Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. mijnbouw/Groningen
2021D07720 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Binnenlandse
Zaken over de volgende kabinetsbrieven inzake Mijnbouw/Groningen:
• Antwoord op vragen van het lid Van Raan, gesteld tijdens het notaoverleg van 28 mei
2020, over zandsuppleties in relatie tot de delfstoffenwinning onder de Waddenzee
(Kamerstuk 29 684, nr. 205),
• Reactie op het rapport Voortgang en voetangels in het gaswinningsdossier (Kamerstuk
33 529, nr. 839),
• Antwoord op vragen van het lid Van Raan, gesteld tijdens het notaoverleg van 28 mei
2020, over zandsuppleties in relatie tot de delfstoffenwinning onder de Waddenzee
(Kamerstuk 39 684, nr. 205),
• EITI(Extractive Industries Transparency Initiative)-rapport 2018 over inwinning van
aardolie, aardgas en minerale delfstoffen door bedrijven aan de Staat,
• Stand van zaken diverse onderwerpen Groningen (Kamerstuk 33 529, nr. 837),
• Convenant investeringsaftrek gaswinning kleine velden (Kamerstuk 33 529, nr. 836),
• Diverse ontwikkelingen rond de mijnbouw in het Waddengebied (Kamerstuk 29 684, nr. 213)
• Herbeoordeling signalen waardedaling en Commissie Bijzondere Situaties op afstand
van NAM (Kamerstuk 33 529, nr. 832),
• Voortgang overeenkomsten Norg om de gaswinning versneld te beëindigen (Kamerstuk 33 529, nr. 840),
• Advies van het Adviescollege Veiligheid Groningen (ACVG) over de typologieaanpak (Kamerstuk
33 529, nr. 841),
• Rapport Professionals over de versterkingsoperatie (Kamerstuk 33 529, nr. 835),
• Voortgang van de versterkingsoperatie in Groningen (Kamerstuk 33 529, nr. 844),
• Toekomstagenda Groningen (Kamerstuk 33 529, nr. 843),
• Overeenkomst met NAM over de betaling van de stuwmeerregeling (Kamerstuk 33 529, nr. 842).
De voorzitter van de commissie, Renkema
De adjunct-griffier van de commissie, Reinders
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II
Antwoord/Reactie van de Ministers
18
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende stukken die voor
het oorspronkelijke notaoverleg mijnbouw Groningen waren geagendeerd. De leden hebben
daarover nog een aantal vragen en opmerkingen.
Rapporten Gronings Perspectief
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat de rapporten nog steeds een ontluisterend
beeld geven. De Ministers geven aan dat met de bestuurlijke afspraken van 6 november
2020 en de wet versterken de meeste problemen (deels) opgelost kunnen worden. Kan
nogmaals worden uiteengezet hoe de afspraken en de wet daaraan bijdragen en welke
knelpunten er dan eventueel nog resteren?
Versterking
De leden van de VVD-fractie hebben al meerdere malen uitgesproken dat de versterking
te langzaam gaat. De cijfers voor de versterking zijn weliswaar toegenomen, maar nog
steeds is het te weinig. Kan de Minister al een totaal meerjarenoverzicht of planning
van de versterking geven, zodat de Groningers duidelijkheid krijgen? Begin 2020 is
een versnellingspakket gepresenteerd. Kan de Minister per maatregel aangeven wat dat
nu concreet qua versnelling heeft opgeleverd, dan wel welke versnelling en welke aantallen
er in 2021 concreet kunnen worden gerealiseerd of versterkt? Heeft de Minister ook
een beeld van welke versnellingsmaatregelen er nog extra genomen zouden kunnen worden
dan wel nodig zijn?
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat de typologie-aanpak kan helpen de
versterking in Groningen te versnellen. In de brief van 17 december 2020 (Kamerstuk
33 529, nr. 841) wordt ook aangegeven dat er nog te veel tijd en middelen worden besteed aan het
doorrekenen van huizen en dat hier door de typologie-aanpak eindelijk verandering
in kan worden gebracht. Hoe wordt dit bijgehouden of dit daadwerkelijk ook het resultaat
is? Daarnaast lezen deze leden dat de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) verwacht
dat in 2021 circa 1500 adressen versterkt kunnen worden opgeleverd, mits de typologie-aanpak
breed kan worden toegepast. Kan de Minister aangeven waar het breed toepassen van
de typologie-aanpak nog van afhangt na de positieve evaluatie eind december?
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat de rol van de Onafhankelijk Raadsman over
gaat naar de Nationale ombudsman. Veel Groningers zijn tevreden over de Onafhankelijk
Raadsman en hebben het gevoel dat nu de Onafhankelijk Raadsman er mee stopt ze steeds
minder mogelijkheden hebben om ergens onafhankelijk terecht te kunnen met hun klachten,
problemen en vragen. Kan een totaaloverzicht worden gegeven van de onafhankelijke
instanties waar de Groningers straks nog terecht kunnen met hun klachten en vragen?
De leden van de VVD-fractie vinden opname op verzoek belangrijk. Er zijn echter voorbeelden
waar men hier al een jaar druk mee is en niets is opgeschoten. Een voorbeeld is ook
dat er pas na acht maanden een expert langs komt. Waarom duurt het zo lang? Er zijn
mensen die al een jaar bezig, maar nog geen rapport hebben gezien. Dit terwijl deze
versnellingsmaatregel toch al in 2019 is aangekondigd. Kan worden aangegeven op basis
waarvan de opname op verzoek beoordeeld wordt?
Toekomst
De leden van de VVD-fractie vinden het goed dat er samen met de regio een toekomstagenda
is opgesteld. Deze leden vinden dat het geen bestuurdersfeestje moet zijn of worden,
dus hoe zijn de inwoners van Groningen concreet betrokken? Hoe gaan zij concreet iets
merken van deze toekomstagenda? Wat zijn concrete doelen en mijlpalen die bereikt
moeten worden? Hoe is er een balans gevonden tussen de korte termijn en de (middel-)lange
termijn voor de investering in toekomstperspectief voor de regio? Hoe wordt voorkomen
dat het geld te versnipperd ingezet gaat worden?
De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister kan aangeven wat de planning in
Groningen precies gaat zijn met de JTF-gelden (Just Transition Fund), dan wel wanneer
daarover duidelijkheid kan komen.
Midden- en kleinbedrijf (mkb)
De leden van de VVD-fractie zijn teleurgesteld dat het oorspronkelijke voornemen van
het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) om de waardedalingsregeling voor het
mkb nog voor 1 januari 2021 bekend te maken niet is gehaald. Het IMG heeft aangegeven
voor het eind van het eerste kwartaal 2021 te communiceren over de vormgeving van
de waardedalingsregeling bedrijfspanden. Wat is de actuele stand van zaken? Wat betekent
«communiceren over»? De leden van de VVD-fractie vinden dat dit proces te traag verloopt.
De leden van de VVD-fractie lezen dat in de bestuurlijke afspraken van 6 november
2020 is afgesproken dat er 50 miljoen euro extra komt voor integrale programma’s voor
agrariërs, voor mkb’ers voor erfgoed en voor sociaal-emotionele ondersteuning van
de inwoners van Groningen. Hoe wordt dit geld precies verdeeld? Hoeveel geld is er
beschikbaar voor de mkb’ers en waar wordt dit precies voor ingezet?
Agrariërs en mestkelders
De leden van de VVD-fractie hebben uit antwoorden van een voorgaand schriftelijk overleg
begrepen dat de regio meer tijd nodig heeft voor het agro-programma, primair gericht
op de meer complexe gevallen. Dit wordt nu ook einde eerste kwartaal 2021. Ook dit
loopt dus weer vertraging op, en deze leden vinden dat zorgelijk. Wat is de actuele
stand van zaken? Voor de problematiek van de mestkelders geldt hetzelfde. Want dit
wordt zelfs pas het eerste of tweede kwartaal van 2021. Waarom kan dit niet sneller?
