Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. kabinetsinzet Techniekpact 2021 (Kamerstuk 32637-438)
2020D51746 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van Economische
Zaken en Klimaat voorgelegd over de brief van 19 december 2019, «Financiële stimulering
samenwerking ondernemers en onderwijs» (Kamerstuk 32 637, nr. 401), de brief van 27 januari 2020, «Reactie op het rapport van Center for Higher Education
Policy Studies (CHEPS) over het onderzoek deelname aan opleidingen voor techniek»
(Kamerstuk 32 637, nr. 402), de brief van 18 september 2020, «Techniekpact evaluatie en advies», (Kamerstuk
32 637, nr. 433) en de brief van 27 november 2020, «Kabinetsinzet Techniekpact 2021» (Kamerstuk 32 637, nr. 438).
De voorzitter van de commissie, Renkema
De adjunct-griffier van de commissie, Reinders
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II
Antwoord/Reactie van de Staatssecretaris
13
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken voor het schriftelijk
overleg over het Techniekpact en hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
Financiële stimulering samenwerking ondernemers en onderwijs
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief over financiële stimulering
samenwerking ondernemers en onderwijs en hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie vragen hoeveel hybride docenten werkzaam zijn in het hoger
onderwijs. Deze leden vragen de Staatssecretaris in welke regio de meeste en in welke
regio de minste hybride docenten werkzaam zijn. Zij vragen hoe dit verschil te verklaren
is. Deze leden vragen of de Staatssecretaris kan aangeven op welke manieren zowel
het aanbod als de facilitering van het hybride docentschap nog verder kan worden gestimuleerd.
Deze leden vragen wanneer de Kamer de resultaten van de commissie-Zevenbergen over
een nieuw bevoegdhedenstelsel kan verwachten. Zij vragen of er aanwijzingen zijn dat
het huidige bevoegdhedenstelsel in de weg zit als het gaat om het hybride docentschap.
Zo ja, welke zijn dat? Zo nee, waarom niet?
De leden van de VVD-fractie vragen waarom er vaker geen sprake is van een Opleidings-
en Ontwikkeling-fonds (O&O). Zij lezen verder dat in sommige sectoren de salarissen
tussen het docentschap en vakmanschap ver uit elkaar liggen. Welke niet-financiële
prikkels stimuleren deze vakmannen en -vrouwen om toch hybride docent te worden?
CHEPS-rapport
De leden van de VVD-fractie lezen een adequate samenvatting van het rapport van Center
for Higher Education Policy Studies (CHEPS), maar missen een echte reactie op de kritische
noten. Deze leden vragen de ministerspecifiek op de kritiek van CHEPS te reageren,
met name als het gaat om het beperkt aantal beleidsinitiatieven in het hoger onderwijs,
beperkte evaluatie van de effectiviteit, weinig aandacht aan de arbeidsmarktpositie
en beperkte inspanning op behoud van talent. Zij verwijzen hierbij naar de samenvatting
van de Minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschap zelf en vragen om een inhoudelijke
reactie op alle genoemde kritiekpunten.1
Techniekpact evaluatie en advies
De leden van de VVD-fractie lezen dat binnen het Techniekpact de nadruk wordt gelegd
op de impact van maatschappelijke ontwikkelingen. Ook lezen zij dat de nadruk ligt
op ondernemers in het midden- en kleinbedrijf (mkb) die fungeren als hybride docent.
Welke voordelen heeft het mkb tot dusver van het Techniekpact? In hoeverre worden
er bij start- en scale-ups actief hybride docenten geworven? Spelen start-ups een
actieve rol binnen het Techniekpact? Zij vragen de Staatssecretaris dit nader toe
te lichten.
De leden van de VVD-fractie lezen dat in een eerdere fase besloten is streefcijfers
los te laten, omdat ze zouden kunnen leiden tot onjuiste beeldvorming. Is het denkbaar
dat het wel opnemen van streefcijfers ook nog meer laat zien hoe beperkt onze vooruitgang
is op het Techniekpact? Wat hebben we in de afgelopen jaren geleerd voor als we wel
gebruik zouden willen maken van streefcijfers? Welke streefcijfers zijn op basis van
afgelopen jaren dan realistisch? Acht de Staatssecretaris dit voldoende?
Kabinetsinzet Techniekpact 2021
De leden van de VVD-fractie lezen dat de actieagenda met nieuwe ambities komt op de
onderwerpen waar resultaat tot nu toe relatief achterblijft. Welke onderwerpen zijn
dit? Is hier een verklaring voor?
De leden van de VVD-fractie lezen dat er 10,6 miljoen euro beschikbaar is gesteld
voor een aanvullende subsidie praktijkleren. Hoe vaak wordt deze subsidie aangevraagd?
Welke sector maakt hier het meeste gebruik van? Zijn er nu tekorten binnen de subsidie
voor sectoren die de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft uitgesloten
van deelname aan de extra ondersteuning subsidie praktijkleren? Zo ja, welke sectoren
zijn dat en om hoeveel tekort gaat dit? Verder lezen deze leden dat de Staatssecretaris
extra geld heeft ingezet voor het realiseren van voldoende stages en leerbanen. Zij
vragen hoeveel stages en leerbanen hiermee gecreëerd zijn en of alle functies vervuld
zijn of dat dit verwacht wordt. Vindt er hier matchmaking plaats? Zo nee, waarom niet?
