Lijst van vragen : Lijst van vragen over de Voorjaarsnota 2021 (Kamerstuk 35850-1)
2021D22985 LIJST VAN VRAGEN
De vaste commissie voor Financiën heeft over de door de Minister van Financiën op
28 mei 2021 aangeboden Voorjaarsnota 2021 (Kamerstuk 35 850, nr. 1) de navolgende vragen ter beantwoording aan de Minister voorgelegd.
De voorzitter van de commissie, Tielen
De adjunct-griffier van de commissie, Freriks
Nr
Vraag
1.
Hoeveel geld is er vanwege de coronacrisis extra uitgegeven door gemeenten? In hoeverre
worden zij hiervoor gecompenseerd?
2.
Klopt het dat het totaal beschikbare bedrag voor Groningen zo’n € 11,5 miljard bedraagt?
3.
Waarom lopen de ramingen voor schade en herstel «slechts» t/m 2027? Zijn er ook cijfers/inschattingen
beschikbaar over de totale kosten van schade en versterking (dus ook na 2027)?
4.
Klopt het dat het Nederlandse steunpakket, wanneer dat wordt vergeleken met steunpakketten
in andere EU-landen, voor een relatief groot deel bestaat uit uitstel van belasting?
Kunt u toelichten waarom?
5.
Het uitstaande risico aan overheidsgaranties is in 2020 sterk gestegen van € 181 miljard
in 2019 naar € 240 miljard in 2020 (30,5% bbp). Kunt u aangeven hoe en op welke termijn
u verwacht dat dit weer naar beneden gaat?
6.
Wordt in algemene zin bijgehouden in hoeverre een deel van de belasting- en premievorderingen,
wegens oninbaarheid dient te worden afgeboekt? Worden daarvan totaaloverzichten gemaakt
per belastingsoort? Zo ja, zijn deze beschikbaar? Zo nee, waarom niet?
7.
Kunt u motiveren waarom u voorwaardelijke toekenningen in 2021 inzake het Groeifonds
aanmerkt als «juridisch verplicht»? Welke «juridische verplichtingen» bent u precies
aangegaan?
8.
Kunt u toelichten hoe het aangaan van juridische verplichtingen, voordat deze zijn
voorgelegd aan de Kamer, zich verhoudt met het amendement Van der Lee en Snels (Kamerstuk
35 570 XIX, nr. 18) en het budgetrecht van de Kamer?
9.
Hoe heeft de belasting- en premiedruk voor huishoudens zich ontwikkeld sinds 2000?
10.
Hoe heeft de belastingdruk voor bedrijven zich ontwikkelt sinds 2000?
11.
Wat zijn de effecten van een eventuele verlaging van de AWf-premie op de koopkracht
van werkenden en op de werkgelegenheid? Kunt u dit kwantificeren?
12.
Is de voorgenomen verlaging van de AWf-premie bedoeld om de loonkosten te verlagen?
13.
Hoe hoog zijn de loonkosten in Nederland, vergeleken met andere OESO-landen?
14.
Welke definities worden er momenteel gehanteerd om het verschil te maken tussen incidentele
(crisis)uitgaven versus structurele uitgaven? Welke gevolgen heeft dat voor het al
dan niet verwerken in een incidentele of reguliere suppletoire begroting?
15.
Wat is het huidig beleid ten aanzien van het gebruik van artikel 2.27 Comptabiliteitswet
(CW)? Bent u, zoals eerder aangegeven, nog steeds van mening, dat terughoudend moet
worden omgegaan met het beroep op deze uitzonderingsclausule?
16.
Welke acties onderneemt u om zich ervan te verzekeren dat uw collega’s, bij een beroep
op artikel 2.27 CW zoveel mogelijk omschrijven waaruit het spoedeisende karakter bestaat
en welk belang van het Rijk wordt gediend?
17.
Kunt u een overzicht geven van de uitgaven die tot nu toe zijn gedaan op basis van
artikel 2.27, lid 2 van de CW?
18.
Kunt u aangeven welke instructies op dit moment gelden voor de departementen voor
het al dan niet gebruiken van incidentele suppletoire begrotingen? Kunt u daarbij
nader ingaan op de vraag wanneer gekozen wordt voor een incidentele suppletoire begroting
en wanneer kan worden gewacht op bijstelling in een reguliere suppletoire begroting?
19.
Kan ervan worden uitgegaan dat alle incidentele suppletoire begrotingen, die voorafgaand
aan de Voorjaarsnota en bijbehorende eerste suppletoire begrotingen zijn ingediend,
daarin zijn verwerkt?
20.
Is besteding van de middelen van het Nationaal Programma Onderwijs binnen de periode
haalbaar in verband met de planning en arbeidstekorten binnen de sector?
21.
Wat denkt u van het toevoegen van gedegen bestedingsplannen bij crisisuitgaven?
22.
Herkent u zich in de analyse van het CPB dat er een groep «bedrijven met toekomstperspectief»
is waarvoor onderzocht dient te worden hoe voorkomen kan worden dat zij in de problemen
raken?
23.
Lopen er op dit moment analyses binnen de regering wat er nodig is voor een soepele
overgang van steun- naar herstelbeleid? Zo ja, wanneer kunt u deze met de Kamer delen?
24.
Heeft u bij het opstellen van deze Voorjaarsnota expliciet gekeken of geïnventariseerd
hoe bij het openstellen van de economie in de tweede helft van 2021 een vliegende
start gemaakt kan worden op structurele, maatschappelijke uitdagingen op bijvoorbeeld
het terrein van energietransitie, klimaat, stikstof en woningbouw?
25.
Hoe houdbaar is de voorziene afname van de uitgaven in verband met het Gemeentefonds
en het Provinciefonds in het licht van het deel van de grote maatschappelijke opgaven,
die naar verwachting voor rekening van gemeenten en provincies komen?
26.
Waarom lopen de ramingen voor schade en herstel voor Groningen «slechts» tot en met
2027? Zijn er ook cijfers of inschattingen beschikbaar over de totale kosten van schade
en versterking (dus ook na 2027)?
27.
Zijn er naast bedragen ook cijfers beschikbaar over aantallen huizen en aantallen
huishoudens in Groningen waar deze bedragen aan ten goede zullen komen?
28.
Op welke concrete veronderstellingen ten aanzien van bijvoorbeeld aantallen gevallen
en gemiddelde schade is de raming gebaseerd dat er tot en met 2027 nog € 3,4 miljard
aan schadevergoedingen wordt uitgekeerd en € 5,4 miljard voor versterking?
29.
Kunt u de kosten voor de uitvoering nader onderbouwen, met vermelding van de aannames
waarvan u hierbij bent uitgegaan, en aangeven waarom deze aannames realistisch zijn,
mede in het licht van de constateringen van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag
2020 hierover?
30.
Is de verwachting reëel dat de risico’s die verband houden met garanties aan bedrijven
zich ook in de komende tijd minder zullen gaan materialiseren dan is voorzien?
31.
Kan een beeld worden gegeven van de hoogte van de thans voorziene risicoschades? Zal
het parlement ook dit jaar worden geïnformeerd over de te verwachten schade bij de
Najaarsnota (en eventueel de Miljoenennota)?
32.
In hoeverre zijn ten aanzien van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag ook de eventuele
aanvullende schadeuitkeringen meegenomen, die door de Commissie Werkelijke Schade
zullen worden behandeld? In hoeverre is rekening gehouden met het kwijtschelden van
informele schulden? In hoeverre is meegenomen dat ouders die zelf hun schulden al
hadden afbetaald ook een soort van «kwijtschelding» of compensatie van de afgeloste
schulden gaan krijgen?
33.
Kan nader aangegeven worden in hoeverre de risico-premie een reële weergave vormt
van het risico en het instellen van een risico-voorziening?
34.
Worden ook schades in verband met niet-terugbetaalde leningen bijgehouden? Zo ja,
kan een beeld worden gegeven van de omvang van niet-terugbetaalde leningen in de afgelopen
tien jaar?
35.
Wat doet u om de risico’s voor garanties die verband houden met internationale afspraken
te mitigeren?
36.
Bent u van mening dat meer convergentie van (het beleid van) EU-lidstaten noodzakelijk
is om de risico’s te verkleinen? Zo ja, op welke beleidsterreinen is deze convergentie
aan de orde?
37.
Op welke manier zal de omvang van het totaal aan risicoregelingen weer worden teruggebracht?
