Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 444 Voorstel van wet van de leden Klaver en Bromet tot wijziging van de Wet natuurbescherming en enige andere wetten in verband met het treffen van maatregelen betreffende stikstofemissie en het opnemen van een grondslag voor subsidieverlening voor veestapelreductie en natuurversterking (Wet duurzame aanpak stikstof)
Nr. 7
VERSLAG
Vastgesteld 10 november 2020
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van
haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de initiatiefnemers op de gestelde vragen en de gemaakte
opmerkingen afdoende zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare behandeling
van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
I. ALGEMEEN
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel van wet van de leden
Klaver en Bromet tot wijziging van de Wet natuurbescherming en enige andere wetten
in verband met het treffen van maatregelen betreffende stikstofemissie en het opnemen
van een grondslag voor subsidieverlening voor veestapelreductie en natuurversterking
(Wet duurzame aanpak stikstof). Deze leden danken de initiatiefnemers voor hun inzet.
Het vergt immers veel werk om tot een initiatiefwetsvoorstel te komen, zeker voor
een ingewikkeld en veelomvattend probleem als het stikstofprobleem. Desalniettemin
hebben zij een aantal vragen en opmerkingen bij het wetsvoorstel, waarbij met name
de haalbaarheid van de gegeven doelstelling en het inzicht in de wijze waarop de reductie
op de kortere of langere termijn bereikt dient te worden, centraal staat.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende initiatiefwetsvoorstel
en hebben hierover nog een aantal vragen en opmerkingen.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende initiatiefwetsvoorstel.
Deze leden maken zich, net als de initiatiefnemers zorgen om de staat van de natuur
en kunnen het daarom waarderen dat de initiatiefnemers gebruikmaken van het recht
op initiatief en zijn dankbaar voor het genomen initiatief om met een voorstel te
komen. Zij zien echter dat er nog veel vraagtekens zijn omtrent de maatregelen, bijkomende
kosten en reductieopgaven in dit voorstel en hebben hier nog vragen over.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het
voorliggende initiatiefwetsvoorstel van de leden Klaver en Bromet en zien uit naar
het debat met hen over dit wetsvoorstel.
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren waarderen de inzet van de initiatiefnemers
om te komen tot een wetsvoorstel dat ziet op het verbeteren van de kwaliteit van Natura
2000-gebieden en het verminderen van stikstofemissies. Deze leden zijn van mening
dat de doelen die dit wetsvoorstel stelt (25% emissiereductie in 2025, 50% reductie
in 2030 en het onderschrijden van alle kritische depositiewaardes (KDW) in 2040) zowel
noodzakelijk als haalbaar zijn. Zij steunen daarom dit wetsvoorstel, maar zij zien
in de uitwerking van de maatregelen ook enkele zwakke punten.
De leden van de SGP-fractie hebben met grote zorg kennisgenomen van het voorliggende
initiatiefwetsvoorstel. In de ogen van deze leden is de voorgestelde aanpak niet haalbaar
en niet betaalbaar. Zij vrezen grote financiële consequenties en vinden dat het voorstel
onvoldoende recht doet aan het feit dat de lokale staat van instandhouding van habitattypen
en soorten in belangrijke mate ook afhankelijk is van de waterhuishouding en maatregelen
hieromtrent. Zij kunnen dit voorstel daarom niet steunen. Zij horen graag in hoeverre
de initiatiefnemers gekeken hebben naar de sociaaleconomische criteria van artikel
2, lid 3 van de Habitatrichtlijn en waarom zij zich hier niet meer rekenschap van
hebben gegeven.
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie lezen dat de initiatiefnemers een reductie van stikstofoxiden
(NOx) en ammoniak (NH3) tot 25% in 2025 en 50% in 2030 wettelijk willen verankeren. In tegenstelling tot
het wetsvoorstel van de regering ontbreekt hierbij een gedetailleerde onderbouwing
met maatregelen om deze doelen te bereiken. Wat is de reden dat de initiatiefnemers
hebben afgezien van het uitwerken van concrete maatregelen? Op welke gronden denken
de initiatiefnemers dat deze doelstellingen haalbaar zijn en wat zijn dan de bijbehorende
economische en maatschappelijke gevolgen? Deze leden vragen de initiatiefnemers ook
waarom er gekozen is voor een lineair afbouwpad. Hebben de initiatiefnemers hierbij
in ogenschouw genomen dat veel bronmaatregelen voor de stikstofreductie een ingroei
kennen? Welke mogelijkheid krijgt de regering om in het programma stikstofreductie
en natuurversterking voor een niet-lineair ingroeipad te kiezen? De initiatiefnemers
verwijzen ook naar de inspanningen in het kader van het Klimaatakkoord en Schone Lucht
Akkoord (SLA). Waarom is er niet voor gekozen om de te bereiken doelstellingen af
te stemmen op de tijdlijnen van maatregelen in deze akkoorden?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de initiatiefnemers aangeven: «Zo wordt op juridisch
houdbare wijze de stikstof problematiek duurzaam opgelost». Deze leden vragen hun
meer duiding te geven aan de woorden «juridisch houdbare» en «duurzaam opgelost».
