Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de voortgangsbrief Nationaal Preventieakkoord
32 793 Preventief gezondheidsbeleid
24 077
Drugbeleid
31 532
Voedingsbeleid
Nr. 503
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 3 november 2020
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport en de Minister voor Medische Zorg over leefstijlpreventie waarbij de volgende
brieven aan de orde waren:
• de brief van 22 juni 2020 inzake Voortgangsbrief Nationaal Preventieakkoord (Kamerstuk
32 793, nr. 484);
• de brief van 11 mei 2020 inzake Toezeggingen en onderzoeksresultaten thema’s preventie
en gezonde leefstijl (Kamerstuk 32 793, nr. 479);
• de brief van 17 maart 2020 inzake Antwoorden op vragen commissie over de integrale
aanpak van lachgas (Kamerstuk 24 077, nr. 460);
• de brief van 28 januari 2020 inzake Reactie op verzoek commissie om een reactie op
de petitie van het Diabetes Fonds over «Schrap kortingen op suikerbommen» (Kamerstuk
32 793, nr. 472);
• de brief van 18 december 2019 inzake Evaluatie en vervolg van Actieplan Etikettering
van Levensmiddelen (Kamerstuk 31 532, nr. 236).
De vragen en opmerkingen zijn op 11 september 2020 aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport en de Minister voor Medische Zorg voorgelegd. Bij brief van 30 oktober
2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Lodders
Adjunct-griffier van de commissie, Clemens
Inhoudsopgave
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II.
Reactie van de Staatssecretaris van VWS
32
I. VRAGEN EN OPMERKINGEN VANUIT DE FRACTIES
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Voortgangsbrief
Nationaal Preventieakkoord, de Toezeggingen en onderzoeksresultaten thema’s preventie
en gezonde leefstijl, het Verslag van het schriftelijk overleg over de integrale aanpak
van lachgas, de Reactie op het verzoek van de commissie om een reactie op de petitie
van het Diabetes Fonds over «Schrap kortingen op suikerbommen» en de Evaluatie en
het vervolg van het Actieplan Etikettering van Levensmiddelen en zij hebben hierover
nog een aantal vragen.
Voortgangsbrief Nationaal Preventieakkoord
De leden van de VVD-fractie lezen in de Voortgangsbrief Nationaal Preventieakkoord
dat de maatregelen ter bestrijding van COVID-19 effect hebben op de ontwikkeling van
de lokale en regionale preventieakkoorden. Kan de Staatssecretaris aan genoemde leden
aangeven in hoeveel gemeenten en regio’s nog geen lokaal respectievelijk regionaal
preventieakkoord is gesloten (eventueel in een andere vorm, maar wel conform afspraken
uit het landelijke preventieakkoord)? Kan de Staatssecretaris daarnaast aangeven wat
de opkomst is van de online-bijeenkomsten die hij heeft georganiseerd om gemeenten
kennis en ervaringen te laten uitwisselen rondom het sluiten en uitvoeren van lokale
preventieakkoorden? Wat zijn de ervaringen van gemeenten met deze bijeenkomsten en
in hoeverre worden de resultaten hiervan gevolgd door de Staatssecretaris?
De leden van de VVD-fractie lezen in de Voortgangsrapportage van het Nationaal Preventieakkoord
dat 8% van de acties rondom roken en 10% van de acties rondom problematisch alcoholgebruik
in 2019 nog niet zijn gestart. Kan de Staatssecretaris aangeven welke acties het betreft?
Genoemde leden vragen ook hoe het kan dat voor sommige acties de status onbekend is.
De leden van de fractie van de VVD zijn benieuwd naar de uitkomsten van het aangekondigde
gesprek dat de Staatssecretaris in de zomer heeft gehad met sporters en artsen die
betrokken waren bij de oproep voor een gezonde leefstijl. Wat waren de resultaten
van dit gesprek? In hoeverre heeft dit geleid tot vervolgacties? Wat kunnen genoemde
leden daarvan verwachten?
Per 1 januari 2020 is stoppen-met-rokenzorg vrijgesteld van het eigen risico. Is bij
de Staatssecretaris bekend hoeveel verzekerden gebruikmaken van eerstelijns stoppen-met-rokenzorg?
De leden van de VVD-fractie lezen dat er aanwijzingen zijn dat de e-sigaret een opstapproduct
is naar tabak. Deze leden vragen in welke mate deze stelling met bewijzen kan worden
onderbouwd. Over de zin «Trimbos concludeert dat de Nederlandse volksgezondheid het
meest gebaat is bij ontmoediging van het gebruik van e-sigaretten en het beperken
van het gebruik hiervan tot de groep rokers die het echt niet lukt om te stoppen met
bewezen effectieve hulpmiddelen» hebben genoemde leden de vraag op welke wijze de
Staatssecretaris denkt onderscheid te kunnen maken tussen beginnende rokers, voor
wie e-sigaretten een verlaagde drempel kunnen vormen om te gaan roken, en de rokers
die het «echt niet lukt om te stoppen met bewezen effectieve hulpmiddelen».
De leden van de VVD-fractie lezen dat er een experiment wordt gestart met klinische
behandeling van stoppen met roken. De resultaten van dit experiment zullen worden
gebruikt om te beoordelen of en zo ja hoe deze gespecialiseerde zorg vanuit de basisverzekering
moet worden vergoed. Deze leden vragen of en zo ja hoe het Zorginstituut betrokken
is bij dit proces.
Een van de maatregelen tegen overgewicht is de gecombineerde leefstijlinterventie
(GLI). Uit de monitor van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
blijkt dat het aantal mensen dat gebruikmaakt van de GLI is gestegen van 1.400 in
het jaar 2019 naar 7.000 in het jaar 2020, maar daarmee nog steeds bijzonder laag
is. Heeft de Staatssecretaris hiervoor een verklaring?
De Staatssecretaris schrijft in zijn brief dat hij erop inzet dat Nederlanders zoveel
mogelijk eten volgens de Schijf van Vijf. Toch past driekwart van de kinderproducten
in de Nederlandse supermarkten niet in deze Schijf van Vijf. De leden van de VVD-fractie
vragen de Staatssecretaris om een reactie hierop
Verslag van het schriftelijk overleg over de integrale aanpak van lachgas
Over de reactie van het kabinet dat lachgas voor de wet niet kan worden beschouwd
als geneesmiddel, omdat deze niet onder de reikwijdte hiervan valt (lachgas heeft
immers geen geneeskrachtige werking) is de vraag van de leden van de VVD-fractie breder,
namelijk of de verstrekking van lachgas aan consumenten wettelijk zou kunnen worden
behandeld analoog aan geneesmiddelen. Te denken valt aan voorschriften ten aanzien
van bijvoorbeeld toelating, voorlichting, bijsluiters, verkooppunten en toezicht hierop.
Ten aanzien van de strafbaarstelling van het gebruik van lachgas vragen de leden van
de VVD-fractie of een combinatie van wettelijke voorschriften en decentrale ruimte
is overwogen om recreatief gebruik van lachgas mogelijk te maken, maar tegelijk excessief
gebruik en/of gebruik dat inbreuk maakt op de openbare orde tegen te gaan. Te denken
valt bijvoorbeeld aan een wettelijk verbod op gebruik van of het voorhanden hebben
van lachgas in het verkeer, aangevuld met, waar lokaal gewenst geacht, verbod op gebruik
in de openbare ruimte door middel van lokale verordeningen.
Gemeenten kunnen momenteel al door middel van Algemene Plaatselijke Verordeningen
maatregelen nemen tegen het gebruik van lachgas. De leden van de VVD-fractie vragen
in hoeverre dat al gebeurt. Worden de effecten van dergelijke verordeningen gevolgd
door de Staatssecretaris? Zo ja, wat zijn daarvan de uitkomsten? Zijn er al gevallen
waarin gebruik van lachgas is vervolgd, omdat dit in strijd was met lokale verordeningen
en heeft dit geleid tot veroordeling dan wel tot vrijspraak.
Actieplan Etikettering van Levensmiddelen
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat ieder mens primair zelf verantwoordelijk
is voor zijn eigen gezondheid. Deze leden zouden zich zorgen maken als maatregelen
aan mensen de suggestie geven dat hun gezondheid een verantwoordelijkheid is die de
overheid van hen heeft overgenomen. Zij realiseren zich dat een gezonde levensstijl
altijd maatwerk is, waarbij iedereen zijn eigen plan trekt en mensen met name baat
hebben bij voorlichting en inzicht in de effecten van voedingsmiddelen op hun gezondheid.
Leefstijlpreventie is daarmee een combinatie van enerzijds de persoonlijke wil en
inspanning, en anderzijds inzicht in de effecten van voedingsmiddelen. Over de zin
«Het voedselkeuzelogo is een voedingsclaim op het etiket waarmee de consument met
één oogopslag de keuze voor een gezonder levensmiddel kan maken» vragen deze leden
of dit niet een te sterke versimpeling is van de te maken keuze. Elk voedingsmiddel
moet immers worden beoordeeld in samenhang met de individuele levensstijl, met de
gebruikte hoeveelheid, de voedingswaarde, de ingrediënten en de energetische waarde
(calorieën). Ook de reeds lang gehanteerde Schijf van Vijf van het Voedingscentrum
is hierop gebaseerd. Hoe is de Minister voornemens dergelijke afwegingen tot uitdrukking
te brengen in de etikettering?
De Staatssecretaris geeft aan dat de etikettering conform de Nutri-Score in overeenstemming
dient te worden gebracht met de Schijf van Vijf van het Voedingscentrum. Nutri-Score
en Voedingscentrum informeren consumenten echter op een fundamenteel andere wijze.
Waar de Nutri-Score is gebaseerd op de kenmerken van het product zelf, richt het Voedingscentrum
zich op de plaats die het product heeft in het dieet van de consument. De leden van
de VVD-fractie vragen dan ook hoe de Staatssecretaris denkt beide met elkaar in overeenstemming
te brengen. Heeft de Staatssecretaris op dit punt reeds concrete acties genomen sinds
deze discrepantie in november 2019 ook door hemzelf werd geconstateerd?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister verwacht dat op Europees niveau
de discussie over een voedsel-keuzelogo op de voorkant van verpakkingen in de komende
jaren zal worden vervolgd. Deze leden vragen de Minister in hoeverre deze Europese
discussie nog gevolgen kan hebben voor het invoeren van Nutri-Score in Nederland.
Daarnaast verwacht de Minister in 2020 een rapportage van de Europese Commissie over
de mogelijkheid voor het vaststellen van voedingsprofielen. Wanneer kunnen de leden
van de VVD-fractie deze rapportage verwachten?
Vragen en opmerkingen van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brieven inzake leefstijlpreventie
en hebben daar nog enkele vragen en opmerkingen over.
Voortgangsbrief Nationaal Preventieakkoord
De Staatssecretaris wil een gezonde leefstijl bevorderen. De leden van de PVV-fractie
zijn van mening dat de Staatssecretaris vrij is om mensen daarover voor te lichten,
de gevaren mag benoemen van hun keuze en de mensen die hulp willen, mag helpen. Deze
leden vinden echter de keuzevrijheid van mensen zeer belangrijk. Volwassen mensen
moeten vrij zijn om hun eigen keuze, ook als dat een ongezonde keuze is, te maken.
Genoemde leden willen de Staatssecretaris meegeven dat zijn preventieakkoord het beeld
van een maakbare gezondheid schetst. Mensen die een gezonde leefstijl hebben, worden
namelijk ook ziek. Mensen die geen overgewicht hebben, krijgen ook COVID-19. De leden
van de PVV-fractie zijn bang voor het eigen-schuld-dikke-bult-effect van zijn preventieakkoord.
De Staatssecretaris erkent dat er substantiële gezondheidswinst kan worden bereikt
als rokers volledig overstappen op de e-sigaret. Waarom zet hij hier dan niet meer
op in en welke stappen gaat de Staatssecretaris zetten om ervoor te zorgen dat rokers
volledig overstappen?
Het Trimbos-instituut concludeert in de Nationale Drugsmonitor dat weinig rokers (3%)
voordat ze gingen roken eerst een e-sigaret hadden gebruikt. Ook concludeert het Trimbos-instituut
in zijn factsheet (over e-sigaretten in 2020) dat er meer onderzoek nodig is om te
bepalen of de e-sigaret een opstap is naar roken. Op basis van welke onafhankelijke
Nederlandse data kan de Staatssecretaris toch concluderen dat de e-sigaret een opstap
is naar roken? De Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose
(NVALT) riep vorig jaar op tot een verbod op de e-sigaret na incidenten in de VS.
Later werd bekend dat vrijwel alle Amerikaanse incidenten waren toe te schrijven aan
het toevoegen van illegale substanties zoals THC en vitamine E acetaat. Is de Staatssecretaris
bereid een onafhankelijke analyse te delen van het NVALT-onderzoek naar de aan e-sigaretten
toegeschreven gezondheidsincidenten? Zo nee, waarom niet? De gecombineerde maatregelen
waaronder het aangekondigde smaakjesverbod in e-sigaretten en de invoering van standaardverpakkingen
voor e-sigaretten, in combinatie met het uitstalverbod en het reclameverbod, hebben
impact op de e-sigarettensector, waaronder veel MKB-bedrijven.
Is de Staatssecretaris voornemens om een uitgebreide MKB-toets uit te voeren alvorens
deze verstrekkende maatregel door te voeren? Heeft de Staatssecretaris alvorens het
verbod op smaakjes in e-sigaretten anders dan tabak en de invoering van standaardverpakkingen
voor e-sigaretten aan te kondigen, de e-sigarettensector (groothandels en winkeliers)
en e-sigarettengebruikersorganisatie geconsulteerd? Zo nee, waarom niet? Wettelijk
gezien mogen e-sigaretten niet worden verkocht aan mensen onder de 18 jaar. Is er
door het Ministerie van VWS onderzoek uitgevoerd in hoeverre minderjarigen toch toegang
krijgen tot het product? Deelt de Staatssecretaris de verwachting dat een verbod op
smaakjes en de invoering van gestandaardiseerde verpakkingen voor e-sigaretten kan
leiden tot een toename in de grensoverschrijdende verkoop van e-sigaretten? Zo nee,
waarom niet? Zo ja, onderkent de Staatssecretaris dat een dergelijke ontwikkeling
contraproductief is?
De Staatssecretaris stelt dat op grond van de nieuwste inzichten van het Trimbos-instituut
– over onder andere schadelijkheid, aantrekkelijkheid voor jongeren en het voorzorgsprincipe
ten aanzien van e-sigaretten – de aantrekkelijkheid voor jongeren verder dient te
worden beperkt. Om deze reden stelt de Staatssecretaris dat alle smaakjes van e-sigaretten
behalve tabakssmaken verboden moeten worden. Uit de meest recente (na publicatie van
de factsheet) Trimbos-cijfers blijkt dat het aantal jongeren dat vorig jaar heeft
geëxperimenteerd met een e-sigaret met maar liefst 9 procentpunten is teruggelopen
ten opzichte van 2015 (van 34% in 2015 naar 25% in 2019). Ook blijkt van regelmatig
gebruik onder jongeren geen sprake: slechts een op de tien jongeren die de e-sigaret
gebruikt doen dit «bijna elke week of vaker». Onderschrijft de Staatssecretaris de
conclusie dat het e-sigarettengebruik onder jongeren daalt? Zo ja, waarom neemt de
Staatssecretaris dan toch het besluit om smaakjes voor e-sigaretten te verbieden?
