Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 831 Goedkeuring van de op 27 januari 2021 te Brussel tot stand gekomen Overeenkomst tot wijziging van het Verdrag tot instelling van het Europees Stabiliteitsmechanisme tussen het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Portugese Republiek, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek en de Republiek Finland (Trb. 2021, 20)
Nr. 5
VERSLAG
Vastgesteld 4 juni 2021
De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand
wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen tijdig en genoegzaam zal
hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel
voldoende voorbereid
De fungerend voorzitter van de commissie, Tielen
Adjunct-griffier van de commissie, Schukkink
INLEIDING
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel tot goedkeuring
van de Overeenkomst tot wijziging van het Verdrag tot instelling van het Europees
Stabiliteitsmechanisme, Trb. 2021, 20. Zij hebben hierbij nog enkele vragen.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel tot goedkeuring
van de Overeenkomst tot wijziging van het Verdrag tot instelling van het Europees
Stabiliteitsmechanisme. Zij brengen daarover enkele vragen en opmerkingen naar voren.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende
wetsvoorstel aangaande de goedkeuring van de Overeenkomst tot wijziging van het Verdrag
tot instelling van het Europees Stabiliteitsmechanisme. Deze leden hebben enkel vragen
ter verduidelijking van de inhoud en gevolgen van de wijziging van het verdrag.
De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de overeenkomst
tot wijziging van het Verdrag tot instelling van het Europees Stabiliteitsmechanisme.
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel
tot goedkeuring van de Overeenkomst tot wijziging van het Verdrag tot instelling van
het Europees Stabiliteitsmechanisme. Zij constateren dat het om de implementatie van
een verdrag gaat dat al meerdere jaren ook in de Kamer is besproken en waar weinig
ruimte is voor inhoudelijke verandering. Deze leden waarderen de in de recente Kamerbrief
(21 501-07) uitgesproken aanvullende afspraken over de informatievoorziening met betrekking
tot de besteding van ESM-middelen.
Zij vragen de regering waarom ervoor is gekozen om een ex-post-informatievoorziening
te hanteren als het gaat om uitkeringen uit het ESM, in tegenstelling tot de ex-ante-informatievoorziening
in Duitsland.
ALGEMEEN
1. Inleiding
De leden van de CDA-fractie ondersteunen de wijzigingen in het ESM-verdrag omdat dit
naar hun mening de monetaire stabiliteit van de EU verstevigt. De financiële crisis
is een directe aanleiding voor de versterking van het ESM geweest. Met deze wetwijziging
is het Europese financiële bestel beter voorbereid is op eventuele nieuwe financiële
en economische crises.
De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe voorkomen kan worden dat de belastingbetaler
met de kosten van falende banken wordt opgezadeld. Zij vragen hoe met deze wijziging
het proces omtrent steunprogramma’s in de toekomst slagvaardiger wordt. Voorts willen
zij weten of nu niet staatsobligaties onverkoopbaar zijn geworden door het nieuwe
ESM-verdrag.
De leden van de SP-fractie vragen de regering of het wel de bedoeling blijft dat de
Europese banken bij problemen eerst een beroep doen op het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds
SRF. Zij willen weten hoe de programma’s nu effectiever worden.
De leden van de SP-fractie vragen de regering waarom een kredietlijn bij de herstructurering
van probleembanken en bij de afwikkeling van faillissementen van banken zo nodig is
in het licht van de komende digitale munt. Zij vragen de regering naar het vertrouwen
in de financiële sector in relatie tot deze wijziging van het ESM. Zij vragen voorts
of Nederland met deze wijziging een transferunie meer ruimte geeft.
De leden van de SP-fractie vragen de regering ten slotte welke soevereiniteitsbevoegdheden
hier worden overgedragen.
