Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg inzake het bij de Kamer voorgehangen ontwerpbesluit tot wijziging van Bijlage I bij het Besluit huurprijzen woonruimte (maximering aandeel punten WOZ-waarde in woningwaardering) (Kamerstuk 27926-330)
2021D08776 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft nog enkele vragen en opmerkingen
over de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dd. 29 januari
2021 houdende antwoorden op het verslag van het schriftelijk overleg inzake het bij
de Kamer voorgehangen ontwerpbesluit tot wijziging van Bijlage I bij het Besluit huurprijzen
woonruimte (maximering aandeel punten WOZ-waarde in woningwaardering) (Kamerstuk 27 926, nr. 330).
De voorzitter van de commissie, Ziengs
De griffier van de commissie, Roovers
Ontwerpbesluit tot wijziging van Bijlage I bij het Besluit huurprijzen woonruimte
(maximering aandeel punten WOZ-waarde in woningwaardering) (Kamerstuk 27 926, nr. 330)
Puntenstelsel
De leden van de VVD-fractie vroegen in de eerste schriftelijke inbreng of er uitschieters zijn in huurprijzen
in de geliberaliseerde sector, waarop de Minister antwoordde dat er uitschieters liggen
in de WOZ-waarden en dat daar schokeffecten optreden. Op de vragen van de leden van
de SP-fractie, heeft de Minister in de beantwoording een tabel laten zien. Hieruit
blijkt dat het aandeel in Amsterdam, tijdens de invoering van de WOZ-punten in het
WWS, lag op 43% in 2016. Volgens deze tabel is dit aandeel naar 48% gegaan in 2020.
In Utrecht is dit aandeel van 30% naar 35% gegaan. Ziet de Minister deze stijging
als een schokeffect? De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister ook spreekt
van een schokeffect, wanneer dit wordt afgezet tegen het hoge percentage sociale huur
en lage percentage (geliberaliseerde) middenhuur in Amsterdam en Utrecht. De leden
van de VVD-fractie vragen waarom eerst een percentage van 43% in Amsterdam wel acceptabel
was, maar een percentage van 48% nu niet? En waarom eerst 30% in Utrecht wel acceptabel
was, maar 35% nu niet? In de toelichting van de invoering van de WOZ-punten is aangegeven
dat de evaluatie op regioniveau zou worden uitgevoerd. De leden van de VVD-fractie
vragen waarom de Minister heeft afgeweken van een evaluatie op regioniveau. Deze leden
vragen of de Minister de evaluatie op regioniveau alsnog kan uitvoeren.
De leden van de VVD-fractie zien in de beantwoording van de Minister dat de WOZ-punten
in Amsterdam en Utrecht een stuk hoger liggen dan in de rest van Nederland. Deze leden
vragen waarom de Minister heeft gekozen om de WOZ-cap in te voeren voor heel Nederland
en welk algemeen belang hier wordt gediend, aangezien de problematiek zich richt op
de Randstad. De leden van de VVD-fractie lezen in de beantwoording dat de Minister
stelt dat investeerders konden weten dat een hoger aandeel dan 25% WOZ-punten niet
houdbaar zou zijn. Deze leden willen weten hoe de Minister tot deze stelling komt,
aangezien het gemiddelde percentage bij de invoering van de WOZ-punten in Amsterdam
hoger lag.
De leden van de VVD-fractie lezen in de beantwoording van de Minister dat: «De cap
op de WOZ zorgt er naar verwachting in algemene zin niet voor dat middenhuurwoningen
verdwijnen». Op eenzelfde locatie zal een kleinere woning een lagere huuropbrengst
hebben dan een grotere woning. Door het verdwijnen van deze woningen uit de geliberaliseerde
huursector, valt dus het goedkoopste deel van die sector weg. Door de invoering van
de WOZ-cap gaan 13.900 woningen over van de geliberaliseerde huursector naar de sociale
huursector. Deze leden vragen de Minister hoe dit rijmt met de verwachting dat middenhuurwoningen
niet verdwijnen. Welke woningen verdwijnen dan uit de geliberaliseerde sector?
