Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de kabinetsbrief van 12 februari 2021 'Continuering van het RES-proces' (Kamerstuk 32813-663)
2021D15942 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over de kabinetsbrief
van 12 februari 2021 «Continuering van het RES-proces» (Kamerstuk 32 813, nr. 663).
De fungerend voorzitter van de commissie, Azarkan
De adjunct-griffier van de commissie, Yaqut
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II
Antwoord / Reactie van de Minister
11
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Voortgang RES
De leden van de VVD-fractie nemen kennis van de toezegging van de Minister in zijn
brief van 12 februari 2021, over continuering van de (financiële) ondersteuning van
het proces van de Regionale energiestrategieën (RES’en) na 1 juli 2021. Deze leden
hopen dat de ondersteuning voldoende verlengd kan worden totdat een volgend kabinet
de fase 2022–2025 verder gaat uitwerken, zodat er niet nogmaals sprake hoeft te zijn
van een verlenging. Zij merken daarbij op dat continuïteit van de programmaorganisatie
als ook de ondersteuning van de 30 regio’s van belang is voor de realisatie van het
gestelde doel van 35 terawattuur (TWh) aan duurzame energieopwekking op land in 2030
en het verzorgen van draagvlak in de energieregio’s.
Zon op dak
De leden van de VVD-fractie merken op dat in de voorlopige RES-plannen er nog weinig
gebruik gemaakt wordt van zon op dak. Klopt dit? Deze leden verbazen zich hierover,
gegeven de grote vraag voor schaarse ruimte in de meeste regio’s in ons land. Deze
leden denken dat het voor het draagvlak beter is dat zonnepanelen eerst op de daken
van distributielocaties, kantoorgebouwen, overheidsgebouwen en andere geschikte locaties
worden gelegd voordat zonneweides op land worden gebouwd. Kan de Minister toelichten
wat het verwachte aandeel zon op dak gaat zijn in de RES-plannen? Deelt de Minister
de constatering van de VVD dat het beter is om gebruik te maken van zon op dak dan
zon op land gezien de schaarse ruimte die beschikbaar is? Zijn er specifieke mogelijkheden
om het aandeel zon op dak nog te verhogen? Zo ja, kan de Minister daar met haast op
inzetten? Indien die mogelijkheden er niet zijn voor de huidige plannen, is de regering
op de hoogte van de oorzaak van dit kleine aandeel zon op dak? Zo nee, is de Minister
bereid om te laten onderzoeken hoe het aandeel zon op dak in toekomstige plannen fors
vergroot kan worden?
Verwachte realisatie RES-doelstellingen
De leden van de VVD-fractie nemen kennis van berichtgeving over de verwachte cumulatieve
opbrengst van de regionale RES-biedingen. Daarbij lezen deze leden de mogelijkheid
dat er ruimschoots voldaan gaat worden aan de gevraagde doelstelling van 35 TWh. Is
de Minister op de hoogte van de huidige verwachte opbrengst van de RES-plannen? Kan
de Minister deze commissie informeren over de verwachte opbrengst van de huidige RES-plannen?
In hoeverre is er nog extra opwek noodzakelijk bovenop staand beleid?
Opslag
De leden van de VVD-fractie constateren dat de RES een volledige focus legt op de
opwek van duurzame energie. De nieuwe SDE-regeling zal verbreed worden van enkel opwek
naar meerdere technologieën om onze doelstellingen voor 2030 te behalen. Onderdeel
daarvan is ook opslag van energie. Deelt de Minister de constatering dat een toename
in het opslagvermogen van energie ertoe kan leiden dat er minder productievermogen
opgesteld moet worden? Deelt de Minister daarmee ook de constatering dat voor sommige
regio’s er ook gekeken moet worden naar de potentie voor de opslag van energie in
de toekomst? Waarom is dit niet opgenomen in de RES 1.0? Welke plannen heeft de Minister
op dit vlak?
Draagvlak RES
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat de acceptatie van de RES niet overal
even soepel verloopt, ook door de beperkingen die vanuit het coronavirus zijn ontstaan.
