Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 614 Wijziging van de Wet stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen in verband met de toepassing van de onderzoeksbevoegdheden van de Algemene Rekenkamer ten aanzien van de financiële instellingen onder beheer bij de stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen
Nr. 5 VERSLAG
Vastgesteld 8 december 2020
De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand
wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen tijdig en genoegzaam zal
hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel
voldoende voorbereid.
De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Tielen
De griffier van de commissie, Weeber
INLEIDING
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige
wetsvoorstel. Zij begrijpen de frictie tussen de wetgeving rond voorkennis en marktmisbruik
(die zich doorgaans afspeelt in een private setting) en de taken van de Algemene Rekenkamer
en de Minister van Financiën. Zij hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van Wet stichting
administratiekantoor beheer financiële instellingen.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel.
Deze leden vinden het goed dat na lange tijd een einde wordt gemaakt aan de lacune
voor wat betreft onderzoeksbevoegdheden van de Algemene Rekenkamer. Zij hebben nog
enkele vragen over het wetsvoorstel.
I. ALGEMEEN
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat de Algemene Rekenkamer in een positie kan
komen dat zij beschikt over meer bedrijfsvertrouwelijke of koersgevoelige informatie
dan de Minister van Financiën of NL Financial Investments (NLFI). Wat zijn hiervan
de juridische gevolgen? Kan de Minister van Financiën in vrijheid een besluit nemen
over verkoop van aandelen als elders in de rechtspersoon Staat der Nederlanden – waarvan
de Algemene Rekenkamer als Hoog College van Staat deel uitmaakt – voorwetenschap aanwezig
is? Zo niet, hoe kan de Minister dan weten dat de Algemene Rekenkamer over voorkennis
beschikt?
1. Inleiding
–
2. Aanleiding en achtergrond
De leden van de PVV-fractie merken op dat de door de Algemene Rekenkamer gewenste
uitbreiding van haar onderzoeksbevoegdheden ertoe zou kunnen leiden dat zij over meer
informatie over de onderneming beschikt dan de staat als aandeelhouder. De leden van
de PVV-fractie vragen dit verder toe te lichten en om hier voorbeelden van te geven.
De leden van de D66-fractie constateren dat de Algemene Rekenkamer reeds vele jaren
geleden de twee aandachtspunten waarover gesproken wordt in de memorie van toelichting
naar voren heeft gebracht. Omdat een uitbreiding van deze onderzoeksbevoegdheden zou
kunnen leiden tot ongelijkheid tussen aandeelhouders en ertoe zou kunnen leiden dat
de Algemene Rekenkamer over meer informatie over de onderneming beschikt dan de staat
als aandeelhouder, heeft de voorganger van de Minister over deze aandachtspunten dan
ook voorlichting gevraagd aan de Afdeling advisering van de Raad van State. Deze heeft
in april 2011 haar voorlichting gepresenteerd1.
Graag ontvangen de leden van de D66-fractie een toelichting waarom het onderhavige
wetsvoorstel zo lang op zich heeft laten wachten; ook omdat in de reactie op de voorlichting
al gesteld werd dat er reeds een wetswijziging in voorbereiding was die in lijn was
met deze voorlichting. Daarbij was een van de aandachtspunten van de Algemene Rekenkamer
dat zij geen mogelijkheid heeft om onderzoek te doen bij financiële instellingen waar
de staat via het NLFI meer dan 50%, maar minder dan 95% van het aandelenkapitaal houdt.
In de periode sinds 2011 zijn meerdere financiële instellingen onder deze categorie
gaan vallen. Is er, in de periode sinds de voorlichting van de Raad van State tot
aan het heden, vanuit de Algemene Rekenkamer het verzoek geweest om onderzoek te doen
of anderszins te kijken naar deze categorie staatsdeelnemingen, waarbij zij dus geen
volledig onderzoek kon doen als gevolg van het ontbreken van de wettelijke grondslag
die dit wetsvoorstel introduceert?
De leden van de D66-fractie merken op dat in de aangehaalde voorlichting van de Raad
van State terecht wordt opgemerkt dat niet het functioneren van de desbetreffende
onderneming als zodanig object zou zijn van onderzoeken door de Algemene Rekenkamer,
maar de verantwoording van het beleid van de Minister ten aanzien van de deelneming.
Deze zouden zich, zo stelt de Raad van State, richten «op controle van de naleving
van afspraken met betrekking tot de herstructurering en de beursgang». Klopt het dat
dit geen uitputtende lijst is en dat ook andere punten onderzocht kunnen worden?
3. Hoofdlijnen van het voorstel
De leden van de PVV-fractie vragen om een duidelijke afbakening van de nieuwe onderzoeksbevoegdheden
die de Algemene Rekenkamer met deze wetswijziging krijgt. Hoe ver strekken deze bevoegdheden?
Voorts merken de leden van de PVV-fractie op dat dat het gebruik door de Algemene
Rekenkamer van deze onderzoeksbevoegdheden bij de bijzondere categorie staatsdeelnemingen
op een tweetal manieren is begrensd. In de eerste plaats door het gegeven dat de Algemene
Rekenkamer de betreffende onderzoeksbevoegdheden slechts mag gebruiken voor zover
zij de informatie nodig heeft ter uitvoering van haar wettelijke taken. De leden van
de PVV-fractie vragen duidelijk aan te geven in welke gevallen dit is.