De leden van de VVD-fractie lezen in de beantwoording dat de Minister schokeffecten
aan de zijde van de huurder wil vermijden. Kan de Minister toelichten waarom in de
toelichting van de invoering van de WOZ-punten in 2015 schokeffecten alleen worden
beschreven als te lage huren, terwijl schokeffecten in de toelichting van de invoering
van de WOZ-cap worden beschreven als te hoge huren. De leden van de VVD-fractie vragen
waarom geen aansluiting wordt gezocht bij het begrip schokeffect uit de toelichting
van de invoering van de WOZ-punten in 2015 en waarom het begrip schokeffect nu anders
wordt ingevuld.
De leden van de VVD-fractie lezen in de beantwoording dat de Minister stelt dat de
WOZ-waarde maar gedeeltelijk de waarde van een huurwoning kan bepalen. Deze leden
vragen de Minister hoe dit rijmt met de Belastingdienst die voor Box 3 belasting stelt
dat de WOZ-waarde volledig de waarde van een huurwoning bepaalt. De leden van de VVD-fractie
vragen waarom de Minister afwijkt van de Belastingdienst. Deze leden vragen de Minister
of het antwoord op deze vraag kan worden afgestemd met de Belastingdienst.
Verwachtingen verhuurders
De leden van de VVD-fractie lezen in de beantwoording van de Minister dat de WOZ-cap
ook kan gelden voor bestaande huurwoningen, aangezien bij de invoering van de WOZ-punten
al was gesteld dat het gemiddelde aandeel 25% zou zijn en dat er een herijking zou
plaatsvinden. De leden van de VVD-fractie constateren dat bij de invoering van de
WOZ-punten alleen is gesproken over een herijking iedere 3 jaar om het gemiddelde
aandeel op 25% te houden, maar niet om afwijkingen van het gemiddelde aan te pakken.
Deelt de Minister deze constatering van de leden van de VVD-fractie?
Deze leden willen van de Minister weten hoe ook dit rijmt met de beantwoording van
de Minister dat investeerders de invoering van een WOZ-cap konden verwachten en dat
een afwijking van het gemiddelde zou worden aangepakt. Deze leden willen ook van de
Minister weten hoe dit rijmt met de opkoopbescherming die alleen gaat gelden voor
nieuw aan te kopen huurwoningen.
De leden van de VVD-fractie constateren dat de Minister op haar eigen website schrijft
«The Dutch rental market offers several opportunities for private investors. Especially
the non-regulated rental market is expected to become one of the fastest growing segments»
en in het bijzonder: «This is a result of three trends: (....) Government policy reforms
boosting non-regulated rental housing.»1 Deze leden willen van de Minister weten hoe dit rijmt met de beantwoording van de
Minister dat investeerders de invoering van een WOZ-cap konden verwachten en dat de
geliberaliseerde huursector zou worden ingeperkt in plaats van uitgebreid.
De leden van de VVD-fractie lezen in de toelichting van de invoering van de WOZ-punten
in 2015 op pagina 9: «wel is het mogelijk dat een verhuurder een hogere huurprijs
weet te realiseren met een eerstvolgende huurverhoging of bij de totstandkoming van
een nieuwe huurovereenkomst met een nieuwe huurder.» Deze leden willen van de Minister
weten hoe ook dit rijmt met de beantwoording van de Minister dat investeerders de
invoering van een WOZ-cap konden verwachten en dat de geliberaliseerde huursector
zou worden ingeperkt in plaats van uitgebreid. Deze leden vragen de Minister of het
antwoord op deze vraag kan worden afgestemd met de Landsadvocaat.