38.
Op welke termijn zullen, in navolging van aanbevelingen van de Rekenkamer, de risicoregelingen
worden geëvalueerd met het oog op het gebruik in een crisissituatie en zal bijgevolg
de meerwaarde van aanpassingen van het beleidskader aan de specifieke omstandigheden
van een crisissituatie, dan wel het instellen van een apart beleidskader, onder ogen
kunnen worden gezien?
39.
Wanneer zal duidelijk worden in welke mate belastinguitstel tot belastingafstel leidt?
40.
Wordt in algemene zin bijgehouden in hoeverre een deel van de belasting- en premievorderingen,
wegens oninbaarheid dient te worden afgeboekt? Worden daarvan totaaloverzichten gemaakt
per belastingsoort? Zo ja, zijn deze beschikbaar? Zo nee, waarom niet?
41.
Wat doet u overigens om de transparantie over de belastinginkomsten te vergroten,
om (meer) duidelijkheid te verschaffen over de samenstelling van de uitgestelde belastingverplichtingen
en betreffende uw verwachtingen omtrent het nakomen van belastingverplichtingen?
42.
Hoeveel middelen dienen aan de reserves te worden toegevoegd, alvorens geen sprake
meer is van een buffertekort bij DNB?
43.
Heeft de adviescommissie de taak om te zorgen voor een goede verdeling over de drie
pijlers van het Groeifonds? Welke kaders worden gehanteerd om te voorkomen dat de
investeringsportefeuille te eenzijdig (weinig divers) is?
44.
Hoe beschouwt u de beperkte toekenning aan projecten in de eerste pijler van het groeifonds?
Welke mogelijkheden ziet u om tot goede voorstellen te komen?
45.
Hoe kijkt u aan tegen de grote kosten van individuele infrastructuurprojecten en een
mogelijk drukkend effect op andersoortige investeringen?
46.
Bij welke departementen nemen de apparaatsbudgetten toe en naar welke ondersteunende
functies gaan die budgetten, tot hoeveel extra fte leidt dit bij deze functies en
waarom gaat de ondersteuning daar naartoe? Wordt hierbij rekening gehouden met de
aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer over het jaar 2020?
47.
Kunt u aangeven hoe groot de liquiditeitssteun zou kunnen zijn, die de Caribische
Landen van het Koninkrijk dit jaar nog behoeven (Koninkrijksrelaties)?
48.
Wanneer zal over herfinanciering van de verstrekte liquiditeitssteun gesproken worden
en welke opties voor herfinanciering zijn mogelijkerwijs aan de orde? In welke mate
is daarbij een samenhang aan de orde met de gaande gesprekken over de Landspakketten
(Koninkrijksrelaties)?
49.
Op grond van welke argumenten overweegt u – nu de liquiditeitsleningen als een risicoregeling
moeten worden gezien – al dan niet het instellen van een begrotingsreserve die verband
houdt met mogelijke schades, zoals niet-inbaarheid (Koninkrijksrelaties)?
50.
Kunt u de stijging van het budget voor de justitiële keten (PMJ) toelichten, nu de
prognose voor het tweede jaar op rij aanzienlijk wordt bijgesteld (J&V)?
51.
Kunt u de stijging van het budget voor de justitiële keten (PMJ) in een tabel uitsplitsen
naar de onderdelen van de keten (J&V)?
52.
Wanneer verwacht u dat de maatregel «digitaal betekenen» volledig is geïmplementeerd
en leidt tot kostenbesparingen (J&V)?
53.
Welke gevolgen heeft de latere implementatie van «digitaal betekenen» voor het functioneren
van de betrokken organisaties (J&V)?
54.
Hoe lang precies kampt de Raad voor de Kinderbescherming met financiële tekorten en
hoe hoog waren die tekorten? Hoe zijn die tekorten de afgelopen jaren opgelost (J&V)?
55.
Wat is bij u bekend over de (mogelijke) oorzaken van het ontstaan van deze tekorten
bij de Raad voor de Kinderbescherming (J&V)?
56.
Welke gevolgen hebben de financiële tekorten voor de taakuitvoering van de Raad voor
de Kinderbescherming (J&V)?
57.