Verder dient in de tweede plaats het gebruik ervan steeds in overeenstemming te zijn
met het juridische beginsel van proportionaliteit. De leden van de PVV-fractie vragen
op welke manier en door wie bepaald wordt wanneer de betreffende onderzoeksbevoegdheden
proportioneel zijn.
4. Uitvoering en handhaving
De leden van de PVV-fractie vragen een inschatting te maken van de samenhangende uitvoeringslasten
van NLFI.
Daarnaast merken de leden van de PVV-fractie op dat de lasten die zijn opgenomen in
de begroting van NLFI gedekt worden uit een bijdrage van het Rijk. Die bijdrage kan
voor het overgrote deel worden doorberekend aan de deelnemingen die het betreft op
basis van het zogenoemde Kostenbesluit. De leden van de PVV-fractie willen weten met
hoeveel de lasten van de desbetreffende deelnemingen zullen stijgen. Wat wordt verder
verstaan met het «overgrote deel» dat doorberekend wordt aan de deelnemingen? Betekent
het dus dat de kosten niet volledig worden doorberekend? Met hoeveel zullen de kosten
van het Rijk stijgen als gevolg hiervan?
Tevens vragen de leden van de PVV-fractie hoe hoog de uitvoeringskosten die de Algemene
Rekenkamer zelf maakt zullen zijn.
Ten slotte vragen de leden van de PVV-fractie hoe hoog de nalevingskosten zullen zijn
voor de staatsdeelnemingen waarvan de staat via NLFI een substantieel deel van het
geplaatste aandelenkapitaal houdt en de (klein)dochterondernemingen die onder de reikwijdte
van de voorgestelde bepalingen vallen.
5. Gevolgen
–
6. Advisering en consultatie
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Raad van State van mening is dat het probleem
dat dit wetsvoorstel wil oplossen bij meer staatsdeelnemingen speelt, waarmee het
in de rede ligt deze materie in de Comptabiliteitswet 2016 te regelen. De regering
geeft aan dit bij gelegenheid te zullen regelen. Waarom wordt dat niet meteen met
dit wetsvoorstel gedaan, zo vragen deze leden?
De leden van de D66-fractie constateren dat naast de Algemene Rekenkamer ook het NLFI
en de financiële instellingen waarvan het NLFI namens de staat de aandelen houdt geconsulteerd
zijn. De regering geeft aan dat aan de hand van de opmerkingen van het NLFI en de
financiële instellingen nog enkele wijzigingen zijn aangebracht aan de wet. Graag
vernemen de leden van de D66-fractie meer informatie over welke opmerkingen precies
gemaakt zijn en welke aanpassingen zijn aangebracht aan de hand hiervan.
II. ARTIKELGEWIJS
Artikel I
De leden van de VVD-fractie lezen dat in het nieuwe derde lid van artikel 8 wordt
bepaald dat de Algemene Rekenkamer bij de uitoefening van haar onderzoeksbevoegdheid
de geheimhouding van voorwetenschap waarborgt. Heeft de Algemene Rekenkamer de regering
laten weten hoe zij hieraan invulling gaat geven? Wordt hiervoor aansluiting gezocht
bij wat in het bedrijfsleven gebruikelijk is, bijvoorbeeld door het benoemen van een
compliance officer?
De leden van de D66-fractie merken op dat zij op basis van de formulering van het
voorgestelde nieuwe vierde lid van artikel 8 niet goed kunnen onderscheiden wanneer
de Algemene Rekenkamer het Ministerie van Financiën op de hoogte zal stellen van het
feit dat zij onderzoek uitvoert. Is dit wanneer zij hieraan begint of pas wanneer
het onderzoek is afgerond en de bevindingen bekend zijn?
OVERIGE
De leden van de D66-fractie merken nog op dat er in de eerder aangehaalde voorlichting
van de Raad van State stil gestaan werd bij de tijdelijkheid van dit alles. De Raad
van State stelde: «Ten aanzien van deze bijzondere interventie zal, naar het oordeel
van de Afdeling, het uitgangspunt moeten zijn dat het bijzondere van de interventie
en dus ook het bijzondere van de betrokkenheid van de Algemene Rekenkamer aanleiding
vormt tot zo spoedig mogelijke beëindiging van de betrokkenheid van de Staat, en dus
ook van die van de Algemene Rekenkamer.» Dit advies stamt al uit 2011 en het NLFI
en dus ook deze tijdelijke bevoegdheden van de Algemene Rekenkamer blijken – nu, eind
2020 – minder tijdelijk van aard dan in eerste instantie gedacht werd. Hoe kijkt de
regering naar dit vraagstuk? Ziet de regering nog andere mogelijke wijzigingen van
de wet stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen nu deze tijdelijkheid
minder tijdelijk is dan in eerste instantie aangenomen?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
A.H.M. Weeber, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.