Hebben de initiatiefnemers hierbij oog voor de plattelandsbewoners, boeren, tuinders
en vissers gehad? Zo ja, waaruit blijkt dat? Voorzien de initiatiefnemers dat er onteigend
moet gaan worden? Moet er in de registraties een onderscheid gemaakt gaan worden tussen
NOx-emissies en NH3-emissies? Zo ja, hoe zou dat vormgegeven kunnen worden? Kunnen
de initiatiefnemers schetsen waaraan een programma stikstofreductie en natuurverbetering
in hun ogen minimaal moet voldoen? Aan welke stikstofemissiereductie denken zij en
aan welke niet? Ook zijn regels voor betere monitoring voorzien. Waaruit bestaat die
«betere monitoring»? Herinneren de initiatiefnemers nog dat ze, samen met Partij voor
de Dieren en het lid Van Kooten-Arissen, tegen de motie van de leden Geurts en Lodders
(Kamerstuk 35 300 XIV, nr. 22) hebben gestemd die de regering verzocht te onderzoeken «hoe het meten en monitoren
van stikstofdeposities op korte termijn verbeterd kan worden»? Welke economische activiteiten
voorzien de initiatiefnemers te kunnen faciliteren met hun wetsvoorstel? Deze leden
ontvangen graag een duidelijke lijst met voorbeelden van de door hen nagestreefde
economische activiteiten. Zijn de initiatiefnemers het met deze leden eens dat het
zou moeten gaan om reductie van de stikstofuitstoot en niet om reductie van de veestapel?
Zo nee, waarom niet? In hoeverre hebben de initiatiefnemers de aanbevelingen uit het
eindrapport «Niet alles kan overal» van het Adviescollege Stikstofproblematiek overgenomen
in hun wetsvoorstel? Kunnen zij toelichten waarom wel of niet?
De leden van de D66-fractie lezen dat het voorliggende wetsvoorstel een oplossing
biedt voor de stikstofcrisis door te zorgen voor een daadwerkelijke daling van de
stikstofuitstoot en stikstofdepositie op de lange termijn en voor versterking van
de natuur. Hierdoor kan weer gebouwd worden en bereikt de natuur een staat van goede
instandhouding. Kunnen de initiatiefnemers toelichten hoeveel stikstofruimte waar
en per wanneer wordt gecreëerd voor de woningbouw?
De leden van de D66-fractie lezen dat met het wetsvoorstel een kader wordt gecreëerd
om de stikstofuitstoot structureel te verlagen, maar de afzonderlijke maatregelen
om dit doel te bereiken zijn niet opgenomen in dit wetsvoorstel. Wat is de afweging
geweest om hiervan af te zien? Hoe zien de initiatiefnemers hun wetsvoorstel in relatie
tot het door de regering ingediende wetsvoorstel stikstofreductie en natuurverbetering
(Kamerstuk 35 600, nr. 2)? In hoeverre hebben de initiatiefnemers de aanbevelingen uit het eindrapport «Niet
alles kan overal» van het Adviescollege Stikstofproblematiek overgenomen in hun wetsvoorstel?
Kunnen zij toelichten waarom de aanbevelingen al dan niet zijn overgenomen? Wat bedoelen
de initiatiefnemers met de intrinsieke waarde van natuur en biodiversiteit? Waarom
hebben de initiatienemers niet gekozen om een programma stikstofemissiereductie en
natuurversterking uit te werken?
De leden van de D66-fractie lezen dat in 2025 al een emissiereductie van 25% behaald
moet worden. Kunnen de initiatiefnemers uiteenzetten om hoeveel depositie dit gemiddeld
zal gaan voor Nederland? Hebben de initiatiefnemers ook gebieden op het oog waar als
eerste aandacht naar uit moet gaan? Zo ja, welke gebieden zijn dit en met welke reden?