De leden van de VVD-fractie zijn verheugd om te lezen dat er wordt ingezet op de versterking
van de praktijkcomponent in het technisch hoger beroepsonderwijs (hbo). Deze leden
vragen of er ook plannen zijn om dit praktijkcomponent ook in het wetenschappelijk
onderwijs (wo) te versterken. Staat de Staatssecretaris ervoor open om bij de universiteiten
te peilen of zij geïnteresseerd zijn in een dergelijke pilot?
De leden van de VVD-fractie lezen over het aantrekken en het behoud van internationale
kenniswerkers. Deze leden vragen hoe de coronacrisis effect heeft (gehad) op het aantal
kenniswerkers in Nederland en wat de verwachting is voor de toekomst. Zij vragen voorts
hoe er wordt geselecteerd op internationale kenniswerkers en hoe lang internationale
kenniswerkers gemiddeld in Nederland blijven. Hoe werkt de Staatssecretaris hierbij
samen met universiteiten en het bedrijfsleven? Welke aanvullende maatregelen worden
genomen om talenten voor Nederland te behouden na het volgen van een studie in Nederland?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Financiële stimulering samenwerking ondernemers en onderwijs
De leden van de CDA-fractie danken de beide bewindspersonen voor het in kaart te brengen
welke knelpunten ondernemers ervaren bij het vinden van goed opgeleid technisch personeel,
zoals in publiek-private samenwerking, hybride docenten, gastcolleges en Leven Lang
Ontwikkelen en daarvoor mogelijke oplossingsrichtingen aan te dragen, al dan niet
fiscaal. Het idee van een regeling om een tegemoetkoming te bieden in de (extra) kosten
verbonden aan hybride docentschap, in welke vorm dan ook, sluit aan bij een grote
maatschappelijke noodzaak. Dankzij de inspanningen van de Staatssecretaris van Economische
Zaken en Klimaat is het thema hybride docentschap prominent op de agenda van Techniekpact
gekomen en zijn bedrijven en instellingen hiermee aan de slag gegaan. Kan de Staatssecretaris
aangeven wat hierin de laatste stand van zaken is en welke voortgang hier het laatste
jaar in is geboekt?
De leden van de CDA-fractie constateren dat de Commissie Onderwijsbevoegdheden op
verzoek van de Minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschap in het tweede kwartaal
van 2021 met een advies over een nieuw, toekomstbestendig bevoegdhedenstelsel komt.
Hier zal ook aandacht zijn voor de vraag op welke wijze hybride docenten een bevoegdheid
via een passende route kunnen behalen. Kunnen deze leden ervan uit gaan dat niet voor
iedere onderwijssector rekening gehouden moet worden met sterk uiteenlopende bevoegdheidseisen
en opleidingsroutes daartoe?
De leden van de CDA-fractie pleiten voor meer maatwerk bij de inzet van hybride docenten.
Juist omdat zij veel kennis meebrengen over het vak- en de beroepspraktijk en minder
worden ingezet op de begeleiding van de student in de studieloopbaan, zou een lichtere
bevoegdheidseis op zijn plaats zijn. Deze leden vragen hoe de Staatssecretaris hier
over denkt.
Reactie op het CHEPS-rapport over het onderzoek deelname aan opleidingen voor techniek
De leden van de CDA-fractie danken de Minister voor haar reactie op het CHEPS-rapport
over het onderzoek deelname aan opleidingen voor techniek. Deze leden vinden het goed
dat de bevindingen van CHEPS onderschreven worden en de aandacht van zowel de Minister
als de Staatssecretaris heeft. Op 5 februari van dit jaar is hierover contact geweest
met FME, kunnen de bewindspersonen aangeven wat de uitkomst van dit gesprek is geweest?
Techniekpact evaluatie en advies
De leden van de CDA-fractie constateren dat dit voorjaar de Minister van Onderwijs
Cultuur en Wetenschap, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris
van Economische Zaken en Klimaat de evaluatie van het Techniekpact hebben gegund aan
SEO Economisch Onderzoek en Technopolis. Naast de evaluatie is gevraagd om een advies
voor toekomstige beleidsinterventies. Het rapport van de voorzitter van het Techniekpact,
het advies voor de doorontwikkeling van het Techniekpact en de reactie op enkele moties
en toezeggingen in het kader van het Techniekpact hebben deze leden met interesse
gelezen.
De leden van de CDA-fractie stellen dat de Staatssecretaris naar aanleiding van de
motie van de leden Amhaouch/Bruins in kaart heeft gebracht welke drempels bedrijven
ervaren wanneer zij een bijdrage willen leveren aan het techniekonderwijs en hoe deze
kunnen worden weggenomen. Deze leden vinden het goed dat de Staatssecretaris investeert
in het identificeren en oplossen van knelpunten in de samenwerking tussen onderwijs
en bedrijfsleven door middel van het Katapult-programma. Aan het begin van dit jaar
heeft Katapult een aanvullende subsidieopdracht ontvangen om in twee jaar 1.000 nieuwe
mkb-bedrijven zich duurzaam aan te laten sluiten bij publiek-private samenwerkingsverbanden
(PPS). Het is nu een jaar later, hoeveel nieuwe mkb-bedrijven zijn aangesloten en
wordt het aantal van duizend nieuwe mkb-bedrijven na twee jaar gehaald?
