoetst worden of een dergelijke
inperking noodzakelijk en proportioneel is. De Tijdelijke wet maatregelen covid-19
mag niet langer van kracht zijn dan nodig is. Bij de parlementaire behandeling van
Twm is met name in de Eerste Kamer uitgebreid gesproken over de betrokkenheid van
het parlement bij een eventuele verlenging van de wet. Met de nu voorgestelde wijziging
van de Twm wordt deze betrokkenheid verder versterkt. Overeenkomstig de door de Eerste
Kamer uitgesproken voorkeur in de motie-De Boer c.s. wordt dit vormgegeven door in
de Twm het vereiste op te nemen dat een koninklijk besluit tot verlenging is onderworpen
aan goedkeuring bij wet. Beide Kamers krijgen zo bepalende zeggenschap over de verlenging
van de Twm. Mede gelet op de wens van de Eerste Kamer staan de leden van de SGP-fractie
welwillend ten opzichte van deze wetswijziging. Zij maken graag van de gelegenheid
gebruik om de regering hierover nog enkele vragen te stellen.
1. Inleiding en strekking van het wetsvoorstel
De leden van de D66-fractie vragen de regering om te reflecteren op het feit dat momenteel de infectiedruk van
covid-19 aanzienlijk kleiner is dan in het najaar van 2020, toen de Twm werd aangenomen.
Is de regering van mening dat met een lagere infectiedruk het ook begrijpelijk is
om juist de procedure ten aanzien van het verlengen van de Twm aan te passen, omdat
de proportionaliteit van enkele bepalingen juist ter discussie kan komen? Of is de
regering van mening dat de huidige procedure rondom verlengen afdoende is?
Genoemde leden vragen de regering schematisch per stap, dus in tabelvorm, weer te
geven hoe het proces van de verlenging van de Twm momenteel is geregeld en hoe deze
zou worden geregeld als dit wetsvoorstel wordt aangenomen. Kan in het schema daarbij
per stap de indicatie van de tijdsduur worden gegeven van beide processen?
De leden van de D66-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de strekking is
dat er, na invoering van dit wetsvoorstel, bij de verlenging van de Twm gewerkt gaat
worden met een goedkeuringswet en dat indien de Tweede of de Eerste Kamer deze goedkeuringswet
verwerpt, met vrijwel onmiddellijke ingang alle bepalingen worden beëindigd. Klopt
het dat met deze nahangprocedure, middels een goedkeuringswet, er geen mogelijkheid
meer is om bepaalde bepalingen wel, en bepaalde bepalingen niet door te laten gaan
bij de verlenging – een mogelijkheid die er wel is bij de voorhangprocedure? Zij lezen
namelijk, ook in het advies van de Afdeling, dat bij de huidige voorhangprocedure
er wel mogelijkheid is om als Tweede Kamer uitspraak te doen over welke bepalingen
wel en niet doorgang moeten vinden, maar dat bij de nieuwe nahangprocedure middels
de goedkeuringswet dit niet meer mogelijk is. Kan de regering dit nader toelichten?
De leden van de D66-fractie vragen de regering opties op te sommen waarmee de Tweede
Kamer alsnog inzage krijgt in de gewijzigde bepalingen alvorens de verlenging ingaat,
en zo nodig hierbij kan bijsturen. Of is een voorhangprocedure, zoals deze nu is geregeld
maar welke bij dit wetsvoorstel verdwijnt, de enige mogelijkheid?
Zij vragen welke mogelijkheden de regering heeft als vlak voor de verlenging van de
Twm plots toch bepalingen noodzakelijk zijn nadat een goedkeuringswet is aangenomen.
Met andere woorden: als bijvoorbeeld in de goedkeuringswet reeds is besloten om de
bepaling van de minimale afstand te laten vervallen per 1 september, maar er vlak
voor 1 september blijkt dat het toch noodzakelijk is deze bepaling in de wet te behouden,
welk proces dient er dan gevolgd te worden en hoe snel kan dit worden gedaan? Hoe
verschilt dat met de huidige procedure van verlengen?
De leden van de D66-fractie vragen of dit wetsvoorstel de snelheid van invoering van
bepalingen binnen de Twm bespoedigt of juist niet.
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat de regering voorstelt om een nahangprocedure in de wet op te nemen
en de voorhangprocedure te schrappen. Zij begrijpen deze wijziging, mede in het licht
van de aangenomen moties in de Eerste Kamer, waaronder die van GroenLinks-senator
De Boer. Deze leden vinden het, mede gelet op het inmiddels langer voortdurende karakter
van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19, begrijpelijk dat beide Kamers der Staten-Generaal
bepalende zeggenschap krijgen over een besluit tot verlenging van de wet. Graag zouden
deze leden van de regering een stroomschema ontvangen waarin het gehele proces (inclusief
de rol van de Afdeling advisering van de Raad van State conform artikel 58t Wpg) van
een verlengingsbesluit en de daarop volgende goedkeuringswet wordt toegelicht. Kan
de regering zo’n schematisch overzicht aan de Kamer doen toekomen?
2. Aanleiding en voorgeschiedenis
De leden van de VVD-fractie constateren dat een dergelijk voorstel tot driemaal toe is afgewezen door de Tweede
Kamer, door het verwerpen van drie amendementen. Kan de regering daarom het nut en
de noodzaak van deze wetswijziging uitleggen en aangeven waarom de regering, ondanks
het verwerpen van drie amendementen, op dit onderwerp toch met een wetswijziging komt
en/of noodzakelijk acht?
De leden van de D66-fractie vragen de regering nader te reflecteren op meerdere uitspraken van de Tweede Kamer
om te werken met voorhangprocedures, zowel bij de verlenging met drie maanden als
bij het wijzigen van de ministeriële regeling. Er is in de Tweede Kamer een voorkeur
uitgesproken voor deze procedure boven die van een goedkeuringswet. Zij constateren
namelijk dat een meerderheid in de Tweede Kamer tegen de amendementen Hijink1 en Van Haga/Baudet2 stemde en dat een meerderheid van de Tweede Kamer voor amendement Buitenweg c.s.3 stemde waarin werd aangegeven dat het wenselijk is dat de regering snel kan handelen
in zeer dringende omstandigheden, maar dat tegelijkertijd de Tweede Kamer ook maatregelen
kan terugdraaien indien dat gewenst is. Gegeven deze uitspraken van de Tweede Kamer
vragen deze leden waarom een weg via een goedkeuringswet alsnog noodzakelijk wordt
geacht.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de regering nog steeds voorstander is van een modaliteit waarbij de parlementaire
betrokkenheid middels zogenoemde toezeggingen wordt geregeld. Deze leden kunnen zich
voorstellen dat dit vanuit het oogpunt van de snelheid door de regering als voorkeursvariant
wordt gezien. Zij vinden het evenwel lastiger te begrijpen waarom de regering nog
steeds voorstander is van deze variant, nu de pandemie en de daarmee samenhangende
maatregelen een langduriger karakter hebben gekregen. Kan de regering daarom reflecteren
op hoe zij kijkt naar de werking en de verlenging van de Tijdelijke wet in de afgelopen
periode? Deelt de regering de mening van de leden van de GroenLinks-fractie dat bij
maatregelen die diep kunnen ingrijpen op de grondrechten van burgers het per definitie
gewenst is dat het parlement een sterke betrokkenheid heeft en uiteindelijk ook een
bepalende zeggenschap toekomt? Zo nee, waarom niet?
3. Onderwerp van het wetsvoorstel
De leden van de D66-fractie vragen de regering welke zeggenschap voor de Tweede Kamer juist vervalt met dit wetsvoorstel,
bijvoorbeeld over de keuze welke bepalingen wel of juist geen doorgang vinden bij
verlenging.