In recent onderzoek van het RIVM wordt benadrukt dat andere smaakjes dan tabak bijdragen
aan het volledig overstappen op e-sigaretten: «The availability of different flavors
was the most attractive characteristic of e-cigarettes. Dual users and exclusive vapers
had most often used tobacco and menthol/mint flavors when they first started vaping.
Compared to dual users, exclusive vapers currently used more fruit and sweet flavors
than dual users.» Deelt de Staatssecretaris de mening dat een verbod op smaakjes in
e-sigaretten (met uitzondering van tabakssmaak) ertoe kan leiden dat e-sigarettengebruikers
zullen terugvallen op de traditionele sigaret? Zo nee, waarom niet? Zo ja, vindt de
Staatssecretaris dit een wenselijke ontwikkeling? In een recent gepubliceerde studie
van de Journal of the American Medical Association (JAMA) «Associations of Flavored
e-Cigarette Uptake With Subsequent Smoking Initiation and Cessation» wordt geconcludeerd
dat volwassenen die begonnen met het dampen van e-sigaretten zonder tabakssmaak, meer
geneigd waren te stoppen met roken dan degenen die e-sigaretten gebruikten met tabakssmaken.
Daarnaast werd geconcludeerd dat het dampen van e-sigaretten zonder tabakssmaak niet
geassocieerd werd met een toename van het aantal jeugdrokers, maar met een toename
van de kans op stoppen met roken door volwassenen. Is de Staatssecretaris bekend met
deze studie? Zo nee, is hij bereid om de resultaten uit bovengenoemde studie mee te
nemen in zijn overweging alvorens over te gaan tot een verbod op smaakjes (met uitzondering
van tabak) in e-sigaretten? Zo ja, waarom heeft de Staatssecretaris de resultaten
uit bovengenoemde studie niet meegenomen in zijn beleidsoverwegingen? Veel gezondheidsexperts,
waaronder dr. Gera Nagelhout van het Instituut voor Onderzoek naar Leefwijzen & Verslaving
(IVO Instituut), benadrukken dat juist (nontabak) smaakjes het makkelijker maken voor
rokers die willen stoppen met roken om de smaak van tabak te «ontwennen» en dat een
verbod op andere smaakjes dan tabak dus een slecht idee is. Deelt de Staatssecretaris
de mening dat het negeren van deze breed gedragen conclusie ertoe kan leiden dat het
traditionele roken in stand wordt gehouden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom is
hier geen rekening mee gehouden in het besluit om een verbod op smaakjes (anders dan
tabak) aan te kondigen? Vreest de Staatssecretaris dat wanneer e-sigarettengebruikers
zelf e-sigarettenvloeistoffen gaan vermengen met illegale substanties eenzelfde situatie
kan ontstaan zoals in de VS, met alle gezondheidsrisico’s van dien? Zo ja, waarom
is de Staatssecretaris dan voornemens om een verbod op alle smaakjes in e-sigaretten
door te voeren? Zo nee, waarom niet? Hoe zal het wetgevingstraject omtrent het voorstel
tot invoering van een smaakjesverbod eruitzien? Wordt het voorstel gereguleerd via
een AMvB of als een ministeriële regeling?
Wordt het voorstel aangemeld bij de EU op basis van de EU TRIS-procedure? Zo ja, wanneer?
Op welke wijze wordt de Kamer betrokken bij de besluitvorming?
De Staatssecretaris geeft verder in zijn brief aan dat hij een Europees geharmoniseerde
aanpak prefereert. Hoe ziet hij dit aangezien andere Europese landen de e-sigaret
juist zien als een middel om te stoppen met roken?
Het is goed dat het roken van kruidenrookproducten nu eindelijk toegevoegd wordt aan
de thematafel roken. Deze leden snappen werkelijk waar niet waarom dit niet eerder
is gebeurd. Zij willen weten waarom dit niet veel eerder gebeurd is.
Het percentage volwassenen dat rookt is al jaren aan het dalen. Het is echter zo dat
er een leeftijdscategorie buiten deze trend valt. Het zijn vooral jongeren in de leeftijdscategorie
20–24 jaar waarbij er geen sprake is van een daling. Hoe kan het dat, ondanks alle
getroffen maatregelen vooral gericht op jongeren, deze groep rokers niet daalt?
Preventief gezondheidsbeleid
In het Nationaal Preventieakkoord staat dat de invoering van standaardverpakkingen
voor e-sigaretten per 2022 zou worden overwogen. Kan de Staatssecretaris aangeven
waarom hij nu reeds over wil gaan tot het formeel vastleggen van 1 januari 2022 als
inwerkingtredingsdatum voor gestandaardiseerde verpakkingen voor e-sigaretten?
Welke informatie en/of welke overwegingen hebben de Staatssecretaris doen besluiten
om standaardverpakkingen voor e-sigaretten daadwerkelijk in te voeren en niet langer
te overwegen? Uit welke studie blijkt dat dit bewezen effectief is? Waarom refereert
de Staatssecretaris enkel aan Israël waar het gaat om de invoering van gestandaardiseerde
verpakkingen voor e-sigaretten? Kan de Staatssecretaris bevestigen dat in geen enkele
EU-lidstaat reeds standaardverpakkingen voor e-sigaretten van kracht zijn geworden?
Zo ja, waarom heeft de Staatssecretaris besloten voor de Europese troepen uit te lopen?
Minimum Unit Pricing voor alcohol – Verkenning van effectiviteit, implementatieaspecten
en scenario’s voor prijsbeleid in Nederland
De leden van de PVV-fractie willen de verwachte effecten van Minimum Unit Pricing
(MUP) weten voor de gewone Nederlanders die in het weekend een drankje doen. Deze
leden vrezen namelijk dat zij de dupe zullen worden van de maatregel en (wederom)
in hun portemonnee zullen worden getroffen. Zorgt deze maatregel ervoor dat dit drankje
(een biertje, een wijntje) duurder wordt? En zo ja, hoeveel? De Staatssecretaris geeft
aan dat producten uit het goedkopere segment duurder worden; uit de bijlage blijkt
dat alle biersoorten, ook de merkbieren, al bij een MUP van 0,35 duurder worden. Is
een kratje bier met de invoering van MUP nog betaalbaar voor de gewone hardwerkende
Nederlander? Is een kratje bier met de invoering van zowel de MUP als de beperking
van de prijsactie nog wel betaalbaar voor de gewone hardwerkende Nederlander? Kan
er na invoering van MUP nog wel een aanbieding plaatsvinden op een kratje bier? Acht
de Staatssecretaris de invoering van MUP haalbaar in Nederland? Aan welke eenheidsprijs
denkt de Staatssecretaris? Kan de Staatssecretaris een overzichtelijke tabel maken
met de eenheidsprijs per land en in euro’s? Is de Staatssecretaris voornemens om de
MUP, naast de maatregel om prijsacties met meer dan 25% korting niet langer toe te
staan, in te voeren? Is de Staatssecretaris voornemens om een accijnsverhoging op
alcoholhoudende drank op te leggen?
Rookverbod. Inspectieresultaten 2019
De leden van de PVV-fractie constateren voor het zoveelste jaar op rij dat het rookverbod
wederom niet goed nageleefd wordt in de shishalounges. Wederom is het maatregelpercentage
(40%) het hoogst bij de shishalounges. Wordt de maatregel «three strikes out» nog
opgelegd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoeveel shishalounges hebben reeds drie maatregelen
opgelegd gekregen?
Hoelang gaat het nog duren voordat ook het roken van kruidenmengsels zonder tabak
onder het rookverbod gaat vallen? Maakt het nemen van monsters de inspecties niet
onnodig ingewikkeld? Wat zijn de kosten om vast te stellen welk type product in de
waterpijpen gerookt wordt?
Sport en alcohol onlosmakelijk verbonden?
Is de Staatssecretaris van mening dat als de maatschappelijke trend is om te matigen
met het drinken van alcohol, dit niet vanzelf zal doorwerken in de sportkantine? Zo
nee, waarom niet? Is de Staatssecretaris van mening dat interventies als sociale norm
van standaard 0%, emerging norm, rolmodellen, beleidsmaatregelen en het stellen van
disruptieve vragen nodig zijn?
Is de Staatssecretaris voornemens dit op te nemen in zijn beleid? Waarom laat de Staatssecretaris
het niet over aan de inschatting van de medewerkers in de sportkantines om mensen
te laten matigen? Moet dit apart worden vastgelegd in normering/regels of kunnen de
algemene regels die gelden voor de horeca niet gewoon worden gevolgd?
Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de diverse stukken met betrekking
tot leefstijlpreventie. Deze leden hebben hier enkele vragen en opmerkingen bij.
Voortgangsbrief Nationaal Preventieakkoord
Uit onderzoek van het Trimbos-instituut blijkt dat een op de drie rokers overweegt
te stoppen door COVID-19. De Staatssecretaris geeft aan hierop in te zetten. De leden
van de CDA-fractie vragen hoe hij deze kans wil gaan verzilveren.
Het inperken van het aantal verkooppunten voor tabaksproducten is een effectieve maatregel.
De leden van de CDA-fractie hebben eerder al aangekaart dat zij in ieder geval in
steden een toename van supermarkten en avondwinkels zien en daarmee op dit gebied
een toename van deze categorie verkooppunten. In juni gaf de Staatssecretaris aan
in gesprek te zijn met supermarkten naar aanleiding van de motie van de leden Kuik
en Dik-Faber.1 Deze leden vragen wat daar uitgekomen is. Welke concrete stappen wil men zetten,
of is er geen wil wat te veranderen tenzij de politiek hen iets oplegt voor een gelijk
speelveld?
De leden van de CDA-fractie willen zo snel mogelijk stappen zetten om het aantal verkooppunten
van tabaksproducten te verminderen. Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat
hier in deze kabinetsperiode nog stappen worden gezet? Waarom stuurt de Staatssecretaris
het onderzoek over vermindering van het aantal tabaksverkooppunten pas na de zomer
naar de Kamer en niet voor de zomer, zoals eerder aangekondigd?
De Staatssecretaris schrijft in zijn brief dat hij graag alle smaakjes voor de e-sigaret
wil verbieden, met uitzondering van de tabakssmaak. De leden van de CDA-fractie vragen
wanneer de Kamer dit voorstel kan verwachten, zodat de Staatssecretaris deze maatregel
nog binnen zijn termijn kan realiseren.
De leden van de CDA-fractie vragen naar de stand van zaken van het rookvrij maken
van speeltuinen, kinderboerderijen en sportterreinen. Wordt de doelstelling uit het
Nationaal Preventieakkoord dat in 2020 alle kinderboerderijen en speeltuinen geheel
rookvrij zijn gehaald? Deze leden lezen immers dat eind 2019 nog slechts 41% van de
kinderboerderijen en 50% van de speeltuinen geheel rookvrij waren.
Uit onderzoek van Unicef is gebleken dat 70% van de kinderproducten in supermarkten
onverantwoord is.2 De meeste producten bevatten te veel suikers, energie of zout of te weinig vezels
en passen hierdoor niet binnen de Schijf van Vijf, aldus Unicef. De leden van de CDA-fractie
vragen wat de reactie van de Staatssecretaris is op dit onderzoek. Deze leden vragen
waarom producten gepresenteerd en genoemd mogen worden als kinderproduct terwijl uit
onderzoek blijkt dat het ongezond is. Aan welke voedingskundige criteria moeten producten
nu voldoen om zich te mogen presenteren als kinderproducten? Is dat de Schijf van
Vijf?
De leden van de CDA-fractie vragen wat de resultaten zijn van het gesprek dat de Staatssecretaris
zou hebben met de Reclamecodecommissie over reclame die gericht is op kinderen. Hoe
staat het met de gesprekken over kindermarketing op sociale media?
In antwoord op schriftelijke vragen van de leden Kuik, Van den Berg en Von Martels
over berichten dat mensen met overgewicht meer risico lopen bij het coronavirus geeft
de Staatssecretaris aan dat de maatregelen die in het Verenigd Koninkrijk worden genomen
geagendeerd zullen worden voor de volgende bespreking met partners van de tafel Overgewicht.3 De leden van de CDA-fractie vragen wanneer deze bespreking plaats zal vinden en wanneer
de Kamer hierover geïnformeerd zal worden. Daarnaast meldt de Staatssecretaris dat
de supermarktbranche aangeeft te streven naar een jaarlijkse consumptiegroei van Schijf
van Vijf producten, en dat zij maatregelen zoals in het Verenigd Koninkrijk voorgesteld
hierbij kan inzetten om dit doel te bereiken. Genoemde leden vragen hoe de (tussen)doelen
van de supermarkten worden gemonitord. Wordt er daadwerkelijk een jaarlijkse consumptiegroei
van Schijf van Vijf producten waargenomen? Zijn er gesprekken gevoerd met de supermarktbranche
om de maatregelen uit het Verenigd Koninkrijk over te nemen?
In dezelfde antwoorden op de schriftelijke vragen van de leden Kuik, Van den Berg
en Von Martels geeft de Staatssecretaris aan dat hij in gesprek is geweest met een
aantal wetenschappers over de relatie tussen leefstijlthema’s (waaronder voeding en
beweging) en COVID-19. De Staatssecretaris heeft hen de oproep gedaan mee te denken
over korte en lange termijn acties die zorgen voor het verbeteren van leefstijl in
het algemeen. De leden van de CDA-fractie vragen welke bevindingen en mogelijkheden
hieruit gevolgd zijn.
De Staatssecretaris schrijft dat de campagne over stoppen met roken door COVID-19
is uitgesteld. In zijn Kamerbrief van 13 juni 2019 (over voortgang uitvoering Nationaal
Preventieakkoord) schrijft de Staatssecretaris dat in deze campagne ook rookvrij opgroeien
wordt meegenomen.4 De leden van de CDA-fractie vragen wanneer deze campagne alsnog gaat lopen. Wordt
hierin nog steeds het tegengaan van roken in auto’s meegenomen, zoals beloofd door
de Staatssecretaris tijdens het plenaire debat over het preventieakkoord?
GGD GHOR verwijst naar het signalement van het Centrum voor Ethiek en Gezondheid (CEG)
waaruit blijkt dat apps en wearables belangrijk zijn bij een modern preventiebeleid,
maar dat zonder goede inbedding deze de gezondheidsverschillen kunnen vergroten.5 GGD GHOR pleit er daarom voor dat er meer geïnvesteerd moet worden in veilige en
effectieve innovatie, en dat dit goed in het publieke stelsel belegd moet worden.