De leden van de VVD-fractie lezen ook in de toelichting van de invoering van de WOZ-punten
in 2015 op pagina 10: «de maatvoering van het WOZ-aandeel in het stelsel en de aanwezigheid
van voldoende huurruimte in de verschillende regio’s wordt meegenomen». Deze leden
merken op dat hier wordt gesproken over regio’s, in tegenstelling tot buurten zoals
de toelichting op de invoering van WOZ-cap doet. De leden van de VVD-fractie willen
van de Minister weten hoe ook dit rijmt met beantwoording van de Minister dat investeerders
de invoering van een WOZ-cap konden verwachten. Dit omdat in slechts enkele buurten
van Amsterdam en Utrecht huurwoningen zouden overgaan van de sociale huursector naar
de geliberaliseerde huursector. Deze leden vragen de Minister of ook het antwoord
op deze vraag kan worden afgestemd met de Landsadvocaat.
De leden van de VVD-fractie herinneren de Minister aan de CORP-regeling die in 2016
is ingevoerd om het bouwen en geliberaliseerd verhuren van kleine woningen te stimuleren.
De leden van de VVD-fractie willen van de Minister weten hoe dit rijmt met beantwoording
van de Minister dat investeerders de invoering van een WOZ-cap konden verwachten en
dat bestaande kleine huurwoningen niet langer geliberaliseerd zouden mogen worden
verhuurd. Deze leden vragen de Minister of het antwoord op deze vraag kan worden afgestemd
met de Landsadvocaat.
Compensatie verhuurders
In de brief over de huurbevriezing in de sociale huursector zegt de Minister dat er
een compensatie aan corporaties moet worden gegeven en dat hiervoor dekking moet worden
gevonden. De leden van de VVD-fractie vragen waarom met betrekking tot de invoering
van de WOZ-cap de Minister niet zegt dat er een compensatie aan particuliere verhuurders
moet worden gegeven en dat hiervoor dekking moet worden gevonden.
Deelt de Minister de mening van de leden van de VVD-fractie dat de WOZ-cap alleen
moet gelden voor nieuw aan te kopen huurwoningen en niet voor bestaande huurwoningen,
en dat anders een compensatie moet worden gegeven voor bestaande huurwoningen? Deelt
de Minister de mening van deze leden dat dit de WOZ-cap ook in lijn brengt met de
opkoopbescherming?
De leden van de VVD-fractie lezen in de beantwoording van de Minister dat eigenaren
hun verhuurde huurwoning eventueel kunnen verkopen als koopwoning om dalende huurinkomsten
te voorkomen. Deze leden vragen hoe de Minister aankijkt tegen het probleem van kadestraal-ongesplitste
panden. Hoeveel kadestraal ongesplitste panden gaan worden getroffen door de invoering
van de WOZ-cap? Deze leden vragen hoe de Minister het probleem van kadestraal-ongesplitste
panden gaat oplossen en of de Minister een compensatie gaat geven aan eigenaren van
getroffen kadestraal-ongesplitste panden.
De leden van de VVD-fractie hebben in de eerste schriftelijke inbreng gevraagd of
de Minister een compensatie gaat geven aan eigenaren die een getroffen huurwoning
voor hun pensioen hebben. De Minister heeft hierop geen antwoord gegeven. Deze leden
vragen of de Minister alsnog antwoord kan geven op deze vraag.
Excessieve huren
De leden van de VVD-fractie lezen in de beantwoording van de Minister dat door disbalansen
op de woningmarkt er excessief hoge huren zijn, die door de WOZ-cap zouden moeten
worden beperkt. De WOZ-cap raakt echter alleen kleine woningen in Amsterdam en Utrecht.
De leden van de VVD-fractie vragen daarom aan de Minister of er aangegeven kan worden
hoe hoog dan op dit moment die excessief hoge huren zijn van die kleine woningen in
Amsterdam en Utrecht en waarom die huren excessief zijn? Deze leden vragen of die
huren bijvoorbeeld een hoog percentage van de WOZ-waarden zijn, waardoor verhuurders
excessieve winsten kunnen maken? Deze leden willen graag van de Minister horen in
welke verhouding dit staat tot de investeringen die door verhuurders is gedaan.