3. Hoofdlijnen van de Wijzigingsovereenkomst
3.1. Versterking van de rol van het ESM in het verstrekken van financiële stabiliteitssteun
De leden van de PVV-fractie merken op het ESM een eigen verantwoordelijkheid krijgt
bij de analyse van de schuldhoudbaarheid en terugbetaalcapaciteit van lidstaten die
een aanvraag voor stabiliteitssteun bij het ESM doen. De leden van de PVV-fractie
willen weten wat deze verantwoordelijkheid precies inhoudt en wat voor gevolgen dit
kan hebben voor de ESM-leden. Hetzelfde willen de leden van de PVV-fractie weten over
het gegeven dat het ESM op structurele basis de macro-economische en financiële ontwikkelingen
van alle ESM-leden gaat volgen en analyseren. Wat voor gevolgen heeft dit voor de
ESM-leden?
De leden van de CDA-fractie constateren dat het ESM als een van de nieuwe taken op
structurele basis de macro-economische en financiële ontwikkelingen, waaronder de
ontwikkeling van de publieke schuld, van alle ESM-leden zal gaan volgen en analyseren.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering op welke manier de lidstaten worden
betrokken bij deze controle, via welke nationale instanties dat gaat en op welke manier
lidstaten worden geïnformeerd over de resultaten.
3.2. Preventieve kredietlijnen
De leden van de PVV-fractie merken op dat sinds de instelling van het ESM nog geen
aanvraag is gedaan door een lidstaat voor preventieve financiële bijstand. Als gevolg
hiervan wordt een aantal wijzigingen doorgevoerd die de effectiviteit van de bestaande
ESM-instrumenten voor preventieve financiële bijstand vergroten. De leden van de PVV-fractie
willen weten wat voor toegevoegde waarde het ESM heeft als er tot nu toe geen gebruik
van is gemaakt. Ook willen zij weten of het doorvoeren van de wijzigingen niet alsnog
tot doel heeft het gebruikmaken van het ESM te stimuleren, terwijl dat «geen doel
op zich is».
Verder merken de leden van de PVV-fractie op dat onder het gewijzigde verdrag bij
schending van toegangscriteria en/of beleidsvoorwaarden voor een reeds toegekende
kredietlijn de kredietlijn automatisch wordt stopgezet en een additionele rentemarge
op reeds uitgekeerde middelen zal worden gerekend. De leden van de PVV-fractie willen
weten hoe hoog deze additionele rentemarge zal zijn en hoe snel een land dit zou moeten
betalen. Kan de kredietlijn worden voortgezet indien een land weer aan de toegangscriteria
en/of beleidsvoorwaarden voldoet?
De leden van de CDA-fractie constateren dat sinds de instelling van het ESM nog geen
aanvraag is gedaan door een lidstaat voor preventieve financiële bijstand. Mogelijk
speelt onduidelijkheid over de toegangscriteria en de overige voorwaarden hierbij
een rol. De leden van de CDA-fractie vragen de regering of de wijzigingen ertoe leiden
dat op eenvoudigere manier aanspraak kan worden gedaan op het ESM en of duidelijkheid
inderdaad toeneemt. Deze leden zijn tevens van mening dat de aanvraag van het ESM
door lidstaten achterblijft vanwege de voorwaarden die eraan gesteld worden, aangezien
fondsen en middelen waaraan minder strikte voorwaarden worden gesteld wel worden aangesproken.
Deelt de regering deze analyse en is de regering van mening dat wanneer lidstaten
dusdanig in de problemen komen ze wel bereid zijn aanspraak te maken op het ESM of
is er een mechanisme gecreëerd dat vooral papieren zekerheid moet bieden aan de grillen
van de kapitaalmarkt? De leden van de CDA-fractie vragen de regering met andere woorden
of het ESM bij uitstek als een preventief instrument beoordeeld moet worden.