Hoe verwacht de Minister de acceptatie te verhogen? Hebben RES-regio’s voldoende informatie
om een gedegen beslissing te maken? Is er voldoende ruimte in de opzet van de RES
voor daadwerkelijke inspraak van burgers? Deze leden lezen voorts dat het mogelijk
is dat niet alle participatieprocessen kunnen zijn afgerond als over de RES 1.0 moet
worden besloten. Dit is volgens deze leden onwenselijk omdat draagvlak en participatie
van groot belang zijn bij de opwek van hernieuwbare energie op land. Begrijpen deze
leden het goed dat hierdoor een situatie kan ontstaan dat inwoners van energieregio’s
geen inspraak hebben gehad op het doel dat hun RES-regio stelt? Kan de Minister toelichten
of dit op een later moment kan worden hersteld? Kan de Minister toelichten wat er
in het werk wordt gezet om ervoor te zorgen dat de participatieprocessen worden afgerond
voordat de RES 1.0 wordt opgeleverd? Wat is de Minister voornemens met RES-regio’s
waarin de participatieprocessen niet op tijd (kunnen) worden afgerond?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief «Continuering
van het RES-proces». Deze leden zijn er van overtuigd dat de energietransitie slaagt
wanneer bewoners mee kunnen praten, profiteren en beslissen. Zij hebben nog enkele
vragen.
Democratische legitimiteit
De leden van de D66-fractie hebben eerder de toezegging gekregen van de Minister om
diverse democratische participatievormen onder de aandacht te brengen van de RES’en.
Deze leden vragen de Minister naar de voortgang en resultaten van de inzet van dergelijke
direct-democratische technieken.
De leden van de D66-fractie lezen ook dat uiterlijk 1 juli 2021 de RES’en verankerd
zullen worden in instrumenten van de Omgevingswet. Tegelijk lezen deze leden dat de
participatieprocessen niet overal afgerond zullen zijn voor die tijd. Zij vragen de
Minister hoeveel regio’s dit betreft. Wat zijn de verwachte gevolgen van een niet-afgerond
participatieproces voor de haalbaarheid en draagvlak van de regionale energieplannen?
Hoe wordt gewaarborgd dat de participatie na de vaststelling van de RES 1.0 ook voldoende
ruimte geeft aan bewoners om mee te praten en beslissen?
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het advies van de Raad voor het
Openbaar Bestuur (ROB) dat stelt dat er op lokaal, regionaal en landelijk niveau duidelijke
afspraken gemaakt moeten worden over wie welke taak uitvoert en wie waarvoor verantwoordelijk
is in de energietransitie. Deze leden vragen de Minister om toe te lichten wanneer
er een kabinetsreactie komt op het ROB-advies en hoe daarin rekening wordt gehouden
met de rol en verantwoordelijkheden van decentrale overheden? Zij vragen tevens aan
de Minister om te reflecteren op het bekende Huis van Thorbecke. Hoe verhouden de
verschillende overheden en politieke besturen in politieke verantwoordelijkheid zich
tot elkaar? Waar ligt de eindverantwoordelijkheid en het recht op controle en beslisbevoegdheid?
Wat is de rol van elke overheid- en bestuurslaag hierin?
Draagvlak
De leden van de D66-fractie vragen de Minister hoe financiële participatie van omwonenden,
waarbij (een deel van) de opbrengsten ten gunste komt van inwoners, wordt ondersteund
vanuit het Rijk. In zijn voortgangsbericht RES-proces refereert de Minister aan de
vier onafhankelijke werkgroepen die de knelpunten in het RES-proces hebben geanalyseerd.
Een daarvan heeft zich gebogen over de stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie
(SDE++) en de maatschappelijke kosten en concludeert onder andere dat er behoefte
is aan een zogenaamd «kwaliteitsbudget.» Dit zou kunnen voorzien in de extra financiering
die nodig is voor de realisatie van projecten die voor omwonenden het meest wenselijk
zijn, maar financieel binnen de kaders van de SDE++ onrendabel is voor initiatiefnemers.
Is de Minister bereid een dergelijk kwaliteitsbudget in te richten?