Hogere woningprijzen
De leden van de VVD-fractie vroegen in de eerste schriftelijke inbreng of er een causaal
verband is tussen investeerders in populaire buurten en hogere woningprijzen. De Minister
concludeerde dat in het rapport van het Kadaster er geen causaal verband is aangetoond
en heeft de conclusie van het Kadaster overgenomen in de toelichting van de invoering
van de opkoopbescherming. De leden van de VVD-fractie vragen waarom de Minister nu
concludeert dat er wel een causaal verband is en de conclusie van het Kadaster niet
heeft overgenomen in de toelichting van de invoering van de WOZ-cap.
Disbalans woningmarkt
De leden van de VVD-fractie lezen in de beantwoording van de Minister dat er een disbalans
moet worden voorkomen tussen de sociale huursector en de geliberaliseerde huursector.
Deze leden wijzen erop dat in Amsterdam het gemiddelde van sociale huur 51% en in
Utrecht 35% is. Deze leden wijzen er ook op dat in Amsterdam het gemiddelde van geliberaliseerde
huur 18% en in Utrecht 9% is. De leden van de VVD-fractie vragen de Minister welke
disbalans er moet worden voorkomen. Is de disbalans die er moet worden voorkomen niet
dat er een te hoog percentage sociale huur en een te laag percentage (geliberaliseerde)
middenhuur is in Amsterdam en Utrecht? Deze leden vragen ook welk streefpercentage
sociale huur en welk streefpercentage (geliberaliseerde) middenhuur de Minister ziet.
De leden van de VVD-fractie willen graag vragen wat de cijfers in Amsterdam en Utrecht
zijn, omdat daar de WOZ-waarden een stuk hoger liggen dan in de rest van Nederland
en daar de invoering van een WOZ-cap het meeste effect zou hebben. Deze leden vragen
hoeveel actief woningzoekenden op de wachtlijst staan in Amsterdam en Utrecht. Deze
leden vragen tevens hoeveel scheefwoners in een sociale huurwoning zitten in Amsterdam
en Utrecht. Kan de Minister deze cijfers tegens elkaar afzetten? De leden van de VVD-fractie
vragen hoeveel van de actief woningzoekenden in Amsterdam en Utrecht al een woning
hebben in Amsterdam en Utrecht. Deze leden vragen tevens hoeveel van de actief woningzoekenden
in Amsterdam en Utrecht nog geen woning hebben in Amsterdam en Utrecht, maar wel een
baan hebben in Amsterdam en Utrecht. De leden van de VVD-fractie vragen hoeveel woningzoekenden
op de wachtlijst staan in Amsterdam en Utrecht die nog geen woning hebben en geen
baan hebben in Amsterdam en Utrecht. Deze leden vragen tevens hoeveel woningzoekenden
op de wachtlijst staan in Amsterdam en Utrecht die niet woonachtig zijn in Nederland.
De leden van de VVD-fractie lezen in de beantwoording van de Minister dat 13.900 huurwoningen
in Nederland zullen overgaan van de geliberaliseerde huursector naar de sociale huursector,
waarvan 10.000 huurwoningen in Amsterdam. Zij vragen wat het effect zal zijn op het
aanbod en de prijzen van middenhuurwoningen in Amsterdam, aangezien het huidige Amsterdamse
college nog geen enkel groot bouwplan heeft rond gekregen.
Verduurzaming
De leden van de VVD-fractie concluderen dat de invoering van de WOZ-cap zal leiden
tot een grote daling van de huurinkomsten van particuliere verhuurders. Deze leden
willen weten of de Minister in kaart heeft gebracht wat het effect is voor de verduurzaming
van particuliere huurwoningen. Zo ja, kan de Minister dit naar de Kamer sturen? Zo
nee, kan de Minister dit alsnog in kaart brengen?