4. Wat is het probleem?
De leden van de D66-fractie constateren dat reeds in de Twm is opgenomen dat in een voorhangprocedure zowel de
Tweede als de Eerste Kamer inspraak kan hebben over het verlengingsbesluit. Zo constateren
deze leden dat er ook in de Eerste Kamer debatten zijn gevoerd over de verlenging
van de Twm. Welke staatsrechtelijke opties heeft de Eerste Kamer tijdens dergelijke
debatten? Deze leden vragen hoe de regering zou handelen als er bij zulke debatten
moties worden aangenomen om de voorgestelde verlenging niet door te laten gaan. Daarbij,
is er een mogelijkheid voor de Eerste Kamer om de regering op te roepen bepaalde bepalingen
wel en bepaalde bepalingen niet te verlengen en dus selectief te zijn? Zo ja, hoe
zou de regering na dergelijke moties handelen?
De leden van de ChristenUnie-fractie hechten aan ordentelijke wetgevingsprocedures met te onderscheiden verantwoordelijkheden
van de Tweede en de Eerste Kamer der Staten-Generaal. Zij zien dat dit wetsvoorstel
voortvloeit uit een uitspraak van de Eerste Kamer over bepalende zeggenschap. Zij
vragen de regering om nauwkeurig te schetsen welke gevolgen dit wetsvoorstel heeft
voor beide onderscheiden Kamers.
5. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel
De leden van de VVD-fractie constateren dat de regering eerder een brief heeft gestuurd met mogelijke modaliteiten
voor het creëren van parlementaire zeggenschap bij verlenging van de Twm. Welke modaliteiten
waren daarvan voor de regering acceptabel en welk niet? Welke modaliteiten waren voor
de Eerste Kamer acceptabel en welke niet? Genoemde leden zien graag ook aangegeven
hoe de verhoudingen lagen ten aanzien van de modaliteiten.
Zij lezen dat er ook een modaliteit 9 was: een politieke toezegging in plaats van
wettelijke regeling. Deze had de voorkeur van het Kabinet. Wat waren de redenen van
de Eerste Kamer om hier niet voor te zijn? Welke verschillende geluiden waren daarover
in de Eerste Kamer, ofwel hoe lagen de verhoudingen daarover in de Eerste Kamer, welke
partijen wilden deze variant niet en welke wel?
De leden van de VVD-fractie ontvangen graag een uitgebreide uitleg over het exacte
verschil tussen modaliteit 9 (een politieke toezegging) en de voorliggende wetswijziging
qua effect, buiten het feit dat het een wettelijke regeling is.
6. Inhoud van het wetsvoorstel
De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre het klopt dat de Tweede Kamer in het nieuwe voorstel niet meer
vooraf haar mening kenbaar kan maken, en dus eventueel wijzigingen in de voorstellen
kan aanbrengen. Kan de regering uitleggen welke mogelijkheden de Tweede en Eerste
Kamer op dit moment hebben als het gaat om parlementaire zeggenschap? Welke hebben
zij straks niet meer?
Genoemde leden begrijpen uit de memorie van toelichting dat de regering onverwijld
na de plaatsing van het koninklijk besluit tot verlenging in het Staatsblad, een wetsvoorstel
bij de Tweede Kamer moet indienen. Wat betekent «onverwijld» in dit kader precies?
Wat zegt dit over de duur van de afhandeling van het wetsvoorstel?
Deze leden lezen dat verwerping van het goedkeuringswetsvoorstel feitelijk tot gevolg
heeft dat de Twm ophoudt te bestaan en er geen wettelijke maatregelen meer kunnen
worden getroffen ter bestrijding van de epidemie van covid-19 of een directe dreiging
daarvan. In hoeverre is het mogelijk als de Tweede en Eerste Kamer dat willen, delen
van de Twm dan alsnog wel in stand te houden? Waarom is het «alles of niets» en wat
kunnen daarvan de gevolgen zijn?
De leden van de VVD-fractie lezen dat indien het goedkeuringswetsvoorstel wordt verworpen,
de bepalingen of onderdelen daarvan met het verlengingsbesluit worden verlengd vanaf
de tweede dag hier (dus na het verwerpen) en daarna komen te vervallen. Waarom is
hierbij gekozen voor de tweede dag en niet bijvoorbeeld direct of na meer dagen?