Doel
De leden van de D66-fractie constateren dat in het Klimaatakkoord het doel van 35
TWh hernieuwbare opwekking op land is afgesproken. De leden van de D66-fractie vragen
hoe de Minister zicht op dit doel houdt. Welke instrumenten heeft de Minister om dit
doel te bereiken? Wat is de stok achter de deur? De SDE++ regeling is afgestemd op
de 35TWh, wanneer de RES’en dit doel overschrijdt zal de subsidieregeling SDE++ op
slot gaan. Dat kan tot gevolg hebben dat lokale plannen (die kunnen leiden tot meer
draagvlak en betere netaansluiting) onvoldoende financiële steun ontvangen. Zeker
gezien uit onderzoeken blijkt dat we een stijgende vraag naar duurzame energie kunnen
verwachten als gevolg van de Klimaatakkoordplannen. Deze leden vragen de Minister
om te reflecteren op het slot op de SDE++ bij de 35 TWh en hoe hard die is.
Technieken
De leden van de D66-fractie valt het op dat in de RES’en veelvuldig wordt gekozen
voor het realiseren van de doelen met zonnepanelen op daken. In hoeverre houdt de
Minister overzicht en sturing op de keuze in technieken? En op welke wijze wordt gestuurd
op efficiënte benutting van netcapaciteit en op betaalbaarheid? Deze leden vragen
dit naar aanleiding van de grote netcapaciteitsproblemen die reeds zijn ontstaan en
dreigen, wat grote vertragingen en kostenoverschrijdingen tot gevolg kan hebben. Regionale
netbeheerders hebben al een netimpactanalyse gemaakt op de plannen in de RES’en. Deze
leden zijn voorstander van het uitvoeren van een vergelijkbare analyse op de uitvoerbaarheid
van de RES-plannen, waarbij wordt gekeken naar de financiële, technische en planologische
realiseerbaarheid van de plannen. Op deze wijze kan worden voorkomen dat te laat in
het proces aan het licht komt dat de doelstellingen niet gehaald worden vanwege onuitvoerbare
plannen. Deze leden vragen of de Minister bereid is om een dergelijke markttoets verplicht
onderdeel te maken van het RES-proces?
De leden van de D66-fractie zien stijgende zorgen bij omwonenden over geluidsoverlast
en slagschaduw van windmolens. Er is landelijk een minimale afstand van huizen tot
windturbines afgesproken en deze leden vragen of de Minister deze afstand regelmatig
evalueert en toetst op de laatste wetenschappelijke inzichten. Maakt de Minister ook
vergelijkingen met andere landen die in grootte en bevolkingsdichtheid te vergelijken
zijn met Nederland? Inmiddels zijn er ook verschillen te bemerken tussen de aanpak
van provincies. Zo zijn er provincies die een verbod of begrenzing hebben ingesteld
op het plaatsen van zonnepanelen op landbouwgrond. Deze leden vragen hoe de Minister
voorkomt dat dit leidt tot onnodige verschillen en onduidelijkheid tussen de regio’s.
Natuur
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat de natuur in Nederland beschermd en
versterkt moet worden. Daarom vragen deze leden hoe de Minister bewaakt dat de energieplannen
in de RES’en in balans met natuurbescherming uitgevoerd worden en dat daarbij ook
compensatie plaatsvindt waar nodig.
Haalbaarheid
De leden van de D66-fractie constateren dat RES-regio’s de regionale netbeheerders
hebben gevraagd om een netimpactanalyse te maken van de plannen in de RES’en, zodat
tijdig duidelijk wordt wat de impact is van de RES-plannen op de energie-infrastructuur,
waar knelpunten dreigen te ontstaan en hoe deze op te lossen zijn. Hoe worden combinaties
tussen zon en wind aangemoedigd (wat scheelt in ruimtegebruik en netverzwaring)?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over
de continuering van het RES-proces en hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben reeds in november 2020 vragen gesteld over de continuering
van het Nationaal Programma RES (NP RES) en hebben zich ervoor uitgesproken dat het
NP RES ook na 1 juli 2021 wordt voorgezet. Deze leden zijn verheugd om te lezen dat
de Minister aangeeft dat continuering van NP RES, en daarmee de ondersteuning van
de regio’s, in de rede ligt. Zij begrijpen dat een besluit over de continuering van
het NP RES na 2021 aan een volgend kabinet is, maar merken op dat, indien er niet
snel duidelijkheid komt over de continuering van de financiële ondersteuning in 2021,
de RES-regio's de projectorganisatie zullen moeten afbouwen. Deze leden menen dat
dit niet de bedoeling kan zijn. Zij vinden het van groot belang dat er snel duidelijkheid
komt, met name over voortzetting in 2021, zodat de RES-organisatie na 1 juli 2021
niet stilvalt. Deze leden merken ook op dat de regio’s vragen om een bedrag van 4 miljoen euro
voor de resterende periode in 2021. Zij vragen de Minister te bevestigen dat de uitvoeringskosten
voor de RES in 2021 zullen worden gefinancierd. Kan de Minister daarbij ook aangeven
om welk bedrag het daarbij gaat?