De leden van de CDA-fractie vragen wat de reactie van de Staatssecretaris hierop is
en of hij deze suggesties mee kan nemen voor het (toekomstige) preventiebeleid.
Alzheimer Nederland pleitte vorig jaar voor een brede Nationale Strategie Dementie,
waarin onder andere een preventieprogramma opgenomen moet worden om de leefstijl van
mensen te verbeteren, met als doel: uitstel of risicoreductie van dementie.6 Zij constateren nu dat de bestaande mogelijkheden om de hersengezondheid te verbeteren
nog onvoldoende worden benut. De leden van de CDA-fractie vragen of de Staatssecretaris
bereid is om een landelijk preventieprogramma op te zetten gericht op verbetering
van de hersengezondheid. Ziet de Staatssecretaris daarnaast mogelijkheden om via landelijke
en regionale campagnes bevordering van de hersengezondheid door middel van leefstijlpreventie
onder de aandacht te brengen? Op welke manieren stimuleert de Staatssecretaris het
gebruik van online tools voor zelfmanagement op het gebied van leefstijlverbetering
door risicogroepen voor dementie?
Toezeggingen en onderzoeksresultaten thema’s preventie en gezonde leefstijl
Afgelopen zomer heeft de Staatssecretaris het rapport volgend uit een onderzoek naar
de invloed van de sportomgeving op normalisering van alcoholgebruik met de sportsector
besproken. De leden van de CDA-fractie vragen of de Staatssecretaris kan aangeven
welk vervolg hieraan wordt gegeven.
De leden van de CDA-fractie vragen of de Staatssecretaris kan aangeven of bij voorlichtingscampagnes
over alcohol gericht wordt op ouders, aangezien dat mogelijk een groter effect heeft
dan alleen te richten op de jongere zelf.
Verslag van een schriftelijk overleg over de integrale aanpak van lachgas
De Staatssecretaris geeft aan dat veel campagnes zijn uitgesteld. Is de Staatssecretaris
het met de leden van de CDA-fractie eens dat de schade rondom lachgasgebruik verder
doorgaat en een campagne richting jongeren juist nu nodig is? Welke goede redenen
ziet de Staatssecretaris om een campagne over de schadelijke effecten nu wel in te
zetten?
De leden van de CDA-fractie vragen wanneer het voorstel om lachgas op de opiumlijst
te zetten naar de Kamer gestuurd zal worden.
Reactie op verzoek commissie om een reactie op de petitie van het Diabetes Fonds over
«Schrap kortingen op suikerbommen»
Uit het literatuuronderzoek van het RIVM naar de effectiviteit van een verbod op prijsaanbiedingen
op suikerhoudende dranken blijkt dat er indirecte aanwijzingen zijn dat deze maatregelen
kunnen bijdragen aan het verlagen van de aankoop van suikerhoudende dranken. De Staatssecretaris
geeft aan de uitkomsten van dit rapport binnenkort met het Diabetes Fonds en met de
levensmiddelensector te gaan bespreken. De leden van de CDA-fractie vragen of dit
gesprek al heeft plaatsgevonden en zo ja wat uit dit gesprek is gekomen.
De Staatssecretaris schrijft in zijn brief van 3 september 2020 dat levensmiddelenproducenten
zelf het aanbod hebben gedaan om de via frisdranken geconsumeerde suikers terug te
dringen.7 Op basis van hun eigen cijfers liggen ze daarbij voor op schema, zo schrijft de Staatssecretaris.
De leden van de CDA-fractie vragen wat de exacte doelstellingen voor 2019 en 2020
waren. Worden deze doelstellingen ook door een onafhankelijke partij gecontroleerd?
Klopt het dat dit niet door een onafhankelijk onderzoeksinstituut zoals het RIVM kan
worden nagegaan, omdat zij van de frisdrankproducenten geen inzicht krijgen in de
verkoopcijfers van calorierijke en -arme frisdranken?
De leden van de CDA-fractie vragen of de Staatssecretaris bereid is om naast het verdere
onderzoek naar de effecten van kortingsacties in de supermarkt ook concrete stappen
te zetten om deze maatregel in te voeren.
De leden van de CDA-fractie vragen daarnaast of de Staatssecretaris bereid is om gecombineerde
leefstijlinterventies voor een bredere groep Nederlanders beschikbaar en toegankelijk
te maken in de strijd tegen overgewicht, obesitas, prediabetes en diabetes. Klopt
het dat het aantal patiënten dat de GLI via de huisarts ontvangt slechts is toegenomen
van circa 1.400 in 2019 naar 7.000 in 2020? Hoe gaat de Staatssecretaris zorgen voor
een substantiële vergroting van het aantal deelnemers aan leefstijlondersteuning?
Hoe bevordert de Staatssecretaris dat zorgverzekeraars en huisartsen actief meer patiënten
leefstijlondersteuning gaan bieden? Is de Staatssecretaris bereid om te verkennen
welke aanvullende maatregelen effectief kunnen zijn om de inzet van leefstijlpreventie
te bevorderen?
Vragen en opmerkingen van de D66-fractie
Inleiding
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van onder andere de
voortgangsbrief van het Nationaal Preventieakkoord. Hoewel deze leden de opvattingen
van de Staatssecretaris over de uitvoering van de afspraken zoals vastgelegd in het
Nationaal Preventieakkoord begrijpen, hebben zij nog enkele vragen. Vooropgesteld
zijn genoemde leden van mening dat meer inzet op preventie noodzakelijk is wil men
in Nederland iedereen de kans geven op een goede gezondheid en wil men de zorgkostenstijging
remmen.
Voortgangsbrief Nationaal Preventieakkoord
Preventie en corona
De leden van de D66-fractie delen de mening van de Staatssecretaris dat de noodzaak
tot inzet op preventie, leefstijl en gezondheidsbevordering urgenter is dan ooit.
Het coronavirus heeft laten zien dat mensen met leefstijlgerelateerde aandoeningen
aanzienlijk meer kans hebben op een ernstig beloop van COVID-19. Deze leden vinden
het begrijpelijk dat de maatregelen ter bestrijding van het virus de uitvoering van
het Nationaal Preventieakkoord belemmeren, maar toch zien zij dat er tijdens deze
pandemie ook kansen liggen. Deze leden vragen of de Staatssecretaris de mening deelt
dat het noodzaak is om juist nu vaart te maken met de uitvoering van het Nationaal
Preventieakkoord. Zo ja, hoe gebruikt de Staatssecretaris deze pandemie om versneld
de doelen te bereiken die in het Nationaal Preventieakkoord staan? Welke extra stappen
worden er vanuit de rijksoverheid ondernomen? Welke elementen van het Britse voorbeeld
in de strijd tegen obesitas neemt de Staatssecretaris over?8
De leden van de D66-fractie constateren dat de maatregelen ter bestrijding van het
coronavirus, zoals thuiswerken en verminderd gebruik van de horeca, effect hebben
op onze leefstijl. Welke onderzoeken worden er nu gedaan naar de effecten van deze
maatregelen op bijvoorbeeld voedingspatroon, roken of alcoholconsumptie? Welke kansen
of juist uitdagingen liggen hier de komende periode en welk effect hebben de maatregelen
op de doelen in het Nationaal Preventieakkoord? Hoe anticipeert de Staatssecretaris
hierop?
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat de infrastructuur en de positie van
de gemeentelijke gezondheidsdiensten (GGD’en) een niet te missen rol spelen in preventie
en de gezondheidsbevordering van Nederlanders. Deze leden bemerken dat de GGD’en niet
genoemd worden in de voortgangsbrief van de Staatssecretaris. De GGD’en zijn tijdens
deze pandemie veel tijd kwijt met het opschalen van de testcapaciteit en het bron-
en contactonderzoek. Is dit van invloed op de capaciteit die er is bij de GGD’en voor
gezondheidsbevordering? Zo ja, in welke mate? Is de Staatssecretaris het met deze
leden eens dat de infrastructuur van de GGD’en gebruikt kan worden om gezondheidsbevordering
verder te stimuleren, zeker als preventie een grotere rol krijgt in ons zorgstelsel?
Zo ja, hebben de GGD’en ook daadwerkelijk een grotere rol gekregen na het starten
van het preventieakkoord en is dit gepaard gegaan met extra financiële middelen voor
de GGD’en?
De leden van de D66-fractie zijn verheugd om te lezen dat de Staatssecretaris samen
met de Minister voor Medische Zorg gesprekken voert met onder andere (ex-)sporters
over het pamflet: «Bewegen is het nieuwe normaal». Is de Staatssecretaris bereid een
aparte voortgangsbrief te sturen naar de Kamer over het verloop van deze gesprekken
en de acties die hieruit voortkomen?
De leden van de D66-fractie willen daarnaast nog aandacht schenken aan preventie ten
behoeve van de mentale gezondheid, zeker ten tijde van de coronacrisis. Tijdens het
algemeen overleg van 8 juni meldde de Staatssecretaris dat hij in zijn visiestuk over
de geestelijke gezondheidszorg in het najaar terugkomt op het onderwerp «preventie
in de ggz».9 Neemt de Staatssecretaris in zijn visiestuk de recente signalen mee dat jongeren
tijdens deze coronacrisis steeds somberder worden en dat juist daarom het mentaal
weerbaar maken van Nederlanders van belang is?
Deelakkoord roken
De leden van de D66-fractie zijn verheugd met het enthousiasme waarmee trajecten binnen
het Nationaal Preventieakkoord gestart zijn. Deze leden constateren wel dat er binnen
de deelakkoorden nog veel stappen nodig zijn, te starten met het deelakkoord roken.
Kan de Staatssecretaris toelichten wat de belangrijkste redenen zijn voor ziekenhuizen
om niet sneller rookvrij te worden dan de ambitie van 2025?
De leden van de D66-fractie onderschrijven het belang van de doelen ter realisatie
van een rookvrije generatie in 2040. De Staatssecretaris gaf in zijn brief aan dat
er gesprekken zijn gevoerd met supermarkten en tankstations over de mogelijkheden
ter reductie van het aantal verkooppunten. Deze leden vragen of de Staatssecretaris
de voortgang van deze gesprekken – samen met het onderzoek naar de vermindering van
verkooppunten – met de Kamer wil delen. Klopt het dat bij het verbod op de verkoop
op mentholsigaretten er een mogelijkheid is dit te omzeilen door menthol-cigarillo’s
te verkopen? Vindt de Staatssecretaris het wenselijk om deze producten ook te verbieden
omdat deze vergelijkbaar zijn met de mentholsigaretten? En zo ja, op welke termijn?
De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat er in televisieseries van Netflix
nog wel sprake is van product placement van tabaksmerken ondanks dat er volgens de
(Europese) wet een reclameverbod geldt voor tabaksproducten. Zo is in de Deense televisieserie
«Rita» geregeld het sigarettenmerk Marlboro zichtbaar. Hoe is het mogelijk dat zulke
reclame-uitingen nog wel worden gedaan? Houdt het Commissariaat voor de Media toezicht
bij streamingsdiensten zoals Netflix? Zo ja, wordt er dan ook toezicht gehouden op
het duidelijk vermelden van productplaatsing bij aanvang van een programma? Welke
additionele maatregelen kan de Staatssecretaris nemen om deze reclame-uitingen aan
te pakken?
Deelakkoord overgewicht
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat een gezonde kantine op school, op
het werk en bij de sportvereniging aanzienlijk kan bijdragen omdat mensen een aanzienlijk
deel van hun tijd hier doorbrengen. Deze leden merken op dat de transformatie naar
gezonde kantines achterloopt op de gestelde ambities. Wat is de voornaamste reden
voor cateraars om minder snel op te schalen naar een gezond aanbod in de kantine?
Wat doet de Staatssecretaris om deze cateraars te wijzen op het feit dat een gezond
aanbod financieel net zoveel opbrengt als een ongezond aanbod?10 Is inmiddels bekend hoeveel ziekenhuizen in 2018 en 2019 een gezond voedingsaanbod
hadden?
De leden van de D66-fractie lezen in de evaluatie van het Schoolfruit- en groenteprogramma
2019–2020 dat 99% van de scholen deelname als positief ervaart.11 Deze leden lezen dat deelname ervoor kan zorgen dat het programma gezond eten stimuleert.
Genoemde leden constateren wel dat afgelopen jaar ongeveer 180 scholen zijn uitgeloot
voor deelname. Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris om de scholen die uitloten
voor het schooljaar 2020–2021 tegemoet te komen? Kinderen van ouders met een lage
sociaaleconomische status eten over het algemeen minder groente en fruit. In hoeverre
slaagt het programma erin om juist die kinderen te benaderen?
De leden van de D66-fractie zijn verheugd in de voortgangsbrief te lezen dat het Raamplan
artsenopleiding 2020 meer aandacht schenkt aan de rol van leefstijl en preventie op
gezondheid, kwaliteit van leven en het voorkomen van onnodige zorg. Kan de Staatssecretaris
daarnaast in een overzicht weergeven of leefstijl – inclusief voeding – onderdeel
is van de competenties die nodig zijn om af te studeren in de opleidingen fysiotherapie,
hbo-verpleegkunde, mbo-verpleegkunde, mbo-sport en bewegen en hbo-sportkunde? De Staatssecretaris
geeft – in zijn brief over preventie in het zorgstelsel12 – aan kansen te zien in de aanstelling van praktijkondersteuners huisarts (POH’ers)
in de opleiding tot lifestylecoach. POH’ers hebben een breed netwerk en kunnen als
gecombineerde leefstijlinterventie-aanbieders zeer effectief zijn. Wat zijn de mogelijkheden
voor studenten aan de opleidingen mbo-sport en bewegen en hbo-sportkunde om af te
studeren als leefstijlcoach? Deze leden constateren namelijk dat het potentieel van
de GLI – met 3,5 miljoen Nederlanders – nog altijd het huidige aanbod – van 7.000
trajecten – overstijgt.
De leden van de D66-fractie zijn het met de Staatssecretaris eens dat kinderen in
bepaalde mate nog steeds in aanraking komen met reclame van, volgens de Schijf van
Vijf, ongezonde voedingsmiddelen. Sociale media spelen hier een aanzienlijke rol in
omdat de reclamecode door sociale media kan worden omzeild. Wanneer is het aangekondigde
verdiepend onderzoek hierover klaar? Met welke partijen is de Staatssecretaris hierover
in gesprek en wanneer verwacht de Staatssecretaris met concrete maatregelen te komen?