Kunt u toelichten waarom de € 10 miljoen voor uitvoeringskosten, die gemoeid zijn
met de ketenregie op de tenuitvoerlegging, verlaagd worden met ruim € 7 miljoen (J&V)?
58.
Kunt u inzicht geven in de doelen die u met de extra uitgaven voor de woningbouwimpuls
hoopt te bereiken, in termen van aantal en type woningen (BZK)?
59.
Kunt u aangeven hoe de € 200 miljoen extra uitgaven voor de woningbouwimpuls in de
suppletoire begroting zich verhouden tot de € 250 miljoen, zoals genoemd als beschikbaar
voor de derde tranche in de kabinetsbrief van 25 mei 2021 over de tussentijdse evaluatie
van de woningbouwimpuls (BZK)?
60.
Kunt u inzicht bieden in het totaal aan uitgaven dat in het kader van de woningbouwimpuls
tot nu toe heeft plaatsgevonden, welke doelen daarmee bereikt zijn en welke uitgaven
nog verwacht worden (BZK)?
61.
Kunt u aangeven welk deel van de uitgaven in 2021 aan de woningbouwimpuls bedoeld
is voor ouderenhuisvesting en welke doelen u hiermee wenst te bereiken (BZK)?
62.
Kunt u inzicht geven in de besteding van ruim € 70 miljoen voor informatiehuishouding
en actieve openbaarmaking? Op welke wijze zal dit bedrag besteed worden, welke ramingen
liggen hieraan ten grondslag en welke doelen dienen hiermee binnen welke termijn bereikt
te worden (BZK)?
63.
Zijn er, naast de ruim € 70 miljoen voor informatiehuishouding en actieve openbaarmaking
die nu aan de BZK-begroting worden toegevoegd, op de Aanvullende Post bedragen gereserveerd
voor verbetering van de informatiehuishouding van de rijksoverheid (BZK)?
64.
Kunt u inzicht bieden in de meerjarige verwachte uitgaven rondom het programma ter
verbetering van de informatiehuishouding van de rijksoverheid (BZK)?
65.
In hoeverre is in de ramingen van het aantal studenten rekening gehouden met Covid-19?
Voor hoe lang wordt ingeschat dat Covid-19 gevolgen gaat hebben voor de instroom van
studenten (OCW)?
66.
Stel dat er de komende jaren een meevaller komt in de studentenaantallen, wat gebeurt
er dan met deze middelen? Gaan deze terug naar de staatskas, worden die vereffend
met het openstaande tekort of iets anders (OCW)?
67.
Er wordt € 47,3 miljoen uitgetrokken voor examens voortgezet onderwijs: de uitvoering
vraagt om extra inspanningen van scholen, waarvoor € 35 miljoen beschikbaar wordt
gesteld en aanvullend is er een bedrag van € 12 miljoen uitgetrokken voor extra uitvoeringskomsten
voor de examenketen. Kunt u aangeven hoe onderliggende bedragen tot stand zijn gekomen
en kunt u daarbij aangeven of dit in overleg met de scholen is gebeurd? Kunt u aangeven
of het duidelijk is of hiermee alle scholen waar het nodig is, bediend kunnen worden
(OCW)?
68.
Kunt u toelichten hoe het komt dat de personele vulling bij de landmacht lager is
dan eerder begroot, waardoor de budgetten voor salarissen eigen personeel en gereedstelling
zijn verlaagd (Defensie)?
69.
Hoe worden de bevindingen van de Algemene Rekenkamer over het jaar 2020 meegenomen
in de begroting? Als deze niet bij de Voorjaarsnota worden meegenomen, wanneer worden
dan wel bijstellingen verwacht? Wanneer wordt de Kamer hiervan op de hoogte gesteld?
70.
Kunt u de mutatie van – € 41,8 miljoen voor de reservering Klimaatakkoord op art.
14 voor 2022 toelichten? Waarvoor worden deze middelen ingezet (I&W)?
71.
Waarom is 35 procent van de beschikbaarheidsvergoeding OV 2020 momenteel nog niet
uitbetaald en wanneer zal het resterende deel van de beschikbaarheidsvergoeding OV
worden uitbetaald? Wat zijn de gevolgen hiervan in praktijk (I&W)?
72.