De leden van de CDA-fractie merken op dat er in de RES-regio’s ook zorgen zijn over
de uitvoeringslasten. Deze leden vragen de Minister daarom om tevens toe te lichten
hoeveel van deze middelen en de eerder al beschikbaar gestelde middelen daadwerkelijk
in de regio's terecht komen.
De leden van de CDA-fractie hebben altijd het grote belang van draagvlak en daarmee
het belang van inwonersparticipatie genoemd als belangrijke voorwaarde voor de energietransitie.
Deze leden delen de constatering van de Minister dat maatschappelijk en bestuurlijk
draagvlak belangrijke pijlers zijn in de RES’en. Het baart deze leden daarom zorgen
dat de Minister stelt dat «het zou kunnen zijn dat deze participatieprocessen niet
in alle regio’s afgerond zijn als er over de RES 1.0 moet worden besloten.» Zij vragen
de Minister om deze uitspraak verder te duiden. In hoeveel regio’s zullen de participatieprocessen
daadwerkelijk niet zijn afgerond op het moment dat er over de RES 1.0 wordt besloten?
Wat zal dat betekenen voor het vertrouwen van inwoners in de mate van en wijze waarop
zij bij het RES-proces worden betrokken?
De leden van de CDA-fractie lezen tevens in de brief van de Minister van 8 maart 2021
(Kamerstuk 32 813, nr. 672) dat participatie en draagvlak in oktober 2020 in veel regio’s nog vorm moesten krijgen
en dat ze in de huidige concretiseringsfase spannende issues worden. De vraag is daarbij
volgens de Minister of het regionaal gaat lukken om tot een gedragen en realiseerbaar
RES-proces te komen. Gezien het grote belang van participatie en draagvlak roepen
deze leden de Minister op om hier samen met de regio’s extra op in te zetten. Zij
vragen de Minister om daarbij ook gebruik te maken van het advies van de adviescommissie
over burgerbetrokkenheid bij het klimaatbeleid (Kamerstuk 32 813, nr. 674) en dit niet alleen actief bij de regio’s onder de aandacht te brengen en met hen
bespreken, maar ook concrete acties naar aanleiding van dit advies te stimuleren en
deze voor de Kamer in kaart te brengen.
Deze leden merken op dat de regio’s aangeven dat er voor een zorgvuldig participatieproces
en voor het eventueel tot stand komen van regionale burgerberaden ook voldoende financiële
middelen nodig zijn. Deelt de Minister deze constatering van de regio’s? In hoeverre
zijn er momenteel voldoende financiële middelen voor het inrichten van het participatieproces
in de RES’en? Zijn financiële middelen een knelpunt voor het participatieproces of
zijn andere zaken, zoals kennis en andere vormen van ondersteuning, daarbij van groter
belang?
De leden van de CDA-fractie merken op dat de Minister in zijn brief van 8 maart 2021
tevens meldt dat er vier onafhankelijke werkgroepen zijn opgericht die bestuurders
van oplossingen moeten wijzen op kansen en knelpunten die zijn gesignaleerd ten aanzien
van de uitvoering van de RES’en. Het gaat daarbij om de onderwerpen netcapaciteit,
SDE en maatschappelijke kosten, energie in natuur en zon op daken. Deze leden vinden
het opvallend dat het onderwerp participatie en draagvlak, ondanks het grote belang
daarvan, blijkbaar niet in een van deze werkgroepen wordt besproken. Ziet de Minister
aanleiding om dit belangrijke thema alsnog ook onderdeel te maken van een van deze
werkgroepen en daarmee ook voor het «spannende issue» van participatie en draagvlak
oplossingen te creëren?
