Brief regering : Verkenning Keuzemogelijkheden bij aanvullend pensioen
32 043 Toekomst pensioenstelsel
Nr. 561 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 mei 2021
In de Kamerbrief principeakkoord vernieuwing pensioenstelsel van 5 juni 2019 (Kamerstuk
32 043, nr. 457) is aangekondigd dat het kabinet zal onderzoeken welke keuzemogelijkheden bij aanvullend
pensioen op termijn kunnen worden toegevoegd, naast het bedrag ineens op pensioendatum.
Tijdens het AO Pensioenonderwerpen van 16 oktober 2019 heeft Kamerlid Van Weyenberg
tevens verzocht om een breed onderzoek naar keuzemogelijkheden voor pensioendeelnemers.
Bijgevoegd onderzoek1 gaat in op de meest genoemde en voor de hand liggende keuzemogelijkheden:
– keuze voor de pensioenuitvoerder, die in potentie beter aansluit op voorkeuren van
de deelnemer
– keuze voor het beleggingsprofiel met meer of minder risico of met meer of minder groen
beleggen
– keuze voor voortijdig aanwenden van pensioenvermogen, bijvoorbeeld voor aflossen eigenwoningschuld
– keuze voor een tijdelijk lagere premie, meer inkomen nu en een lager pensioen later.
Bevindingen bij keuzemogelijkheden
Het rapport beschrijft op basis van beschikbare literatuur de implicaties van de voorgestelde
varianten. Daarbij is aandacht besteed aan de juridische haalbaarheid en uitvoeringsgevolgen,
maar ook aan gevolgen en risico’s voor de deelnemer en voor het collectief. Voor de
vier keuzemogelijkheden volgt hieronder een samenvatting van de bevindingen. Het rapport
geeft het hele overzicht.
De keuze voor de pensioenuitvoerder betekent dat een deelnemer een uitvoerder kan
kiezen die meer aansluit bij voorkeuren omtrent bijvoorbeeld groen beleggen, de wijze
van communicatie/dienstverlening met deelnemers of die bijvoorbeeld lagere uitvoeringskosten
heeft. Er zijn echter ook uitdagingen aan verbonden:
• De vrije keuze van een pensioenuitvoerder is niet te verenigen met risicodeling, zoals
voorzien in het nieuwe pensioencontract of de verbeterde premieregeling met solidariteitsreserve.
• Deze keuze is naar verwachting niet verenigbaar met behoud van de verplichtstelling
en vergt fundamentele discussie over taakafbakening.
• Vrije keuze voor een uitvoerder van een regeling op sectorniveau, of op niveau van
de werkgever, lijkt niet uitvoerbaar. Als de inhoud van de regeling echter geheel
overgelaten wordt aan de deelnemer die hierbij eigen keuzes kan maken óf als er een
voorgeschreven gestandaardiseerde pensioenregeling komt, dan zijn er wel mogelijkheden
voor een werkbare uitvoering
• Voor uitvoeringslasten moet rekening gehouden worden met grote uitdagingen voor pensioenuitvoerders
en werkgevers die gaan leiden tot kostenstijgingen.
Keuze voor beleggingsprofiel, zo beschrijft het rapport, betekent dat de deelnemer
keuzes kan maken zodat de wijze waarop belegd wordt, beter aansluit bij zijn risicohouding
en -draagkracht, maar ook bij andere voorkeuren, bijvoorbeeld op gebied van duurzaamheid.
Deze vorm van keuzevrijheid is uitvoerbaar bij een verbeterde premieregeling, maar
lijkt moeilijk uitvoerbaar bij een regeling met solidariteitsreserve die gevuld wordt
uit collectief behaald rendement.
Keuze voor het voortijdig aanwenden van het pensioenvermogen geeft huishoudens de
mogelijkheid het pensioen beter te laten aansluiten op hun financiële situatie, bijvoorbeeld
tijdens het «spitsuur» van het leven. Met deze keuze zouden er meer financiële middelen
beschikbaar komen om de kosten van de woning en een jong gezin te kunnen dragen. Er
zijn echter nadelen aan verbonden:
• Omdat oudere werknemers aanzienlijk meer op te nemen pensioenvermogen bezitten, is
er mogelijk een prijsopdrijvend effect op de woningmarkt als het pensioengeld daar
besteed wordt. De toegang tot de woningmarkt wordt dan niet vergroot voor koopstarters.
• Per saldo ontstaat het risico voor jongere deelnemers dat veel pensioenopbouw wordt
misgelopen in ruil voor een relatief bescheiden bijdrage aan de aankoop van de woning
of het aflossen van de hypotheek. Het rapport toont een rekenvoorbeeld waar 5.000
euro meer nu vrij beschikbaar voor een jonge deelnemer betekent dat er later 40.000
euro minder pensioenvermogen zal zijn opgebouwd.
• De uitvoering wordt aanzienlijk moeilijker naarmate meer restricties gesteld worden,
zoals aan de omvang van het bedrag of aan de bestedingsdoelen. Voorwaarden zullen
nodig zijn om foute keuzen te voorkomen – die immers niet te herstellen zijn als de
deelnemer zich dat (te laat) beseft.
Keuze voor een tijdelijk lagere premie geeft deelnemers tijdelijk meer financiële
ruimte – bijvoorbeeld in een dure fase van het leven. Ook hier geldt dat jonge deelnemers
die minder premie inleggen later een lagere pensioenuitkering zullen krijgen. Het
rapport laat zien dat deze keuzemogelijkheid meer ruimte biedt aan niet-rationeel
gedrag bij pensioen: onderspaarders kiezen net zo vaak voor een premiestop als overspaarders en omgekeerd, overspaarders kiezen net zo vaak voor extra premie-inleg als onderspaarders.
Daarnaast geldt ook hier dat uitvoering complexer wordt naarmate meer restricties
gesteld worden aan de hoogte van de premieverlaging en het gebruik van de bespaarde
premie.
Het rapport doet geen aanbevelingen. Het rapport is opgesteld door PWC in opdracht
van SZW en is begeleid door een klankbordgroep bestaande uit betrokken ministeries
en toezichthouders AFM en DNB. De Pensioenfederatie en Verbond van Verzekeraars hebben
inbreng geleverd op de rapportage.
Het kabinet legt het rapport zonder nadere standpuntbepaling aan u voor.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees
Indieners
-
Indiener
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid