Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
35 544 Wijziging van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2020 (Tweede incidentele suppletoire begroting inzake coronamaatregelen)
Nr. 4 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 18 november 2020
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek
van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst
van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 11 september 2020 voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties. Bij brief van 17 november 2020 zijn ze door de Minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Ziengs
De adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx
1
Vraag
Op welke manier verloopt de uitkering van de € 365 mln. voor de veiligheidsregio’s
en GGD-en en waarom?
Antwoord
In het bestuurlijk overleg Publieke Gezondheid van 14 juli jl.is afgesproken dat vergoeding
plaatsvindt op basis van artikel 62 Wet publieke gezondheid en de artikelen 15 en
16 van het Besluit Publieke Gezondheid. Dit is de juridische basis.
De financiering van de coronagerelateerde kosten van de GGD-en en Veiligheidsregio’s
loopt via de VWS-begroting. Concreet betekent dit, dat GGD-en en Veiligheidsregio’s
voorschotten kunnen aanvragen voor de vergoeding van de meerkosten conform de definities
uit de rapporten die het AEF-bureau voor maatschappelijke vraagstukken heeft opgesteld
voor respectievelijk de GGD-en en Veiligheidsregio’s. Definitieve vaststelling van
de voorschotten vindt plaats op basis van een einddeclaratie die is voorzien van een
goedgekeurde jaarrekening inclusief de accountantsverklaring van de huisaccountant.
2
Vraag
Op welke manier zal de aan ondersteuning van de lokale culturele infrastructuur à
€ 150 mln. over 2021 uitgevoerd worden?
Antwoord
De Minister van OCW heeft de Kamer per brief van 28 augustus jl. geïnformeerd over
het aanvullende steunpakket van € 482 miljoen aan de culturele en creatieve sector
dat het kabinet ter beschikking heeft gesteld. Van dit bedrag komt er voor de lokale
culturele infrastructuur € 150 miljoen in de eerste helft van 2021 beschikbaar. Zoals
in bovengenoemde brief is benoemd, wordt de komende tijd gewerkt aan de nadere invulling
van het steunpakket. Dit najaar wordt uw Kamer door mijn collega hierover geïnformeerd.
3
Vraag
Kunt u voor de toelichting mutaties, punten 1 t/m 8, inzichtelijk maken hoe tot de
hoogte van de compensaties gekomen is?
Antwoord
1) Inkomstenderving precariobelasting en markt- en evenementenleges
Voor de berekening van de hoogte van de compensatie is voor de precariobelasting,
marktgelden en evenementenleges gebruik gemaakt van gegevens van het CBS en Iv3-data
over de gemeentebegrotingen over 2020. Voor de inkomsten van de precariobelasting
heeft daarop vervolgens een correctie plaatsgevonden, waarbij voor de opbrengsten
van de precariobelasting op ondergrondse leidingen en kabels is gecorrigeerd.
In totaal zijn de begrote inkomsten in 2020 uit de klassieke precariobelasting (o.a.
op terrassen) € 20 miljoen, marktgelden € 26,6 miljoen en evenementenleges € 21,9 miljoen.
Gezamenlijk belopen deze begrote inkomsten een bedrag van € 68,5 miljoen op jaarbasis.
De compensatie heeft betrekking op de gederfde inkomsten in de periode van 1 maart
2020 tot en met 1 juni 2020, derhalve 25% van de begrote inkomsten op jaarbasis. Dit
bedrag is vervolgens afgerond naar boven op € 20 miljoen.
2) Lokale culturele voorzieningen
De VNG heeft het AEF gevraagd om een inschatting te maken van de financiële bijwerkingen
van corona voor gemeenten. Volgens het AEF-onderzoek hebben gemeenten voor de periode
juni t/m december 2020 extra uitgaven voor: cultuurpodia, musea en bibliotheken. Uitgaande
van het best case scenario zijn de uitgaven geschat op: cultuurpodia (€ 44,8–€ 54,7 miljoen.),
musea (€ 7,8–€ 9,5 miljoen) en bibliotheken (€ 0,0–€ 4,2 miljoen). Totaal liggen de
verwachte uitgaven voor gemeenten op het gebied van cultuur in het best case scenario
dus tussen de (€ 52,6–€ 68,4 miljoen). Op basis van deze informatie heeft het kabinet
besloten tot een compensatie van € 60 miljoen.
3) Buurt- en dorpshuizen
De VNG heeft het AEF gevraagd om een inschatting te maken van de financiële bijwerkingen
van corona voor gemeenten. Volgens het AEF-onderzoek hebben gemeenten voor 2020 extra
uitgaven voor buurt- en clubhuizen. Uitgaande van het best case scenario zijn de uitgaven
geschat op (€ 17–€ 23 miljoen). Op basis van deze informatie heeft het kabinet besloten
tot een compensatie van € 17 miljoen.
4) Toezicht en handhaving
De VNG heeft het AEF gevraagd om een inschatting te maken van de financiële bijwerkingen
van corona voor gemeenten. Volgens het AEF-onderzoek hebben gemeenten voor 2020 extra
uitgaven voor handhaven van de openbare orde, verkeersmaatregelen en aanpassing openbaar
groen. Uitgaande van het best case scenario zijn de uitgaven geschat op handhaven
openbare orde (€ 29–€ 35,4 miljoen), verkeersmaatregelen (€ 11,4–€ 11,7 miljoen) en
openbaar groen (€ 7,6–€ 7,9 miljoen).
Totaal liggen de verwachte uitgaven voor gemeenten op het gebied van toezicht en handhaving
in het best case scenario dus tussen de € 48–€ 55 miljoen. Op basis van deze informatie
heeft het kabinet besloten tot een compensatie van € 50 miljoen.
5) Vrijwilligersorganisaties Jeugd
Vrijwilligersorganisatie Jeugd laten zich het best vergelijken met amateursportverenigingen
en buurthuizen. Voor deze sectoren was eerder al compensatie toegezegd. Gemiddeld
bedraagt de compensatie die amateursportverenigingen en buurthuizen voor hun vaste
lasten ontvangen zo’n € 2.500 voor de periode 1 maart–1 juni. Dit bedrag is als richtinggevend
gebruikt bij het berekenen van de compensatie voor de vrijwilligersorganisaties Jeugd.
Op basis van een opgave van de branches is het aantal organisaties dat voor de compensatie
in aanmerking kan komen vastgesteld op ca. 2.900. Het totale compensatiebedrag is
dan ook vastgesteld op € 7,3 miljoen (€ 2.500 * 2.900).
6) Verkiezingen
De VNG heeft het AEF gevraagd om een inschatting te maken van de financiële effecten
voor gemeenten van coronaproof Tweede Kamerverkiezingen. De totale meerkosten schatte
AEF op € 28,9–€ 41,9 miljoen. Deze inschatting omvatte meerkosten aanpassing per stembureau
€ 22,3–25,7 miljoen, meerkosten alternatieve / additionele locaties € 4,0–€ 12,3 miljoen
en overige meerkosten (o.a. extra communicatie- en organisatiekosten) € 2,6–€ 3,9 miljoen.
De uitkomst van deze inschatting is vergeleken met de raming van het kabinet op basis
van het aantal stemlokalen en kiesgerechtigden, waarna gezamenlijk in overleg is besloten
tot een compensatie van € 30 miljoen.
7) Sociale werkbedrijven (SW)
De financiering van SW bestaat uit drie onderdelen: de Rijksbijdrage, de opbrengsten
van de productie van de bedrijven en eventuele tekorten worden aangevuld door gemeenten.
Door de coronacrisis zijn de opbrengsten uit productie in eerste instantie voor een
groot deel weggevallen. Het kabinet heeft daarom eerder dit jaar besloten tot een
tegemoetkoming van het omzetverlies bij SW-bedrijven voor de periode maart, april,
mei van € 90 miljoen. Dit bedrag is 90% van de loonsom voor reguliere medewerkers
voor de genoemde periode van drie maanden.
Inmiddels zijn er signalen dat de productie bij SW-bedrijven voor een groot deel weer
is hervat. Omdat de sector nog steeds gevolgen ondervindt van de coronacrisis, is
besloten tot een additionele tegemoetkoming van € 50 miljoen voor de periode juni
t/m december. Daarmee is, bovenop de reguliere Rijksbijdrage, in totaal € 140 miljoen
extra voor deze sector vrijgemaakt.
8) Incidenteel schrappen opschalingskorting
De oploop van de opschalingskorting voor 2020 is een bedrag van € 70 miljoen. De oploop
van de opschalingskorting voor 2021 is een bedrag van € 90 miljoen. Totaal gaat het
dus om € 70 miljoen in 2020 en € 70 + € 90 = € 160 miljoen in 2021.
4
Vraag
Is de verdeling van de mutaties in deze 8 punten uitputtend of zijn er nog andere
categorieën waar gemeenten aanspraak op (willen) maken? Waarom wel, waarom niet?
Antwoord
De fondsbeheerders hebben samen met de VNG geïnventariseerd welke inkomstenderving
en extra uitgaven gemeenten hebben. Het AEF-onderzoek uitgezet door de VNG is daarbij
zeer behulpzaam geweest. Dit onderzoek is de basis geweest voor het overleg met de
VNG en de politiek-bestuurlijke besluitvorming over het «aanvullende compensatiepakket
coronacrisis medeoverheden».
Zoals vermeld in de TK-brief (Kamerstukken II 2020/21, 35 420, nr. 104) loopt er nog een onderzoek om tot de afrekening van de meerkosten en de kosten van
de inhaalzorg voor Jeugd en Wmo te komen. Eveneens wordt nader onderzoek gedaan naar
de mogelijk nog niet gedekte uitgaven voor sport.
Verder is er € 100 miljoen op de aanvullende post van de begroting van het Ministerie
van Financiën gereserveerd voor als er later dit jaar meer inzicht is in de gevolgen
van de inkomstenderving voor gemeenten.
Tot slot geldt nog steeds onverkort de afspraak tussen Rijk en medeoverheden over
reële compensatie van medeoverheden voor hun gederfde inkomsten en de door hen gemaakte
kosten. Hierbij nemen alle overheden samen hun verantwoordelijkheid om hun inkomsten
en uitgaven zoveel mogelijk beheersbaar te houden in de nieuwe situatie.
5
Vraag
Op welke voet is de verkleining van de verwachte begroting voor 2021 berekend, rekening
houdend met de huidige onzekerheid omtrent de ontwikkelingen van het Covid-19 virus?
Antwoord
Tot op heden hebben Rijk en medeoverheden afspraken gemaakt over reële compensatie
als gevolg van de coronacrisis voor het lopende begrotingsjaar 2020. Daarvoor is tot
op heden € 871 miljoen daadwerkelijk beschikbaar gesteld via het gemeentefonds. Met
uitzondering van het opschorten van de opschalingskorting (€ 160 miljoen), zijn nog
geen afspraken gemaakt over mogelijke compensatie in 2021. Hierdoor is de omvang van
het gemeentefonds in 2020 groter dan in 2021.
6
Vraag
In hoeverre wordt er rekening mee gehouden dat deze mutaties niet incidenteel zijn,
maar in de komende x-aantal jaren zullen terugkeren?
Antwoord
Zoals bij vraag 4 aangegeven geldt nog steeds onverkort de afspraak tussen Rijk en
medeoverheden over reële compensatie van medeoverheden voor hun gederfde inkomsten
en de door hen gemaakte kosten. Hierbij nemen alle overheden samen hun verantwoordelijkheid
om hun inkomsten en uitgaven zoveel mogelijk beheersbaar te houden in de nieuwe situatie.
Het Rijk en de medeoverheden blijven dan ook de komende tijd met elkaar in gesprek.
7
Vraag
Waarom wordt er voor 2021 geen suppletoire begroting ingeschat voor Toezicht & Handhaving,
rekening houdend met de onzekerheid omtrent de ontwikkelingen van het Covid-19-virus?
Antwoord
Zoals bij vraag 4 aangegeven geldt nog steeds onverkort de afspraak tussen Rijk en
medeoverheden over reële compensatie van medeoverheden voor hun gederfde inkomsten
en de door hen gemaakte kosten. Omdat op dit moment nog niets gezegd kan worden over
eventuele extra kosten voor Toezicht & Handhaving in 2021 voorzien we nog geen suppletoire
begroting. Het Rijk en de medeoverheden blijven de komende tijd wel met elkaar in
gesprek.
8
Vraag
Waarom is ervoor gekozen om de middelen voor de borging van de lokale en regionale
culturele infrastructuur aan gemeenten te verstrekken via de algemene uitkering, terwijl
de middelen aan provincies wel worden verstrekt via een specifieke uitkering?
Antwoord
De medeoverheden kunnen het beste beoordelen op welke plek compensatie nodig is. Daarom
is er bij gemeenten voor gekozen om de middelen te verstrekken via de algemene uitkering
(cluster Cultuur en Ontspanning).
Het provinciefonds kent niet een soortgelijk cluster. Aangezien het InterProvinciaal
Overleg (IPO) bij elke provincie navraag had gedaan met betrekking tot de inkomsten
die provinciaal gesubsidieerde instellingen zijn misgelopen wordt deze informatie
als uitgangspunt genomen voor de verdeling van de € 8 mln. over de provincies.
9
Vraag
Op welke wijze worden de middelen à € 29 mln. voor de organisatie van verkiezingen
verdeeld over gemeenten? Zijn er uitsluitend verschillen ten opzichte van de verdeling
van de algemene uitkering op het punt van wel of geen herindelingsverkiezingen of
zijn er meer factoren?
Vraag
De extra middelen voor het organiseren van herindelings- en Tweede Kamer-verkiezingen
in tijden van corona worden niet verdeeld via de algemene uitkering maar via een decentralisatie-uitkering.
De extra kosten hangen vooral samen met aanvullende kosten voor het inrichten en toegankelijk
maken van stemlokalen en met het mogelijk moeten huren van alternatieve locaties die
in de coronacrisis beter geschikt zijn om een stembureau in te richten. Daarom is
ervoor gekozen om deze extra middelen te verdelen op basis van het gemiddeld aantal
stembureaus dat gemeenten gebruikt hebben bij de verkiezingen voor de provinciale
staten en het Europees parlement in 2019. Vanwege deze alternatieve wijze van verdeling
is gekozen voor een decentralisatie-uitkering.
10
Vraag
Kunt u een cijfermatig overzicht geven wat de financiële effecten per gemeente zijn
van de middelen voor de borging van de lokale culturele infrastructuur uit het eerste
en tweede steunpakket?
Antwoord
De middelen voor borging van de lokale culturele infrastructuur uit het eerste en
tweede steunpakket voor gemeenten (2 keer € 60 miljoen), zijn beiden toegevoegd aan
de algemene uitkering van het gemeentefonds. Deze middelen zijn via het reguliere
verdeelmodel van de algemene uitkering verdeeld over alle gemeenten.
De fondsbeheerders publiceren op de website van de rijksoverheid bestanden waarmee
gemeenten, door middel van het invullen van hun CBS-code, kunnen zien welk bedrag
zij bij taakmutaties in de algemene uitkering ontvangen. Voor deze twee specifieke
mutaties kunnen die bestanden via onderstaande links geraadpleegd worden:
– Eerste steunpakket(https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/financien-gemeenten-en-provinc…)
– Tweede steunpakket(https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/financien-gemeenten-en-provinc…)
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. Ziengs, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
F.M.J. Hendrickx, adjunct-griffier
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 32 | Voor |
PVV | 20 | Voor |
CDA | 19 | Voor |
D66 | 19 | Voor |
GroenLinks | 14 | Voor |
SP | 14 | Voor |
PvdA | 9 | Voor |
ChristenUnie | 5 | Voor |
PvdD | 4 | Voor |
50PLUS | 3 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
FVD | 2 | Voor |
Krol | 1 | Voor |
Van Kooten-Arissen | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.