De leden van de CDA-fractie lezen dat een van de adviezen uit het SEO-rapport de focus
op technologie in de maatschappij is. Het Techniekpact kan worden doorgezet om gemaakte
investeringen op alle niveaus niet te verliezen, maar dient wel aangescherpt te worden
en van nieuwe energie te worden voorzien. Technologie moet daarbij minder als doel
en meer als middel worden gezien. Door het Techniekpact ook in te zetten voor verhoogde
aandacht voor technologie in niet-technische opleidingen (denk bijvoorbeeld aan de
rol van data in de zorg) kan beter ingesprongen worden op de vraag uit de markt. Hoe
kijkt de Staatssecretaris hier tegenaan en wat gaat zij concreet met dit advies doen?
Kabinetsinzet Techniekpact 2021
De leden van de CDA-fractie zijn blij dat de Staatssecretaris besloten heeft het Techniekpact
ook in 2021 voort te zetten. De vraag vanuit de arbeidsmarkt naar technisch geschoold
personeel blijft immers onverminderd groot, zoals recente cijfers met betrekking tot
kansberoepen laten zien. Het Techniekpact heeft zijn meerwaarde bewezen, toch moeten
we constateren dat de instroomcijfers in technische opleidingen nu helaas licht teruglopen
na een langdurige, gestage stijging. Welke oorzaak ziet het kabinet voor deze lichte
daling en wat zijn de prognoses voor de instroomcijfers voor de komen de jaren?
De leden van de CDA-fractie constateren dat Nederland momenteel op de 84e plaats staat
met onze aantallen «graduates in science en engineering». Ook cijfers van de Organisatie
voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling laten jaar in jaar uit zien dat Nederland
fors achterloopt als het gaat om aantallen technische studenten. Wat deze leden betreft
zet de Staatssecretaris een tandje erbij. Door middel van het Techniekpact kunnen
krachten gebundeld worden en de opgedane kennis omgezet worden in een gedegen plan
voor de toekomst zodat juist ook meisjes en jongens met een migratieachtergrond eerder
voor een technische opleiding/ beroep kiezen. Is de Staatssecretaris bereid om samen
met het bedrijfsleven en brancheorganisatie nog bewuster te sturen op het bereiken
van deze groepen en het nadrukkelijk over het voetlicht brengen van de kansen die
deze sectoren bieden?
De leden van de CDA-fractie stellen dat in het funderend onderwijs de kiem wordt gelegd
voor interesse in techniek en technologie. In de huidige technologie-gedreven samenleving,
zal iedereen technologische en digitale vaardigheden moeten hebben. Daarbij wordt
al een aantal jaar door de Techniekbranche gevraagd om Wetenschap en Technologie als
verplicht leerdoel te stellen. Is de Staatssecretaris bereid om de ontwikkelde plannen
voor techniek en digitale geletterdheid uit de discussie omtrent de curriculumherziening
te halen en te versnellen?
De leden van de CDA-fractie noemen het feit dat Techniek Nederland al een lange tijd
waarschuwt voor een tekort van 20 duizend technische vakmensen. Installateurs en technisch
dienstverleners zijn onmisbaar voor de verduurzaming van woningen en industrie én
voor de versterking van de elektrische infrastructuur. Hoe gaan we deze transitie
tijdig maken zonder voldoende vakkrachten? Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen
het plan «Mensen maken de Transitie»?
Om de Beroepsbegeleidende Leerweg (BBL) op peil houden en versterken is voor de studiejaren
2020/21 en 2021/22 twee keer 10,6 miljoen euro beschikbaar gesteld voor een aanvullende
subsidie praktijkleren, bovenop de reguliere subsidie praktijkleren. Kan aangegeven
worden of deze gelden ook daadwerkelijk aangevraagd worden? Zo ja, hoeveel is er voor
dit studiejaar al ingezet?
De leden van de CDA-fractie vragen of de Staatssecretaris de mening deelt dat het
essentieel is dat de subsidie praktijkleren niet fluctueert, maar vastgezet wordt
op het bedrag van 2.700 euro per student/bedrijf per jaar. Op deze manier weten bedrijven
waar ze op kunnen rekenen voor een leerroute. Deelt de Staatssecretaris het standpunt
dat deze subsidiepot mee moet kunnen groeien met het aantal BBL-studenten zodat dit
leidt tot meer zekerheid en bestendigheid van deze opleidingsroute?
De leden van de CDA-fractie lezen dat ter verbetering van de directe en duurzame inzetbaarheid
van werkzoekenden en werkenden op de arbeidsmarkt, in 2021 63 miljoen euro beschikbaar
komt voor kortdurende bij- en omscholing via praktijkleren in het middelbaar beroepsonderwijs
(mbo). Komt dit geld beschikbaar voor instellingen en/of één op één bij werkzoekende
en werknemers? Hoeveel werkzoekenden en werkenden worden hiermee geholpen en hoe wordt
dit gemonitord?
De leden van de CDA-fractie delen met het enthousiasme dat er veel nieuwe regelingen
voor scholing en ontwikkeling zijn gekomen. Deze leden maken zich echter wel zorgen
over de hoeveelheid verschillende regelingen, regels en loketten waar werknemers,
werkzoekende en werkgevers zich tot kunnen wenden. Het is lang niet altijd duidelijk
waar men terecht kan. Uit oogpunt van efficiëntie en duidelijkheid zouden deze leden
graag willen dat één ministerie hierin het voortouw neemt en komt met een leerloket
waar werknemers, werkzoekende en werkgevers terecht kunnen met vragen over scholing,
ontwikkeling en begeleiding van werk- naar werk. Deelt de Staatssecretaris deze opvatting?