De leden van de CDA-fractie constateren dat een deel van de zoekgebieden voor windenergie
zich op of vlakbij gemeentegrenzen of grenzen van RES-regio's bevinden. Vanwege dit
feit hebben bijvoorbeeld inwoners van Weesp, Diemen en Zaanstad aangegeven zorgen
te hebben over verschillende voorgenomen zoekgebieden voor windenergie die zich in
Amsterdam bevinden, maar geografisch nabij de in buurgemeenten liggen. Inwoners van
deze gemeenten ervaren dit proces als ondemocratisch, omdat zij via hun eigen gemeenteraad
geen invloed kunnen uitoefenen op deze besluitvorming. Deze leden vragen de Minister
op welke manier buurgemeenten van gemeenten met plannen voor windturbines beter betrokken
zouden kunnen worden bij planvorming voor onder andere windturbines, met name als
deze zich nabij de gemeentegrens en gevoelige bestemmingen bevinden. Wordt hier in
RES-verband over nagedacht?
De leden van de CDA-fractie constateren dat er ook rondom de transitie in de gebouwde
omgeving nog werk aan de winkel is op het vlak van inwonersparticipatie. In dat kader
wijzen deze leden de Minister op het artikel «Werkgroep Duurzaam Kloosterveen roept
hulp in van Tweede Kamer».1 Inwoners van de gemeente Assen vrezen om voor 2030 onder dwang van het gas af te
moeten. Dit als onderdeel van plannen van de gemeente om de proefwijk Kloosterveen
volledig elektrisch te maken, terwijl veel huizenbezitters de overstap naar een warmtepomp
niet zien zitten. Van een vrijwillige basis en een zorgvuldig proces waarin samen
met bewoners wordt geleerd is volgens deze bewoners in hun wijk geen sprake. Ook klagen
inwoners over «rechtsongelijkheid» omdat zij het oneerlijk vinden dat zij voor 2030
al gasloos moeten zijn, in plaats van in 2050. Deze leden vragen de Minister te reageren
op deze casus en te verduidelijken in hoeverre er in deze situatie daadwerkelijk sprake
is van dwang om van het gas af te gaan en de mogelijke rechtsongelijkheid die dat
met zich mee zou brengen. Deze leden vragen de Minister te bevestigen dat er zonder
uitzondering sprake dient te zijn van vrijwilligheid in het Programma Aardgasvrije
Wijken. Ook vragen zij de Minister te verduidelijken hoe hij aankijkt tegen de vraag
van de G40-gemeenten om een wettelijke regeling die woonwijken kan dwingen om van
het gas af te gaan. Is een dergelijke regeling volgens de Minister wenselijk? Zo ja,
onder welke voorwaarden zou in dat geval door gemeenten van zo’n regeling gebruik
mogen worden gemaakt?
De leden van de CDA-fractie zijn het met de Minister eens dat een zorgvuldige ruimtelijke
inpassing een belangrijk aspect is in het creëren van een regionaal gedragen plan
(Kamerstuk 32 813, nr. 672). Het is in dat kader goed om te horen dat vrijwel alle regio’s de voorkeursvolgorde
voor zon benoemen en de ambitie hebben om zon op daken maximaal te benutten. Deze
leden vragen hoe deze ambitie van de regio’s concreet wordt ingevuld in hun voorlopige
plannen in het kader van de RES? Kan de Minister aangeven wat momenteel de verhouding
is tussen de plannen voor zon op land en zon op daken in de RES’en? Komt de voorkeursvolgorde
voor zon ook in de concrete plannen van de regio’s volgens de Minister voldoende naar
voren?
Voorts merken de leden van de CDA-fractie op dat er in de RES 1.0 vooralsnog een voorkeur
lijkt te zijn voor zonneparken, bijvoorbeeld langs infrastructuur, en minder voor
windturbines. Tegelijkertijd is er vanuit netbeheerders juist de wens om zon en wind
te combineren, zodat ook de netinfrastructuur beter benut kan worden. Zij vragen de
Minister of nu al bekend is of er plekken zijn in Nederland waar dit tot een disbalans
kan leiden die (zonder grote investeringen) niet goed oplosbaar is. Zo ja, om welke
gebieden gaat dat en hoe zal daar mee worden omgegaan in het vervolg van het RES-proces?