Waarom werd de bijdrage aan het Infrastructuurfonds (art. 26) bij de Voorjaarsnota
2020 verlaagd met € 546 miljoen en wordt deze bij Voorjaarsnota 2021 weer verhoogd
met € 753 miljoen (I&W)?
73.
Wat is er sinds de Voorjaarsnota 2020 veranderd bij de uitvoeringscapaciteit en de
planvorming dat er een forse verhoging van het infrastructuurbudget voor 2021 mogelijk
is (I&W)?
74.
Kunt u toelichten waarom de middelen bestemd voor de «Regeling provinciale aankoop
veehouderijen nabij natuurgebieden» (in totaal ruim € 212 miljoen) met een kasschuif
zijn doorgeschoven naar de periode 2022–2024? Welke gevolgen heeft dat voor het realiseren
van de beleidsdoelstellingen (LNV)?
75.
Welke gevolgen heeft het doorschuiven van 68,6 van de € 81,6 miljoen voor de eerste
tranche van de Regeling versneld natuurherstel naar latere jaren voor het herstel
van de natuur? En hoeveel aanvragen zijn tot nu toe gedaan, toegekend en afgewezen?
Welk bedrag aan subsidies is toegekend en hoeveel natuur wordt daarmee hersteld (LNV)?
76.
Kunt u toelichten waarom het noodzakelijk is de klimaatakkoordmiddelen voor pilots
en onderzoeken veenweide door te schuiven naar de periode 2022 tot en met 2025? Wat
betekent dit voor het realiseren van de beleidsdoelstellingen (LNV)?
77.
Hoe verklaart u dat sinds de invoering van de loonkostenvoordelen (LKV) op 1 januari
2018 de realisaties achterblijven bij de verwachtingen en wanneer verwacht u de uitgaven
hiervoor te realiseren (SZW)?
78.
Kunt u toelichten waarom NL Leert Door naar beneden wordt bijgesteld en of dat budget
beschikbaar blijft voor de doelgroep? Wat zijn de consequenties van deze bijstelling
voor de praktijk (SZW)?
79.
Hoe kan het dat de actuele cijfers voor de Wlz-premies zo afwijken van de ramingen?
En wat is de reden van de lagere Wlz-premies (VWS)?
80.
Kunt u een overzicht geven van de totale middelen die in 2021 beschikbaar zijn gesteld
voor de Jeugdzorg (alle begrotingen), naast de toegezegde middelen in deze eerste
suppletoire begroting (VWS)?
81.
Hoe kijkt het kabinet aan tegen het advies van de Commissie van Wijzen om een nog
op te stellen Ontwikkelagenda op zowel rijks- als gemeenteniveau te monitoren? Bent
u voornemens om daarbij niet alleen de doelmatigheid maar ook de doeltreffendheid
van het Jeugdbeleid te monitoren (VWS)?
82.
Kunt u nader toelichten wat de invloed gaat zijn van de taakstellingen op de beleidsartikelen
2,3,5,6 op de begroting VWS op de uitvoering van de regeling veelbelovende zorg, het
instrument passende zorg en levensbrede ondersteuning, het jeugdstelsel en duurzame
en toegankelijke sportaccommodaties (VWS)?
83.
Bent u voornemens om de inhuur externen bij het Ministerie van VWS te gaan verminderen
in de toekomst? Zo ja, op welk terrein en op welke termijn denkt u de inhuur externen
te gaan verminderen? Worden daarvoor in de plaats specialisten aangenomen? En hoe
draagt dit bij tot de cultuurverandering binnen VWS (VWS)?
84.
Kunt u toelichten hoe met de verhoging van de verplichtingen binnen de begroting van
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking de uitgaven voor een volgend kabinet
al worden vastgelegd (BHOS)?
85.
Waarom wordt niet gespecificeerd aan welke projecten de intensiveringen als gevolg
van kasschuiven worden uitgegeven, maar wordt verwezen naar het terugbrengen van de
overprogrammering in 2021 tot een beheersbaar niveau van € 442 miljoen (Infrastructuurfonds)?
86.
Waaraan gaat u de toegevoegde middelen van € 197,3 miljoen op artikel 13.03 precies
uitgeven (Infrastructuurfonds)?
87.