Zo nee, waarom niet? Hoeveel procent van de soorten die vallen onder de Europese Vogel-
en Habitatrichtlijnen (VHR) zijn in 2025 in goede staat van instandhouding? Wat is
de reden dat voor het jaar 2040 is gekozen waarin de stikstofdepositie in alle Natura
2000-gebieden onder de KDW moet vallen? Kunnen de initiatiefnemers uiteenzetten op
welke manier en in welk tijdsframe het reduceren van stikstofemissie en -depositie
in lijn lopen met de inspanning die wordt geleverd in het kader van het Klimaatakkoord
en het SLA en waar deze elkaar precies versterken? Wat is de reden dat deze twee akkoorden
specifiek worden genoemd? Hoe verhoudt de CO2-uitstoot zich met het reductiepad dat de initiatiefnemers voor ogen hebben en met
de kringlooplandbouwvisie van het kabinet? Wat is de reden dat 2050 niet wordt genomen
als uitgangspunt om de stikstofdepositie onder de KDW te laten zakken zodat het reductiepad
gelijk loopt met het Klimaatakkoord? De initiatiefnemers benadrukken dat gestreefd
moet worden naar «maatregelen met de minst algemene negatieve maatschappelijke impact».
Welke maatregelen worden hier bedoeld en welke impact hebben deze maatregelen op de
stikstofemissie?
2. De stikstofproblematiek in Nederland
De leden van de VVD-fractie stellen vast dat de initiatiefnemers vinden dat de uitspraak
van de Raad van State Nederland zou dwingen tot het zo snel mogelijk in gunstige staat
van instandhouding brengen van voor stikstof gevoelige natuur. Hoe definiëren de initiatiefnemers
in dit verband «zo snel mogelijk» en hebben zij tevens afgewogen dat volgens de Habitatrichtlijn
ook rekening moet worden gehouden met de sociaal-economische vereisten van (het tempo
van) natuurherstel? Deze leden lezen dat de initiatiefnemers wettelijk willen vastleggen
dat de stikstofdepositie in 2040 in alle voor stikstof gevoelige gebieden onder de
KDW moet vallen. Zij vragen de initiatiefnemers in dit verband of dit streven realistisch
is gegeven de omvang van de stikstofdepositie uit het buitenland die in vele gebieden
(ver) boven de KDW ligt. Kunnen de initiatiefnemers hierop reageren en daarbij ook
ingaan op de gevolgen als een gunstige staat van instandhouding met nationale maatregelen
niet te realiseren is?
De leden van de CDA-fractie vragen waarom de initiatiefnemers kiezen voor de periode
2014–2017 en niet voor de periode 1990–2019. Kunnen de initiatiefnemers een overzicht
verstrekken van NOx en NH3 emissies over de periode 1990–2019?
De leden van de D66-fractie lezen dat de hoge achtergrondniveaus van stikstof vooral
een probleem zijn voor beschermde natuur gevoelig voor verzurende en vermestende depositie
in Natura 2000-gebieden. Welke natuurgebieden verstaan de initiatiefnemers hieronder?
3. Natuurversterking
De leden van de CDA-fractie vragen of de initiatiefnemers nu wel of niet erkennen
dat de doelstelling voor 2027 met betrekking tot het aantal hectares Natuurnetwerk
Nederland (NNN) is gehaald. Deze leden vragen zich verder af of de initiatiefnemers
extra bufferzones willen aanleggen om de bestaande bufferzones rondom natuurgebieden
heen. De initiatiefnemers schrijven immers «dienen er buffers rondom natuurgebieden
te komen met daarin natuur». Deze leden maken de initiatiefnemers erop attent dat
ingevolgde de Habitatrichtlijn er speciale beschermings-/bufferzones (Natura 2000-gebieden)
zijn aangewezen waar de natuurlijke habitats en de habitats van verschillende soorten
worden beschermd.
De leden van de D66-fractie zijn het met de initiatiefnemers eens dat het versterken
van de natuur een belangrijke factor is naast het verlagen van de stikstofemissies.
In welke gebieden zien de initiatiefnemers ruimte om de Ecologische Hoofdstructuur
(EHS) in de oorspronkelijke omvang te laten terugkomen in Nederland? Wat voor economische
activiteiten zullen hiervoor verplaatst of beëindigd moeten worden? Om hoeveel bedrijven
gaat het? Hoeveel uitstoot denken de initiatiefnemers hiermee op te vangen? Wat voor
soort natuur zien de initiatiefnemers graag terug in de nieuwe EHS? Welke bestemming
krijgt deze grond en denken de initiatiefnemers dat bestemmingsplannen gewijzigd moeten
worden? Hoeveel zal de afwaardering van deze grond aan kosten meebrengen en willen
de initiatiefnemers dat de grondeigenaren financieel worden gecompenseerd? Zo ja,
om welk bedrag gaat het? Zo nee, waarom niet? Waarom definiëren de initiatiefnemers
bij de voorgeschreven omvang van het NNN niet ook welke hectaren daarvoor mogen worden
meegerekend, aangezien zij deze bepaling mede motiveren door te wijzen op hectaren
zonder natuurbestemming die zijn meegeteld bij de recente actualisering van het NNN?
Welke hydrologische maatregelen hebben de initiatiefnemers voor ogen? Wat is de berekende
bijdrage van de hydrologische maatregelen aan de conditie van de natuurgebieden en
de soorten die onder de VHR vallen? Wat is de beoogde stijging in individuen van de
dier- en plantsoorten? Welke indicatoren voor succes zijn nodig? Welke financiële
kosten worden voor deze hydrologische maatregelen gereserveerd? Hoe passen de hydrologische
maatregelen in het kader van het Klimaatakkoord en het SLA? Welke rol zien de initiatiefnemers
voor de veenweidegebieden? Hoeveel daling in stikstof en CO2 wordt verwacht met de hydrologische maatregelen in het veenweidegebied? Hoeveel mol
stikstof wordt per hectare aan depositiedaling verwacht en per wanneer? Welke kosten
worden gereserveerd voor de natuurversterkende maatregelen waar de initiatiefnemers
op doelen? Hoeveel procent van de voorliggende opgaven kunnen worden toegerekend aan
de natuurversterkende maatregelen? Kunnen de initiatiefnemers dit uiteen zetten?
4. Hoofdlijnen van het voorstel
De leden van de CDA-fractie lezen dat aangegeven wordt: «beoogt dat andere maatregelen
tot het verlagen van stikstofniveaus en de versterking van de natuur worden getroffen.»
Kunnen de initiatiefnemers aangeven welke maatregelen door hen worden bedoeld of nagestreefd?
De leden van de D66-fractie vragen op welke manier de initiatiefnemers zorgen dat
natuur die niet mee wordt genomen in de doelstellingen voor 2025 en 2030 niet achteruitgaat.
4.1 Langetermijndoelen
De leden van de VVD-fractie lezen dat de initiatiefnemers hebben gekozen voor een
doelstelling op de stikstofemissies en te komen tot een halvering daarvan in 2030.
Deze leden vragen de initiatiefnemers waarom gekozen is voor een doelstelling op de
emissies en niet op de deposities. Is een doelstelling op de emissies niet te grofmazig,
en leidt deze daardoor niet tot veel ingrijpender negatieve economische effecten dan
een preciezere benadering op de deposities in de Natura 2000-gebieden?
De leden van de VVD-fractie lezen dat bij algemene maatregel van bestuur de betrokkenheid
van andere bestuursorganen die het programma mede aangaat wordt geregeld. Dit leidt
tot de vraag in welke mate de mede-bestuursorganen beleidsvrijheid hebben voor het
bepalen van de provinciale doelstellingen en maatregelen. Deze leden lezen dat het
in dit wetsvoorstel voorziene kader nog geen invulling geeft aan de te nemen maatregelen
in de agrarische sector. Gelet op de eerste doelstelling van 25% emissiereductie in
2025 vragen zij de initiatiefnemers waarom deze invulling er nog niet is. Veel van
de denkbare maatregelen kennen een behoorlijke ontwikkelings- en implementatietermijn.
Hoe haalbaar is dan de doelstelling van 25% emissiereductie in 2025? Welke stikstofopbrengst
denken de initiatiefnemers te behalen met een verhoging van de norm voor weidemelk
en/of het belonen van een lager ureumgehalte in melk? Hoe zou deze beloning eruit
moeten zien? Deze leden lezen dat volgens de initiatiefnemers voor de halvering van
NOx-emissies in de mobiliteit, industrie, energiebedrijven en de bouw een generieke
aanpak volstaat en dat in het programma maatregelen zullen worden getroffen. Aan welke
maatregelen denken de initiatiefnemers? In het wetsvoorstel van de regering worden
ook middelen uitgetrokken voor verduurzaming in de bouw. Is het de bedoeling van de
initiatiefnemers om vergelijkbare afspraken te maken? Hebben de initiatiefnemers een
analyse laten maken van de economische gevolgen van dit tempo van halvering in deze
sectoren?
De leden van de VV-fractie lezen dat de initiatiefnemers pleiten voor een sneller
tempo van de overstap op elektrisch rijden. In welke mate willen zij de ambities uit
het Klimaatakkoord voor elektrisch vervoer versnellen? Hebben de initiatiefnemers
hierbij in ogenschouw genomen in welke mate betaalbare kleine en middenklasse elektrische
auto’s beschikbaar gaan komen voor consumenten en zo ja, hoe?
De leden van de VVD-fractie lezen dat bij het verlagen van de stikstofemissies nadrukkelijk
moet worden gekeken naar de maatregelen met de minste algemene negatieve maatschappelijke
impact en vragen de initiatiefnemers op welke gronden beoordeeld dient te worden wat
de «minste algemene maatschappelijke impact» is.