De leden van de CDA-fractie constateren dat de afgelopen jaren diverse regelingen
zijn gestart om regionale samenwerkingsverbanden op te zeten rondom specifieke thema’s,
bijvoorbeeld Regionaal Investeringsfonds MBO, MKB!dee, RegioDeals, SLIM-regeling,
het Techniekpact, Sterk Techniekonderwijs vmbo, de actieagenda’s Smart Industry en
Nederland Digitaal. Elke regeling kent z’n eigen opzet en aanpak waarin het vaak vereist
is om een nieuw samenwerkingsverband/projectinfrastructuur op te zetten. Komt dit
de samenwerking in de regio ten goede? Ontstaan er zo niet parallelle overlegstructuren
met dezelfde partijen en personen, terwijl de ambitie van de afzonderlijke regelingen
in elkaars verlengde liggen? Deelt de Staatssecretaris de mening dat de meerwaarde
juist kan worden gecreëerd als de verbinding wordt gelegd? Hoe kunnen we deze regelingen
meer met elkaar verbinden?
De leden van de CDA-fractie stellen dat de uitdaging voor 2021 is om te zorgen dat
(mkb-)bedrijven en onderwijsinstellingen gebruik gaan maken van alle regelingen en
instrumenten voor om- en bijscholing. Alleen dan zijn de initiatieven effectief, en
leveren ze een bijdrage om «overtallig» personeel van werk-naar-werk te leiden en
daar passende scholing op te ontwikkelen. Bijvoorbeeld vanuit de luchtvaart naar de
maakindustrie. Ziet de Staatssecretaris hierin een rol voor publiek-private samenwerkingsverbanden
zoals Techport die een lokaal netwerk in de maak- en onderhoudsindustrie hebben, het
instrumentarium en de diverse stimuleringsregelingen kennen?
De leden van de CDA-fractie ontvangen signalen dat een aantal van deze publiek-private
samenwerkingsverbanden onvoldoende capaciteit hebben om scholen en bedrijven in de
regio goed te bedienen om te zorgen dat «overtallig» personeel wordt omgeschoold en
geplaatst kan worden in de maakindustrie. Juist nu is de rol als «intermediair» tussen
scholen en bedrijven nodig. Kan de Staatssecretaris hen hierin ondersteunen? Zo ja,
kan concreet gemaakt worden hoe dit gedaan wordt?
De leden van de CDA-fractie constateren dat het binden van internationale afgestudeerden
aan Nederland, reeds wordt gestimuleerd door het zoekjaar voor hoogopgeleiden. Om
hoeveel studenten gaat het en hoeveel van deze internationale afgestudeerden kiezen
uiteindelijk om in Nederland te blijven werken en wonen?
De leden van de CDA-fractie lezen dat in 2021 onderzoeksbudget beschikbaar wordt gesteld
om onzekerheden en onduidelijkheden op te helderen die voor veel Techniekpact partners
spelen. Hoeveel budget wordt hiervoor beschikbaar gesteld en wanneer kunnen we de
onderzoeksresultaten verwachten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen de geagendeerde
stukken. Deze leden waarderen dat de bewindspersonen zich samen met partners inzet
om voldoende technici voor de banen van nu en van morgen. Zij hebben nog enkele vragen
en opmerkingen.
De leden van de D66-fractie lezen dat het Techniekpact vier thema’s omvat, waaronder
het bevorderen van de instroom. Zij hebben echter de indruk dat er ook veel geïnteresseerd
talent «in de pijplijn» verloren gaat. Het rapport van CHEPS wijst op het wisselen
van middelbare scholieren van een technisch profiel naar een niet-technisch profiel.
Daarnaast zijn er ook signalen dat studenten in bètatechnische opleidingen vaak uitvallen.
Deze leden vragen de Minister te schetsen hoe de instroom-, doorstroom, uitval- en
uitstroomcijfers de afgelopen jaren in de bètatechniek in het middelbaar beroepsonderwijs
en hoger onderwijs ontwikkeld hebben. Is de Staatssecretaris tevreden over de ontwikkelingen
in de afgelopen jaren? Wat zijn de oorzaken van de uitval- en uitstroomcijfers in
de bètatechniek? Is er zicht op de hoeveelheid technisch afgestudeerden die vervolgens
in de technieksector gaat werken?
De leden van de D66-fractie constateren dat er in het hoger onderwijs door middel
van aanvullend budget en een verschuiving binnen de rijksbekostiging aanvullende middelen
beschikbaar zijn gekomen voor opleiding in de bètatechniek. Een voorwaarde voor deze
middelen was dat een sectorplan bètatechniek in het onderwijs zou worden ontwikkeld
met onder andere afspraken over het vergroten van de capaciteit, verhoging van het
studiesucces en aandacht voor mismatch. Deze leden vragen de Staatssecretaris naar
de actuele status van het sectorplan.
De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris toe te lichten hoe het Platform
Talent voor Technologie (PTvT) en Platform BètaTechniek zich verhouden tot het Techniekpact.