De regering heeft voorgesteld de Twm per 1 september 2021 met drie maanden te verlengen.
Indien de voorliggende wet wordt aangenomen, welke gevolgen heeft dit dan? Wanneer
wordt dan de wet voor het verlengingsbesluit aan de Tweede Kamer voorgelegd?
De leden van de D66-fractie constateren dat de voorhangprocedure rondom de verlenging van de Twm vervalt. Welke
mogelijkheden heeft de Tweede Kamer om, alvorens de wet wordt verlengd, enkele bepalingen
binnen de Twm te wijzigen of te beëindigen?
Deze leden constateren dat advisering van de Afdeling volgens artikel 58t van de Wpg
onverwijld van kracht blijft. Zij vragen de regering of het mogelijk is dat er, tijdens
een pandemie, onvoorziene omstandigheden kunnen plaatsvinden tussen de advisering
van de Afdeling over het voorgenomen koninklijk besluit tot verlenging, volgens artikel 58t
van de Wpg, en het moment dat de goedkeuringswet in de Kamer ligt. Zo ja, is het dan
niet toch wenselijk dat de Afdeling een toelichting kan geven op hun eerdere advies
indien zij dat noodzakelijk achten of indien de regering de eerdere adviezen van de
Afdeling onvoldoende heeft meegenomen richting het goedkeuringswetsvoorstel?
De leden van de GroenLinks-fractie begrijpen, ook in het licht van het advies van de Afdeling Advisering van de Raad
van State, de keuze van de regering om de voorhangprocedure te schrappen. Wel hebben
deze leden zorgen over hoe de parlementaire betrokkenheid bij de inhoud van het verlengingsbesluit
gewaarborgd wordt. Bij de huidige voorhangprocedure kan het parlement wensen kenbaar
maken over de inhoud van het besluit. Zo kan bijvoorbeeld aan de regering worden verzocht
om delen die niet meer nodig zijn alvast te schrappen. Of juist om door de regering
voorgestelde geschrapte onderdelen alsnog te verlengen. Bij een nahangprocedure waarbij
alleen «ja» of «neen» gezegd kan worden tegen het wetsvoorstel, is dit lastiger. Hoe
gaat de regering waarborgen dat de parlementaire betrokkenheid ook vooraf mogelijk
blijft, teneinde te voorkomen dat een van beide Kamers alleen nog maar tegen de wet
kan stemmen als een fundamenteel onderdeel niet wenselijk wordt geacht, maar het parlement
wel andere, minder vergaande, maatregelen zou willen verlengen?
Tot slot op dit punt hebben de leden van de fractie van GroenLinks nog enkele vragen
naar aanleiding van de stand van zakenbrief van de regering van 18 juni 2021. In die
brief schrijft de regering dat zij op basis van het Outbreak Management Team (OMT)-advies
het gerechtvaardigd acht om de Tijdelijke wet na 1 september met drie maanden te verlengen.
Nu de regering er met het voorliggende wetsvoorstel voor kiest om de voorhangprocedure
te laten vervallen en het parlement daarmee vooraf minder invloed heeft op de precieze
inhoud van het verlengingsbesluit, ontvangen de leden van de GroenLinks-fractie graag
een nader wegingskader hoe de regering precies gaat beoordelen welke elementen uit
de Tijdelijke wet wel en welke niet verlengd worden. Kan de regering hierbij ook het
proportionaliteitsbeginsel expliciet betrekken?