De leden van de CDA-fractie vinden het positief dat de initiatiefnemers het deze leden
eens zijn dat er gebiedsspecifiek maatwerk geleverd moet worden. In de ogen van deze
leden geeft de Afdeling advisering van de Raad van State aan dat een landelijke inkrimping
van de veestapel het stikstofprobleem niet oplost. Kunnen de initiatiefnemers aangeven
op basis van welk wetenschappelijk inzicht zij krimp van veestapel een duurzame toekomst
van de landbouw vinden? Kunnen de initiatiefnemers aangeven wat de economische gevolgen
van hun voorgestelde inkrimping voor de Nederlandse economie zijn? Zo nee, waarom
niet? Hoe willen de initiatiefnemers de subsidie voor het beëindigen van landbouwbedrijven
gericht inzetten voor landbouwbedrijven in de buurt van Natura 2000-gebieden? En kunnen
de initiatiefnemers toelichten in welke gevallen wel en niet sprake dient te zijn
van financiële compensatie wanneer bedrijven inkrimpen of sluiten?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de initiatiefnemers stellen dat NH3 een grotere afstand aflegt voordat het neerslaat dan NOx. Echter, uit de grafiek van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
in de memorie van toelichting blijkt dat de afstand niet verschilt; er is alleen onderscheid
te maken in de hoeveelheid NOx en NH3 dat neerdaalt. Kunnen de initiatiefnemers aangeven wat dit (voor hen) nieuwe inzicht
verandert aan het wetsvoorstel?
De leden van de D66-fractie zijn het eens met de initiatiefnemers dat het uiteindelijke
doel moet zijn dat alle Natura 2000-gebieden in goede staat van instandhouding komen.
Deze leden lezen dat dit wetsvoorstel regelt dat de aangewezen Natura 2000-gebieden
voor 2040 onder de KDW moeten worden gebracht en in 2050 dienen de natuurgebieden
zich hersteld te hebben. Welke specifieke maatregelen hebben de initiatiefnemers voor
ogen in deze laatste tien jaar? Wat is de reden dat de initiatiefnemers kiezen om
per AMvB vast te leggen hoe en wanneer de resultaten van de maatregelen tussentijds
worden beoordeeld? Waarom worden deze tussendoelen niet meegenomen in het huidige
initiatiefvoorstel?
De leden van de D66-fractie vragen zich tevens af waarom de initiatiefnemers niet
gekozen hebben om invulling te geven aan de te nemen maatregelen in de agrarische
sector. Welke rol zien de initiatiefnemers voor de agrarische sector weggelegd in
de stikstofreductie-opgave van 50% in 2030? Hoeveel procent van deze reductie moet
van de agrarische sector komen? Hoeveel dieren, uitgesplitst naar diersoort zullen
er in Nederland minder moeten zijn in 2030 om aan deze reductieopgave te voldoen?
Hoeveel mol stikstofuitstoot zal de sector moeten reduceren? Hoe gaan de initiatiefnemers
om met de fosfaat- en dierrechten van stoppende en opgekochte bedrijven? Willen de
initiatiefnemers ook de afroming van rechten meenemen? Zo ja, in welke orde van grote?
Hoeveel rechten moeten er worden afgeroomd? Wat is hier het beoogde effect van in
mol stikstof per hectare? Hoeveel totale rechten verwachten de initiatiefnemers afgeroomd
te hebben in 2025 en 2030? Als afroming geen plaats heeft in de plannen van de initiatiefnemers,
waarom niet?
De leden van de D66-fractie lezen dat de initiatiefnemers een krimp van de veestapel
onontkoombaar vinden. Welke krimp zien de initiatiefnemers voor zich per diersoort?
Wat is de reden dat de initiatiefnemers aanvullende maatregelen voor de korte termijn
meenemen, zoals de verhoging van de norm voor weidemelk of het belonen van een lager
ureumgehalte in melk? Welke reductie in stikstofemissie zien de initiatiefnemers voor
zich bij deze aanvullende maatregelen? Op welke manier worden de aanvullende maatregelen
meegenomen en verankerd in de voorliggende wet? Welke rol voor supermarkten zien de
initiatiefnemers hier? Deze leden lezen dat het uitgangspunt van de bedrijfsbeëindiging
is dat deze zo veel mogelijk plaatsvindt op plekken waar die de meeste positieve impact
hebben, met name rond Natura 2000-gebieden. Gaat het hier om een subsidieregeling?