Op welke wijze is er verbinding en/of overlap tussen de platforms en (de opzet, de
agenda en de betrokkenen bij) het Techniekpact? Is overwogen om het aantal samenwerkingsverbanden
eenduidiger te maken?
De leden van de D66-fractie zijn positief over de keuze om deelname van specifieke
groepen in techniekonderwijs te vergroten. Zij missen in de actieagenda echter het
benoemen van concrete acties. Kan de Minister de contouren schetsen van de «landelijke
integrale programmering» dat vanuit het Techniekpact uitgewerkt wordt? In hoeverre
zijn techniekdocenten een representatieve afspiegeling van de samenleving en hebben
deze specifieke groepen – meiden en jongeren met een migratieachtergrond – voldoende
rolmodellen in de docententeams? Deze leden vragen tot slot wat er uit onderzoek bekend
is over waarom deze groepen minder vaak voor techniekopleidingen kiezen. Zijn er specifieke
plannen om deze oorzaken aan te pakken?
De leden van de D66-fractie vragen specifiek aandacht voor techniek en technologie
in het funderend onderwijs. Deze leden begrijpen van de technische branches dat er
al vele jaren ruim 5,5 miljoen euro per jaar in de promotie en bevordering van wetenschap
en technologie in het funderend onderwijs wordt gestoken door de branche, maar dat
de ontwikkelingen nog niet snel genoeg gaan. Is de Minister bereid om met de technische
branches en specifiek het Platform Talent voor Technologie in gesprek te gaan om te
bespreken wat er nodig is om wetenschap en technologie in het funderend onderwijs
te bevorderen?
De leden van de D66-fractie zijn enthousiast dat dankzij de inspanningen van de bewindspersonen
het thema hybride docentschap prominent op de agenda van het Techniekpact is gekomen,
door mensen vanuit het bedrijfsleven in te zetten als hybride en parttime docent krijgt
het onderwijs de beschikking over een grote pool van docenten met up-to-date praktijkervaring.
Deze leden vragen om toelichting hoe het staat met de pilots van deze hybride docenten,
naar de status van het loket dat hiervoor wordt ingericht en of er reeds meer duidelijkheid
is over de fiscale voorziening voor bedrijven die hybride technische docenten aan
het onderwijs leveren. Deze leden benadrukken uit te zien naar de suggesties van de
Commissie Onderwijsbevoegdheden in het tweede kwartaal van 2021 om deze hybride docenten
hun onderwijsbevoegdheid via een passende route kunnen behalen.
De leden van de D66-fractie zijn bezorgd over de eerdere berichten over het tekort
aan stages en leerwerkplekken vanwege corona. Deze leden vragen hoe de actuele verhouding
vraag en aanbod van stages en leerwerkbanen eruit ziet en hoe de verhouding er de
laatste jaren uitzag. Verwacht de Minister op de korte en/of lange termijn dat dit
invloed gaat hebben op de uitstroom naar de technieksector?
De leden van de D66-fractie vragen wat het experiment leeruitkomsten behelst en op
welke wijze dat leidt tot meer praktijkervaring in het technisch hoger beroepsonderwijs.
De leden van de D66-fractie waarderen dat er in de kabinetsinzet voor de Techniekpact
2021 aandacht is voor Leven Lang Ontwikkelen. Deze leden vragen of aan de hand van
de arbeidsmarktanalyses van het ROA een beeld heeft of er ook voldoende (bij)scholingstrajecten
zijn voor de tekortberoepen. Zij vragen tevens of de Staatssecretaris een indicatie
heeft hoe groot het aandeel van (bij-)scholingstrajecten is waarbij het niveau conform
het Nederlands Kwalificatieraamwerk is gewaardeerd?
De leden van de D66-fractie zien veel kansen voor het BBL in het opleiden van jonge
mensen en in de begeleiding van werk naar werk. Op dit moment fluctueert de subsidie
praktijkleren. Deze leden vragen of het mogelijk is om deze subsidie vast te zetten
op een specifiek bedrag per student per jaar, zodat bedrijven weten waar ze op kunnen
rekenen voor een leerroute van een individuele student.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief
over de financiële stimulering voor de samenwerking van ondernemers en onderwijs.
Deze leden vinden het positief dat mensen vanuit technische beroepen de mogelijkheid
hebben een deel van hun tijd als docent in het technisch beroepsonderwijs te werken.
Zij hechten eraan dat docenten over een lesbevoegdheid beschikken. Kan de Staatssecretaris
bevestigen dat ook bij hybride docenten het uitgangspunt blijft dat zij over een lesbevoegdheid
beschikken? In de brief staat dat de regeling om een tegemoetkoming te bieden in de
extra kosten aan hybride docentschap verder uitgewerkt moet worden. Op welke termijn
gaat de Staatssecretaris dit doen?
De leden van de Groenlinks-fractie vinden het daarnaast belangrijk dat hierbij ook
aandacht wordt besteed aan de arbeidsdeelname van vrouwen. Te weinig meisjes en jonge
vrouwen kiezen er nog voor om een technische opleiding te volgen, vooral op het mbo.
Als er meer vrouwelijke docenten voor de klas komen te staan, kan dit ook een impuls
geven aan de hoeveelheid meisjes en jonge vrouwen die kiezen voor een technische opleiding.