De regering heeft, zo lezen genoemde leden, ervoor gekozen om de Afdeling advisering
van de Raad van State alleen via de route van artikel 58t van de Wpg te laten adviseren
en haar geen advies te laten uitbrengen voor de goedkeuringswet. Deze leden hebben
hier moeite mee. Zij vinden dat de Raad van State terecht opmerkt dat dit voorbij
gaat aan de uit de wetsgeschiedenis blijkende terughoudendheid om van deze mogelijkheid
gebruik te maken. Graag ontvangen deze leden een nadere toelichting van de regering
op de vraag hoe deze terughoudendheid volgens de regering zou moeten worden gelezen.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn op dit punt voorts van mening dat de regering
onnodige belemmeringen toekent aan een doublure van een advies van de Afdeling advisering
van de Raad van State. In zo’n geval kan de Raad van State immers een blanco advies
uitbrengen. Waarom zou dit volgens de regering problematisch zijn? Daarnaast hebben
genoemde leden geconstateerd dat de Afdeling advisering van de Raad van State gedurende
de gehele covid-19 pandemie telkens zeer spoedig adviezen heeft afgeleverd. Zij zijn
daarom niet bevreesd dat een «extra» advies van de Afdeling advisering tot onnodige
vertraging zou leiden. Deelt de regering deze opvatting? Zo nee, waarom niet?
De leden van de SGP-fractie constateren dat het met de voorgestelde wetswijziging mogelijk blijft om de wet niet
alleen in zijn geheel te verlengen of te laten vervallen, maar ook op het niveau van
bepalingen of onderdelen daarvan. Zij hebben hierover de volgende vraag. Welke juridische
mogelijkheden heeft het parlement om bij de behandeling van de goedkeuringswet wijzigingen
aan te brengen op het besluit van de regering? Stel dat de regering besluit om de
gehele Twm te verlengen, maar een Kamermeerderheid wenst een bepaling of onderdeel
van de Twm te laten vervallen, hoe kan dit dan kenbaar worden gemaakt? Kan er bij
de behandeling van de bekrachtigingswet hierover dan een amendement worden ingediend,
of is het slechts mogelijk om voor of tegen het voorstel te stemmen om het besluit
van de regering te bekrachtigen? Nu de regering wil afstappen van de modaliteit «politieke
toezegging» lijkt het niet voldoende om slechts bij motie uit te spreken dat de Kamer
een wijziging van het verlengingsbesluit wil. Hoe kijkt de regering hiernaar?
De leden van de SGP-fractie lezen dat de goedkeuringswet «onverwijld» bij het parlement
wordt ingediend. Zij vragen de regering te preciseren wat zij verstaat onder «onverwijld»?
De leden van de SGP-fractie herinneren eraan dat bij de door de regering gekozen route
om de avondklok in te voeren op basis van de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk
gezag (Wbbbg) ook «onverwijld» een soortgelijke wet bij het parlement moest worden
ingediend. Dit liet destijds echter om onduidelijke redenen dagenlang op zich wachten.
Welke garantie kan de regering bieden dat dit in het geval van verlenging van de Twm
niet gebeurd?
Waarom heeft de regering niet voor gekozen om inzake de goedkeuringswet een concrete
tijdseenheid in het wetsvoorstel op te nemen, bijvoorbeeld uiterlijk één dag na plaatsing
van het koninklijk besluit in het Staatsblad? De leden van de SGP-fractie kunnen zich
namelijk goed voorstellen dat de bekrachtigingswet zeer kort na het koninklijk besluit
kan worden ingediend bij de Staten Generaal. Het koninklijk besluit en de bekrachtigingswet
kunnen immers gelijktijdig worden gemaakt, en de inhoud staat al volledig vast, zoals
de regering zelf aangeeft. Het besluit en het wetsvoorstel bevatten dezelfde argumentatie
en overwegingen en er is ook al advies ingewonnen bij de Raad van State op basis van
artikel 58t. Het lijkt de leden van de SGP-fractie dan ook dat de wet onmiddellijk
na verschijning in het Staatsblad bij het parlement kan worden ingediend. Zou het
wellicht gepast zijn om in plaats van «onverwijld» in de wet het woord «onmiddellijk»
op te nemen? Kan de regering hierop reflecteren?