Ten slotte merken de leden van de CDA-fractie op dat er door verschillende deskundigen,
waaronder Martien Visser (lector energietransitie, Hanzehogeschool), op basis van
onderbouwde schattingen wordt gesteld dat het RES-doel van 35 TWh in 2030 met de huidige
plannen al bijna wordt gehaald en daarmee veel dichterbij is dan door het Planbureau
voor de Leefomgeving (PBL) in februari 2021 is berekend. Deze leden vragen de Minister
hierop te reageren en te verklaren hoe het kan dat er zulke verschillen zijn tussen
de schattingen van deze experts en de berekeningen van het PBL. Heeft dit met name
te maken met het feit dat het PBL kijkt naar realisatie tot en met 2019 terwijl deze
experts ook 2020 meenemen, of zijn er andere redenen voor de verschillende uitkomsten?
Kan de Minister daarbij tevens aangeven wat het succespercentage is van projecten
uit de laatste SDE-ronde? Hoeveel TWh komt er in de laatste in SDE-ronde bij en op
welke termijn neemt de Minister dat mee als het gaat om de opgave uit de RES?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie constateren dat het doel van de RES is om in 2030 35 Twh
in 2030 op te wekken. De voorstellen die RES-regio’s tot nu toe hebben ingediend zijn
goed voor ruim 50 Twh aan voorstellen, maar hier kan nog veel aan veranderen. Deze
leden vragen waar deze doelstellingen op gebaseerd zijn en hoe wordt gekeken wat een
realistische doelstelling is per RES-regio?
De leden van de SP-fractie constateren dat er een spanningsveld ontstaat tussen centrale
regie versus regionale/lokale regie en dat er onduidelijkheid is over de RES als zelfstandig
beleidsvormend orgaan dan wel als uitvoeringsstructuur. Wat is de reactie van de Minister
hierop? Deelt de Minister de mening dat het goed is om zo snel mogelijk voor de voorstellen
een Milieu Effecten Rapportage te laten uitvoeren om de overlast voor mens en natuur
in kaart te brengen? Hoe wordt invulling gegeven aan de aanbevelingen uit het rapport
van de commissie Brenninkmeijer over participatie en inspraak, belangrijke onderwerpen
aangezien een groot onderdeel van de RES is het creëren en behouden van draagvlak?
Op welke manier worden hier ondersteuning en middelen voor vrij gemaakt?
De leden van de SP-fractie wijzen erop dat dergelijke burgerinspraak de democratisering
van het proces niet mag ondermijnen. Er moet worden voorkomen dat deze fora hun doel
voorbij schieten doordat het exclusieve clubjes zijn van mensen met een toch al bovengemiddelde
interesse voor bestuur en politiek, waardoor een grote groep alsnog buiten de boot
valt. Keer op keer blijkt dat het de theoretisch opgeleiden zijn die hun weg weten
te vinden en erbij betrokken worden. Mensen die ondervertegenwoordigd zijn komen niet
opdagen of voelen zich niet gehoord. Hoe worden deze mensen betrokken bij de besluitvorming
en wordt ervoor gezorgd dat er blijvend aandacht is voor bepaalde groepen, te weten
mensen die het vertrouwen in de overheid kwijt zijn, praktisch opgeleiden, mensen
met een migratie-achtergrond, mensen met gezondheidsproblemen die hen belemmeren deel
te nemen aan een dergelijk burgerberaad, of bijvoorbeeld laaggeletterdheid? Graag
een reactie hierop van de Minister. Tegelijkertijd benadrukken deze leden dat de regionalisering
van dit proces de zeggenschap van gemeenteraden niet mag uithollen. Dit zijn immers
democratisch verkozen volksvertegenwoordigers. Hoe wordt dit gewaarborgd?
De leden van de SP-fractie zijn van mening dat als er geen draagvlak is voor een bepaald
plan voor energieopwekking, dit geen doorgang mag vinden. Hoe kijkt de Minister hier
tegenaan?