Deelt de Staatssecretaris de mening dat hier aandacht aan moet worden besteed? Is
zij van plan dit te doen? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in het evaluerend advies Techniekpact 2013–2020
over het belang van voldoende geschikte stageplaatsen. Dit was een van de doelen voor
de periode 2013–2020. Deze leden maken zich zorgen over het stijgende tekort aan stageplekken
en leerbanen voor mbo-studenten. Door de coronacrisis hebben bedrijven en instellingen
moeite om hun hoofd boven water te houden en daardoor nauwelijks de kans om daarnaast
nog stagiair(e)s te begeleiden. Deze leden vinden het goed dat in 2020 en 2021 vier
miljoen euro extra beschikbaar wordt gesteld voor onder andere het realiseren van
voldoende stages en leerbanen. Deze leden vinden het belangrijk dat hier in de toekomst
nadruk op blijft liggen. Zij hebben hier al eerder aandacht voor gevraagd door middel
van een actieplan, dat zij samen met de leden van de VVD-fractie hebben opgesteld
en gepresenteerd. Deelt de Staatssecretaris de zorgen over het stijgende tekort aan
stageplekken voor mbo-studenten? Wat gaat de Staatssecretaris in de toekomst extra
doen om ervoor te zorgen dat er voldoende plekken zijn? Neemt de Staatssecretaris
de punten van het bovenstaand genoemde actieplan hierbij mee? Kan dit antwoord worden
toegelicht?
De leden van de GroenLinks-fractie juichen het toe dat werkgevers en werknemers in
technische sectoren ook zelf middelen vrijgemaakt hebben om extra stageplaatsen en
leerwerkbanen te creëren. Wat is de impact van deze private inzet en hoe kunnen we
dit verder versterken en uitbouwen?
De leden van de GroenLinks-fractie zien het Techniekpact als een mooie kans om invulling
te geven aan het realiseren van een inclusieve arbeidsmarkt. Veel mensen met een arbeidsbeperking
komen moeilijk aan een baan, omdat zij extra ondersteuning nodig hebben. Sociaal ontwikkelbedrijven
kunnen hierbij een uitkomst bieden; zij hebben de kennis en expertise om bestaande
drempels weg te nemen voor zowel de werkzoekenden als de werkgevers. Waarom ontbreekt
de inzet van sociaal ontwikkelbedrijven in de actielijnen? Ziet de staatsssecretaris
een kans om mensen met een arbeidsbeperking via sociaal werkbedrijven te verbinden
met de technologiesector? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
De leden van de GroenLinks-fractie maken zich zorgen over de beperkte financieringsruimte
voor ongebonden en fundamenteel onderzoek. Veel onderzoek is gebonden en geprojectificeerd,
terwijl toegepast onderzoek niet zonder fundamenteel onderzoek kan. Neem het onderzoek
naar een coronavaccin. Dit was nooit mogelijk geweest zonder doorbraken in fundamenteel
onderzoek, zoals ontdekkingen op het gebied van RNA. Hoe kijkt de Staatssecretaris
hier tegenaan? Deelt zij de zorg dat er op dit moment onvoldoende financieringsruimte
is voor vrij en ongebonden onderzoek en dat toegepast, technisch onderzoek hierdoor
in de problemen kan komen? Zo ja, wat gaat de Staatssecretaris doen om dit knelpunt
op te lossen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geagendeerde
stukken. Deze leden zien dat de Staatssecretaris diverse acties heeft ondernomen om
invulling te geven aan het Techniekpact, maar constateren desondanks een gebrek aan
urgentie en adequate middelen bij de aanpak van het tekort aan technische arbeidskrachten
en de daaruit voortvloeiende maatschappelijke problemen.
De leden van de PvdA-fractie vragen, nu de initiële einddatum van het Techniekpact
nadert, of er een tussentijdse balans kan worden opgemaakt. Welke van de twaalf doelen
zijn wel gehaald en welke zijn niet gehaald? Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen
dat de doelen die niet zijn gehaald alsnog worden gehaald? Hoeveel hebben de maatregelen
binnen het Techniekpact gekost? Wat kan de Staatssecretaris zeggen over de doelmatigheid
en doeltreffendheid van de besteding van deze middelen?
De leden van de PvdA-fractie hebben de afgelopen jaren met veel belangstelling kennis
genomen van de ambities van de Staatssecretaris op het gebied van woningbouw, hernieuwbare
energie, groene waterstof en energie-infrastructuur – ambities die voldoende geschikt
technisch personeel vereisen. Deze leden constateren dat het aantal openstaande vacatures
in de techniek sinds het aantreden van deze bewindspersonen sterk is toegenomen, naar
meer dan 50 duizend vacatures, met name beroepsniveau 2. Hoe verwacht de Staatssecretaris
dat het tekort aan technisch personeel zich in de toekomst zal ontwikkelen in het
licht van de vergrijzing en maatschappelijke opgaven? Kan de Staatssecretaris het
verwachte toekomstige tekort kwantificeren? Welke mogelijke knelpunten en gevolgen
ziet de Staatssecretaris?