Hoe wordt op artikel 13.03 Aanleg spoorwegen met de toevoeging van € 324,6 miljoen
door een kasschuif vanuit latere jaren «overprogrammering gecreëerd op de aanlegbudgetten
om tot volledige uitputting te komen» (Infrastructuurfonds)?
88.
Hoe is de begrotingstechnische ophanging van de infrastructurele projecten in het
Nationaal Groeifonds geregeld en hoe is autorisatie hiervan door de Kamer voorzien
(Infrastructuurfonds)?
89.
Kunt u een meer inhoudelijke toelichting geven op de naar voren geschoven € 169 miljoen?
Op welke projecten verwacht u de extra uitgaven te kunnen doen in de realisatieprogramma’s
voor waterveiligheid en zoetwatervoorziening (Deltafonds)?
90.
Heeft de bescheiden intensivering voor beheer en onderhoud (circa € 32 miljoen) vooral
betrekking op reparaties (stuw Linne, bemaalinstallaties IJmuiden)? Zo ja, betekent
dit dat nog geen begin is gemaakt met het inlopen van uitgesteld onderhoud aan het
hoofdwatersysteem (Deltafonds)?
91.
Kunt u toelichten waarom de suppletoire begroting van het Defensiematerieelbegrotingsfonds
slechts inzicht biedt in de komende vijf jaar, en niet de komende vijftien jaar, zoals
de bedoeling was, en kunt u alsnog inzicht geven in de komende vijftien jaar (Defensiematerieelbegroting)?
92.
Hoeveel bedrijven denkt u te kunnen helpen met de Time Out Arrangement (TOA); kunt
u daarbij een differentiatie maken in verschillende soorten bedrijven / doelgroepen
van de regeling (EZK)?
93.
Kunt u aangeven welke acties u richting de uitvoering hebt ondernomen om er zeker
van te zijn dat de Versnelde klimaatinvesteringen Industrie ook daadwerkelijk zullen
worden benut (EZK)?
94.
De middelen voor de herstructurering winkelgebieden zijn uitgesmeerd over meerdere
jaren; tot en met eind 2022 geeft u «maar» € 20 miljoen uit. Kunt u aangeven hoe deze
raming aansluit op de urgentie van het vraagstuk (EZK)?
95.
Kunt u nader toelichten hoe de uitgaven op de € 121 miljoen aan verplichtingen in
het kader van het Nationaal Groeifonds meerjarig neerslaan?
96.
Met het opstarten van de economie is het van groot belang dat ook de investeringen
in groei en vernieuwing weer op gang komen. Heeft u een concreet plan van aanpak om
te zorgen dat de beschikbare middelen van het toekomstfonds dit jaar ook volledig
worden uitgeput (EZK)?
97.
Tot nu toe was er elk jaar onderbenutting van de Stimulering Duurzame Energie (SDE)-middelen.
Kunt u een cijfermatige onderbouwing geven waarom het aannemelijk is dat er nu een
onttrekking zal worden gedaan (EZK)?
98.
Op basis waarvan is de reservering van € 239 miljoen gedaan m.b.t. sluiten en/of productiebeperking
kolencentrales. Kunt u de achterliggende raming delen? Zijn er scenario’s denkbaar
waar de kosten veel hoger uitvallen (EZK)?
99.
Met de verbreding van de Opslag Duurzame Energie (ODE) en de SDE wordt het budget
steeds meer voor uiteenlopende uitgaven gedaan. Hoe wordt gezorgd dat dit niet een
drukkend effect heeft op uitgaven/investeringen aan bijvoorbeeld duurzame energieproductie
(EZK)?
100.
Wat is de som van alle tegenvallers bij elkaar? Kunt u de grootste tegenvallers noemen
met de bijbehorende bedragen? Kunt u hetzelfde doen voor de meevallers?
101.
Hoe hoog is de werkloosheid in 2021 in absolute getallen?
102.
Hoe valt het gegeven dat de contractlonen met 1,7% stijgen in 2021 te rijmen met het
bericht er amper sprake is van loonstijgingen in de nieuwe cao’s?
103.
Kunt u verklaren waarom de consumptie van huishoudens is gedaald naar 0,6%, terwijl
er in de Miljoenennota 2021 nog uit werd gegaan van 4,4%?
104.
Kunt u verklaren waarom de investeringen zijn gedaald naar 2,3%, terwijl er in de
Miljoenennota 2021 nog uit werd gegaan van 6,9%?