Zo ja, welke omvang krijgt deze subsidieregeling en hoeveel krimp van de veestapel
denken de initiatiefnemers hiermee te realiseren? Klopt het dat geen sprake is van
gedwongen uitkoop van veehouderijen en dat het voorstel daarmee een warme sanering
betreft? Zo ja, op welke manier gaan de initiatiefnemers om met het scenario als blijkt
dat het doel van 50% stikstofemissie reductie in 2030 niet haalbaar is? Welke maatregelen
willen de initiatiefnemers dan nemen? Wat is de reden dat de initiatiefnemers zowel
voor NH3 als voor NOx 50% uitstootreductie willen? Welk effect heeft deze aanpak op de stikstofdepositie
op de Natura 2000-gebieden? Welke kosten moeten worden gereserveerd voor de initiatieven
die worden genoemd om de NOx-uitstoot per sector te halveren?
Het valt de leden van de ChristenUnie-fractie op dat de voorgestelde stikstofreductie
met 25% in 2025 en 50% in 2030 fors hoger is dan in het regeringsvoorstel. Graag zien
deze leden een nadere onderbouwing van de gekozen reductiedoelen, zowel met betrekking
tot de noodzakelijkheid, de haalbaarheid, de financierbaarheid en de gevolgen voor
huidige sectoren en ondernemers. Ook vragen zij de initiatiefnemers in te gaan op
de relatie in hun voorstel tussen emissiereductie en depositiereductie. Wat is de
consequentie van dit wetsvoorstel als 50% in depositiereductie niet mogelijk blijkt,
bijvoorbeeld door invloeden uit het buitenland en/of uit zee, zoals langs de kust
het geval kan zijn?
Vooral de rol en de verantwoordelijkheden van de provincies baren de leden van de
fractie van de Partij voor de Dieren zorgen. Zo worden provincies alleen verplicht
tot het uitvoeren van een programma stikstofemissiereductie en natuurverbetering wanneer
zij hiermee ingestemd hebben. De regering kan dus wel een reductiepercentage voor
ammoniak per provincie voorstellen, maar zij kan deze reductie niet bij provincies
afdwingen. Welke mogelijke oplossingen voorzien de initiatiefnemers wanneer een provinciaal
bestuur niet instemt met het reductiepercentage of de te nemen maatregelen?
Bovendien stellen de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vast dat de
maatregelen waarmee provincies ammoniakreductie zouden moeten bewerkstelligen niet
vastliggen. Provincies wordt de vrijheid geboden om dit naar eigen inzicht in te vullen.
Hoe beoordelen de initiatiefnemers het wanneer verschillende provincies totaal verschillende
aanpakken hanteren? Is het met dit wetsvoorstel mogelijk dat de ene provincie subsidies
volledig inzet voor technische lapmiddelen die de uitstoot zou moeten verminderen,
terwijl een andere provincie het aantal dieren dat gehouden wordt drastisch vermindert?
Hoe zouden de initiatiefnemers dergelijke verschillen beoordelen?
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zouden om bovenstaande redenen
pleiten voor meer verantwoordelijkheid voor de regering, waarbij provincies, waar
nodig, op meer dwingende wijze gemaand kunnen worden tot uitvoering van de maatregelen.
4.2.1 Habitatkaarten
De leden van de D66-fractie vragen wanneer deze habitatkaarten beschikbaar moeten
zijn. Welke indicatoren worden meegenomen in de habitatkaarten? Wat is de reden dat
ervoor is gekozen om de kaarten om de zes jaar te actualiseren? Zijn de initiatiefnemers
van mening dat met zo’n lange actualisatieperiode voldoende inzicht is in de status
van de natuur?
4.2.3 Monitoring per provincie
De leden van de D66-fractie vragen hoe de initiatiefnemers de betrokkenheid van andere
bestuursorganen zien bij het programma stikstofreductie en natuurverbetering in het
licht van de taak- en bevoegdheidsverdeling binnen het gedecentraliseerde stelsel?
4.3 Subsidieregeling veestapelreductie en natuurversterking
De leden van de VVD-fractie lezen dat de initiatiefnemers van mening zijn dat een
forse reductie van de veestapel onontkoombaar is, en dat daarvoor «geld opzij gezet
moet worden (warme sanering)». Dit leidt tot de vraag aan de initiatiefnemers hoeveel
geld er opzij gezet moet worden, welke criteria er voor deze subsidies dienen te gelden
en hoe de initiatiefnemers deze subsidies al dan niet gericht willen inzetten voor
landbouwbedrijven in de buurt van Natura 2000 -gebieden. Klopt het dat de initiatiefnemers
door het gebruik van de term «warme sanering» (die van vrijwilligheid uitgaat) gedwongen
uitkoop van veehouderijen afwijzen? Hoe wegen de initiatiefnemers de doelmatigheid
van besteding van middelen? Hebben de initiatiefnemers in dit verband overwogen om,
zoals de Raad van State adviseerde, inzicht te bieden in de vorm waarin subsidies
dienen te worden verstrekt, en de activiteiten waarvoor de bepaling in subsidieverlening
voorziet, nauwkeurig te omschrijven en duidelijk te begrenzen? Zo nee, waarom niet?