Voor toegang tot de aan voorwaarden onderworpen preventieve kredietlijn worden nominale
cijfermatige criteria voor het maximale overheidstekort en de ontwikkeling van de
overheidsschuld geïntroduceerd. Deze criteria zijn aangescherpt omdat het huidige
criterium gekoppeld is aan de implementatie van het huidige Stabiliteits- en Groeipact
(SGP), wat discretionaire ruimte aan de Europese Commissie en de Raad van de Europese
Unie laat. De leden van de CDA-fractie vragen de regering deze discretionaire ruimte
toe te lichten en met name het proces hoe daar gebruik van wordt gemaakt. Deze leden
vragen de regering tevens aan te geven welke gevolgen voorgenomen gesprekken over
modernisering van het SGP hebben voor deze aanpassingen in het ESM. De leden van de
CDA-fractie vragen de regering de juridische grond van het ESM toe te lichten. Wordt
zolang lidstaten gebruik kunnen maken van de ontsnappingsclausule van het SGP, de
genoemde koppeling aan de implementatie van het SGP dus ook losgelaten?
Ook zullen landen niet meer kunnen voldoen aan het criterium met betrekking tot macro-economische
onevenwichtigheden als er sprake is van buitensporige onevenwichtigheden. De leden
van de CDA-fractie vragen de regering aan te geven welke criteria dat zijn.
3.3. Versterking van het raamwerk voor herstructurering publieke schulden
De leden van de CDA-fractie constateren dat de herstructurering van publieke schulden
als een nieuwe voorwaarde geldt om gebruik te kunnen maken van het ESM. Zij vragen
de regering of deze herstructurering door de betreffende lidstaat ontwikkeld en uitgevoerd
dient te worden, welke rol de Europese Commissie daarin speelt en of er sprake is
van betrokkenheid van een trojka in dergelijke situaties.
3.4. De gemeenschappelijke achtervang voor het SRF
De leden van de VVD-fractie lezen dat het niet ondenkbaar is dat het SRF uitgeput
raakt. Dit zou het geval kunnen zijn als meerdere banken tegelijkertijd omvallen en
voor deze banken, na toepassing van bail-in, aanvullende solvabiliteitssteun noodzakelijk
is. Kan de regering aangeven of er scenario’s zijn opgesteld indien een dergelijke
situatie zich voordoet? Welk risico loopt Nederland indien het SRF uitgeput raakt?
Indien het achtervangmechanisme geactiveerd wordt bij een grote bankencrisis, dan
is de kans dat de afwikkeling in een kort tijdsbestek moet plaatsvinden vanwege de
mogelijke marktreactie die kan volgen groot. De leden van de VVD-fractie lezen in
de brief van 11 mei jl. een voorstel voor een aanvulling op het informatieprotocol
aangaande (ESM-gerelateerde) crisismaatregelen in de eurozone. Hierin staat dat gelet
op de zeer korte beslistermijn, de Kamer zo spoedig mogelijk en binnen 72 uur schriftelijk
op de hoogte wordt gesteld van een besluit van de Raad van bewind. Hoe wordt geborgd
dat de Kamer overlegmogelijkheden met het kabinet worden geboden?
Voorts lezen de leden van de VVD-fractie dat naast besluiten over leningen aan het
Single Resolution Board (SRB) conform artikel 18bis, vijfde lid, van het gewijzigde ESM-verdrag, er diverse
besluiten zijn die verband houden met de gemeenschappelijke achtervang die niet onder
een vergelijkbare tijdsdruk zullen moeten worden genomen. Ten aanzien van deze besluiten
zal de positie van Nederland ten minste vijf dagen voorafgaand aan de besluitvorming
binnen het ESM via een brief worden gedeeld met de Kamer. Dat biedt de Kamer in beginsel
de gelegenheid om voorafgaand aan de besluitvorming binnen het ESM met het kabinet
in overleg te treden. Als het niet mogelijk blijkt de Kamer te informeren binnen deze
termijn, zal het kabinet een parlementair voorbehoud maken. Hierbij geldt dat de Kamer
tot drie werkdagen na ontvangst van informatie schriftelijk kan laten weten hierover
met het kabinet te willen overleggen, binnen de periode van een week. Welke invloed
heeft een parlementair voorbehoud op de besluitvorming binnen het ESM? Hoe wordt dit
in andere lidstaten geregeld?