105.
Kunt u verklaren waarom de uitvoer van goederen is gedaald naar 2,6%, terwijl er in
de Miljoenennota 2021 nog uit werd gegaan van 4,7%?
106.
Kunt u verklaren waarom de invoer van goederen is gedaald naar 3%, terwijl er in de
Miljoenennota 2021 nog uit werd gegaan van 5,8%?
107.
Kunt u aangeven wat de onderliggende oorzaken zijn van de hogere bbp-krimpcijfers
in respectievelijk Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk?
108.
Kunt u aangeven welke sectoren hard zijn geraakt door de coronacrisis en dit onderbouwen
met wekloosheidscijfers en het aantal faillissementen?
109.
Met hoeveel zijn de salarissen van leraren, het zorgpersoneel, politie en militairen
in 2021 gestegen (graag per onderdeel uitsplitsen)?
110.
Kunt u nader toelichten waarom Nederland 190 mln. extra kwijt is aan EU-afdrachten?
Kunt u dit bedrag uitsplitsen?
111.
Kunt u aangeven welke deelnemingen zwaar te leiden hebben onder de COVID-19 crisis,
waardoor hier enkele jaren geen dividenden verwacht worden?
112.
Kunt u nader toelichten waar de bedragen (11 miljoen 2021, 56 miljoen 2022) die vooralsnog
zijn opgenomen voor het compenseren van niet-kinderopvangtoeslaggerelateerde slachtoffers
op gebaseerd zijn en/of welke aannames daar aan ten grondslag liggen (Herstel Toeslagen)?
113.
Op welke wijze worden de informatiehuishouding en de dienstverlening van de overheid
verbeterd? Waar is het bedrag van € 833 miljoen uit opgebouwd?
114.
Welke openstaande bedragen moet de NAM nog terugbetalen aan de overheid? Gaat de NAM
deze nog betalen, mede gelet op het bezwaar dat de NAM heeft ingediend? Waar is het
bezwaar van de NAM op gebaseerd en wat is uw reactie hierop?
115.
Hoeveel schademeldingen zijn er sinds de aardbeving van Huizinge (augustus 2021) ingediend?
Hoeveel schademeldingen zijn afgehandeld en hoeveel moeten nog worden afgehandeld?
Welke bedragen zijn hiermee gemoeid?
116.
Hoeveel huizen zijn er inmiddels geïnspecteerd en hoeveel heeft dit gekost? Hoeveel
huizen moeten er nog geïnspecteerd worden en hoeveel gaat dit kosten?
117.
Welke maatregelen verwacht u in het kader van de steunpakketten nog meer te nemen
met een budgettaire derving voor het inkomstenkader en waarvoor een bedrag van circa
€ 0,2 miljard in 2021 gereserveerd staat?
118.
Kunt u nader toelichten waarom de ontvangsten wat betreft belastingen en premies volksverzekeringen
hoger uitvallen?
119.
Kunt u de oorzaak van de belangrijkste mutaties wat betreft de raming belasting- en
premieontvangsten nader toelichten (tabel 4.4)?
120.
Hoe hoog is de Duitse bijdrage aan TenneT?
121.
Inzake de tabellen 3.1 en 3.2.; wat verklaart de forse toename van de opbrengsten
van de vennootschapsbelasting?
122.
Welk deel van de ingeboekte bedragen die de NAM dient te betalen wordt door de NAM
geweigerd?
123.
Waarom is het bedrag van € 207,3 miljoen ingeboekt, terwijl NAM een bezwaar heeft
ingediend (met het doel deze niet te betalen)?
124.
Wat is de reden voor het lagere aantal verstrekte leningen in het kader van Invest-NL
en in hoeverre valt dit toe te schrijven aan de Covid-crisis?
125.
Wat is uw beeld op basis van diverse onderzoeken met betrekking tot de omvang en karakteristieken
van de groep ondernemers, die in de problemen komt bij afbouw van de steunmaatregelen?
126.
Lopen er op dit moment analyses binnen de regering naar wat er nodig is voor een soepele
overgang van steun- naar herstelbeleid? Zo ja, wanneer kunt u deze met de Kamer delen?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
J.F.C. Freriks, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.