De leden van de SP-fractie vinden het van groot belang dat draagvlak voor duurzame
energie vergroot wordt. Het helpt dan ook niet mee dat ondernemers enorme overwinsten
kunnen boeken dankzij hoge subsidies, soms tot wel 50 procent zoals onlangs berekend.2 Dat dit op kosten van de belastingbetaler gebeurt, terwijl het aantal huishoudens
dat te kampen heeft met energiearmoede toeneemt, is volgens de leden onrechtvaardig.
Welke stappen worden genomen om dergelijke hoge winsten tegen te gaan en een rechtvaardige
energietransitie te waarborgen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de continuering
van het RES-proces en hebben hierover enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de PvdA-fractie vrezen dat het NP RES alweer een voorbeeld wordt van
extra verantwoordelijkheden voor lokale overheden zonder adequate financiering vanuit
het Rijk. Onduidelijkheid hierover geeft onrust en kan het proces nodeloos vertragen.
Deze leden lezen dat er een gezamenlijk bestuurlijk commitment is uitgesproken om
de ondersteuning te continueren. Kan de Minister nader toelichten wat deze commitment
concreet betekent? Is de Minister het met deze leden eens dat de demissionaire staat
van het kabinet, gezien de urgentie van de problematiek, geen reden mag zijn om de
financiële ondersteuning niet tijdig te verlengen waardoor de ondersteuningsstructuur
in veel regio’s verloren gaat? Is de Minister het eens dat vertraging van het proces
wegens onvoldoende financiële ondersteuning te allen tijde voorkomen dient te worden?
Kan de Minister verzekeren dat de kosten voor het maken en uitvoeren van de RES worden
gedekt door het Rijk?
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het recente advies van Stuurgroep
Extra Opgave waarin wordt gesteld dat in 2030 45 TWh extra hernieuwbare-elektriciteitsproductie
nodig is om te voldoen aan de toenemende vraag van de industrie en van datacenters.
Ziet de Minister op basis van dit advies aanleiding om de energieregio’s een aanvullende
opgave voor hernieuwbare opwek te geven? Zo ja, hoe wordt dit ingepast in het huidige
proces? Zo nee, op welke andere manier beoogt de Minister voldoende hernieuwbare elektriciteit
op te wekken? Voorts vragen deze leden wat de ophoging van het reductiedoel in het
kader van de EU Green Deal betekent voor de vraag naar hernieuwbare elektriciteit
en hoe dit wordt ingepast in het NP RES.
De leden van de PvdA-fractie erkennen de complexiteit van het enerzijds tijdig halen
van de doelstelling en het anderzijds goed betrekken van burgers. Hoewel deze leden
het eens zijn met het vasthouden aan de deadline van 1 juli 2021, zijn zij van oordeel
dat er te weinig aandacht en financiële middelen zijn besteed aan burgerparticipatie.
Deze leden krijgen signalen van toenemende maatschappelijke druk op lokale bestuurders
wegens negatieve berichtgeving in de media over de plannen in de RES, terwijl gemeenten
beperkte capaciteit, kennis en ervaring hebben om dit goed te pareren. Erkent de Minister
het belang voor de energietransitie van een goed proces met voldoende inspraak voor
burgers? Is de Minister van mening dat dit aspect nu voldoende is geborgd? Is de Minister
bereid om in overleg met het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten (VNG) vast te stellen in welke mate het ontbreekt aan capaciteit, kennis
en ervaring om voldoende inspraak te borgen en hier de nodige financiële middelen
tegenover te zetten? Hoe kijkt de Minister naar het mogelijke effect op het draagvlak
van toekomstige aanvullende opgaven voor energieregio’s (wegens het advies van de
Stuurgroep Extra Opgave en/of de Green Deal)?
De leden van de PvdA-fractie lezen in de brief dat het proces van participatie niet
ophoudt na de deadline voor de RES 1.0 op 1 juli 2021. Zou de Minister nader willen
toelichten wat dit betekent voor burgers die graag wijzigingen zien aan de RES 1.0?
Op welke manier worden burgers betrokken na 1 juli 2021?
Vragen en opmerkingen van de leden van de JA21-fractie
De leden van de JA21-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister aangaande
de continuering van het RES-proces van 12 februari 2021. Deze leden hebben fundamentele
bezwaren tegen het klimaatbeleid van dit kabinet en daarmee ook met de uit het Klimaatakkoord
voortvloeiende RES’en. Echter, los van ieder inhoudelijk meningsverschil zou een solide,
uitgebreid en gezaghebbend participatieproces binnen de RES als absoluut minimum verondersteld
mogen worden. Zeker aangezien de Minister in zijn brief het belang van draagvlak benadrukt.