De leden van de SGP-fractie vragen of de regering de opvatting deelt dat het wenselijk
is om de behandeling van de goedkeuringswet door het parlement af te ronden vóór de
datum waarop de Twm eigenlijk zou komen te vervallen. Kan de regering toezeggen dat
het moment van het koninklijk besluit en indiening van de goedkeuringswet dusdanig
zal zijn dat een goede parlementaire behandeling altijd mogelijk is? Voor een ordelijk
wetgevingsproces is het volgens de regering namelijk van belang dat de verwerping
van het goedkeuringswetsvoorstel ná het verstrijken van de termijn waarop het verlengingsbesluit
ziet, zónder gevolgen blijft. Als het parlement treuzelt bij de besluitvorming kan
de regering daar uiteraard niets aan doen. Maar in theorie zou de regering zeer kort
voor de vervaldatum van de Twm een koninklijk besluit kunnen publiceren om de wet
te verlengen, waardoor het niet meer mogelijk is om de goedkeuringswet op tijd te
behandelen en het parlement buitenspel staat. De leden van de SGP-fractie zou dit
zeer onwenselijk vinden. Zij vragen de regering hoe dit kan worden voorkomen en of
de wet hiervoor niet nog aanscherping behoeft.
De leden van de SGP-fractie begrijpen de redenering dat het wenselijk is dat de regering
vóór het koninklijk besluit advies ontvangt van de Raad van State over eventuele verlenging
van de Twm. Het ligt dan niet in de rede om bij de bekrachtigingswet opnieuw advies
bij de Raad van State in te winnen, het wetsvoorstel heeft immers exact dezelfde inhoud
als het koninklijk besluit. Het argument dat advisering door de Raad van State vertragend
zou werken, vinden de leden van de SGP-fractie overigens weinig overtuigend. Zij kunnen
zich voorstellen dat om de samenhang te onderstrepen tussen het advies van de Raad
van State over het verlengingsbesluit, het koninklijk besluit en de goedkeuringswet,
alle drie tegelijkertijd worden gepubliceerd c.q. ingediend bij de Staten Generaal.
Zij vragen de regering hierop te reageren.
7. Consultatie
De leden van de VVD-fractie begrijpen uit de reactie van de Raad van State dat zij geen voorstander is van het
schrappen van de adviserende rol bij de goedkeuringswet. De Raad van State adviseert
voorafgaand aan het verlengingsbesluit en in het voorliggende wetsvoorstel dus niet
meer daarna over de goedkeuringswet om doublures te voorkomen, volgens de regering.
Kan de regering aangeven waarom niet is gekozen voor het opnemen van beide mogelijkheden?
Wat betekent het opnemen van een advies bij de goedkeuringswet voor de (lengte van
de) procedure?
II. Artikelsgewijze toelichting
Artikel I
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen om voorbeelden op andere plaatsen in de Nederlandse wetgeving van het gebruik
van deze gekozen juridische constructie tot goedkeuring, zoals in artikel 4 en 5 wordt
beschreven. Zij vragen of in dat geval ook door een van beide Kamers materieel invulling
is gegeven aan de nahangprocedure.
Artikel II
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering om expliciet te bevestigen dat ondanks het schrappen van de zinsnede
«elke drie maanden», de Afdeling advisering van de Raad van State nog steeds bij elk
verlengingsvoorstel voorafgaand aan het besluit wordt gehoord.
De leden van de SGP-fractie vragen of het schrappen van de zinsnede «elke drie maanden» een louter technische
wijziging betreft, of dat hieruit kan worden opgemaakt dat de regering zinspeelt op
verlenging van de Twm voor een kortere periode van drie maanden. Tot nu heeft de regering
immers de Twm telkens met drie maanden verlengd.
De fungerend voorzitter van de commissie, Agema
De adjunct-griffier van de commissie, Bakker
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Agema, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
J. Bakker, adjunct-griffier
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 34 | Tegen |
D66 | 24 | Tegen |
PVV | 17 | Voor |
CDA | 15 | Voor |
PvdA | 9 | Voor |
SP | 9 | Voor |
GroenLinks | 8 | Voor |
PvdD | 6 | Voor |
ChristenUnie | 5 | Voor |
FVD | 5 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
Groep Van Haga | 3 | Voor |
JA21 | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
Volt | 3 | Voor |
BBB | 1 | Voor |
BIJ1 | 1 | Voor |
Fractie Den Haan | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.