Kunnen de initiatiefnemers toelichten wanneer wel en niet sprake dient te zijn van
financiële compensatie indien bedrijven moeten krimpen of stoppen?
De leden van de D66-fractie lezen dat de initiatiefnemers een toename voor zich zien
van het aantal boeren in Nederland. Hoeveel boeren verwachten de initiatiefnemers
in Nederland in 2025 en 2030? Over hoeveel hectare grond beschikken deze boeren gemiddeld
en wat is het gemiddeld aantal dieren dat deze boeren zullen houden? Hoeveel dieren
denken de initiatiefnemers te verminderen in Nederland met de voorliggende 9 miljard
euro? Met welke prijs voor pluimvee eenheden, dierrechten en/of fosfaatrechten rekenen
de initiatiefnemers? Wat is de gemiddelde prijs per bedrijf voor respectievelijk een
varkens-, pluimvee- of melkveehouderij waar de initiatiefnemers mee rekenen? Reserveren
de initiatiefnemers ook geld voor het scheiden van dunne en dikke fractie mest zodat
wordt afgestapt van rotte mest? Zo ja, hoeveel? Zo nee, waarom niet? Welke rol zien
de initiatiefnemers hier voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de initiatiefnemers inzetten op halvering
van de veestapel en op extensivering van de landbouw. Deze leden vragen de initiatiefnemers
of het doel van de initiatiefnemers 50% stikstofreductie is of 50% veestapelreductie.
Welke vrijheidsgraden zit er volgens de initiatiefnemers tussen deze twee mogelijke
doelen? Hoe verhoudt zich de voorgestelde uitbreiding van natuur tot de wens voor
extensivering van de landbouw? Extensievere bedrijven vragen immers meer grond. Of
willen de initiatiefnemers extensivering bewerkstelligen door de huidige landbouwbedrijven
te verkleinen? En voor beide gevallen de vraag hoe de initiatiefnemers denken een
duurzaam, een houdbaar verdienmodel voor agrarische bedrijven over te houden, ook
na volledige implementatie van hun initiatiefwetsvoorstel.
4.4 Versterking natuur
De leden van de D66-fractie vragen hoeveel de initiatiefnemers reserveren van de voorliggende
9 miljard euro voor de aankoop van nieuwe natuur en het herinrichten van de betreffende
natuur. Hoeveel bomen denken de initiatiefnemers te planten met de voorliggende plannen?
Wie krijgt de nieuwe hectare natuur onder beheer volgens de initiatiefnemers?
4.5 Positieflijst en prioritering van activiteiten
De leden van de VVD-fractie stellen vast dat de Raad van State heeft aangegeven dat
aan de introductie van een «positieflijst» zeer veel voorwaarden zijn verbonden en
dat het beperken tot een aantal specifieke categorieën dragend gemotiveerd moet worden.
Dit leidt tot een aantal vragen. Zo vragen deze leden de initiatiefnemers waarom gesproken
wordt van «nationale veiligheid», maar activiteiten op het gebied van Defensie vervolgens
niet op de positieflijst staan. Waarom zijn projecten rondom de energietransitie beperkt
tot projecten die gesubsidieerd worden, gegeven het feit dat een aantal doelen in
het Klimaatakkoord een afbouw van het subsidiepad kennen? Waarom hebben de initiatiefnemers
niet aangesloten bij alle maatregelen op het gebied van de energietransitie in het
Klimaatakkoord? Zij vragen de initiatiefnemers ook of woonwijken nog wel met wegen
mogen worden ontsloten en wat de initiatiefnemers verstaan onder «voldoende bereikbaar
zijn». In dit verband vragen zij de initiatiefnemers ook waarom de aanleg van snelwegen
is uitgesloten, aangezien nieuwe snelwegprojecten die nog moeten beginnen opgeleverd
worden op een moment dat conform het Klimaatakkoord een groot deel van het verkeer
elektrisch zal plaatsvinden, en de initiatiefnemers zelf in de memorie van toelichting
aangeven dat met nationaal beleid het tempo van overgang op elektrisch vervoer omhooggaat.