De leden van de VVD-fractie lezen in de beantwoording van de Minister dat er met verduurzaming
nog steeds punten te verkrijgen zijn voor het puntenstelsel. Deze leden constateren
dat woningen onder de 40 m2 met een WOZ-cap en een energielabel A, nog steeds niet boven de liberalisatiegrens
komen en er daarmee geen stimulans is voor eigenaren om te investeren in verduurzaming.
De leden van de VVD-fractie vragen of dit het gewenste effect is dat de Minister wil
bereiken. Hoe zou de Minister dit effect eventueel kunnen compenseren? Deze leden
vragen ook hoe dit effect rijmt met de beantwoording van de Minister dat woningen
met verduurzaming nog steeds kunnen worden geliberaliseerd.
Juridische risico’s
De leden van de VVD-fractie lezen in de beantwoording van de Minister naar aanleiding
van de vraag of de Landsadvocaat moet worden ingeschakeld en de berekening van Cushman
en Wakefield over de schade van de WOZ-cap, dat de daling van de huurinkomsten wordt
geschat op € 90 miljoen per jaar. Deze leden vragen de Minister waar de dekking voor
de WOZ-cap is gevonden, aangezien de Minister voor de huurbevriezing ook een dekking
wil zoeken. Deze leden vragen de Minister wat de netto contante waarde is van € 90 miljoen
per jaar en of er wordt verwacht dat verhuurders de Minister aansprakelijk gaan stellen
indien de Minister geen compensatie wil geven. Deze leden vragen de Minister of het
antwoord op deze vraag kan worden afgestemd met de Landsadvocaat.
De leden van de VVD-fractie lezen in de beantwoording dat de Minister stelt dat er
een disbalans op de woningmarkt is die opgelost zou moeten worden door de invoering
van de WOZ-cap. Deze leden constateren dat er 37.000 bestaande huurwoningen zijn die
door deze maatregel worden getroffen. Deze leden constateren ook dat er 8 miljoen
woningen zijn in heel Nederland en dat er dus een kleine groep is die door deze maatregel
wordt getroffen. De leden van de VVD-fractie willen van de Minister weten hoe dit
rijmt met een uitspraak van de EHRM in de zaak Bitto vs Slowakije na overweging:
«115. Nevertheless, the legitimate interests of the community in such situations call
for a fair distribution of the social and financial burden involved in the transformation
and reform of the country’s housing supply. This burden cannot be placed on one particular
social group, however important the interests of the other group or the community
as a whole (see Hutten-Czapska, cited above, § 225).»
De leden van de VVD-fractie herinneren de Minister aan de COROP-regeling die in 2016
is ingevoerd om nieuw gebouwde woningen meer WOZ-punten te geven. Deze leden zien
dat de Minister nieuw gebouwde woningen aangekocht door verhuurders, vrijstelt van
de WOZ-cap, maar verbouwde woningen aangekocht door verhuurders niet. De leden van
de VVD-fractie vragen de Minister of hier sprake is van rechtsongelijkheid. Deze leden
vragen de Minister toe te lichten welk juridisch risico hier aan verbonden is. Is
de Minister het met de leden van de VVD-fractie eens dat deze verongelijkte groep
een juridisch punt heeft? Deze leden vragen de Minister of het antwoord op deze vraag
kan worden afgestemd met de Landsadvocaat.
De leden van de VVD-fractie zien in de beantwoording van de Minister dat wanneer een
woning een door de overheid opgelegde huurprijs krijgt, die niet marktconform is maar
40% lager. Deze leden zien tevens dat deze woning een door de overheid opgelegde groep
kandidaat huurders krijgt waaruit particuliere verhuurders moeten kiezen. Deze leden
zien dus dat de overheid particuliere verhuurders een DAEB taak oplegt (Dienst Algemeen
Economisch Belang). De leden van de VVD-fractie willen weten of de Minister particuliere
verhuurders dan ook toegang gaat geven tot dezelfde staatssteun als corporaties. Deze
leden willen tevens weten, indien de Minister particuliere verhuurders geen toegang
gaat geven tot dezelfde staatssteun als corporaties, hoe de Minister dit ziet in relatie
tot het anti-discriminatiebeginsel (artikel 20 EU kaderregeling inzake staatsteun
in de vorm van compensatie voor de openbare dienst). Deze leden vragen de Minister
of het antwoord op deze vraag kan worden afgestemd met de Landsadvocaat.
Hypotheken
De leden van de VVD-fractie lezen in de beantwoording van de Minister dat het effect
voor particuliere verhuurders te beperkt is om met hun hypotheken in problemen te
komen, aangezien hun hypotheken een lagere «loan-to-value» hebben. Deze leden vragen
hoe de Minister verwacht dat banken zullen reageren als hun huurinkomsten hard dalen.
Deze leden vragen of de Minister verwacht dat de banken dit zullen zien als een breuk
van het hypotheek-contract en hun hypotheek opeisen, met als gevolg dat huurwoningen
moeten worden verkocht, particuliere verhuurders failliet gaan en huurders op straat
komen te staan. Deze leden willen weten of de Minister deze effecten in kaart heeft
gebracht, en als dit niet het geval is, of dit alsnog kan worden gedaan. Deze leden
vragen de Minister of het antwoord op deze vraag kan worden afgestemd met DNB.
Voorbeeld
De leden van de VVD-fractie constateren dat er een balans moet zijn tussen de genomen
maatregel en de getroffen groep.
De leden citeren een voorbeeld uit de conceptdagvaarding van Mr van Trigt namens de
stichting Fairhuur:
– Aanschaf gesplitste woning € 300.000,–,
– 50% hypotheek tegen 3,5% rente, € 5.250,– per jaar,
– Bijdrage VVE € 100,– per maand, € 1.200,– per jaar,
– Belasting box 3 € 1.800,– per jaar,
– Gemeentelijke lasten € 250,– per jaar en
– Erfpacht € 800,– per jaar.
– Een goed gerenoveerde huurwoning, om in de geliberaliseerde sector te verhuren, met
een investering van € 60.000,– in keuken, badkamer, vloeren, energielabel en schilderwerk.
De afschrijving hiervan is € 3.000,– per jaar.
– Gemiddeld iedere 7 jaar is er een verhuizing en moet de woning weer worden geschilderd.
De kosten hiervan zijn € 200,– per jaar.
De kosten hiervan zijn € 12.500,– per jaar. Deze kosten kunnen uit een opbrengst van
sociale huur van € 8.800,– per jaar niet worden betaald.
De leden van de VVD-fractie zien dat ondanks dat de huurwoning niet zo’n zware hypotheek
heeft als een koopwoning, dat bij 50% hypotheek er al een probleem is. De leden van
de VVD-fractie vragen de Minister dan ook hoe dit probleem wordt opgelost.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van onderhavige brief met beantwoording van het eerdere schriftelijk
overleg. Deze leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen. De leden van de CDA-fractie
hebben nog steeds zorgen over de gevolgen van de WOZ-cap specifiek voor de bouwproductie
van betaalbare huurwoningen en de investeringsbereidheid van verhuurders.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister wat het gevolg is voor huurwoningen
in het betaalbare segment? Ziet de Minister ook het risico in dat meer woningen zullen
worden verkocht in plaats van verhuurd? Kan de Minister aangeven wat de concrete verwachting
is voor het aantal betaalbare huurwoningen die verkocht worden in plaats van verhuurd?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de huurderving voor particulieren wordt geschat
op 90 miljoen per jaar. Hoeveel marktwaarde vertegenwoordigd deze huurstroom? Hoeveel
minder investeringskracht betekent dit voor beleggers die moeten bouwen? Welke gevolgen
heeft dit voor de bouw van betaalbare middenhuur?
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister het effect is van de uitvoering van
aangenomen motie Beckerman cs. (Kamerstuk 35 488, nr. 13) over het bevriezen van huren op de invoering van de WOZ-cap? In hoeverre neemt de
investeringsbereidheid af door deze motie, het wetsvoorstel maximale huurprijsstijgingen
en de verhoging van de overdrachtsbelasting voor (institutionele) beleggers? In hoeverre
leidt deze optelsom tot een verminderde investeringskracht op de woningmarkt?