Hierover leven bij de leden van de JA21-fractie echter grote zorgen, waarover zij
de volgende vragen hebben: houdt de Minister nog steeds vast aan 1 juli 2021 als deadline
voor het opleveren van de RES’en 1.0? Ziet de Minister nog steeds het gevaar dat de
deadline van 1 juli 2021 ertoe gaat leiden dat de participatieprocessen in (een aantal)
regio’s niet zijn afgerond als er over de RES 1.0 besloten moet worden? Welke regio’s
betreft dit? Deelt de Minister de mening dat van een fatsoenlijk participatieproces
geen sprake kan zijn wanneer besloten wordt over RES’en 1.0 zonder dat het proces
is afgerond en/of wanneer participatieprocessen met stoom en kokend water worden vormgegeven
en uitgevoerd om de deadline te halen? Zo nee, waarom niet?
De leden van de JA21-fractie constateren dat de Minister in de brief aangeeft dat
maatschappelijk en bestuurlijk draagvlak belangrijke pijlers in de RES’en zijn. Hoe
definieert de Minister draagvlak in dezen? Wanneer is in zijn ogen sprake van (voldoende)
maatschappelijk draagvlak? Wanneer is in zijn ogen sprake van (voldoende) bestuurlijk
draagvlak? Hoe meet de Minister deze vormen van draagvlak? Welke consequenties verbindt
de Minister aan het ontbreken van voldoende draagvlak?
Voorts vragen de leden van de JA21-fractie of de Minister zich meer in brede zin zorgen
maakt over het afkalvende draagvlak onder de bevolking voor de plannen in het kader
van het Klimaatakkoord, waaronder met name het plaatsen van windturbines (met name
in de gebouwde omgeving)? Zo nee, waarom niet? Hoe kan de Minister tegelijkertijd
stellen dat tijdsdruk niet ten koste mag gaan van de kwaliteit van besluitvorming
en draagvlak en dat hij blijft vasthouden aan de deadline van 1 juli 2021 ondanks
dat de participatieprocessen op die datum mogelijk nog niet zijn afgerond? Hoe rijmt
de Minister zijn geruststellende woorden dat de RES 1.0 geen eindpunt is en dat de
participatieprocessen daarna gewoon door blijven gaan met het belang dat hij zegt
te hechten aan het participatieproces voor 1 juli 2021? Waarom vond de Minister het
eerst nodig om de deadline van 1 maart 2021 te verleggen naar 1 juli 2021 om de participatieprocessen
de ruimte te geven, maar zou het nu ineens geen probleem meer zijn als RES’en 1.0
op 1 juli 2021 worden opgeleverd zonder dat de participatieprocessen zijn afgerond?
Wat is concreet het gevolg van de deadline van 1 juli 2021 voor de participatie? Waarover
kunnen burgers en instanties na 1 juli 2021 niet meer meepraten waarover dat voor
die tijd nog wel kon?
Daarnaast vragen de leden van de JA21-fractie in hoeverre de Minister vindt dat er
überhaupt sprake is van participatie wanneer alleen (deels) meegesproken kan worden
over de wijze waarop de RES’en worden uitgevoerd, maar niet over het beleid en de
gevolgen daarvan als zodanig. In hoeverre vindt de Minister dat er sprake is van serieuze
participatie wanneer er tussen het afronden van het participatieproces en de deadline
van 1 juli 2021 ingrijpende besluiten worden genomen zoals het loslaten van het vigerende
afstandscriterium voor windturbines, hetgeen nu bijvoorbeeld in Noord-Holland speelt?
Hoe verhoudt de voortgang van het RES-proces zich met het Advies Stuurgroep Extra
Opgave dat de Minister op 28 april 2021 naar de Kamer stuurde en de gigantische verwachte
extra elektriciteitsvraag die hierin terugkomt? Welke gevolgen heeft dit? Waarom is
dit advies pas na een maand naar de Kamer gestuurd?
II Antwoord / Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F. Azarkan, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
S. Yaqut, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.