In de beantwoording van het vorige schriftelijke overleg wordt gezegd dat het IMG
in gesprek gaat met de sector. Kan hieruit worden afgeleid dat er nog geen gesprekken
zijn geweest? Zo ja, hoe kan dat? Zo nee, wat is hier dan de stand van zaken? Waarom
duurt dit zo lang?
De leden van de VVD-fractie willen verder weten waarom de schriftelijke vragen over
het bericht «Ik wil niet meer alleen maar over de NAM praten» nog niet zijn beantwoord
(Vragen van de leden Aukje de Vries en Lodders, gesteld op 12 januari 2021). Een agrariër
wacht maar liefst anderhalf jaar op een vergunning van de provincie voor het herstel
van de mestkelder. De leden van de VVD-fractie hebben altijd aandacht gevraagd voor
het versnellen en vereenvoudigen van de procedures. Bij de behandeling van de Wet
Versterken zijn zij daarop uitgebreid ingegaan. De vragen daarover worden schriftelijk
gedaan. Deze leden gaan ervan uit dat dit uitgebreid en oplossingsgericht gebeurt,
en zal daarom de vragen hier niet nogmaals herhalen.
Woltersum
De leden van de VVD-fractie zijn blij dat er een integrale oplossing is gekomen voor
Woltersum en in het bijzonder de «4-op-een-rij». Kunnen de Ministers de Tweede Kamer
op de hoogte houden van de voortgang van dit project? Kan er al iets van een tijdplanning
worden gegeven?
Commissie Bijzondere Situaties (CBS)
De leden van de VVD-fractie vinden het teleurstellend dat de Nederlandse Aardolie
Maatschappij (NAM) niet meer verantwoordelijkheid neemt voor de kosten van de CBS.
Het is goed dat dit is overgenomen door het Rijk. De financiering is nu geregeld voor
de periode januari 2021 tot en met mei 2022. Waarom is gekozen voor deze periode?
Hoe wordt een en ander daarna geregeld? Heeft de CBS voldoende mogelijkheden om zaken
op te lossen? De leden van de VVD-fractie krijgen namelijk signalen dat dit onvoldoende
het geval is. Hoe is de onafhankelijkheid van de commissie geborgd? Waarom loopt het
geld via de provincie en niet rechtstreeks?
Gaswinning naar nul terugbrengen
De leden van de VVD-fractie willen graag weten hoe enkele trajecten voor het verminderen
van de gaswinning in Groningen lopen. Allereerst het verminderen van de export. Door
de Coronacrisis lag de ombouw van installaties in het buitenland achter op schema.
Is dit inmiddels weer ingelopen? Wat is de stand van zaken? Hoe loopt het met de implementatie
van de wet om de negen grootste afnemers te verbieden om per 1 oktober 2022 gebruik
te maken van laagcalorisch gas?
Gasopslag Norg
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat de gasopslag Norg van cruciaal belang
is voor het naar nul terugbrengen van de gaswinning in Groningen. Kan de Minister
aangeven wanneer het traject rondom de gasopslag Norg definitief geregeld kan zijn?
Stuwmeerregeling
De leden van de VVD-fractie vinden het met betrekking tot de stuwmeerregeling ook
weer jammer dat de NAM niet alle kosten voor haar rekening wil nemen. Het had de NAM
gesierd als ze wel het volledige bedrag voor haar rekening zou hebben genomen. Het
is goed dat het Rijk ervoor heeft gekozen om de stuwmeerregeling sneller op te lossen.
Hoe wordt voorkomen dat er in de toekomst weer een dergelijk stuwmeer kan ontstaan?
Convenant investeringsaftrek gaswinning kleine velden
De leden van de VVD-fractie willen graag weten welke partijen nu allemaal wel en welke
niet het convenant hebben ondertekend.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderliggende stukken voor
het schriftelijke overleg Mijnbouw/Groningen en hebben nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie constateren dat de Agrarische Tafel Groningen in samenwerking
met de Groninger Bodem Beweging (GBB) en het Groninger Gasberaad een reactie heeft
opgesteld op het paneladvies van Prof. Mr. Koeman ten aanzien van de mestkelderproblematiek.
In deze reactie wordt gesteld dat het paneladvies zich eenzijdig richt op het deels
vergoeden van gevolgschade/bedrijfseconomische schade van gescheurde mestkelders,
maar dat de werkelijke fysieke schade wordt genegeerd. Het vergoeden van de gevolgschade
beperkt zich in dat geval slechts tot de kosten van het extra afvoeren van mest uit
een kelder. De fysieke schade zoals scheuren in de vloeren en muren van de mestkelder,
die zelf vaak ook nog het fundament vormt voor een stal waardoor ook deze schade op
kan lopen, wordt echter niet vergoed. In de reactie wordt door de Agrarische Tafel
terecht aangegeven dat ongeacht het type schade, deze waar het mijnbouw betreft en
er niet evident een andere oorzaak wordt bewezen in alle gevallen volledig vergoed
zou moeten worden en dat dit niet beperkt zou moeten zijn tot alleen de gevolgschade.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister om te reageren op deze kritiek van
de Agrarische Tafel. Is het volgens de Minister te rechtvaardigen dat alleen vervolgschade
wordt vergoed bij de mestkelderproblematiek, maar dat vergoeding van de fysieke schade
(vooralsnog) achterwege blijft? Deze leden vragen aandacht voor het feit dat de agrarische
ondernemers in het gebied vaak al jaren in een ongewisse situatie verkeren. In veel
gevallen hebben deze ondernemers investering aan hun bedrijf en onderhoud aan hun
bedrijfspanden en woningen uitgesteld, omdat het voor hen onduidelijk is wat er gaat
gebeuren met het oplossen van de schade en de versterking. Voor deze ondernemers is
daarom snel perspectief voor de toekomst nodig. Deelt de Minister in het licht voor
het voorgaande de mening dat deze problematiek netjes opgelost moet worden en dat
ook hier de geleden schade op praktische wijze ruimhartig en rechtvaardig vergoed
zou moeten worden? Welke stappen gaat de Minister zetten om ervoor te zorgen dat dit
gebeurt? Kan de Minister tevens aangeven op in hoeverre het Agroprogramma voor deze
problematiek een oplossingen zal bieden? Ook door de stikstofproblematiek zullen er
mestkelders/stallen moeten worden omgebouwd, dit wordt door de Agrarische Tafel als
koppelkans voorgesteld. Is de Minister bereid om naar deze mogelijkheid te kijken,
en in gezamenlijkheid met het Agroprogramma deze kans te benutten?
De leden van de CDA-fractie merken op dat in november 2020 een nader advies over schade
door zettingen (verzakkingen) van ir. P.C. van Staalduinen en ing. H.J. Everts is gepubliceerd.1 Deze vorm van schade is een veel voorkomend en tegelijk technisch complex vraagstuk.
In het advies wordt gesteld dat als het niet harder dan 10 mm/s heeft getrild, een
gebouw niet kan zetten (verzakken) door veranderingen in de ondergrond door die trillingen.
De deskundigen geven daarbij aan dat hun advies alleen is te gebruiken voor gebouwen
die op staal zijn gefundeerd en niet voor gebouwen die op palen zijn gefundeerd. Het
IMG stelt op haar website dat voor een volledige invoering van dit advies nog diverse
voorbereidingen nodig zijn en dat het IMG bij zijn ook de inbreng van maatschappelijke
organisaties zoals het Groninger Gasberaad en de Groninger Bodem Beweging zal betrekken.
Voorts stelt het IMG dat het advies vooralsnog vooral ondersteuning biedt van de huidige
motivering van adviezen en daarvan niet de basis vormt. Vanuit de regio horen deze
leden echter andere geluiden. Daar wordt gezegd het advies handvatten geeft aan schade-experts
om onder het bewijsvermoeden uit te komen en dat de uitkomst is dat schadeopnemers
zullen oordelen dat alles wat op gewone funderingen is gebouwd sowieso geen mijnbouwschade
is. Alleen gebouwen die wel op heipalen zijn gebouwd hoeven dan nog worden beoordeeld.
De leden van de CDA-fractie ontvangen signalen dat vanaf december toch door het IMG
al zou worden beoordeeld op basis van dit advies en dat dit tot veel boosheid bij
bewoners leidt. Zij vragen de Minister te reageren op deze situatie. Kan de Minister
aangeven wat de opdracht is geweest bij dit rapport? Hoe zou volgens de Minister om
moeten worden gegaan met de conclusies en aanbevelingen die in het advies worden gedaan?
Is het juist dat ondanks wat het IMG op haar website meldt, er toch vanaf december
wordt beoordeeld op basis van dit advies? Wat is de reactie van de Minister op de
stelling dat schadeopnemers op basis van dit advies zullen oordelen dat er bij alle
gebouwen die op gewone funderingen zijn gebouwd sowieso geen sprake van mijnbouwschade
is?
De leden van de CDA-fractie merken op dat in afwachting van advies van de Technische
Universiteit Delft en Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk
onderzoek (TNO) er voorlopig door het IMG geen besluiten worden genomen over circa
1250 schademeldingen in Oost-Groningen en het gebied rondom Norg. Dit nadat het aantal
afwijzingen van dossiers in dit gebied fors toenam, hetgeen tot veel vragen en onrust
leidde. Deze leden vragen de Minister wanneer het advies van de Technische Universiteit
Delft en TNO opgeleverd zal worden en wanneer er vervolgens duidelijkheid wordt verwacht
over deze schademeldingen.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister in dit kader tevens dieper in te gaan
op de situatie rondom de gasopslag in Norg. Zij constateren dat er in dit gebied zorgen
bestaan over het feit dat in hetzelfde gebied gaswinning en gasopslag plaatsvinden
en dat ook de Onafhankelijk Raadsman oproept tot duidelijkheid over schadeafhandeling
voor inwoners rond de gasopslag Norg. Bewoners vragen zich af of het wenselijk om
dat te combineren terwijl de risico’s niet duidelijk genoeg in beeld zijn, mede omdat
de gebruikte modellen vanuit gaswinningsgebied niet een-op-een toepasbaar zijn op
het gebied rondom de gasopslag. Kan de Minister hierop reageren? Zijn de risico’s
van gaswinning en gasopslag in hetzelfde gebied duidelijk genoeg in beeld? Hoe reageert
de Minister op de oproep vanuit de regio om vanwege mogelijke onvoorspelbare effecten
bij de besluitvorming rondom de inzet van Underground Gas Storage (UGS) Norg rekening
te houden met het voorzorgsbeginsel?
De leden van de CDA-fractie zien dat bewoners in het gebied rond Norg zich ook afvragen
of de druk niet beter verdeeld zou kunnen worden tussen meerdere gasopslagen. Er is
door hen daarom voorgesteld om de lasten te verdelen door UGS Grijpskerk open te houden
en daarmee het risico voor het gebied rond Norg te reduceren, doordat een deel van
de capaciteitsuitbreiding van UGS Norg daarmee overbodig zou kunnen worden. De leden
van de CDA-fractie vragen de Minister om hierop te reageren. Zij merken daarbij op
dat de Minister in zijn brief van 11 februari 2021 (met als onderwerp Raming Gaswinning
Groningen 2021/2022) aangeeft dat omzetting van de gasopslag Grijpskerk kan bijdragen
aan de versnelde sluiting van het Groningerveld en dat Gasunie Transport Services
(GTS) en NAM onderzoeken of de inzet van Grijpskerk als gasopslag voor laagcalorisch
gas technisch mogelijk is. Kan de Minister aangeven wat dit zou kunnen betekenen voor
de capaciteit die nodig is in de gasopslag Norg? In hoeverre maakt omzetting van de
gasopslag Grijpskerk het verdelen van de lasten zoals dat door bewoners rondom Norg
wordt gewenst mogelijk?
De leden van de CDA-fractie horen verder vanuit de regio dat er inmiddels een groot
aantal schadegevallen rondom de gasopslag is. Bij ongeveer 20 procent van het woningbestand
in de gemeente Noordenveld is schade gemeld bij het IMG. Als daarbij de schademeldingen
uit gemeente Westerkwartier op worden geteld gaat het om meer dan 8000 meldingen rondom
de gasopslag Norg. Kan de Minister dit hoge aantal schademeldingen rondom de gasopslag
bevestigen? Wat zegt dit aantal schademeldingen volgens de Minister over de verwachting
van Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) uit 2018 dat er geen directe schade aan gebouwen
of infrastructuur te verwachten is? Wat is de reactie van de Minister op de stelling
vanuit de regio dat de praktijk laat zien dat de verwachtingen uit het verleden en
de onderliggende theoretische modellen inmiddels niet meer overeenkomen met de werkelijke
situatie? In hoeverre ziet de Minister de noodzaak en de mogelijkheden om, bijvoorbeeld
door de situatie rondom Norg beter te monitoren, de gebruikte modellen te verbeteren
en deze meer in lijn te brengen met de werkelijke situatie?
De leden van de CDA-fractie merken als laatste punt bij dit onderwerp op dat de landsadvocaat
tijdens de Raad van State-zitting omtrent capaciteitsuitbreiding UGS Norg stelde dat
«een risico voor een groot gebied wordt teruggebracht naar een risico voor een klein
gebied». Dat nieuwe risicogebied is echter ook woongebied. De bewoners van het gebied
hebben zorgen dat de ellende vanuit Groningen wordt verplaatst naar het gebied rondom
de gasopslag Norg. Deze leden horen dat er tijdens gesprekken tussen bewoners, het
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en Staatstoezicht op de Mijnen richting
de bewoners is gezegd dat «als de Minister vooraf zou hebben geweten dat door de gasopslag
verruiming er meer dan 1 op 7 gebouwen schade heeft, met causaal verband op mijnbouw,
dat de Minister dan wellicht tot een ander besluit zou zijn gekomen». Deze leden vragen
de Minister hierop te reflecteren en te reageren op zowel de uitspraak van de landsadvocaat
als de bewering dat de Minister wellicht een ander besluit zou hebben genomen als
vooraf was geweten dat er bij meer dan 1 op 7 gebouwen schade zou optreden. Ook vragen
deze leden in hoeverre het risico voor een groot gebied in Groningen nu inderdaad
wordt verplaatst naar een klein gebied in Drenthe en wat betekent dat voor hoe er
zou moeten worden omgegaan met mogelijke schade en andere gevolgen in dit gebied.
De leden van de CDA-fractie zijn verheugd om in de brief van de Minister over de voortgang
van de versterkingsoperatie in Groningen te lezen dat zij conform de motie Agnes Mulder
c.s. (Kamerstuk 33 529, nr. 818) samen met de NCG werkt aan een monitor naar de tevredenheid van bewoners in de versterkingsoperatie.
Zij vragen de Minister om te verduidelijken hoe dit tevredenheidsonderzoek verder
zal worden uitgewerkt. Zullen alle bewoners in de versterkingsoperatie gevraagd worden
naar hun ervaringen? Over welke zaken en op welke momenten zal de tevredenheid van
bewoners worden gemonitord? Kan de Minister bevestigen dat het daarbij niet alleen
gaat om de kwaliteit van de communicatie, zoals de zinsnede uit haar brief waarschijnlijk
onterecht doet vermoeden?
De leden van de CDA-fractie vinden het goed om te lezen goed dat ook de Commissie
Bijzondere Situaties op afstand komt te staan van de NAM. Kan de Minister bevestigen
dat de rekening ook in toekomst zal worden voldaan door de NAM zonder dat zij er dus
nog tussen zitten? Of krijgen we daar dezelfde situatie als bij de stuwmeerregeling?
Deze leden ontvangen hierover graag een toelichting van de Minister.
De leden van de CDA-fractie merken op dat de schriftelijke vragen over de Stichting
Waardevermindering door Aardbevingen Groningen (WAG) (vragen van het lid Mulder, Aanhangsel
Handelingen 2020/21, nr. 1582) tot op heden nog niet zijn beantwoord. Kan de Minister die beantwoording zo spoedig
mogelijk naar de Kamer sturen en een praktische oplossing bieden voor de vele huishoudens
die hierdoor geraakt worden?
De leden van de CDA-fractie merken op dat zij eerder aandacht hebben gevraagd voor
de verschillen tussen de vergoedingen voor waardedaling door de NAM en het IMG. Zij
lezen dat externe partij hiernaar onderzoek zal doen op basis van een steekproef.
Deze leden vragen de Minister hoe deze steekproef tot stand zal komen en hoeveel gevallen
er door de externe partij zullen worden onderzocht. Ook vragen zij de Minister om
alvast een doorkijkje te geven naar wat er zal gebeuren met de resultaten van dit
onderzoek als deze volgens planning in maart bekend zijn. Is de verwachting van deze
leden reëel dat er een bedrag op tafel komt te liggen waar dan bij de formatie een
besluit over kan worden genomen?
De leden van de CDA-fractie merken op dat onlangs bleek dat er bij 166 adressen sprake
was van een onterechte vergoeding voor waardedaling door het IMG bij nieuwgebouwde
huizen. De leden van de CDA-fractie zijn tevreden met het feit dat de vergoeding in
deze gevallen niet zal worden teruggevorderd. Wel hebben zij nog vragen over hoe het
kan dat gegevens die het IMG had over de versterkingsoperatie niet volledig bleken
te zijn. Kan de Minister uitleggen hoe dat mogelijk was? Welke gegevens ontbraken
er bij het IMG en waarom was dat het geval? Is deze situatie inmiddels verholpen of
is het mogelijk dat een dergelijke situatie in de toekomst weer voor zal komen? Deze
leden lezen in de brief van de Minister tevens dat betrokken bewoners er rekening
mee moeten houden dat zij, ondanks het feit dat de vergoeding niet wordt teruggevorderd,
nog wel schenkbelasting van 30 procent verschuldigd zijn over het onterecht ontvangen
bedrag minus de vrijstelling van 2.208 euro. Afhankelijk van de ontvangen bedragen
kan ook dit bedrag behoorlijk oplopen voor bewoners die hiermee te maken krijgen door
een vergissing die niet bij henzelf maar bij het IMG ontstond. Deze leden vragen de
Minister in hoeverre het mogelijk is om hier coulant mee om te gaan richting de betrokken
bewoners. Welke mogelijkheden ziet hij daarvoor?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister een overeenkomst heeft gesloten
met de NAM over de kosten van de stuwmeerregeling. Daarbij is afgesproken dat de NAM
40,4 miljoen euro van de in totaal 55,6 miljoen euro aan kosten voor de stuwmeerregeling
zal betalen. Deze leden merken op dat de NAM daarmee iets minder dan driekwart van
de kosten op zich neemt, maar dus ook aan meer dan een kwart van de kosten geen bijdrage
levert. Zij vragen de Minister welke argumenten er door de NAM naar voren zijn gebracht
om deze keuze te rechtvaardigen. Wat zijn de belangrijkste redenen geweest waardoor
de kosten van de stuwmeerregeling niet in zijn geheel of voor een groter deel dan
nu het geval is in rekening konden worden gebracht bij de NAM? Wilde de NAM geen versnelling
van de afhandeling van de schade? Vond de NAM het allemaal wel goed gaan wilde ze
dit daarom niet vergoeden? De leden van de CDA-fractie begrijpen dit niet en vragen
of de NAM alsnog bereid is om over te gaan tot vergoeding van deze kosten.
De leden van de CDA-fractie hebben de brief van de Minister over het gebruik van de
gasopslag bij Norg gelezen en de kostenposten die worden opgevoerd. Deze leden willen
graag aan de hand van de onderbouwing van deze kostenposten kunnen beoordelen of het
reële kosten betreffen of niet. Zij zijn van mening dat die onderbouwing transparant
en gebaseerd op historische kosten moet zijn en vragen of die onderbouwing beschikbaar
zal worden gemaakt. Deze leden denken dat het ook wel bijzonder is dat de NAM tot
en met 30 september 2027 zekerheid wordt gegeven aan een partij, dat is toch ook wat
waard zo menen zij. Hoe kijkt de Minister daarnaar?
De leden van de CDA-fractie lezen dat het Adviescollege Veiligheid Groningen (ACVG)
aangeeft dat de typologieaanpak van TNO goed is opgezet en heeft geadviseerd om in
januari te starten met de implementatie van deze typologieaanpak. Het ACVG benoemt
volgens deze leden in haar advies terecht dat draagvlak en acceptatie voor de typologieaanpak
essentieel is. Deze leden vinden het net als het ACVG van belang dat er aandacht is
voor de ommezwaai die bewoners en ook bestuurders moeten maken in hun verwachtingen
van de versterkingsoperatie en vragen de Ministers om uiteen te zetten hoe zij hiermee
om zullen gaan. Op welke wijze zal er worden gewerkt aan draagvlak en acceptatie voor
de typologieaanpak? Kunnen de Ministers tevens duidelijk maken hoe zij invulling zullen
geven aan de communicatie over de typologieaanpak richting bewoners? Welke stappen
worden er genomen om opvolging te geven aan het advies van het ACVG om een publieksvriendelijke
versie van de TNO-rapporten te ontwikkelen en een vragenloket in te richten voor bewoners?
De leden van de CDA-fractie merken op dat er nog veel onduidelijkheid bestaat over
de regeling tegemoetkoming huurders. Er is ondanks het feit dat deze regeling vanaf
1 november 2020 is gestart bij de huurders nog steeds geen duidelijkheid over hoe
de compensatie eruit komt te zien en wanneer deze wordt uitgevoerd. Sommigen van hen
vrezen daarom dat het nog weleens heel lang kan duren, voordat er duidelijkheid voor
hen is. Deze leden vragen de Minister welke mogelijkheden zij ziet om de regeling
tegemoetkoming huurders versneld uit te voeren en hiermee duidelijkheid te scheppen
aan de huurders. Op welke, liefst zo kort mogelijke, termijn is dit mogelijk?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben de reactie van de Minister op de rapporten
van Gronings Perspectief gelezen en zijn van mening dat deze reactie geen recht doet
aan de fundamentele misstanden die door de onderzoekers wordt gesignaleerd. Het rapport
«Voortgang en voetangels in het gaswinningdossier» heeft één aanbeveling, te weten
licht samen het systeem door. Is de Minister van mening dat dit voldoende zal worden
gedaan gezien de beperkte mate van urgentie die de kabinetsreactie uitstraalt? Hoe
lost de Minister de problemen op die worden veroorzaakt door het steeds veranderen
van de beleidskaders? Wanneer de Wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband
met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen wordt aangenomen, hoe goedbedoeld
ook, zal er wéér sprake zijn van een nieuw beleidskader. Wat is de stand van zaken
rondom de psychische hulp aan gedupeerden?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn bezorgd over de verwachting van GTS dat er
meer Gronings gas zal moeten worden gewonnen dan eerst werd voorzien. Wat zijn hiervan
de gevolgen met betrekking tot de seismiciteit? Waaruit bestaat de verhoogde marktvraag
naar Gronings aardgas? Wat zijn mogelijke tegenvallers waardoor de stikstoffabriek
niet in april 2022 kan worden opgeleverd?
De leden van de GroenLinks-fractie hopen dat de taak van de Onafhankelijke Raadsman
goed wordt overgenomen door de Nationale ombudsman. Deze leden hechten er sterk aan
dat er een lokaal steunpunt komt waar gedupeerden hun klachten kwijt kunnen. Gezien
de crisissituatie zou dit meer dan terecht zijn. Het is uitermate belangrijk dat de
steun van de Ombudsman laagdrempelig blijft. Is de Minister hiertoe bereid?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen tot hun verbazing in het convenant tussen
de mijnbouwbedrijven en de Staat dat de Staat zich zal inspannen voor vergroting van
het draagvlak voor gaswinning in regio’s waar gaswinning uit kleine velden plaatsvindt.
Hier valt immers ook de gaswinning onder de Waddenzee onder. Niet alleen de leden
van de GroenLinks-fractie zijn tegen deze gaswinning, maar ook veel gemeentes, provincies
en maatschappelijke organisaties hebben zich uitgesproken tegen deze gaswinning. Waarom
heeft de Minister deze betrokken partijen niet betrokken bij het convenant? Hoe serieus
worden gemeentes en provincies genomen rondom dit dossier? Deze leden zijn van mening
dat alle betrokken medeoverheden veel beter betrokken zouden moeten worden.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe het staat met de uitvoering van de motie-Van
der Lee/Nijboer (Kamerstuk 32 849, nr. 198) en de motie-Dik-Faber/Sienot (Kamerstuk 33 529, nr. 735). Wanneer worden de resultaten van de onderzoeken naar mijnbouw met de «hand aan
de kraan» naar de Kamer gestuurd? Is dit onderzoek nog niet klaar? Wat is de stand
van zaken rondom het onderzoek naar zeespiegelstijgingsscenario’s? Deze leden lezen
dat er ook een onderzoek komt naar de cumulatieve effecten van projecten voor klimaatadaptatie,
duurzaam medegebruik en natuurversterkende maatregelen in het Waddengebied. Erkent
de Minister dat er onwetendheid is over deze effecten en dat mijnbouw een rol kan
spelen bij de achteruitgang van de Waddenzee? Is de Minister bereid om geen winningsplan
of gewijzigd winningsplan goed te keuren totdat deze onderzoeken met de Kamer zijn
besproken?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn bezorgd over de lage mate van innovatie bij
hoe de oliewinning in Schoonebeek omgaat met haar olie-afval. Grote hoeveelheden olie-afvalwater
afkomstig van het Schoonebekerveld worden nu exact tien jaar geïnjecteerd in de bodem
van Twente. Er is helemaal geen zicht op dat het olie-afval binnenkort op een normalere
manier gaat worden verwerkt. De NAM heeft zelfs de procedure opgestart om ook in de
Drentse bodem het afval te injecteren. Ziet de Minister een nadrukkelijkere rol weggelegd
voor SodM in het traject om af te komen van de injecties? Wat zijn de mogelijkheden
om het ogenschijnlijk al jaren stilstaande innovatietraject vlot te trekken om in
ieder geval de risico’s voor de bodem te minimaliseren? Ziet de Minister mogelijkheden
om de NAM extra te motiveren werk te maken van zuiveringsopties, door bijvoorbeeld
een vervroegde einddatum te formuleren voor de injecties?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister verder kan duiden in welke
mate de oliewinning en de injecties voldoen aan het BBT-principe (Beste Beschikbare
Technieken) en de REACH-richtlijn (Registratie, Evaluatie, Autorisatie en restrictie
van Chemische stoffen). Zij vragen de Minister om in te gaan op welke wijze de oliewinning
op zichzelf minder energie zal gaan verbruiken. Deze leden constateren dat de huidige
manier, waarop het hele olieveld wordt opgewarmd met stoom, een hele grote energieverbruiker
is.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in het verslag van het het schriftelijke
overleg Mijnbouw/Groningen van 18 december 2020 dat een nader onafhankelijk onderzoek
naar injectieput ROW-2 en haar cement niet nodig is, omdat in 2012 de cement van die
put nog is onderzocht (Kamerstuk 33 529, nr. 847). Inmiddels is het binnenbuisinspectierapport van 2019 openbaar gemaakt en daarin
staat dat de meetapparatuur niet verder de put in kon, vanwege een vernauwing/verbuiging
in die put. De oorzaak van die vervorming is onbekend. Is dat niet juist aanleiding
om wanneer de put eruit is gehaald, een onafhankelijk onderzoek te laten uitvoeren
hoe die verbuiging heeft kunnen plaatsvinden, en welke risico’s die oorzaak voor het
injectieproces heeft?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP hebben kennisgenomen van alle stukken die op de agenda staan voor
dit schriftelijk overleg. Over een aantal zaken hebben zij vragen.
Kleine velden
De leden van de SP-fractie brengen in herinnering dat in het wetgevingsoverleg over
de Wijziging van de Mijnbouwwet op 15 december 2020 (Kamerstuk 35 462, nr. 17) de Minister zei dat in ruil voor het geen gebruik maken van verhoogde investeringsaftrek
door mijnbouwbedrijven, het kabinet het draagvlak voor gaswinning gaat vergroten.
Dit staat ook in het convenant dat diezelfde dag werd getekend. Hoe gaat het kabinet
het draagvlak vergroten? Hoe profiteren omwonenden mee in de lusten?
De leden van de SP-fractie vragen wat de staat is van het wetenschappelijk advies
betreffende het «hand aan de kraan»-principe de Waddenzee. Klopt het dat het advies
klaar is, maar dat dat nog niet met de Kamer is gedeeld? Zo ja, kan uitgelegd worden
waarom dat zo is? Verder vragen deze leden zich af hoe de gas- en zoutwinning onder
de Waddenzee zich zal ontwikkelen in de periode tot er een nieuw kabinet aantreedt.
Zij zouden graag zien dat er geen nieuwe vergunningen verleend worden voor mijnbouwactiviteiten
in dit natuurgebied door het demissionaire kabinet. Welke vergunningaanvragen er liggen
nu en hoe ziet de tijdlijn van deze aanvragen eruit?
De leden van de SP-fractie ondersteunen van harte het manifest dat ook ondertekend
is door 35 gemeenteraads-, staten- en waterschapfracties uit de provincies Fryslân,
Groningen en Noord-Holland, kortom de Waddenprovincies. In dat manifest wordt het
volgende geëist:
1. Per direct te stoppen met de bestaande winning van zout, gas en overige delfstoffen
in het Waddengebied.
2. Onder geen enkel beding nieuwe winning van gas, zout of overige delfstoffen toe te
staan in het Waddengebied.
Wat is de reactie van de Minister hierop? Hoe gaat de Minister hier mee om?
De leden van de SP-fractie hebben, hoewel er op de agenda geen stukken staan over
de zoutwinning, daar toch enkele vragen over. Zij vragen wat de reactie van de Minister
is op het verlengen van het verscherpte toezicht van Nouryon door SodM. Het blijkt
dat Nouryon nog steeds winst boven mensen stelt. Wat gaat de Minister doen om Nouryon
te dwingen oude cavernes veilig af te sluiten in Heiligerlee en Zuidwending en om
ervoor te zorgen dat cavernes in Twente gestabiliseerd worden zodat ze veilig zijn?
Is de Minister bereid dwangsommen op te gaan leggen zodat binnen afzienbare tijd de
veiligheid gewaarborgd is?
Groningen
De leden van de SP-fractie wijzen de regering al jaren op het pijnlijke verschil tussen
de Haagse werkelijkheid en de Groninger realiteit. Zij vragen hoe het mogelijk is
dat de Minister deze haaks op elkaar staande situatie stelselmatig blijft ontkennen.
Van allerlei kanten wordt de Minister gewaarschuwd en op de vingers getikt, maar van
een fundamentele andere aanpak, een crisisaanpak, wil de Minister niets weten. Hij
blijft vasthouden aan zijn waarheid.
Schade
De leden van de SP-fractie constateren dat de ongelijkheid die in Groningen gevoeld
wordt, verdiept wordt door de maatregelen die erbij komen. Zo draagt de waardedalingsregeling
bij aan grotere ongelijkheid. Mensen die eerder, vaak onder druk, van de NAM compensatie
krijgen, krijgen nu niet alsnog compensatie voor het te lage bedrag. In straten krijgt
de een wel compensatie, maar de ander niet. De Minister kreeg binnen een week zo’n
115 verhalen van mensen die ontevreden waren met waardedalingsregeling en toch wil
de Minister weer onderzoek doen. De leden van de SP-fractie betreuren dat. Waarom
kiest de Minister niet gewoon voor het uitkeren van compensatie aan iedereen wiens
huis in waarde is gedaald? Waarom moeten eigenaren ook hier weer zelf in actie komen?
De leden van de SP-fractie hebben ook vragen over de verhuiskostenvergoeding. Zij
waren het zeer eens met de het besluit om vergoedingen voor huurders en particuliere
eigenaren in de versterkingsoperatie gelijk te trekken. Dit om onuitlegbare verschillen
te voorkomen. Toch krijgen deze leden nog signalen dat het niet goed gaat. Zo zijn
er particuliere huurders die de verhuiskostenvergoeding niet kunnen declareren. Zijn
de bewindspersonen ervan op de hoogte dat particuliere huurders, die tijdelijk hun
huis uit moeten vanwege schadeherstel of versterking, geen verhuiskostenvergoeding
kunnen aanvragen via de website van de NCG, omdat particuliere verhuurder als categorie
geen optie is op het digitale aanvraagformulier? Welke maatregelen gaat de Minister
treffen om ervoor te zorgen dat ook deze huurders gelijk als eigenaren en sociale
huurders worden gecompenseerd? Is bekend hoe veel particuliere huurders ook tijdelijk
hun woning uit omdat er schade hersteld of versterkt moet worden? Hoe gaat de Minister
particuliere huurders op de hoogte brengen van de mogelijkheid deze verhuiskostenvergoeding
te krijgen?
Versterking
De leden van de SP-fractie krijgen signalen van gedupeerden die in tijdelijke huisvesting
zitten. Soms loopt een versterking of sloop/nieuwbouwtraject vast en duurt het langer voordat de bewoners weer naar huis kunnen. Klopt
het dat de NCG mensen uit het tijdelijke woonverblijf kan zetten omdat er iemand anders
in moet? Kan het zijn dat wanneer een contract tot bijvoorbeeld 1 oktober loopt, de
NCG dat eenzijdig kan opzeggen? Hoeveel mensen zitten er via de NCG in tijdelijke
huisvesting? Welke voorwaarden zijn daaraan verbonden? Welke rechten en plichten hebben
de mensen die gebruik maken van een tijdelijk woonverblijf?
Gezondheidsrisco’s
De leden van de SP-fractie lezen in de reactie op het rapport «Voortgang en voetangels
in het gaswinningsdossier; Professionals over een complex systeem» (Kamerstuk 33 529, nr. 839) dat de gesprekken met deze professionals hebben plaatsgevonden voordat de bestuurlijke
afspraken er waren en dat daar de oplossing in zit. De leden van de SP-fractie vragen
zich dat ten zeerste af. Is de Minister bereid onafhankelijk, grootschaliger onderzoek
te laten doen bij werknemers bij de instanties IMG en NCG, ambtenaren, experts en
iedereen die er bij betrokken is? Kan het antwoord toegelicht worden? Ook zegt de
Minister dat het positief is dat er meer aandacht is voor de psychosociale impact
van de versterking. Deze leden vragen zich af waar dat uit blijkt, want wanneer zij
hiernaar vragen, krijgen zij steevast het antwoord dat er geld is vrijgemaakt en dat
er aardbevingscoaches zijn aangesteld. De leden vinden het ook goed dat er aandacht
voor is en dat er geld wordt vrijgemaakt, maar waaruit blijkt dat het met de 10.000
mensen met gezondheidsproblemen beter gaat? Is de Minister ook bereid onderzoek te
laten doen naar hoeveel en welke psychische en lichamelijke gezondheidsproblemen er
in het gebied voorkomen en hoe deze mensen de nodige zorg krijgen? Blijkt bijvoorbeeld
dat er in het gaswinningsgebied meer mensen met aan-stress-gerelateerde klachten voorkomen?
Deze leden zouden graag weten hoe het met de gezondheid in het gebied gesteld is en
wat de overheid verder van plan is om de gezondheidsgevolgen op te lossen en te beperken.
De Commissie Bijzondere Situaties wordt overgedragen aan de provincie. Gaat er iets
veranderen aan de organisatie van de Commissie? Hoeveel mensen worden op dit moment
bijgestaan door de Commissie? Hoeveel waren dat er in het verleden? Is iedereen naar
tevredenheid geholpen? Kan dit antwoord toegelicht worden?
Gaswinning minder snel omlaag?
De leden van de SP-fractie lezen in de brief over de stand van zaken diverse onderwerpen
Groningen (Kamerstuk 33 529, nr. 837) dat het dichtdraaien van de gaskraan een cruciale stap in het verlagen van de seismiciteit
in Groningen is. De Minister zegt ook dat dat de enige maatregel is om de aardbevingen
de verminderen.
De leden van de SP-fractie vragen waarom er in het nieuwe gaswinningsbesluit staat
dat er meer gewonnen gaat worden dan aanvankelijk begroot was. Wanneer het om een
grotere vraag ging, waar kwam die vraag vandaan? Zijn het de huishoudens die zorgen
voor een grotere vraag of is het de industrie die daar debet aan is? Waarom is er
dan gekozen om dat gas uit het Groningerveld te halen? Welke overwegingen zijn er
geweest? Welke factoren hebben de doorslag gegeven?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie vragen hoe lang de wachttijd na melding van schade nu
is. Hoe lang duurt het gemiddeld voordat schade wordt opgenomen? Welk percentage van
de meldingen wordt positief beoordeeld? Hoe lang duurt het gemiddeld voordat schade
is vergoed en dat mensen daadwerkelijk vergoeding op hun rekening hebben ontvangen?
De leden van de PvdA-fractie vragen of er inmiddels meer inzicht is in de specifieke
problematiek van boeren. Schades aan funderingen en mestkelders zijn weliswaar lastiger
te ontdekken, maar dienen net zo goed gecompenseerd te worden.
De leden van de PvdA-fractie blijven zorgen houden over het Waddengebied. Hoeveel
zand is er nodig in het Waddengebied om bodemdaling op te vangen? Wordt dit op natuurlijke
wijze aangevoerd? Zo nee, op welke wijze wordt dit nog meer aangevoerd? In hoeverre
verandert de bodemsamenstelling hierdoor, en welke invloed heeft dit op de flora en
fauna?
De leden van de PvdA-fractie vragen wat mensen moeten doen die door bodembeweging
een minder grote waardestijging van hun huis zien maar geen waardedaling, ook dit
is schade. Waar kunnen zij terecht?
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
Zandsuppletie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de antwoorden over zandsuppleties
in de Waddenzee. Deze leden blijven zich zorgen maken over de ecologische effecten
van deze praktijk. Is bij de toetsing van de natuurvergunning in voldoende mate gekeken
naar alle gevolgen voor de natuur, en dan in het bijzonder wat de gevolgen zijn van
het opvullen van gaten in slikkige, voedselrijke bodem met zand uit een compleet ander
gebied voor bodemleven en alle daarvan afhankelijke ecosystemen van de Waddenzee?
De Waddenzee is immers een natuurgebied met unieke kenmerken. Moeten dit soort suppleties,
voor het opvullen van gaten die ontstaan zijn door mijnbouw, überhaupt wel doorgaan?
Wanneer is dit project ten einde? Hoeveel zand gaat er nog gesuppleerd worden, voor
de huidige en toekomstige winningsprojecten in de Waddenzee? Tot slot, is de Minister
bereid om de contracten tussen Rijkswaterstaat en de mijnbouwbedrijven over hoeveelheden
zand en prijzen voor deze suppleties te delen met de Kamer? Zo nee, waarom niet?
Convenant investeringsaftrek kleine velden
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het Convenant investeringsaftrek
kleine velden. Zij hebben hierover nog enkele vragen. Zo lezen deze leden dat de Staat
heeft afgesproken met mijnbouwinvesteerders dat deze zich zal inspannen om het draagvlak
voor gaswinning in de regio’s te vergroten. Dient de Staat niet een onafhankelijke,
volledige belangenafweging te maken alvorens over te gaan op vergunningverlening,
waarbij rekening gehouden wordt met maatschappelijke impact op alle gebieden en bij
alle belanghebbenden? Hoe ziet de Minister zijn belofte om draagvlak te vergroten
in dit licht? Zullen de decentrale bestuurders ook «draagvlak moeten vergroten» in
hun regio naar aanleiding van dit convenant? De leden vragen hoe het zit met de betrokkenheid
bij het opstellen van dit convenant. Zijn regionale overheden dan wel hun vertegenwoordigende
organisaties betrokken geweest bij de opstelling?
De leden van de ChristenUnie-fractie willen ook terugkomen op de opvatting van de
Minister dat de Waddenzee onder dit convenant zou vallen. Zij delen het standpunt
dat er geen investeringsaftrek zou moeten gelden voor het Waddengebied, echter zou
volgens hen voor het Waddengebied helemaal geen nieuwe mijnbouwactiviteiten moeten
worden toegestaan. In vrijwel alle andere opzichten wordt de Waddenzee gezien als
zee en uniek natuurgebied, en daar hoort een ander afwegingskader bij dan op land.
Is de Minister bereid de Waddenzee uit te zonderen van dit convenant, met als intentie
dat er geen nieuwe mijnbouwactiviteiten worden vergund? Is de Minister bovendien bereid
om, zolang de Waddenzee nog wel onder dit convenant valt, alle verdere gaswinning
zoals aangekondigd in het Winningsplan, niet uit te voeren totdat alle onderzoeken
naar effecten van mijnbouw onder de Waddenzee met de Kamer besproken zijn?
Diverse ontwikkelingen rond mijnbouw in het Waddengebied
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de brief over diverse
ontwikkelingen rond mijnbouw in het Waddengebied. Zij constateren dat er tot op heden
diverse hiaten in kennis zijn rondom de precieze, cumulatieve effecten van de diverse
winningsactiviteiten in de Waddenzee. Ook lezen zij dat het advies over de evaluatie
van het «hand aan de kraan-principe», zoals verzocht in de motie-Dik-Faber c.s. (Kamerstuk
33 529, nr. 739) nog verwacht wordt. Wanneer zal de Kamer dit advies ontvangen? De leden zijn van
mening dat zolang geen duidelijkheid is over het feit of het «hand aan de kraan-principe»
voldoende bescherming biedt aan de natuur in de Waddenzee, en zolang geen duidelijkheid
is over de cumulatieve effecten van winning in de Waddenzee, er geen verantwoord besluit
genomen kan worden om gaswinning in de Waddenzee toe te staan. Is de Minister bereid
om, in afwachting van dit advies, geen winningsplannen te vergunnen zolang dit advies
en de resultaten van de onderzoeken omtrent de cumulatieve effecten van winning in
de Waddenzee, niet met de Kamer besproken zijn? De leden van de ChristenUnie-fractie
wijzen erop dat het Waddengebied een uniek ecosysteem en UNESCO Werelderfgoed is.
Nieuwe mijnbouwactiviteiten zouden niet moeten worden toegestaan en bestaande mijnbouwactiviteiten
voortvarend worden afgebouwd. Is de Minister bereid om een afbouwplan op te stellen
en naar de Kamer te sturen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
Zandsuppletie om bodemdaling door gas- en zoutwinning te compenseren
De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van de antwoorden op de vragen over
zandsuppletie, om bodemdaling door gas- en zoutwinning te compenseren. Zij hebben
hierover enkele vragen. De Minister geeft aan dat er tien miljoen kuub extra zand
wordt gesuppleerd, geleverd door het Rijk, om de veroorzaakte bodemdaling door het
winnen van gas en zout te compenseren (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021,
nr. 988). Hierbij merken de leden op dat er jaarlijks gemiddeld twaalf miljoen kuub zand
nodig is om de zogeheten basiskustlijn te behouden, aldus de Milieueffectrapportage
(MER) over zandwinning.2 Kortom, in plaats van bodemdaling te voorkomen, levert het Rijk zand om de gevolgen
van de gas- en zoutwinning op te vangen. Beschouwt de Minister het opvullen van »mijnbouwgaten»
als een nuttige toepassing, wanneer er ook kust mee beschermd had kunnen worden? Kan
de Minister aangeven over welke periode de tien miljoen kuub extra zand gesuppleerd
zal worden? Beaamt de Minister dat zo de economie boven de ecologie wordt gesteld,
nu bodemdaling door kan gaan dankzij zandsuppletie in plaats van deze te voorkomen?
Zo nee, waarom niet? Bovendien lijkt de Minister te suggereren dat het compenseren
van bodemdaling met zandsuppletie gelijk is aan kustsuppletie en ophoogzand, zaken die van nationaal belang zijn. Beaamt de Minister dat zandsuppletie om
bodemdaling door het winnen van gas en zout te compenseren vermijdbaar is en dus niet
van nationaal belang is, in tegenstelling tot die voor kustbescherming? Wordt zand,
dat dient voor suppletie bij bodemdaling door gas- en zoutwinning, juridisch beschouwd
als ophoogzand en valt het daarmee onder zaken van nationaal belang? Zo ja, kan de
Minister aangeven waar dit staat?
De leden van de PvdD-fractie constateren dat uit de antwoorden van de Minister ook
blijkt dat door de bodemdaling ten gevolge van de gas- en zoutwinning de erosie van
de kust wordt versneld, waardoor nog eens extra zandsuppletie nodig is. Hierbij merken
de leden van de Partij voor de Dierenfractie op dat zelfs bij het stoppen met gas-
en zoutwinning (een dichte kraan) de bodemdaling nog decennia doorgaat. Zand dat in
principe gewonnen wordt om ten goede te komen aan kustbescherming, wordt nu ingezet
om mijnbouwgaten te vullen. Dat verdoezelt hoe erg de bodemdaling door gas- en zoutwinning
is, en gaat in tegen het «hand aan de kraan»-principe», dat stelt dat de kraan dicht
gaat wanneer de bodemdaling sneller verloopt dan het natuurlijke herstelvermogen minus
de zeespiegelstijging (Kamerstuk 29 684, nr. 204). Beaamt de Minister dat het suppleren van zand in strijd is met het «hand aan de
kraan»-principe? Zo nee, waarom niet? Klopt het dat het rapport over mijnbouw en het
«hand aan de kraan»-principe af is? Zo ja, kan de Minister dit met de Kamer delen?
Zo nee, wanneer zal dit rapport naar de Kamer gestuurd worden?
De leden van de PvdD-fractie merken op dat uit de MER Zandwinning blijkt dat Rijkswaterstaat
zand wint voor derden, bijvoorbeeld voor waterschappen ten behoeve van kustonderhoud.
In de ogen van de leden van de PvdD-fractie staat kustonderhoud niet gelijk aan het
vullen van gaten in de bodem ten gevolge van gas- en zoutwinning. Bovendien stelt
het Rijk dat er vanaf 2022/2023 tot 2028 in totaal twintig miljoen kuub extra zand
voor derden wordt gewonnen. Klopt het dat de helft van de twintig miljoen kuub bedoeld
is voor gas- en zoutwinning en niet voor waterschappen? Beaamt de Minister dat dit
disproportioneel veel is, voor een grondstof die ingezet zou moeten worden voor kustbescherming?
Zo nee, waarom niet? Hoeveel betalen de gas- en zoutbedrijven voor deze commerciële
suppleties, hoeveel betalen de waterschappen en hoeveel kost het de overheid om dit
zand te winnen?
De leden van de PvdD-fractie merken op dat in het algemeen gesteld kan worden dat
alle methoden van zandwinning impact hebben op het milieu, bijvoorbeeld op de kustmorfologie
en het functioneren van ecosystemen. Daarnaast blijkt dat de milieueffecten voor de
winning, het transport en het gebruik van zand niet volledig bekend zijn. Zo blijkt
uit de MER Zandwinning dat nader onderzoek gewenst is voor de gevolgen van bijvoorbeeld
vertroebeling op vogels, zoals de scholekster. Nader onderzoek is ook gewenst op het
gebied van schelpdieren, op het gebied van de zee-eend, de eider, de kanoet en de
topper. Kortom, meer onderzoek is nodig. Kan de Minister toezeggen dat dit onderzoek
er komt? Zo ja, wanneer zal dit onderzoek afgerond worden?