De leden van de D66-fractie zien dat er belangrijke stappen worden gezet in productinformatie,
zoals de Nutri-Score, en productverbetering. Deze leden vragen de Staatssecretaris
wanneer hij een eerste conclusie kan geven van de internetconsultatie betreffende
productverbetering naar aanleiding van de motie van de leden Dik-Faber en Diertens.13 Deze leden merken wel op dat aanbiedingen en de verleiding in de supermarkten nog
een groot punt van aandacht zijn. Wat is de reactie van de Staatssecretaris op het
onderzoek van Unicef «De verleiding naar (on)gezond» waarin onder andere wordt gesteld
dat bij een kwart van de producten in de supermarkten kindermarketing wordt gebruikt?14 Is dit rapport aanleiding voor de Staatssecretaris om de doelen in het preventieakkoord
bij te stellen of gerichtere maatregelen te nemen? Heeft de Staatssecretaris dit rapport
besproken met de supermarkten en wordt daarbij ook gekeken naar de rol van volwassenen
omdat nog altijd 80% van de aanbiedingen in supermarkten gericht zijn op ongezonde
voeding?
De leden van de D66-fractie zijn het eens met de stelling van de Staatssecretaris
– in zijn brief van 3 september 202015 – dat een verhoging van de verbruiksbelasting op frisdrank onderdeel kan zijn van
een integrale aanpak om het aantal gevallen van overgewicht te verminderen, dat er
in het Verenigd Koninkrijk een mogelijk substitutie-effect naar gezondere alternatieven
zichtbaar is en dat in datzelfde land duidelijk sprake is van suikerreductie ten gevolge
van de belastingmaatregel. Kan de Staatssecretaris nader uitleggen waarom hij de afspraken
in het Nationaal Preventieakkoord wil laten prevaleren boven het invoeren van de belastingmaatregel
zoals die van toepassing is in het Verenigd Koninkrijk? Het rapport van het RIVM stelt
dat in de aanloopfase naar de invoering van de suikertaks, die twee jaar duurde, fabrikanten
het totaal aantal toegevoegde suikers in de suikerhoudende dranken hebben verminderd
met gemiddeld 28,2%-34%.16 Verwacht de Staatssecretaris dat de afspraken die zijn gemaakt met de frisdrankindustrie
(FWS) – 30% reductie in 2025 – sneller of minder snel zullen leiden tot een suikerreductie
in frisdranken dan het invoeren van een belastingmaatregel? Waar is deze verwachting
op gebaseerd? Kan de Staatssecretaris reflecteren op het artikel van Follow the Money
waarin wordt gesteld dat de lobby van het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL)
de reden was in 2018 om een verhoogde verbruiksbelasting op frisdrank niet in het
Nationaal Preventieakkoord op te nemen?17
Evaluatie en vervolg van Actieplan Etikettering van Levensmiddelen 2016
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat sjoemelbrood en lokingrediënten misleidend
zijn voor de consument en hebben hier de afgelopen jaren meermaals aandacht voor gevraagd.
Het is immers belangrijk dat een consument kan zien wat een gezonde keuze is, zonder
dat deze wordt misleid door een verpakking. Deze leden veronderstellen dat het tijd
is dat met wetgeving duidelijkheid gegeven wordt aan consumenten, zodat heldere en
eerlijke etikettering de norm wordt. Genoemde leden hebben nogmaals met interesse
kennisgenomen van de brief van 18 december 2019. In deze brief lezen de leden van
de D66-fractie dat in de afgelopen jaren de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
(NVWA) binnen enkele projecten misleidende etikettering heeft aangepakt. Kunnen de
Minister en de Staatssecretaris bevestigen dat het tegengaan van misleiding op etiketten
voldoende aandacht krijgt, om op structurele en korte termijn verbeteringen voor consumenten
te realiseren? Deze leden lezen bovendien dat wordt onderzocht hoe het gebruik van
zogenoemde «lok-ingrediënten» kan worden tegengegaan. Kan de Minister aangeven wat
de status is van dit onderzoek en eventuele daaruit volgende acties? Hoe staat het
met het onderzoek naar misleidende termen en afbeeldingen op de voorkant van verpakkingen?
Wat is de status van de gerichte projecten met betrekking tot (misleidende) etikettering
en voedings- en gezondheidsclaims?
Toezeggingen en onderzoeksresultaten thema’s preventie en gezonde leefstijl
De leden van de D66-fractie hebben enkele vragen over de preventie van gehoorschade.
Op dit moment vinden er nagenoeg geen grote evenementen plaats en zijn discotheken
gesloten. Hiermee lijkt het thema van preventie van gehoorschade wellicht minder actueel,
maar toch een enkele vraag. Het is spijtig dat de rapportage van VeiligheidNL meldt
dat het niet mogelijk was om de voortgang in 2019 op het gebied van overschrijding
van maximumgeluidsnormen te beoordelen. Toch vragen deze leden of de Staatssecretaris
reeds resultaten heeft van het onderzoek dat zich richt op de vraag hoe wetgeving
op het gebied van maximumgeluidsnormen er in Nederland uit zou kunnen zien. Zo ja,
kan de Staatssecretaris de resultaten de Kamer doen toekomen? Zo nee, wanneer exact
verwacht de Staatssecretaris deze resultaten?
Stand van zaken Preventie in het zorgstelsel en de gecombineerde leefstijl interventie
bij overgewicht
De leden van de D66-fractie vinden het positief dat de Staatssecretaris in zijn brief
van 7 juli 2020 stelt dat het aantal GLI-deelnemers – ondanks het coronavirus – sterk
gestegen is.18 Tijdens het algemeen overleg over leefstijlpreventie van 12 december 2019 hebben
deze leden aandacht gevraagd voor de capaciteit van en doorverwijzingen naar de GLI.19 Het coronavirus heeft echter een grote impact op de leefstijl van mensen. Wat zijn
de verwachtingen van de Staatssecretaris ten aanzien van het aantal GLI-deelnemers
na corona, en kunnen aanbieders voldoen aan deze mogelijke toename in vraag? Wat gaat
de Staatssecretaris additioneel doen om wachttijden tegen te gaan?
Vragen en opmerkingen van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de Voortgangsrapportage
Nationaal Preventieakkoord 2019 en de begeleidende brief van de Staatssecretaris.
In de brief schrijft de Staatssecretaris dat, zelfs als de maatregelen in het Nationaal
Preventieakkoord allemaal uitgevoerd worden, de in het akkoord vastgestelde ambities
waarschijnlijk niet gehaald gaan worden. Het gegeven dat de Staatssecretaris dit concludeert,
slechts één jaar nadat het Nationaal Preventieakkoord is getekend en 20 jaar voor
de deadline van de beoogde ambities, maakt evident dat de in het akkoord overeengekomen
maatregelen tekortschieten.
Tekortkomingen in het Nationaal Preventieakkoord door lobby invloeden
De leden van de GroenLinks-fractie zijn van mening dat de tekortkomingen in het Nationaal
Preventieakkoord het resultaat zijn van de belangenbehartiging van onder andere de
levensmiddelenindustrie en vertegenwoordigers van het grote bedrijfsleven. Genoemde
leden wijzen op de journalistieke publicaties van Follow the Money waaruit blijkt
dat de wetenschappelijk bewezen effectieve maatregel van een suikertaks op frisdrank
uit het Nationaal Preventieakkoord is gehouden vanwege de lobby van het grote bedrijfsleven.20 Deze leden maken zich zorgen over de aanhoudende invloed van de (groot)industrie
op implementatie van het Nationaal Preventieakkoord en eventuele aanvullende maatregelen.
Hoe kijkt de Staatssecretaris zelf terug op de onderhandeling van het Nationaal Preventieakkoord
en de rol van de levensmiddelenindustrie, de tabakslobby, horeca, VNO-NCW, MKB-Nederland
en de supermarktbranche? Deelt de Staatssecretaris de opvatting van de leden van de
GroenLinks-fractie dat het feit dat de ambities in het Nationaal Preventieakkoord
waarschijnlijk niet gehaald gaan worden in 2040 grotendeels veroorzaakt is door lobby
inspanningen van voornoemde industrieën en organisaties? In zijn brief geeft de Staatssecretaris
aan de komende maanden het RIVM en experts te laten onderzoeken welke nu onderbelichte
maatregelen genomen kunnen worden ter bijdrage aan de ambities van het Nationaal Preventieakkoord.
Genoemde leden delen de opvatting van de Staatssecretaris dat aanvullende maatregelen
hard nodig zijn voor het bereiken van de ambities. Zou de Staatssecretaris al een
toelichting kunnen geven of de maatregelen die overwogen zullen worden alleen maatregelen
zijn die binnen de kaders van het Nationaal Preventieakkoord passen, of dat dit ook
maatregelen zullen zijn die meer slagkracht hebben dan de maatregelen die reeds voorzien
zijn in het Nationaal Preventieakkoord? Verder vragen deze leden of de Staatssecretaris
meer kan toelichten over het soort maatregelen dat overwogen zal worden.
Invloed van COVID-19
De Staatssecretaris geeft te kennen dat door COVID-19 verschillende acties uit het
Nationaal Preventieakkoord en de ondertekening van sommige lokale en regionale preventieakkoorden
zijn uitgesteld. Daarbij erkent de Staatssecretaris het gevaar dat het Nationaal Preventieakkoord
naar de achtergrond verdwijnt. Kan de Staatssecretaris inzicht geven in wanneer uitgestelde
acties gestart zullen worden?
Deelakkoord roken
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met genoegen vernomen dat de Staatssecretaris
maatregelen heeft genomen om het roken van tabak te ontmoedigen. Echter, recentelijk
heeft Follow the Money aangetoond dat hoewel de tabakslobby officieel was uitgesloten
van de onderhandelingen van het Nationaal Preventieakkoord, deze via VNO-NCW, MKB-Nederland,
het Centraal Bureau Levensmiddelen en de VVD wel degelijk invloed heeft uitgeoefend
en een aantal belangrijke maatregelen in dit deelakkoord heeft verzwakt of vertraagd.21 Erkent de Staatssecretaris dat de tabakslobby invloed heeft gehad op de onderhandelingen
van het Nationaal Preventieakkoord? Kan de Staatssecretaris toelichten wat deze invloed
is geweest? Genoemde leden willen ten sterkste benadrukken dat de verdere implementatie
van de maatregelen in dit deelakkoord, alsmede de opstelling van eventuele aanvullende
maatregelen, op elke manier gevrijwaard moeten zijn van de invloed van de tabakslobby.
Kan de Staatssecretaris aangeven hoe hij deze vrijwaring gaat bewerkstelligen? Verder
zetten genoemde leden vraagtekens bij het voornemen van de Staatssecretaris om het
verder verhogen van accijnzen op tabakssigaretten uit te stellen. Zo stelt de Staatssecretaris
te wachten met verdere ophoging van de accijnzen op tabakssigaretten tot de evaluatie
in maart 2021 opgeleverd is. Dit terwijl de Staatssecretaris ook stelt dat het verhogen
van tabaksaccijnzen effectief is in het tegengaan van tabaksverslaving. Waarom besluit
de Staatssecretaris de evaluatie af te wachten alvorens verdere tabaksaccijnzen door
te voeren? Ook stelt de Staatssecretaris het logisch te vinden verbruiksbelasting
te gaan heffen op vloeistoffen voor e-sigaretten, maar de beslissing over de daadwerkelijke
invoering hiervan wel over te laten aan het volgende kabinet. Als de Staatssecretaris
dit een logische stap vindt wat weerhoudt hem er dan van om deze verbruiksbelasting
tijdens zijn ambtsperiode in te voeren? Tot slot vragen deze leden in hoeverre gebruikers
van e-sigaretten deze gebruiken ter vervanging van de reguliere tabakssigaret.
Deelakkoord overgewicht
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met bezorgdheid geconstateerd dat de maatregelen
in dit deelakkoord niet sterk genoeg zijn en dat te veel wordt overgelaten aan de
levensmiddelenindustrie en de supermarktbranche. Zo is de ambitie om voor 2025 het
aantal calorieën in frisdrank met 30% verminderd te hebben afhankelijk van de «goodwill»
van de frisdrankproducenten zelf, en wordt er zelfs voor de monitoring van deze maatregel
volledig vertrouwd op cijfers van de Nederlandse vereniging voor Frisdranken, Waters
en Sappen (FWS). Hoewel de FWS stelt het doel van de caloriereductie van 25% al in
2019 behaald te hebben, is onduidelijk hoe dit berekend is. Kan de Staatssecretaris
inzicht verschaffen hoe de claim van FWS dat de caloriereductie in frisdranken al
in 2019 met 25% gedaald was tot stand is gekomen? Acht de Staatssecretaris deze bewering
betrouwbaar? Heeft de Staatssecretaris vertrouwen in de inspanningen van de frisdrankindustrie
om zichzelf te reguleren en te monitoren, opdat er in 2025 een caloriereductie van
30% heeft plaatsgevonden? Deelt de Staatssecretaris de opvatting van deze leden dat
het onwenselijk is dat een significant deel van de maatregelen in het Nationaal Preventieakkoord
door de industrieën zelf gereguleerd en gemonitord wordt? Zo nee, waarom niet? Zo
ja, welke maatregelen is de Staatssecretaris van plan te nemen om ervoor te zorgen
dat alle maatregelen in het Nationaal Preventieakkoord uitgevoerd en op een objectieve
manier, vrij van lobby-belangen, geëvalueerd zullen worden? Genoemde leden willen
verder het belang van de invoering van een suikertaks op frisdranken voor het tegengaan
van overgewicht benadrukken. De leden van de GroenLinks-fractie hebben met ongenoegen
kennisgenomen van een recente publicatiereeks van Follow the Money, waarin wordt aangetoond
hoe de frisdrankindustrie en de voedingsmiddelenindustrie de suikertaks uit het Nationaal
Preventieakkoord gehouden hebben.22 Zo toont Follow the Money aan dat het Centraal Bureau Levensmiddelen de Staatssecretaris
het volgende heeft laten weten: «Belastingmaatregelen en andere wettelijke interventies
in het Akkoord of erna, kunnen een ontbindende werking hebben voor Akkoordpartijen».23 Kan de Staatssecretaris toelichten in hoeverre dergelijke industriële belangen invloed
hebben gehad op de afwezigheid van de suikertaks in het Nationaal Preventieakkoord?
Deelt de Staatssecretaris de opvatting van deze leden dat de suikertaks significant
kan bijdragen aan het behalen van de ambities van het Deelakkoord overgewicht? Zo
ja, ziet de Staatssecretaris mogelijkheden de suikertaks alsnog in te voeren? Zo nee,
waarom deelt de Staatssecretaris deze opvatting niet? Naast het onderzoeken van de
suikertaks, schrijft de Staatssecretaris ook het idee te onderzoeken van een verbod
op aanbiedingen voor suikerhoudende producten en dit idee met de levensmiddelensector
te gaan bespreken. Zou de Staatssecretaris kunnen toelichten hoe de concrete uitvoering
van het verbod op suikerhoudende producten eruit kan gaan zien? Is de Staatssecretaris
bereid deze maatregel te implementeren? De Staatssecretaris geeft te kennen stappen
te verkennen om reclame gericht op kinderen over ongezonde producten te beperken.