De leden van de PvdA-fractie vragen hoe de Minister de hierboven genoemde ambities
rijmt met het knellende tekort aan bekwaam personeel. Deelt de Minister de mening
dat er zo snel mogelijk meer moet gebeuren om het tekort aan technische vakmensen
te verminderen? Vindt de Minister ook de mening dat het Techniekpact belangrijke maatschappelijke
opgaven zoals de energietransitie centraal moet stellen? Welke conclusies trekt de
Minister naar aanleiding van de motie van de leden Kerstens en Moorlag (Kamerstuk
32 637, nr. 391) waarin werd verzocht om bij de evaluatie in beeld te brengen of het Techniekpact
moet worden uitgebreid en geïntensiveerd, alsook welke middelen daarvoor beschikbaar
moeten worden gesteld? Hoe gaat de Minister uitvoering geven aan de motie van de leden
Moorlag c.s. (Kamerstuk 35 570, nr. 43) over een actieprogramma voor minder tekorten aan vakmensen in de techniek en de
maak- en procesindustrie. Is de Minister bereid hierover in overleg te treden met
Techniek Nederland en de Vereniging van de Nederlandse Industrie (VNCI), branches
die te kampen hebben met grote tekorten? Is de Minister bereid te inventariseren hoe
groot de verwachte tekorten zijn in de bedrijfstakken die zij bestrijken en hiervan
opgave te doen aan de Kamer? Is de Staatssecretaris bereid bij hen te inventariseren
welke acties nodig zijn om de tekorten aan te pakken en hiervan opgave te doen aan
de Kamer? Deze leden vragen de Minister inzage te geven van de middelen, instrumenten
en maatregelen die zij beschikbaar wilt stellen voor het wegwerken van de tekorten?
De leden van de PvdA-fractie vragen welke kansen en uitdagingen corona brengt met
betrekking tot het Techniekpact en het tekort aan technisch personeel. Deelt de Minister
de mening dat werkloosheid wegens de coronacrisis kansen biedt om meer mensen naar
een toekomstbestendige baan in de techniek te begeleiden? Zo ja, hoe gaat de Minister
deze kans benutten? Hoe wordt het scholingsgeld in de coronasteunpakketten ingezet
om mensen om te scholen naar een baan in een tekortsector en specifiek de techniek?
De leden van de PvdA-fractie achten het van groot belang dat er voldoende stageplekken
beschikbaar zijn in de techniek. Wat zijn tot nu toe de gevolgen van de coronacrisis
op het aantal stageplekken in de techniek? Is de Minister bereid overbruggingsmaatregelen
te treffen om het aantal stageplekken op peil te houden bij een eventuele afname van
het aantal plekken? Zo ja, welke?
De leden van de PvdA-fractie betreuren het achterblijvend aandeel vrouwen en jongeren
met een migratieachtergrond met een opleiding of baan in de techniek en kijken daarom
uit naar de onderzoeken en acties in 2021 om deze trend te keren. Is de Minister bereid
om met een branches als Techniek Nederland en de VNCI een programmatische aanpak te
ontwikkelen om het aandeel vrouwen in de technische- en operatersfuncties te vergroten?
Is de Minister bereid om daarin beproefde praktijken na te volgen, zoals de programmatische
aanpak die in het verleden zijn beproefd en toegepast in onder andere het gevangeniswezen
en het openbaar vervoer (wat indertijd klassieke mannenbolwerken waren)? Is de Minister
bereid om extra middelen uit te trekken om dit probleem aan te pakken? Is de Minister
tevens bereid bij de onderzoeken de rol van discriminatie bij stageverleners en werkgevers
te betrekken?
De leden van de PvdA-fractie lezen in het SEO-rapport dat in Duitsland en Vlaanderen
meer aandacht wordt besteed aan het vasthouden van enthousiasme gedurende het gehele
onderwijstraject. Is de Minister bereid om een onderzoek te starten naar de werkwijze
in succesvolle Europese landen en daar actiepunten voor Nederland uit te destilleren?
Zo nee, waarom niet?
De leden van de PvdA-fractie hebben enkele vragen met betrekken tot de regio. De Staatssecretaris
geeft aan actief de landelijke regelingen in de regio onder de aandacht te gaan brengen
en regio’s te ondersteunen bij hun opgaven met betrekking tot scholing en ontwikkeling.
Hoe gaat de Staatssecretaris dit doen? Is de Staatssecretaris bereid om vanaf 2021
de financiële ondersteuning van regionale wetenschap en techniek-netwerken voort te
zetten? Zo nee, waarom niet? Hoe worden regio’s betrokken bij toekomstige ontwikkelingen
rondom Techniekpact?
De leden van de PvdA-fractie vragen waarom er binnen het Techniekpact niet wordt gekeken
naar het onbenutte arbeidspotentieel van mensen met een beperking. Deelt de Minister
de mening dat er kansen liggen op dit gebied? Waarom ontbreekt de inzet van sociaal
ontwikkelbedrijven in de actielijnen? Is de Minister bereid om met de koepelorganisatie
voor sociaal ontwikkelbedrijven Cedris hierover in overleg te treden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de Christenunie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben onder dankzegging kennisgenomen van de
toegezonden stukken ten aanzien van het Techniekpact. Deze leden zien voor het Techniekpact
een belangrijke rol voor de bestrijding van het nijpende tekort aan technisch geschoold
personeel. Zelfs in de huidige uitzonderlijke tijd is in de bouw dit tekort bijvoorbeeld
nog manifest. Heeft de Staatssecretaris inzichtelijk wat de economische schade is
van het tekort aan technisch personeel in deze maar ook andere sectoren?