De leden van de CDA-fractie zien een tegenstrijdigheid in de voorgenomen WOZ-cap.
Zo is het mogelijk dat bij woningen die dicht tegen de 142 punten aan zitten een investering
in duurzaamheid en wooncomfort kan leiden tot een overschrijding van de grens van
142 punten, waarna vervolgens een sterke verlaging van het aantal punten komt als
gevolg van de WOZ-cap op 33%. Per saldo kan deze woning dus na investeringen minder
WWS-punten hebben dan daarvoor. Erkent de Minister deze tegenstrijdigheid? Wat is
zij bereid hieraan te doen? Ziet de Minister, net als de CDA-leden, het risico dat
particuliere verhuurders of corporaties tot uitstel of zelf tot afstel komen van vaak
noodzakelijke verduurzaming en/of comfortverbetering? Zo ja, hoe gaat de Minister
dit voorkomen?
De leden van de CDA-fractie merken op dat steeds meer partijen de WWS-punten, al dan
niet gedeeltelijk, willen doortrekken naar de vrije sector. Wat betekent de invoering
van de WOZ-cap op deze verdere regulering van de vrije huursector? Is de Minister
bereid te onderzoeken wat de mogelijke invoering van de WOZ-cap betekent voor het
doortrekken van de WWS-punten naar de vrije huursector?
De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van de antwoorden op de vragen van de Kamercommissie over het
Besluit om in het huurpuntenstelsel (woningwaarderingsstelsel (WWS)) het aandeel WOZ-waarde
te maximeren. Hieronder stellen zij enkele aanvullende vragen.
De leden van de SP-fractie vragen de regering om te garanderen dat het landelijk aantal
van 23.100 woningen, die nu in de sociale huursector vallen maar geliberaliseerd kunnen
worden, te behouden in de sociale huursector. Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie
of huurders van deze woningen meteen na inwerkingtreding een huurverlaging krijgen.
En zo nee hoe kunnen deze huurders er proactief van op de hoogte worden gesteld zodat
zij geen huurverlaging mislopen?
Daarnaast constateren de leden van de SP-fractie dat voor 14.800 woningen geldt, dat
de voorliggende maximering van het WOZ-aandeel in de praktijk niet direct tot lagere
huren leidt maar pas op het moment dat de huurder verhuist en de woning opnieuw wordt
verhuurd. De leden van de SP-fractie vragen of de regering bereid is om de huurprijzen
van deze woningen per 1 oktober (inwerkingtreding) te verlagen. En zo nee, waarom
niet?
Tevens vragen de leden van de SP-fractie hoeveel niet-DAEB-woningen terug zullen vallen
in de DAEB-tak als de WOZ-waarde geheel uit het huurpuntenstelsel wordt genomen. Deze
leden zien graag een berekening tegemoet, aangezien met voorliggend besluit slechts
900 woningen zullen «terugvallen». Is de regering het met de leden van de SP-fractie
eens, dat voorliggend besluit een te gering effect heeft op de hoge huren die worden
gevraagd in het hele land en dat een verdere beperking van het aandeel WOZ-waarde
in het huurpuntenstelsel niet gerechtvaardigd zou zijn?
Het bevreemdt de leden van de SP-fractie dat er geen actueel overzicht bestaat van
de ontwikkeling van het percentage van de WOZ-waarde, wat het totaal aantal huurpunten
bepaalde tussen 2015 en 2020 per woningmarktgebied, uitgesplitst tussen het gereguleerde
segment bij woningcorporaties en de particuliere sector, zoals de regering heeft geantwoord
op vragen van de SP-fractie. Deze leden vragen de regering alsnog onderzoek te doen
naar deze gegevens.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. Ziengs, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
C.J.M. Roovers, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.