Genoemde leden vinden dit een belangrijk onderwerp. Een recent Unicef-rapport onderzocht
800 kinderproducten in Nederlandse supermarkten, en concludeerde dat slechts 25% hiervan
voldoet aan de Schijf van Vijf.24 In de categorie kinderdranken voldoet slechts 7,5% aan de Schijf van Vijf. Zou de
Staatssecretaris kunnen toelichten welke extra stappen er verkend worden om reclame
gericht op kinderen over ongezonde producten te verminderen en reclame gericht op
gezonde producten te vergroten? Met welke partijen is de Staatssecretaris hierover
in gesprek? Hoe zorgt de Staatssecretaris ervoor dat de supermarktbranchelobby en
de levensmiddelenindustrie effectieve maatregelen op dit gebied niet zullen tegenhouden?
Deelakkoord problematisch alcoholgebruik
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met genoegen waargenomen dat er verschillende
acties zijn uitgevoerd om het bewustzijn omtrent alcoholgebruik te vergroten. Daarbij
willen deze leden benadrukken dat ook de inzet van meer jeugdartsen, bijvoorbeeld
op scholen, om jongeren bewust te maken van de gevaren van problematisch alcoholgebruik
uitkomst kunnen bieden. Is de Staatssecretaris bereid te onderzoeken hoe deze maatregel
geïmplementeerd zou kunnen worden?
Leefstijlinterventies ernstige ziekten
Leefstijlinterventies kunnen ernstige ziekten remmen of zelfs genezen. Zo is het bijvoorbeeld
bekend uit een studie van het Leids Universitair Medisch Centrum, TNO en VGZ dat regelmatig
bewegen en gezond eten mogelijk 1,1 miljoen mensen in Nederland kan genezen van diabetes
type 2.25 De leden van de GroenLinks-fractie vinden daarom dat dergelijke leefstijlinterventies
toegepast moeten worden. Staat de Staatssecretaris ervoor open dergelijke leefstijlinterventies
verder te verkennen en daar waar relevant te implementeren?
Verlaging leeftijd bevolkingsonderzoek darmkanker
Bevolkingsonderzoek naar ernstige ziekten vormt een belangrijk onderdeel van preventief
gezondheidsbeleid. De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen
van de petitie van Actiegroep «Red 1.000 levens» met betrekking tot de verlaging van
de leeftijd van bevolkingsonderzoek naar darmkanker, welke op 8 september 2020 is
aangeboden aan de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport.26 De petitie pleit ervoor om de leeftijd waarop bevolkingsonderzoek gedaan wordt naar
darmkanker te verlagen van 55 naar 50 jaar, waarmee meer gevallen van darmkanker tijdig
gediagnosticeerd kunnen worden en jaarlijks honderden levens gered kunnen worden.
Gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek stellen Europese richtlijnen dat het medisch
aan te raden is om vanaf 50 jaar de bevolking te testen op darmonderzoek.27 Deze leden vragen waarom Nederland hiervan afwijkt. In een antwoord op een Kamervraag
van het lid Hermans naar dit onderwerp heeft de Staatssecretaris aangegeven bij de
integrale evaluatie naar darmkankeronderzoek in 2021 te kijken naar het verlagen van
de leeftijdsgrens.28 De Staatssecretaris heeft daarbij aangegeven te willen kijken of de voordelen «van
geredde levens ook opwegen tegen de nadelen van overbodig vervolgonderzoek en behandeling».
Aangezien er al overtuigend wetenschappelijk onderzoek is dat 50 jaar een medisch
verstandige leeftijd is om te starten met testen op darmkanker, vragen deze leden
of de Staatssecretaris kan toelichten waarom er gewacht moet worden op de integrale
evaluatie naar darmkankeronderzoek voordat de leeftijdsverlaging ingevoerd kan worden.
Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden deze maatregel nog tijdens de huidige kabinetsperiode
te implementeren?
Vragen en opmerkingen van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de verschillende
stukken behorende bij het schriftelijk overleg. Deze leden hebben naar aanleiding
hiervan de onderstaande opmerkingen en vragen.
Voortgangsrapportage Nationaal Preventieakkoord 2019
Het Nationaal Preventieakkoord is inmiddels twee jaar oud. Het is goed om te zien
dat op de drie thema’s (problematisch alcoholgebruik, roken en overgewicht) inmiddels
verschillende acties lopen, in voorbereiding zijn of zelfs al zijn afgerond. Aangegeven
wordt dat het niet voor alle doelstellingen en afspraken bekend is wanneer deze uitgevoerd
worden, door wie en wat de opbrengst moet zijn. De leden van de SP-fractie vinden
het belangrijk dat doelstellingen en afspraken zo SMART mogelijk geformuleerd worden.
Is het de bedoeling om dit alsnog op te pakken?
Verschillende activiteiten uit het Nationaal Preventieakkoord hebben door de coronacrisis
vertraging opgelopen. Graag krijgen de leden van de SP-fractie hier een overzicht
van. Daarnaast vragen genoemde leden of de coronacrisis nog tot nieuwe of bijgestuurde
activiteiten of doelen uit het Nationaal Preventieakkoord heeft geleid. Dit met name
aangezien onderliggende klachten, die mede samen kunnen hangen met de in het preventieakkoord
benoemde thema’s, mogelijk invloed hebben gehad op de (ernst van de) besmettingen.
Bepaalde acties binnen alle drie de thema’s van het Nationaal Preventieakkoord zijn/waren
specifiek gericht op mensen met een lagere sociaaleconomische status. Graag ontvangen
de leden van de SP-fractie een specifieke toelichting op de voortgang van realisatie
van de doelstellingen binnen deze specifieke doelgroep.
Als men iets van de coronacrisis heeft geleerd is het wel het belang van een goede
GGD. De jarenlange bezuinigingen op de GGD hebben duidelijk hun tol geëist. De leden
van de SP-fractie vragen om een nadere beschrijving van de plannen rondom de toekomst
van de GGD’en.
Roken
Nog altijd sterven in Nederland ieder jaar meer dan 20.000 mensen aan de gevolgen
van (mee)roken, waarvan het bij 10.000 mensen om longkanker gaat. Tegelijkertijd starten
er iedere dag 75 kinderen met roken. Als zij blijven roken, is de kans meer dan 50%
dat zij aan de gevolgen daarvan zullen komen te overlijden. Het Nationaal Preventieakkoord
heeft als ambitie een rookvrije generatie in 2040 te bereiken. De leden van de SP-fractie
steunen de doelstelling om te komen tot een rookvrije generatie dan ook volledig.
De leden van de SP-fractie lezen dat 21,7% van de volwassenen rookt, dat 8% van de
jongeren de afgelopen maand rookte en 7,4% van de zwangere vrouwen op enig moment
tijdens de zwangerschap rookte. Een daling voor alle drie de doelgroepen. Tegelijkertijd
lezen deze leden dat het aantal jongvolwassen rokers de afgelopen vijf jaar niet gedaald
is en dat 31 procent van de groep 20- tot 24-jarigen rookt. Dit terwijl het totaal
aantal volwassen rokers wel daalde van 26 naar 22 procent.29 Waarom blijft de groep rokers in deze leeftijdscategorie onverminderd groot, zo vragen
de leden van de SP-fractie. En hoe kan extra ingezet worden op het verlagen van dit
percentage bij deze doelgroep?
Met betrekking tot een aantal doelstellingen uit het Nationaal Preventieakkoord hebben
de leden van de SP-fractie nog wel hun twijfels of deze gerealiseerd worden als op
deze weg doorgegaan wordt. Zo is het aantal rookvrije terreinen van kinderboerderijen
in 2019 41% terwijl dit in 2020 100% moet zijn; is het aantal rookvrije speeltuinen
in 2019 50% terwijl dat in 2020 100% moet zijn, en is het aantal rookvrije kinderopvanglocaties
in 2019 75% terwijl dat in 2020 100% moet zijn. Genoemde leden begrijpen dat pas in
een volgende voortgangsrapportage geconcludeerd kan worden of de doelstellingen gerealiseerd
zijn. Wel vragen deze leden of er het voornemen is om wettelijke maatregelen te nemen
indien de doelstellingen niet volgens plan worden gerealiseerd. Wat is in dat kader
de reactie op het bericht dat een kwart van de gemeenten niets doet met een rookvrije
omgeving voor kinderen?30 Aangegeven wordt in het artikel dat slechts één op de vijf gemeenten structureel
uren en geld beschikbaar heeft voor de uitvoering van plannen om een rookvrije omgeving
te maken. Wordt dit aantal herkend? En zo ja, is er het voornemen om dit percentage
flink te verhogen? De leden van de SP-fractie vragen of er bereidheid bestaat om hiervoor
extra budget beschikbaar te stellen.
De leden van de SP-fractie vinden het zeer positief dat stoppen-met-rokenzorg sinds
begin 2020 onder de verzekerde zorg valt. Aangegeven wordt dat het nog niet duidelijk
is hoeveel mensen hier sinds begin 2020 daadwerkelijk gebruik van hebben gemaakt.
Wanneer zal dit wel bekend zijn? Daarnaast vragen genoemde leden naar het aanbod van
een dergelijke ondersteuning. Is er voldoende kwalitatief goede ondersteuning beschikbaar
om te voldoen aan de behoefte? De leden van de SP-fractie lezen dat ook niet in het
kwaliteitsregister geregistreerde behandelaars een vergoeding krijgen voor het voeren
van motiverende gesprekken, het geven van stopadvies of doorverwijzing. In hoeverre
wordt dit wenselijk geacht, zo vragen deze leden. Is er zicht op de kwaliteit van
de door hen geboden zorg en ondersteuning? Een daling van het aantal in het kwaliteitsregister
opgenomen zorgverleners klinkt voor de leden van de SP-fractie als een onwenselijke
ontwikkeling. Graag ontvangen zij dan ook een reactie op deze ontwikkeling.
Aangezien roken zeer schadelijk en zelfs dodelijk is, lijkt het de leden van de SP-fractie
niet meer dan logisch dat er vol ingezet wordt op een rookvrije zorg. Het verbaast
deze leden dan ook dat in de voortgangsrapportage aangegeven wordt dat vertegenwoordigers
van alle zorgaanbieders zich (op 31 mei 2019) niet volgens planning hebben uitgesproken
op dit thema. Kan aangegeven worden waarom dit niet is gebeurd en wat de ontwikkelingen
op dit thema sindsdien zijn? Sommige doelstellingen, zoals de rookvrije ggz-instellingen
of bedrijfsartsen die roken meenemen in hun contacten, behoeven nog een flinke inzet
de komende jaren. Bij welke ontwikkeling zal besloten worden dat extra inzet nodig
is?
Als het gaat om rookvrije bedrijven is het de doelstelling dat tenminste 10 van de
top 100 grootste bedrijven in Nederland in 2020 op weg is naar een rookvrije generatie.
Een streven dat in eerste instantie goed klinkt, maar aangezien al bij de start van
het akkoord dit aantal gehaald was kan men zich afvragen hoe positief dit is of dat
er wellicht sprake is van gebrek aan ambitie. Wat zijn de vervolgdoelen op dit onderwerp?
De leden van de SP-fractie vinden het een zeer positieve ontwikkeling dat inmiddels
16 van de 20 grootste institutionele beleggers in Nederland gestopt zijn met investeren
in de tabaksindustrie. Genoemde leden hopen dan ook van harte dat dit er op korte
termijn 20 van de 20 zijn. Per wanneer wordt dit gerealiseerd?
De leden van de SP-fractie vragen ook om een reactie op het artikel «VVD en tabakssector
remmen rookakkoord».31 Klopt het dat de tabakslobby invloed had op de inhoud van het rookakkoord? Klopt
het vervolgens dat door deze lobby de beoogde prijsverhoging van een pakje sigaretten
gestaakt werd en/of dat «gemakswinkels» hun sigaretten niet langer uit het zicht moeten
hebben? Indien dit correct is, wat zijn de gevolgen hiervan voor het (kunnen) behalen
van de geformuleerde doelstellingen in het Nationaal Preventieakkoord? Klopt het verder
dat de evaluatie van de tabaksaccijnsverhoging van april 2020 op het laatste moment
in het preventieakkoord is beland door toedoen van de tabakslobby? Is het niet zo
dat uit internationaal onderzoek echter al lang bekend is dat accijnsverhoging een
van de meest effectieve middelen is om roken te ontmoedigen? Wat is dan ook precies
de reden dat dit onderzoek in het preventieakkoord is opgenomen en de resultaten worden
afgewacht? Hoe kijkt de Staatssecretaris hier tegenaan? Daarnaast vragen deze leden
of het klopt dat brancheorganisaties als VNO-NCW, MKB-Nederland, en supermarktbelangenbehartiger
CBL herhaaldelijk aanklopten bij diverse ministeries en deze voorzagen van een zogenoemd
«brievenbombardement». Klopt het daarbij dat dit vaker gebeurde in reactie op vertrouwelijke
conceptversies van het akkoord, die zij officieel niet in handen hadden? Graag ontvangen
deze leden een uitgebreide reactie. Als er ook maar iets waar is van het bovenstaande,
hoe verhoudt dat zich dan met de internationale afspraken uit de Framework Convention
on Tobacco Control (FCTC), zo vragen de leden van de SP-fractie.Het lid Van Gerven
heeft in januari Kamervragen gesteld over menthol-inlegkaarten, waarmee het verbod
op menthol in sigaretten en shag kan worden omzeild.32 In de beantwoording van deze schriftelijke vragen werd aangegeven dat het voornemen
was een inventarisatie uit te laten voeren naar de aard en omvang van dergelijke accessoires
die de aantrekkelijkheid van roken kunnen vergroten. Wat is de stand van zaken op
dit moment met betrekking tot deze inventarisatie? Worden hierin naast accessoires
ook andere omzeilingstactieken van het mentholverbod meegenomen, zoals menthol-cigarillo’s?
Tevens heeft het lid Van Gerven schriftelijke vragen gesteld naar aanleiding van het
bericht «Goedkope sigaretten nog volop verkrijgbaar».33 In de beantwoording wordt aangegeven dat de prijs van cigarillo’s relatief veel lager
ligt dan de prijs van sigaretten. Daarbij wordt aangegeven dat voor zowel sigaren
als cigarillo’s een ad-valorem-accijns geldt van slechts 8% van de kleinhandelsprijs.
Deze leden vragen of de mening wordt gedeeld dat dit tarief moet worden verhoogd om
te voorkomen dat cigarillo’s vanwege de lage prijs een aantrekkelijk alternatief zijn
voor sigaretten, onder andere voor jongeren.
Overgewicht
Voor het realiseren van de doelen op het thema overgewicht is de komende jaren nog
een flinke inzet nodig, zo menen de leden van de SP-fractie. Aangezien er geen doelstellingen
per thema zijn opgesteld en opgestelde doelen niet allemaal concreet en/of meetbaar
zijn, is het volgens deze leden ingewikkeld de voortgang op de verschillende ambities/doelstellingen
te kunnen meten. Genoemde leden vragen dan ook of een dergelijke concretisering nog
in de planning zit, en zo nee waarom niet.