De leden van de VVD-fractie willen daarnaast weten in hoeverre geborgd is dat er voldoende
risicoreductie is bereikt door de bankensector ten tijde van de inwerkingtreding van
de achtervang. Zij lezen dat wanneer een lidstaat van mening is dat in het juridische
kader wijzigingen hebben plaatsgevonden die het resolutieraamwerk afzwakken of materieel
van aard doen veranderen, deze lidstaat te allen tijde de achtervang kan stopzetten.
Hoe worden wijzigingen in juridische kaders gemonitord en hoe wordt de Kamer hier
tijdig over geïnformeerd?
De leden van de CDA-fractie lezen dat het uitgangspunt van het SRM is dat eventuele
verliezen of kosten die gepaard gaan met de afwikkeling van banken, worden gedragen
door private partijen om risico’s voor overheden tot een minimum te beperken. Zo staan
de aandeelhouders en crediteuren van de falende bank eerst aan de lat. De leden van
de CDA-fractie vragen de regering hoe daar invulling aan wordt gegeven als er sprake
is van staatsdeelneming.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering of er periodiek gekeken wordt naar
de risicoreductie en in hoeverre dit betrekking heeft op de vorming van het Europese
depositogarantiestelsel (EDIS).
De leden van de CDA-fractie lezen dat de regering stelt dat het niet ondenkbaar is
dat het SRF uitgeput raakt. Volgens hen is er dan sprake van het worst-case-scenario.
Deelt de regering deze analyse van een dergelijk scenario en kan de regering aangeven
hoe de financiële afwikkeling dan werkt? De leden van de CDA-fractie vragen de regering
de alternatieve methodes van financiering voor het SRF die dan in werking treden toe
te lichten en de garantie te geven dat de Europese Commissie of een andere Europese
instelling of entiteit dan niet zelfstandig de kapitaalmarkten op kan gaan en Europese
schuldenpapieren kan uitgeven.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering aan te geven of de koppeling aan de
SRB in dit slechte scenario als ultieme achtervang het opstellen van een Europees
depositogarantiestelsel niet eveneens noodzakelijk maakt gezien de koppeling van de
SRB aan de bankdeposito’s.
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden de toelichting op de gemeenschappelijke
achtervang voor het SRF helder maar vragen de regering om een nadere reflectie op
de risico’s voor de kosten van uiteindelijk de Nederlandse belastingbetaler op het
moment dat een grote crisis zich voordoet waardoor (andere Europese) banken in de
problemen komen.
4. Verhouding met het primaire Unierecht
De leden van de CDA-fractie constateren dat de directeur van het ESM wordt geacht
samen te werken met de Europese Commissie en de ECB. Zij vragen de regering welke
procedure wordt gestart wanneer er onenigheid tussen deze drie instellingen ontstaat
en dit noodzakelijk optreden in de weg staat.
Het ESM krijgt een grotere rol. De leden van de CDA-fractie vragen de regering hoe
het zit na invoering van de voorgestelde wijzigingen met de rol van de ECB en is de
regering ervan overtuigd dat met deze rolwijzigingen checks and balances nog voldoende
in evenwicht zijn.
6. Gevolgen voor de begroting
De leden van de PVV-fractie merken op dat de overheidssteun die vanuit het ESM wordt
aangewend, achteraf gecompenseerd zal worden door middel van buitengewone achteraf
te betalen heffingen op de Europese bankensector. De leden van de PVV-fractie willen
weten of het volledige bedrag zal worden gecompenseerd door de Europese bankensector
en welke verdeelsleutel hierbij zal worden toegepast.
OVERIG
De leden van de CDA-fractie vragen de regering wanneer de wijzigingen geëvalueerd
worden en hoe de Kamer bij die evaluatie betrokken wordt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
M. Schukkink, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.