De leden van de PvdD-fractie wijzen op het feit dat de effecten van zandsuppletie
niet zijn meegenomen in de MER zandwinning. Deze leden wijzen erop dat de oorspronkelijke
bodem van de Waddenzee slikkig is en rijk aan voedsel voor onder andere vogels. Het
zand dat gebruikt wordt om de gaten te vullen is van een andere samenstelling. Daarmee
wordt de facto de samenstelling van bodem en fauna veranderd. Deze leden menen dat
hiermee de natuurlijke kenmerken van de Waddenzee worden aangetast, hetgeen in strijd
is met het «hand aan de kraan»-principe. De Minister stelt dat extra zandsuppletie
niet leidt tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van het gebied, mits aan bepaalde
voorwaarden voldaan wordt. Kan de Minister aangeven welke voorwaarden dit zijn en
hoe gecontroleerd wordt dat men zich aan deze voorwaarden houdt (Kamerstuk 29 684, nr. 205)? Kan de Minister garanderen dat de beschermde bodem van de Waddenzee niet zal veranderen
van samenstelling door bodemdaling en invoer van zand? Kan de Minister toezeggen dat
de effecten van zandsuppletie meegenomen zullen worden in de volgende MER? Kan de
Minister ook aangeven wat de stand van zaken is met betrekking tot de aangekondigde
herziening van de vergunningverlening voor mijnbouw onder de Waddenzee? Wanneer zal
de Kamer hierover worden geïnformeerd? Klopt het dat momenteel in de vergunning is
opgenomen dat natuurschade door mijnbouw gecompenseerd mag worden door aanvoer van
zand vanaf de Noordzee? Zo ja, kunnen deze stukken gedeeld worden met de Kamer? Kan
de Minister aangeven op welke juridische gronden dit opgenomen kan worden in de vergunningen
en hoe zich dit verhoudt tot het «hand aan de kraan»-principe? Want het is, volgens
de leden van de Partij voor de Dierenfractie, hiermee in strijd. Zo nee, waarom niet?
Wat is de stand van zaken van het aangekondigde onderzoek en monitoring over de stapeling
van cumulatieve effecten van projecten voor klimaatadaptatie, duurzaam medegebruik
en natuurversterkende maatregen in relatie tot alle economische activiteiten in het
Waddengebied dat uitgevoerd wordt via het Deltaprogramma (Kennisprogramma Zeespiegelstijging),
het Programma naar een Rijke Waddenzee (PRW), en het Uitvoeringsprogramma Waddengebied
2021–2026 (Uitvoeringsagenda)? Wanneer is het af en zal het naar de Kamer worden gestuurd?
Is de Minister bereid te wachten met het vergunnen van nieuwe, of gewijzigde, winningsplannen
totdat het onderzoek is afgerond? Zo nee, waarom niet? Kan de Minister aangeven hoe
zeespiegelstijging door klimaatverandering in deze analyse is meegenomen? Van klimaatverandering
is immers al volop sprake in het Waddengebied. Vanwege het unieke karakter van dit
intergetijdengebied zullen de gevolgen in het Waddengebied van gebied tot gebied verschillen.
Sommige plekken zullen dalen, andere stijgen. Een tekort aan sediment leidt bijvoorbeeld
tot erosie, wat weer leidt tot sterkere golfkracht op andere plekken. Het kan bijvoorbeeld
zo zijn dat extra golfkracht aan de kusten leidt tot verplaatsing van zand van het
ene Waddeneiland naar het andere, met als gevolg dat versterkte erosie zal plaatsvinden
van de dichter bevolkte eilanden. Kortom, klimaatverandering heeft grote, nog onbekende
gevolgen voor erosie en daarmee zal er een onbekende behoefte aan zandsuppletie zijn
voor het beschermen van onze kustlijn. Daarom willen deze leden weten hoe de Minister
extra bodemdaling door gas- en zoutwinningsuppletie, gevolgd door extra zandsuppletie,
in een gebied, dat zo uniek en gevoelig is voor verandering, kan toestaan. Kan de
Minister laten onderzoeken hoeveel sediment nodig is om het intergetijdengebied van
de Waddenzee mee te laten groeien met zeespiegelstijging? Wat is de stand van zaken
met betrekking tot het door het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI)
mede-opgestelde scenario voor zeespiegelstijging om de «gebruiksruimte» voor mijnbouw
onder de Waddenzee te kunnen vaststellen? Is het scenario af en wanneer zal het scenario
met de Kamer worden gedeeld?
De leden van de PvdD-fractie wijzen erop dat het gebruik van zand in lijn zal moeten
komen met het beleid aangaande circulaire economie. Voor de circulaire economie moet
onderzocht worden hoeveel zand Nederland gebruikt en hoe we dit circulair kunnen maken,
aangezien het zand dat nu gesuppleerd wordt ten behoeve van kustbescherming decennialang
in gebruik is en hiermee niet circulair. Kan de Minister aangeven hoeveel bruikbaar
zand er beschikbaar is, hoeveel zand er nodig zal zijn in de toekomst en hoeveel zand
onttrokken en gesuppleerd kan worden zonder het milieu te beschadigen? Deelt de Minister
de mening dat we het zand waarover we nu beschikken moeten koesteren en dat we dit
niet kunnen inzetten voor praktijken die niet duurzaam zijn, zoals gaswinning?
Convenant investeringsaftrek kleine velden op land
De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van het convenant Investeringsaftrek
kleine velden op land. Deze leden staan niet achter dit convenant, dat is opgesteld
als onderdeel van het verhogen van de investeringsaftrek voor de winning van aardgas
op zee. Hiermee wordt namelijk het winnen van aardgas op zee goedkoper gemaakt met
belastinggeld. In de ogen van de leden van de PvdD-fractie is de investeringsaftrek
en zeker het verhogen ervan een fossiele subsidie. Mede daarom hebben deze leden vorig
jaar tegen de investeringsaftrek gestemd. Beaamt de Minister dat de investeringsaftrek
een belastingvoordeel is en daarmee een fossiele subsidie volgens de definitie van
de World Trade Organization (WTO)?3 Zo nee, waarom niet? Erkent de Minister dat Nederland in 2013 had afgesproken om
vóór 2020 alle fossiele subsidies af te bouwen?4 Hoe gaat de Minister zich aan deze afspraak houden?
De leden van de PvdD-fractie hebben verder nog enkele vragen over het convenant. Op
welke juridische gronden wordt de Waddenzee als land gedefinieerd, gezien de Minister
stelt dat de Waddenzee hoort bij kleine gasvelden op land? Betekent dit dat er niet
meer gevist kan worden, omdat het land is? Hoe verhoudt het convenant zich tot de
afspraken in het regeerakkoord dat er geen opsporingsvergunningen worden afgegeven
voor nieuwe gasvelden op land, inclusief de Waddenzee (Kamerstuk 29 684, nr. 213)? Zijn er afgelopen vier jaar (gedurende de looptijd van het regeerakkoord) exploitatievergunningen
afgegeven? Zo ja, hoeveel en waar?
De leden van de PvdD-fractie merken op dat veel inwoners, evenals sommige gemeenten
en waterschappen in Friesland, zich verzetten tegen de winning van gas uit kleine
gasvelden. Beaamt de Minister dat er verzet is tegen het winnen van gas uit kleine
velden? Wanneer is er volgens de Minister te weinig draagvlak om gaswinning door te
zetten? Of is de Minister van plan gaswinning zonder lokaal draagvlak doorgang te
laten vinden?
II Antwoord/Reactie van de Ministers
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.T. Renkema, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
R.D. Reinders, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.