Het mag duidelijk zijn dat de leden van de SP-fractie op basis van ontwikkelingen
in de afgelopen jaren weinig vertrouwen hebben in de afspraken die gemaakt zijn of
worden met de industrie en levensmiddelenbedrijven om de levensmiddelen gezonder te
maken. Genoemde leden zijn dan ook erg benieuwd naar de evaluatie van de doelstellingen
op dit terrein die voor de komende jaren zijn geformuleerd en naar de afspraken die
tot en met eind 2020 binnen het Akkoord Verbetering Productsamenstelling worden gemaakt.
Deze leden vragen waarom, op basis van de teleurstellende resultaten tot nu toe, er
wederom voor een dergelijk akkoord gekozen wordt. Waarom wordt er niet gekozen voor
een wettelijke of andere meer bindende aanpak? Hoe wordt ervoor gezorgd dat er geen
sprake meer is van vrijblijvendheid? De leden van de SP-fractie vragen in dat kader
dan ook of er wettelijke maatregelen worden getroffen als blijkt dat doelstellingen
niet of nauwelijks worden gerealiseerd of de doelstellingen in het Akkoord Verbetering
Productsamenstelling niet ver genoeg gaan. Het gaat hier immers om de gezondheid van
vele Nederlanders. Wanneer gaan de afspraken in het akkoord ver genoeg, zo vragen
de leden van de SP-fractie. Kan tevens worden toegelicht wat de verwachte tijdslijn
is, wat de specifieke doelen zijn qua concrete gezondheidswinst en welke maatregelen
worden genomen als blijkt dat de levensmiddelenbedrijven de afspraken niet nakomen?
De leden van de SP-fractie vinden het een goede stap dat ten opzichte van het huidige
Akkoord Verbetering Productsamenstelling zowel de scope van de nieuwe aanpak is verbreed
naar meer voedingsmiddelengroepen en alle producten binnen een voedingsmiddelengroep,
als dat voor de voedingsmiddelengroepen die een relevante bijdrage leveren aan de
inname van bijvoorbeeld zout, verzadigd vet of suiker grenswaarden worden opgesteld,
en dat er grenswaarden worden opgesteld waarmee productverbetering over de hele linie
kan worden gestimuleerd, dus niet alleen maximumnormen zoals in het huidige akkoord.
De leden van de SP-fractie zijn benieuwd naar een verslag van de voortgang hierop.
Wel vragen genoemde leden waarom alternatieven, zoals het goedkoper maken van gezond
eten, enkel gezien worden als perspectiefvol instrument op termijn, terwijl de gezondheid
van Nederlanders op het spel staat. Wat zijn verder de plannen met betrekking tot
het verbod van kortingsacties in de supermarkt op ongezonde producten? Worden er ook
concrete stappen gezet om deze maatregel in te voeren?
De leden van de SP-fractie hebben al meerdere malen aandacht gevraagd voor het belang
van het verlagen van de btw op groente en fruit om zo gezond eten makkelijker en breder
toegankelijk te maken. Is het correct dat Duitsland recent de btw op deze producten
heeft verlaagd? Zo ja, wat is hier de reactie op? Deze leden vragen of hun mening
gedeeld wordt dat een dergelijke btw-verlaging van toegevoegde waarde kan zijn bij
het behalen van de in het Nationaal Preventieakkoord geformuleerde doelstellingen
in het kader van overgewicht. Zo ja, wordt deze btw-verlaging op korte termijn ingevoerd?
Als het gaat om de gecombineerde leefstijlinterventie kan geconcludeerd worden dat
hier nog maar weinig gebruik van wordt gemaakt. De leden van de SP-fractie vragen
op welke wijze het aantal deelnemers aan deze interventie substantieel vergroot zal
worden. Daarnaast vragen genoemde leden hoe bevorderd wordt dat de zorgverzekeraars
en huisartsen actief meer patiënten leefstijlondersteuning gaan bieden en of er de
bereidheid is om te verkennen welke aanvullende maatregelen effectief kunnen zijn
om de inzet van leefstijlpreventie te bevorderen. Is er de bereidheid om gecombineerde
leefstijlinterventies voor een brede groep Nederlanders beschikbaar en toegankelijk
te maken in de strijd tegen overgewicht, obesitas, prediabetes en diabetes?
Problematisch alcoholgebruik
De leden van de SP-fractie menen dat het een goede ontwikkeling is dat steeds meer
scholen gebruikmaken van het ondersteuningsaanbod Gezonde School. Ter precisering
vragen deze leden wat er precies bedoeld wordt met het feit dat respectievelijk 119
en 99 keer het aanbod is teruggetrokken (p. 40 van de voortgangsrapportage).
Als het gaat om de marketing van alcoholhoudende drank lezen de leden van de SP-fractie
dat vier grote social media platforms zich hebben gecommitteerd om alcoholreclame
via hun platforms niet terecht te laten komen bij 18-. Een belangrijke stap. Wel vragen
deze leden welke platforms dit betreft en of het plan bestaat bij andere platforms
om zich hierbij aan te sluiten. Als het specifiek gaat om alcoholreclame op televisie
en radio geldt dat deze niet is toegestaan van zes uur ’s morgens tot negen uur ‘s
avonds, verder is er sprake van zelfregulering. Zijn er plannen om dit beleid aan
te scherpen, zo vragen de leden van de SP-fractie.
Voor 2021 zullen verstrekkers van alcohol en de industrie komen met oplossingen om
het bereik en de beïnvloeding van jongeren op de top vijf locaties van blootstelling
naar redelijkheid te beperken. De leden van de SP-fractie zijn benieuwd naar deze
afspraken maar vragen wel wat er precies wordt bedoeld met «naar redelijkheid».
Met betrekking tot de handhaving op de leeftijdsgrenzen bij het verkopen van alcohol
aan jongeren stellen de leden van de SP-fractie al jaren vragen bij de effectiviteit.
De beschreven percentages bij verschillende sectoren over 2018 stemmen in ieder geval
niet hoopvol. In 2020 en 2022 worden nieuwe onderzoeken uitgevoerd naar deze handhavingscijfers
en deze leden hopen dat de resultaten verbetering zullen laten zien. Wel vragen zij
welke specifieke acties er de komende tijd worden genomen om de nalevingspercentages
flink te laten stijgen.
Uit onderzoek van het CBS blijkt dat er in totaal 43.200 verkooppunten van alcohol
in Nederland zijn, waarvan 39.200 fysieke verkooppunten en 4.000 online verkooppunten.
De leden van de SP-fractie menen dat de beschikbaarheid van verkooppunten beperkt
moeten worden en zij hebben aangegeven het voorstel om blurring mogelijk te maken
dan ook niet te steunen. Genoemde leden krijgen graag bevestigd dat een dergelijk
voorstel om blurring mogelijk te maken niet past binnen de doelen zoals geformuleerd
binnen het Nationaal Preventieakkoord.
De evaluatie van preventie in het zorgstelsel
De leden van de SP-fractie vragen een nadere toelichting waarom er is gekozen voor
een variatie van verschillende regelingen terwijl het RIVM de versnippering van regelingen
en subsidies benoemt. Zou een heldere en eenduidige infrastructuur niet logischer
zijn? Wat zijn hierin de leerervaringen rondom de aanpak van corona?
Vragen en opmerkingen van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brieven
van de Staatssecretaris inzake de voortgang van het Nationaal Preventieakkoord. De
coronacrisis laat opnieuw het belang zien van een gezonde levensstijl. Is de Staatssecretaris
het ermee eens dat dit in de context van de coronapandemie extra urgent is? Wat wordt
ondernomen om een substantiële vergroting van het aantal deelnemers aan leefstijlondersteuning
te bevorderen?
De leden van de PvdA-fractie willen hun teleurstelling uiten over het gebrek aan ambitie
als het gaat om de verlaging van het percentage mensen met overgewicht. Waarom wordt
slechts de ambitie uitgesproken om het overgewicht terug te brengen naar 38 procent?
In de voortgangsrapportage van het Nationaal Preventieakkoord is aangegeven dat de
doelen uit het akkoord niet gehaald gaan worden, zelfs al alle afspraken uitgevoerd
zullen worden. Kan de Staatssecretaris toelichten waarom niet voldoende maatregelen
worden genomen om de doelen te halen? Vindt de Staatssecretaris ook dat er meer en
ambitieuzere maatregelen nodig zijn om overgewicht tegen te gaan?
Genoemde leden vragen waarom de suikertaks niet wordt ingevoerd terwijl uit onderzoek
van het RIVM blijkt dat de invoering van een suikertaks op korte termijn leidt tot
een afname van de hoeveelheid suiker in frisdranken en een afname van de verkoop van
frisdranken, significante gezondheidswinst en kostenbesparingen in de zorg.
In hoeverre is het niet invoeren van de suikertaks het gevolg van een lobby van de
voedingsindustrie? Kan worden toegelicht welke rol de voedsellobby heeft gespeeld
bij het uit het akkoord houden van de suikertaks? Welke afspraken met de voedingsindustrie
uit het preventieakkoord staan effectief bewezen maatregelen in de weg? Zijn er andere
effectief bewezen maatregelen niet opgenomen in het Nationaal Preventieakkoord als
gevolg van de lobby van de voedingsindustrie? Klopt het dat er door de industrie een
«uitruilvoorstel» is gedaan waarbij de industrie toezegde zelf calorieën uit de markt
te halen in ruil voor het niet invoeren van een verbruiksbelasting? Kan de Staatssecretaris
zijn antwoord toelichten?
Welke aanvullende maatregelen ziet de Staatssecretaris om de verwachte stijging van
het aantal mensen met overgewicht om te zetten in een daling? Uit de brief van de
Staatssecretaris blijkt dat hij het RIVM opdracht heeft gegeven om in samenwerking
met experts uit het veld te onderzoeken welke effectieve maatregelen die nu nog niet
of onvoldoende in het Nationaal Preventieakkoord zijn opgenomen substantieel kunnen
bijdragen aan het bereiken van de doelen. Zal de suikertaks hierin worden meegenomen?
In hoeverre zullen effectief bewezen maatregelen ook daadwerkelijk worden ingevoerd?
In de voortgangsbrief schrijft de Staatssecretaris dat volgens de eigen cijfers van
de levensmiddelenproducenten zij op schema liggen bij het terugdringen van het aantal
geconsumeerde suikers. Kan inzicht gegeven worden in deze cijfers? Hoe verhouden deze
cijfers zich tot de conclusie van het RIVM dat stelt dat slechts kleine stappen zijn
gezet om de inname van suiker te verlagen?
De leden van de PvdA-fractie willen voorts hun zorgen uiten over het voedingspatroon
van kinderen. Uit recent onderzoek van Unicef blijkt dat slechts 10 procent van het
aanbod kinderproducten in de supermarkt past binnen de criteria van de Schijf van
Vijf. Genoemde leden achten dit onwenselijk en zien graag producten speciaal bedoeld
voor kinderen gezonder worden. Welke maatregelen worden genomen om dit te bewerkstelligen?
Welke aanvullende maatregelen zullen worden genomen om het voor ouders gemakkelijker
te maken om de juiste voedingskeuzes te maken voor hun kind? Hoe kunnen ouders beter
worden geïnformeerd over de voedingswaarde van kinderproducten? Zal bij de invoering
van de Nutri-Score in Nederland ook specifiek aandacht worden gegeven aan kinderproducten?
Het onderzoek laat bovendien zien dat kinderen nog altijd worden blootgesteld aan
kindermarketing op verpakkingen. Welke aanvullende maatregelen zullen worden genomen
om kinderen beter te beschermen tegen kindermarketing?
De leden van de PvdA-fractie vragen of kan worden toegelicht waarom onderzoek nodig
is naar effecten van prijsverhoging van sigaretten alvorens de prijs in 2023 zal worden
verhoogd naar 10 euro, terwijl uit onderzoek al is gebleken dat verhoging van de tabaksaccijns
een bewezen effectieve maatregel is bij het tegengaan van tabaksverslaving en daarmee
gepaard gaande ernstige gezondheidsschade. Wat is het doel van de evaluatie naar mogelijke
grenseffecten?
Welke rol heeft de tabakslobby gespeeld bij het opnemen van deze passage in het Nationaal
Preventieakkoord?
En welke extra maatregelen gaat de Staatssecretaris nog nemen om de eigen doelstelling
om te komen tot een rookvrije generatie te halen?
Genoemde leden maken zich ook zorgen over de impact van e-sigaretten op de gezondheid,
en over de e-sigaret als een opstapproduct naar het roken van sigaretten. Kan worden
toegelicht waarom niet wordt gekozen voor een verbruiksbelasting op e-sigaretten om
consumptie te beperken?
Vragen en opmerkingen van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de verschillende brieven
op het terrein van (leefstijl)preventie. Zij hebben hierbij een aantal opmerkingen
en vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn verheugd met de stappen die gezet worden
bij de uitwerking van het Nationaal Preventieakkoord. Tegelijkertijd is er nog veel
nodig om de doelstellingen in 2040 te behalen. De COVID-19 uitbraak laat alleen nog
maar meer zien hoe belangrijk preventie en het vergroten van de veerkracht en weerbaarheid
van mensen zijn. Is de Staatssecretaris het met genoemde leden eens dat het daarom
juist goed is om nu stappen te zetten? Is de Staatssecretaris het met deze leden eens
dat men moet kijken wat er ondanks de coronamaatregelen nog wel kan, simpelweg omdat
een gezonde levensstijl alleen maar belangrijker geworden is?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoeveel procent van de gemeenten een lokale
aanpak op het gebied van preventie heeft. Is de Staatssecretaris tevreden met de inzet
van gemeenten om te komen tot een dergelijke lokale aanpak of is hier nog meer actie
nodig?
De leden van de ChristenUnie-fractie juichen het toe dat er meer capaciteit vrij komt
bij de NVWA voor handhaving. Deze leden vragen de Staatssecretaris om aan te geven
wat de handhavingsregiesystematiek en het risicogericht toezicht precies inhouden
waar het gaat om de handhaving van de maatregelen die zijn genomen in het kader van
het Nationaal Preventieakkoord.
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat er zich veel wetsvoorstellen,
besluiten en regelingen op het gebied van preventie in verschillende stadia van ontwikkeling
bevinden. Kan de Staatssecretaris hiervan een actueel overzicht geven met daarbij
de stand van zaken?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Staatssecretaris naar de uitkomst van
zijn gesprek met artsen en sporters die betrokken waren bij de oproep voor een gezonde
leefstijl. Is de Staatssecretaris voornemens, ook in het licht van de COVID-19 uitbraak,
met aanvullende maatregelen te komen op het gebied van leefstijlpreventie? Is hij
daarbij ook bereid om, in navolging van het Verenigd Koninkrijk, te kijken naar maatregelen
om Nederlanders minder ongezond te laten eten?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de Staatssecretaris bereid is om de
gecombineerde leefstijlinterventies (GLI’s) voor een veel bredere groep Nederlanders
beschikbaar en toegankelijk te maken in de strijd tegen overgewicht, obesitas, prediabetes
en diabetes. Wat is ervoor nodig om te zorgen dat meer mensen een beroep kunnen doen
op de GLI’s?