Zij vragen de initiatiefnemers op welke wijze het wetsvoorstel de juridische onderbouwing
biedt voor het werken met een drempelwaarde en bijbehorende positieflijst, aangezien
de Raad van State aangeeft dat van de mogelijkheid voor vrijstellingen gelet op de
vermelde vereisten niet lichtvaardig gebruik gemaakt kan worden. Hebben de initiatiefnemers
onderbouwd tot welke stikstofdepositie de activiteiten op de positieflijst jaarlijks
leiden?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de initiatiefnemers voorstellen om een positieflijst
te hanteren van projecten die wél mogen worden gerealiseerd mits ze onder de drempelwaarde
vallen die is ingevoerd door de Spoedwet aanpak stikstof. Echter, in de memorie van
toelichting van het wetsvoorstel stikstofreductie en natuurverbetering geeft de regering
aan er bewust niet voor te kiezen om regels op te stellen om de stikstofruimte te
verdelen (Kamerstuk 35 600, nr. 3): «Gegeven de eisen die daaraan worden gesteld in de eerder aangehaalde uitspraak
van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over het PAS en het schaalniveau
is een dergelijke programmatische aanpak op dit moment niet wenselijk. Het kabinet
ziet zich in deze keuze bevestigd door de Beleidsevaluatie PAS. Omdat natuurherstel
een langdurig proces is, wordt in dat rapport aanbevolen dit niet direct te verbinden
met toestemmingverlening voor activiteiten met stikstofdepositie tot gevolg.» Wat
is de reactie van de initiatiefnemers op de argumentatie van de regering? Waarom denken
de initiatiefnemers dat het wel goed is om regels op te stellen voor de verdeling
van de stikstofruimte? En kunnen de initiatiefnemers toelichten hoe een drempelwaarde
precies vormgegeven zou moeten worden om projecten op hun positieflijst doorgang te
laten vinden?
De leden van de D66-fractie lezen dat het wetsvoorstel regelt dat de drempelwaarde
alleen gebruikt kan worden voor bepaalde categorieën van projecten middels een zogenaamde
«positieflijst». Hoe zorgen de initiatiefnemers dat de stikstofemissie niet stijgt
onder deze «positieflijst»? Op welke manier is de gebruiksfase van deze activiteiten
meegenomen in deze beslissing en welke emissieverhogende activiteiten worden verwacht
in de gebruiksfase? Op welke manier wordt de juridische borging georganiseerd voor
de voorliggende bouwdrempel? Hoe verhoudt deze drempelwaarde zich tot de bouwdrempel
die in het wetsvoorstel van de regering mee wordt genomen?
5. Financiële gevolgen
De leden van de VVD-fractie vragen de initiatiefnemers of zij een onderbouwing hebben
van de kosten en investeringen die de overheid en private partijen dienen te maken
voor het voldoen aan de doelstelling. Deze leden verzoeken de initiatiefnemers ook
om een inschatting te geven van de kosten voor de landbouwsector, financiële compensaties
vanuit de overheid en transitievergoedingen naar duurzame landbouw. Hoeveel extra
middelen zijn nodig voor de uitvoering van het initiatiefwetsvoorstel?
De leden van de VVD-fractie lezen dat met betrekking tot mobiliteit, industrie, energiebedrijven
en de bouw de kosten onbekend zijn, maar dat sommige oplossingen investeringen vergen
en andere maatregelen nagenoeg gratis zijn. Kunnen de initiatiefnemers aangeven welke
maatregelen nagenoeg gratis zijn, en of deze maatregelen ook in economisch opzicht
«gratis» zijn, dat wil zeggen zonder negatieve economische gevolgen?
De leden van de D66-fractie lezen dat Nederland als gevolg van de stikstofcrisis naar
schatting miljarden euro’s misloopt. Kunnen de initiatiefnemers toelichten om hoeveel
miljarden het gaat en over welke tijdsperiode? Kunnen de initiatiefnemers uiteenzetten
waar deze kosten door worden gemaakt? Deze leden lezen tevens dat een reductie van
stikstofuitstoot een positief effect heeft op de volksgezondheid. Kunnen de initiatiefnemers
dit toelichten? Kunnen de initiatiefnemers een bandbreedte geven van de kosten en
investeringen die nodig zullen zijn om de reductiedoelstellingen in 2025 en 2030 te
behalen? Kunnen de initiatiefnemers tevens per maatregel de kosten en investeringen
uiteenzetten waarbij ook het reductiepotentieel in kiloton en per mol hectare mee
wordt genomen?
De voorzitter van de commissie, Kuiken
Adjunct-griffier van de commissie, Goorden
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
F.C.G. Goorden, adjunct-griffier
Stemmingsuitslagen
Verworpen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 32 | Tegen |
PVV | 20 | Tegen |
CDA | 19 | Tegen |
D66 | 19 | Tegen |
GroenLinks | 14 | Voor |
SP | 14 | Tegen |
PvdA | 9 | Voor |
ChristenUnie | 5 | Tegen |
PvdD | 4 | Voor |
50PLUS | 3 | Tegen |
DENK | 3 | Voor |
SGP | 3 | Tegen |
FVD | 2 | Tegen |
Krol | 1 | Voor |
Van Kooten-Arissen | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.