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het goed dat het kabinet besluit om het
Techniekpact voort te zetten tot de verkiezingen in maart 2021 en in de demissionaire
periode die daarna volgt. Welke nieuwe (middel-)lange termijn doelen zal een volgend
kabinet moeten stellen om het tekort aan technisch geschoold personeel terug te dringen
en technologische vaardigheden te vergroten?
De leden van de Christenunie-fractie lezen dat de Staatssecretaris aangeeft dat meer
aandacht moet komen voor de instroom van meisjes en jongeren met een migratieachtergrond
in techniek omdat de instroomcijfers in technische opleidingen na een langdurige,
gestage stijging nu licht teruglopen en dat baart zorgen. Hoe gaat hier extra aandacht
aan worden gegeven?
De leden van de ChristenUnie-fractie zien dat zonder goed wetenschaps- en technologieonderwijs
jongeren niet de kans krijgen om technische en digitale vaardigheden op te doen. Financiële
ondersteuning van regionale samenwerking is nodig om doorgang van wetenschap en technologie
onderwijs te waarborgen. Ook in het belang van het succes van de investeringen voor
het versterken van het technisch voortgezet middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) en het verhogen van de instroom naar het mbo. Is de Staatssecretaris
bereid om vanaf 2021 de financiële ondersteuning van regionale W&T netwerken voort
te zetten? Zo nee, waarom niet? Is de Staatssecretaris bereid (alternatieve) vormen
van financiële ondersteuning voor W&T netwerken te onderzoeken en de Kamer daar vóór
de zomer 2021 te informeren?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de Minister aangeeft in 2021 samen
met de Vereniging Hogescholen aandacht te besteden aan kennisuitwisseling tussen instellingen
met aandacht voor regionale arbeidsmarktvraagstukken. Kan de Minister ingaan op welke
specifieke regionale arbeidsmarktvraagstukken? Zullen regio’s (provincies en gemeenten)
hierin betrokken worden?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de arbeidsmarkt nu meer dan ooit vraagt
om een continue dialoog tussen onderwijs en arbeidsmarkt, waarbij de regionale context
essentieel is en dat er wordt samengewerkt om vraag en aanbod zo goed mogelijk op
elkaar aan te sluiten. Hoe wordt hierin de regionale context geborgd? Hoe worden actief
de landelijke regelingen in de regio’s onder de aandacht gebracht?
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het goed dat meer regie voor leven lang
ontwikkelen wordt belegd in de regio, dit is ook terug te zien in de Noodmaatregel
Overbrugging Werkgelegenheid (Het NOW 3-pakket). Daarbij blijft het natuurlijk van
belang dat het vanuit de regio mogelijk blijft om van alle verschillende regelingen
vanuit het Rijk goed gebruik te maken. Deelt de Staatssecretaris de mening dat bij
het scholingsregister, in kader van de Stimulering Arbeidsmarktpositieregeling (STAP),
er een duidelijke rol weggelegen ligt voor het regionale onderwijs?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat in 2021 met alle 35 arbeidsmarktregio’s
gesprekken plaatsvinden over data, toegespitst naar arbeidsmarktregio. Hiermee wordt
in beeld gebracht welke knelpunten in aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt er op regionaal
niveau zijn en welke economische activiteiten in die regio kunnen worden versterkt.
Kan de Staatssecretaris toelichten wanneer die overleggen plaatsvinden en wanneer
de uitkomsten hiervan worden verwacht? Welk vervolg zal dit krijgen?
De leden van de ChristenUnie-fractie missen de inzet van sociaal ontwikkelbedrijven
in de actielijnen van het kabinet. Een substantieel aantal mensen die werkloos zijn,
hebben een arbeidsbeperking. Met ondersteuning van sociaal ontwikkelbedrijven, kunnen
drempels voor hen worden weggenomen om uiteindelijk aan de slag te gaan voor technologiebedrijven.
Kan inzet van deze bedrijven alsnog in de actielijnen van het kabinet worden opgenomen?
Welke rol ziet het kabinet hiernaast voor sociaal werkbedrijven om mensen te verbinden
met de technologiesector, en welke rol ziet de Staatssecretaris hierin voor zich zelf?
De leden van de ChristenUnie-fractie stellen dat technologie ook kansen kan bieden
om mensen aan het werk te houden. Technologische aanpassingen kunnen bijvoorbeeld
oudere werknemers, of werknemers met een arbeidsbeperking, helpen in hun werkzaamheden.
Deze leden vragen of de Staatssecretaris ook op dit gebied kansen ziet, en welke stappen
zij kan ondernemen om met technische hulpmiddelen de inzet van mensen met een arbeidsbeperking
te vergroten. Dit gebeurt bijvoorbeeld in de Technohub Inclusieve Technologie die
recent in Apeldoorn is gestart. Op welke ondersteuning kunnen deze en andere Technohubs
van het kabinet rekenen? Daarnaast is er de Kennisalliantie Inclusie en Technologie
die een aanjaagrol vervult in het opzetten van regionale programma’s en pilotprojecten
om met inzet van technologie arbeidsmogelijkheden voor mensen met een beperking te
vergroten. Wat kan het kabinet concreet doen om de resultaten van deze programma’s
en projecten breder bekend te maken en breder uit te rollen?
II Antwoord/Reactie van de Staatssecretaris
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.T. Renkema, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
R.D. Reinders, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.