Roken
In het Nationaal Preventieakkoord is afgesproken dat alle schoolterreinen per 1 augustus
rookvrij zouden zijn. Kan de Staatssecretaris aangeven of deze doelstelling is gehaald?
Zo nee, wat hebben scholen nodig om alsnog op korte termijn schoolpleinen rookvrij
te maken? En kan de Staatssecretaris ook aangeven hoe het staat met het rookvrij maken
van kinderdagverblijven, sportcomplexen en speeltuinen?
De Staatssecretaris heeft eerder beloofd voor de zomer het onderzoek over het beperken
van het aantal tabaksverkooppunten naar de Kamer te sturen. De Staatssecretaris geeft
nu aan dat het onderzoek na de zomer wordt verwacht. Kan de Staatssecretaris al meer
inzicht geven in de belangrijkste conclusies van het onderzoek en voorgenomen vervolgstappen?
En kan hij ook aangeven hoe zijn gesprekken met de supermarkten en tankstations over
het stoppen met de verkoop van tabak zijn verlopen?
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn verheugd dat de Staatssecretaris voorstelt
smaakjes van e-sigaretten behalve tabakssmaken te verbieden. Kan de Staatssecretaris
aangeven wanneer hij het hiervoor benodigde wetsvoorstel of concept-besluit aan de
Kamer wil voorleggen?
Overgewicht
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat ruim 140 gemeenten een JOGG-aanpak
(JOGG= Jongeren op Gezond Gewicht) hebben. Is de Staatssecretaris van plan om meer
gemeenten te stimuleren tot een JOGG-aanpak? Is de huidige JOGG-aanpak in de ogen
van de Staatssecretaris voldoende in staat om de problematiek van overgewicht – zeker
ook bij jonge kinderen – aan te pakken, of is er meer nodig? Kan de Staatssecretaris
zijn antwoord toelichten?
Uit onderzoek van Unicef blijkt dat nog geen 30% van de bijna 800 kinderproducten
die binnen de Schijf van Vijf zouden kunnen vallen, daadwerkelijk voldoet aan de criteria.
Bij bijvoorbeeld kindertoetjes voldoet geen enkel product, maar zelfs ook bij het
schap met baby-, dreumes- en peuterproducten met alleen maar producten voor hele jonge
kinderen, voldoet bijna 70% niet aan de criteria voor een gezond voedingspatroon voor
deze leeftijdscategorie. Wat vindt de Staatssecretaris van deze cijfers, zo vragen
de leden van de ChristenUnie-fractie. Is hij bereid om met de levensmiddelenproducenten
en supermarkten in gesprek te gaan om te zorgen dat meer baby- en kinderproducten
ín de baby- en kinderschappen in de Schijf van Vijf gaan vallen?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de Staatssecretaris nu geen aanvullende
maatregelen wil nemen om gezonde voeding goedkoper te maken, waaronder bijvoorbeeld
een trapsgewijze suikertaks. Kan de Staatssecretaris aangeven onder welke omstandigheden
deze maatregelen wel een optie zouden kunnen zijn?
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het belangrijk dat er een ambitieus nieuw
systeem voor productverbetering komt, waarin alle productcategorieën worden meegenomen.
In het voorstel voor een nieuw systeem voor productverbetering, zoals gedeeld bij
de internetconsultatie hierover, staat geen hoofddoelstelling op inname (consumptie)
per nutriënt. Gaat het nieuwe systeem voor productverbetering nog wel een hoofddoelstelling
op inname (consumptie) bevatten op zout, verzadigd vet en energiedichtheid (verzadigd
vet en suiker), zo vragen genoemde leden. Verder bevat het voorstel alleen een lange
termijn doelstelling van 10 jaar. Waarom bevat het voorstel geen jaarlijkse onafhankelijke
reductiedoelen voor zout, verzadigd vet en suiker in de belangrijkste productgroepen,
zodat de voortgang beter kan worden gemonitord?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar de stand van zaken van de ontwikkeling
van een nieuw voedselkeuzelogo. In hoeverre gaat het lukken om het voedselkeuzelogo
in lijn met de Schijf van Vijf te krijgen, aangezien de ontwikkeling ervan internationale
afstemming vraagt, zo vragen deze leden. Is afstemming op de Schijf van Vijf een randvoorwaarde
voor de Staatssecretaris?
Problematisch alcoholgebruik
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn verheugd dat de Staatssecretaris aangeeft
dat een minimumprijs voor één eenheid alcohol een effectieve maatregel is voor het
Nederlandse alcoholbeleid om kwetsbare groepen te beschermen tegen problematisch alcoholgebruik.
Zij vragen de Staatssecretaris wanneer hij een beleidsbeslissing over de invoering
van een minimumprijs in Nederland verwacht.
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het zorgelijk dat 57% van de minderjarigen
toch alcohol drinkt en dat 97% van hen alcohol verkrijgt via sociale bronnen. De wijziging
van de Drank- en Horecawet komt weliswaar met een bepaling om wederverstrekking strafbaar
te stellen, maar ziet de Staatssecretaris ook mogelijkheden om vooruitlopend hierop
aanvullende maatregelen te nemen die het alcoholgebruik onder minderjarigen tegengaan?
Lachgas
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Staatssecretaris naar de stand van
zaken van de maatregelen om recreatief gebruik van lachgas tegen te gaan. Wanneer
kan de Kamer het wetsvoorstel lachgasverbod tegemoet zien? Kan de Staatssecretaris
toezeggen dat het nog steeds het streven is om het verbod op 1 januari 2021 in te
laten gaan?
Vragen en opmerkingen van de PvdD-fractie
De leden van de PvdD-fractie vinden de stappen die de Staatssecretaris zet om mensen
in Nederland gezond te houden of gezonder te maker veel te mager. Inzetten op het
verbeteren van de basisgezondheid moet de prioriteit van de Staatssecretaris zijn.
In plaats daarvan worden er wat pleisters geplakt, maar het probleem (een ongezonde
samenleving) wordt niet aangepakt. In deze bijdrage vraagt deze leden de Staatssecretaris
de stappen te zetten die nodig zijn.
Inleiding
De coronacrisis heeft blootgelegd wat de gevolgen zijn van jarenlang ontoereikend
preventiebeleid door de Nederlandse overheid. Artsen zagen dat bijna een op de drie
COVID-19-patiënten op de IC ernstig overgewicht had.34 Wie overgewicht heeft, loopt een groter risico op een ernstig ziekteverloop bij een
besmetting met COVID-19, omdat overgewicht het immuunsysteem verzwakt. Bovendien kunnen
mensen met overgewicht chronische ziekten ontwikkelen, zoals hart- en vaatziekten
of diabetes type 2, wat kan leiden tot een verdere verzwakking van het immuunsysteem
en een ontregelde stofwisseling. Voor nu en voor toekomstige virusuitbraken is inzetten
op een betere basisgezondheid van de samenleving dus letterlijk van levensbelang.
Vergeleken met de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw is het aanbod van sterk
bewerkte voedingsmiddelen flink gestegen, is de marketing voor ongezonde producten
toegenomen, zijn de porties steeds groter geworden en zijn de prijzen van ongezonde
producten gedaald.35 Inmiddels eet en drinkt een Nederlander gemiddeld 44 kilo suikers per jaar.36 Het aantal volwassenen met overgewicht is in de afgelopen decennia navenant gestegen,
van 35% in 1990 naar 50% in 018.37 Het percentage volwassen Nederlanders met obesitas (ernstig overgewicht) is sinds
1990 meer dan verdubbeld.38 Er zijn in Nederland ruim 1,2 miljoen mensen met diabetes type 2.39
In tegenstelling tot wat de term «leefstijlpreventie» suggereert, zijn overgewicht,
diabetes-2 en gerelateerde aandoeningen slechts gedeeltelijk te wijten aan individuele,
vrije keuzes voor een ongezonde leefstijl. Een veel grotere rol speelt de abnormale
voedselomgeving waarin wij leven, waarin bedrijven miljarden verdienen aan de verkoop
van ongezonde producten. Zo heeft McDonalds in Nederland bijna 250 vestigingen en
boekte in 2019 een omzet van bijna 900 miljoen euro.40 Supermarkten in Nederland stimuleren de verkoop van ongezonde producten met reclame
en aanbiedingen.41 En terwijl mensen met overgewicht en diabetes door het coronavirus op de IC lagen,
profiteerden de supermarkten het meest van de coronacrisis: het moederbedrijf van
Albert Heijn zag zijn winst in het tweede kwartaal van 2020 door de coronacrisis verdubbelen
(van 334 naar bijna 700 miljoen euro) en keerde zelfs 220 miljoen euro extra uit aan
de aandeelhouders. De werknemers werden afgescheept met een cadeaubon van 25 euro.42
Gedragswetenschappers waarschuwen dat een aanpak die voornamelijk gericht is op het
individu, door bijvoorbeeld voorlichting en dieetadvies, geen zoden aan de dijk zet
als we de samenleving gezonder willen maken. De alom aanwezige ongezonde voedselomgeving
waar mensen dagelijks mee geconfronteerd worden stimuleert namelijk het maken van
ongezonde keuzes. Maatregelen die gericht zijn op de hele bevolking en de voedselomgeving
leiden daarom tot de meeste gezondheidswinst.43 Zo heeft bijvoorbeeld de suikertaks zoals die is ingevoerd in het Verenigd Koninkrijk
geleid tot een duidelijke suikerreductie, zo concludeert het RIVM.44 Wetenschappers wijzen ook op de mogelijkheden tot het opheffen van btw op gezonde
voeding zoals groente en fruit, en het verminderen van reclame voor ongezonde producten.45
Voortgangsbrief Nationaal Preventieakkoord
Hoewel het de grondwettelijke taak is van de overheid om de volksgezondheid te beschermen,
doet het kabinet niets met de oproepen van wetenschappers om hard in te grijpen in
de abnormale voedselomgeving. In plaats daarvan legt het kabinet bedrijven die miljarden
verdienen aan ongezonde voeding geen strobreed in de weg en heeft het deze kabinetsperiode
zelfs de btw op groente en fruit verhoogd. Door deze coalitie en dan met name de VVD
worden structurele maatregelen om bedrijven te dwingen iets aan hun voedingsaanbod
te doen van de hand gewezen. Het bedrijfsleven wint, de samenleving betaalt de prijs.
De stijgende zorgkosten die gepaard gaan met «leefstijlgerelateerde» aandoeningen
lopen in de miljarden. De belastingbetaler ziet dat terug in de alsmaar stijgende
zorgpremie.
Daar bovenop blijkt dit kabinet keer op keer te zwichten voor de lobby van de voedingsindustrie.
De voedingsindustrie wil niet zwaarder belast worden noch hun marketingstrategieën
richten op gezonde voeding. Toch liet de Staatssecretaris toe dat zij mocht meepraten
over het toekomstige preventiebeleid. Alsof je een dief vraagt zijn mening te geven
over de hoogte van zijn straf. Erkent de Staatssecretaris dat het onverstandig is
deelbelangen die regelrecht ingaan tegen het algemene belang van een gezonde samenleving
letterlijk aan tafel te laten zitten en mee te laten beslissen over preventiebeleid?
Het resultaat – het preventieakkoord – wordt gekenmerkt door de totale afwezigheid
van afdwingbare maatregelen vanuit de overheid richting bedrijven om hun producten
en marketingstrategieën aan te passen. Effectieve wettelijke en fiscale maatregelen
zoals een verbod op reclame voor ongezonde voeding en een suikertaks zijn uitgebleven.
In plaats daarvan wordt ingezet op vrijwillig te behalen doelstellingen door de sector,
op basis van hun eigen cijfers, zonder sanctieregime. Erkent de Staatssecretaris dat
het proces gesaboteerd is door de voedingsindustrie, zoals blijkt uit de vrijgegeven
interne stukken naar aanleiding van een Wob-procedure door Follow the Money?46
De leden van de PvdD-fractie zijn dan ook teleurgesteld, maar niet verbaasd, dat de
Staatssecretaris in de voortgangsbrief schrijft dat «we de ambities met de afgesproken
maatregelen waarschijnlijk niet gaan halen». De Staatssecretaris schrijft dat hij
zich daarom blijft inzetten voor «aanvullende maatregelen». Genoemde leden constateren
dat zijn eigen preventieakkoord, ironisch genoeg, de Staatssecretaris daarbij nu in
de weg staat. Twee belangrijke partijen namens de voedingsindustrie, de Federatie
Nederlandse Levensmiddelen Industrie (FNLI) en het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel
(CBL), hebben duidelijk gemaakt zich te zullen terugtrekken uit het akkoord indien
de Staatssecretaris toch met wettelijke of fiscale maatregelen komt. Deze leden vinden
de gang van zaken uiterst pijnlijk. Het toont aan hoe tandeloos een overheid is die
haar beleid laat kapen door polderakkoorden. Erkent de Staatssecretaris dat dit gedrag
van de industrie een vorm van chantage is? In dat licht, hoe schat de Staatssecretaris
de kans in dat aanvullende maatregelen die tot stand komen met medewerking van de
voedingsindustrie dit keer wel ambitieus en effectief zullen zijn? Kortom, kan de
Staatssecretaris uitleggen waarom hij kiest voor de slappe en niet verifieerbare maatregelen
van de voedingsindustrie terwijl er een internationaal bewezen effectieve maatregel
beschikbaar is, namelijk de suikertaks? Is de Staatssecretaris bereid om naast het
verdere onderzoek naar de effecten van kortingsacties in de supermarkt ook echt concrete
stappen te zetten om deze maatregel in te voeren? Kortom, is de Staatssecretaris bereid
om de voedsellobby haar plek aan tafel te ontzeggen en zelf met echt beleid te komen
om de volksgezondheid te beschermen?
De leden van de PvdD-fractie willen graag specifiek aandacht vragen voor overgewicht
en obesitas bij kinderen. Zij krijgen per jaar 51 kilo aan suiker binnen, dat is zeven
kilo meer dan een volwassene.47 Anno 2018 heeft 13% van de jeugd overgewicht.48 Driekwart van de producten voor kinderen in supermarkten is ongezond, zo blijkt uit
recent onderzoek van Unicef. Deze leden zijn met name geschrokken van het feit dat
70% van de producten in het babyschap ongezond is. Is de Staatssecretaris bereid om
bij supermarkten aan te geven dat dit onacceptabel is, en ervoor te zorgen dat in
het babyschap enkel gezonde producten liggen?
Bovendien blijken bedrijven en supermarkten niet terug te deinzen voor reclame voor
deze producten specifiek gericht op kinderen. Volgens Unicef wordt bij een kwart van
de producten kindermarketing gebruikt, bijvoorbeeld door een animatiefiguur of tekst
met woorden als «baby» of «kids» op de verpakking te zetten.49 De Staatssecretaris schrijft in de voortgangsbrief dat de afspraak in het preventieakkoord
is dat het gebruik van kinderidolen op verpakkingen van ongezonde producten onacceptabel
is. «Eind deze maand loopt de uitfaseringsperiode af en vanaf 1 juli staan er als
het goed is geen kinderidolen meer op verpakkingen van ongezonde producten. Dit laat
ik uiteraard monitoren» (p.10). Kan de Staatssecretaris aangeven of zijn monitoring
inderdaad laat zien dat er per 1 juli geen kinderidolen meer op verpakkingen staan?
Wat is de sanctie wanneer er toch een idool op een verpakking staat? Erkent de Staatssecretaris
dat om kinderen echt te beschermen geen enkele vorm van kindermarketing zou moeten
worden toegestaan op ongezonde producten? Wat vindt de Staatssecretaris ervan dat
bij 25% van de door Unicef onderzochte producten sprake is van kindermarketing?
Ook willen de leden van de PvdD-fractie aandacht vragen voor het schrijnende gebrek
aan aandacht voor de ongezonde leefomgeving in het preventiebeleid van deze Staatssecretaris.
Natuur is waardevol in zichzelf maar speelt ook een niet te onderschatten rol bij
de gezondheid van mensen. Het kabinet negeert die feiten; het werkt niet alleen aan
een desastreuze afbraak van natuurgebieden, maar ook het groen in en om de stad komt
door het kabinetsbeleid onder druk te staan. Die ontwikkeling is fnuikend voor de
volksgezondheid. Keer op keer wijst onderzoek uit dat een groene leefomgeving – zonder
ziekteverwekkende bioindustrie en gevaarlijk landbouwgif – cruciaal is en dat mensen
veel gezonder zijn als zij in het dagelijks leven in contact komen met (stads)natuur.
Vooral voor opgroeiende kinderen is dat van groot belang. Het is allang bekend dat
een groene leefomgeving zorgt voor 15 procent minder overgewicht50, en toch ontbreken concrete afspraken op dit gebied in het preventieakkoord. Erkent
de Staatssecretaris dat het gebrek aan concrete afspraken op het gebied van de (groene)
leefomgeving in het preventieakkoord een grote omissie is? Is de Staatssecretaris
bereid hier zo snel mogelijk wel concrete stappen op te zetten?
Vragen en opmerkingen van de 50PLUS-fractie
In maart 2020 heeft de Staatssecretaris de stuurgroep ondervoeding de opdracht gegeven
om de komende drie jaar samen met betrokken organisaties het gebruik van expertise
en bestaande instrumenten die ondervoeding tegengaan te bevorderen. Wat is de huidige
stand van zaken? Er zou gemonitord worden aan het begin van de periode. Is dat al
gebeurd?
De leden van de 50PLUS-fractie zijn erg geschrokken van de uitspraken in de media
van een lid van het Outbreak Management Team (OMT) dat er thuiswonende ouderen waren
tijdens de eerste coronagolf die zijn overleden aan ondervoeding. Krijgt de Staatssecretaris
deze signalen ook? Welke stappen gaat hij samen met de Minister van VWS nemen om dat
te voorkomen tijdens de eventuele tweede golf?
In het algemeen overleg over leefstijlpreventie van 12 december 2019 beloofde de Staatssecretaris
dat hij in gesprek ging met de Minister van VWS en met de zorgverzekeraars over hoe
de wijkverpleging meer ruimte kan krijgen voor preventie op bijvoorbeeld het vlak
van overgewicht en valpreventie.51 Kan de Staatssecretaris aangeven of deze gesprekken al hebben plaatsgevonden en wat
de resultaten zijn?
Naar aanleiding van het onderzoek van het RIVM naar een suikertaks concludeert de
Staatssecretaris dat het invoeren van een vorm van belasting op suikerhoudende dranken
als aanvullend effect op de huidige inzet van de Nederlandse frisdranksector zou kunnen
resulteren in verminderde suikerinname via frisdranken. Wat gaat de Staatssecretaris
met deze conclusie doen?
De leden van de 50PLUS-fractie zijn nog steeds van mening dat er nog te weinig aandacht
is voor bewegen, vooral voor ouderen. Initiatieven zijn te gefragmenteerd en het ligt
er maar net aan de gemeente of er voldoende aandacht wordt besteed aan bewegen. Ziet
de Staatssecretaris mogelijkheden om iets aan dit gefragmenteerde aanbod te doen?
Het is goed om te lezen dat de Staatssecretaris aan de slag gaat met de aangenomen
motie van het lid Sazias die vraagt om een klinische behandeling voor rokers te vergoeden
vanuit de zorgverzekering.52 Is het experiment, dat samen wordt gedaan met zorgverzekeraars en het Wilhelminaziekenhuis
in Assen, inmiddels al van start gegaan? Hoelang gaat het experiment duren? En hoe
gaat de behandeling er precies uitzien? Hoeveel mensen kunnen de komende tijd gebruik
gaan maken van deze behandeling?
In januari was in de media te lezen dat het Wilhelminaziekenhuis, toen nog op eigen
kosten, een kliniek ging openen om rokers met een zware verslaving klinisch te behandelen.
Wat zijn de ervaringen van dat ziekenhuis tot nu toe?
Tot slot. Tabaksfabrikanten stoppen allerlei giftige stoffen in sigaretten om deze
nog verslavender te maken. Kan de Staatssecretaris aangeven waarom de toevoeging van
deze giftige stoffen niet verboden kan worden? Volgens berichten in de media vlak
voor de presentatie van het preventieakkoord komen er maatregelen ten aanzien van
het terugbrengen van het aantal rokers. Klopt dat?
II. REACTIE VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VWS
Voortgangsbrief Nationaal Preventieakkoord
De leden van de VVD-fractie lezen in de Voortgangsbrief Nationaal Preventieakkoord
dat de maatregelen ter bestrijding van COVID-19 effect hebben op de ontwikkeling van
de lokale en regionale preventieakkoorden. Kan de Staatssecretaris aan genoemde leden
aangeven in hoeveel gemeenten en regio’s nog geen lokaal respectievelijk regionaal
preventieakkoord is gesloten (eventueel in een andere vorm, maar wel conform afspraken
uit het landelijke preventieakkoord)?
Vanwege de coronamaatregelen heeft de ontwikkeling van lokale en regionale preventieakkoorden
in een aantal gemeenten/regio’s een vertraging van enkele maanden opgelopen. Inmiddels
hebben de meeste gemeenten en regio’s de activiteiten weer herpakt. Tot op heden hebben
57 gemeenten een lokaal/regionaal preventieakkoord ondertekend. Dat betekent dat 298
van de 355 gemeenten nog geen lokaal of regionaal preventieakkoord hebben gesloten.
Van deze 298 gemeenten zien we echter dat een groot aantal gemeenten (186) tot op
heden op een andere manier dan met een preventieakkoord invulling geeft aan de preventieaanpak.
Ook hebben 87 gemeenten inmiddels een aanvraag voor ondersteuningsbudget ingediend
bij het ondersteuningsteam van de VNG om te komen tot een lokaal of regionaal preventieakkoord.
Nog eens 34 gemeenten zijn zich momenteel aan het oriënteren op een lokaal of regionaal
preventieakkoord. Het ondersteuningsteam van de VNG gaat met deze gemeenten actief
het gesprek aan. Het nieuws dat het Ministerie van VWS per 2021 extra middelen beschikbaar
stelt voor de uitvoering van de lokale/regionale preventieakkoorden is positief ontvangen
door de gemeenten. De verwachting is dat het uitvoeringsbudget als een vliegwiel zal
dienen en een grote groep gemeenten verder stimuleert om aan de slag te gaan met een
preventieakkoord. Op de website van de VNG53 is een kaart te vinden waarop de huidige situatie in Nederland wordt weergegeven
rondom de lokale en regionale preventieakkoorden.
Kan de Staatssecretaris daarnaast aangeven wat de opkomst is van de online-bijeenkomsten
die hij heeft georganiseerd om gemeenten kennis en ervaringen te laten uitwisselen
rondom het sluiten en uitvoeren van lokale preventieakkoorden? Wat zijn de ervaringen
van gemeenten met deze bijeenkomsten en in hoeverre worden de resultaten hiervan gevolgd
door de Staatssecretaris?
Per bijeenkomst worden maximaal drie gemeenten/regio’s uitgenodigd om ervaringen,
best practices en lessons learned onderling en met het Ministerie van VWS, de VNG
en Alles is Gezondheid54 uit te wisselen. Als Staatssecretaris sluit ik met veel plezier bij deze bijeenkomsten
aan. Voor het zomerreces hebben de eerste drie online uitwisselingsbijeenkomsten plaatsgevonden.
De eerste bijeenkomst richtte zich op de gemeenten/regio’s die reeds een preventieakkoord
gesloten hebben of op de korte termijn gaan sluiten (gasten: gemeente Rotterdam, gemeente
Hillegom en de provincie Fryslân). Bij de tweede bijeenkomst lag de focus op de regio’s/steden
die zich actief inzetten op de thema’s uit het Nationaal Preventieakkoord, maar er
bewust voor kiezen om geen preventieakkoord te sluiten (gasten: gemeente Utrecht,
gemeente Leiden en de GGD Gooi- en Vechtstreek). In de derde bijeenkomst stonden gemeenten
en een regio centraal die de verbinding op lokaal/regionaal niveau duidelijk leggen
tussen het preventie- en het sportakkoord (gasten: gemeente Venray, gemeente Borger-Odoorn
en de Achterhoek). We ontvangen veel positieve reacties van de gemeenten op deze bijeenkomsten.
De gemeenten ervaren het als waardevol om de lokale/regionale ervaringen uit te wisselen.
Voorbeelden uit de praktijk, bijvoorbeeld over de inhoudelijke thema’s, de aanpak,
monitoring en de samenwerking met partners, leveren de gemeenten/regio’s veel nieuwe
inzichten op. Deze inzichten kunnen zij vervolgens weer vertalen naar de preventieaanpak
in hun regio of gemeente.
Na iedere 3 à 4 bijeenkomsten blikken we terug en vatten we de belangrijkste conclusies
en lessons learned van de gemeenten samen. Deze bevindingen en de verslagen van de
bijeenkomsten worden gedeeld op de websites van de VNG en Alles is Gezondheid. Op
basis hiervan wordt ook de inhoud van de volgende bijeenkomsten bepaald. Waardevolle
gespreksonderwerpen die uit de eerste bijeenkomsten naar voren zijn gekomen, zijn
onder meer: de monitoring en kwantificering van de lokale doelstellingen, het creëren
en stimuleren van een gezonde voedselomgeving en het aanbrengen van focus in de lokale/regionale
preventieaanpak. De volgende online bijeenkomsten staan alweer gepland in november,
december en januari. Hierbij gaan we in op de inhoudelijke thema’s van het Nationaal
Preventieakkoord (verdiepingsslag op alcohol, roken en overgewicht met gemeenten die
zich vanuit het lokaal/regionaal preventieakkoord actief inzetten op één specifiek
thema) en op drie GIDS-gemeenten die vanuit het preventieakkoord de focus leggen op
de aanpak van achterliggende problematiek bij groepen met een gezondheidsachterstand.
Voor deze bijeenkomsten worden naast wethouders en gemeentelijk vertegenwoordigers
ook samenwerkingspartners uitgenodigd, met aandacht voor de lokale publiek private
samenwerking. Ook de doelgroep/gebruikersgroep zelf wordt voor deze bijeenkomsten
uitgenodigd (zoals plattelandsjongeren, de consumentenbond, ouderen, etc.).
De leden van de VVD-fractie lezen in de Voortgangsrapportage van het Nationaal Preventieakkoord
dat 8% van de acties rondom roken en 10% van de acties rondom problematisch alcoholgebruik
in 2019 nog niet zijn gestart. Kan de Staatssecretaris aangeven welke acties het betreft?
Genoemde leden vragen ook hoe het kan dat voor sommige acties de status onbekend is.
Informatie over welke acties nog niet zijn gestart zijn is te vinden in de bijlagen
van de voortgangsrapportage55. Om enkele voorbeelden binnen het thema problematisch alcoholgebruik te noemen: in
2019 zijn er nog geen acties ondernomen om de GGD-monitor Jeugd en het digitale dossier
Jeugdgezondheidszorg meer te benutten voor landelijke monitoring. Ook was eind 2019
het onderzoek naar wetgeving als middel om te voorkomen dat alcohol-marketing op social
media jongeren bereikt nog niet uitgevoerd. Dat van sommige acties de status «onbekend»
is heeft te maken met het volgende. Voor enkele afspraken was onduidelijk wanneer
de actie plaats zou vinden, door welke partij het uitgevoerd zou worden of wat de
concrete uitkomst was. Ik ben met de betreffende partijen en het RIVM, dat de monitoring
van de voortgang uitvoert, in gesprek om de afspraken concreter te formuleren, zodat
de acties beter gemonitord kunnen worden.
De leden van de fractie van de VVD zijn benieuwd naar de uitkomsten van het aangekondigde
gesprek dat de Staatssecretaris in de zomer heeft gehad met sporters en artsen die
betrokken waren bij de oproep voor een gezonde leefstijl.
Wat waren de resultaten van dit gesprek? In hoeverre heeft dit geleid tot vervolgacties?
Wat kunnen genoemde leden daarvan verwachten?
Naar aanleiding van de oproep van o.a. wetenschappers en medici voor het belang van
een gezonde leefstijl zijn drie sessies met deskundigen georganiseerd over de relatie
tussen het coronavirus en leefstijlpreventie. De gesprekken hebben tot waardevolle
input geleid waar we graag met het veld verder op voortbouwen. Belangrijke bevindingen
en vervolgacties zijn onder meer:
– Deze pandemie heeft het belang van preventie nogmaals aangekaart en acties op leefstijlpreventie
moeten daarom versneld worden. Deskundigen pleiten niet voor een aparte corona-leefstijl-aanpak,
maar voor het versterken van preventie in het algemeen. Ook na de uitbraak van COVID-19.
– Er is meer aandacht gewenst voor gecombineerde leefstijlinterventies die ook geschikt
zijn voor mensen met een gezondheidsachterstand en de rol van de huisarts hierin.
Wil je daadwerkelijk een trendbreuk realiseren, dan is een combinatieaanpak van verschillende
interventies van belang.
– Het vraagstuk rondom het stimuleren van meer bewegen moet integraal worden aangepakt.
Startpunt is het in kaart brengen van het bewegen in het dagelijks leven van verschillende
groepen. Vervolgens zijn initiatieven vanuit verschillende sectoren nodig om impact
te genereren. Kansrijke initiatieven/ideeën worden samengebracht in een routekaart
om bewegen het nieuwe normaal te laten worden.
Per 1 januari 2020 is stoppen-met-rokenzorg vrijgesteld van het eigen risico. Is bij
de Staatssecretaris bekend hoeveel verzekerden gebruikmaken van eerstelijns stoppen-met-rokenzorg?
Uit onderzoek van Vektis aan de hand van het aantal stoppen met roken-declaraties
blijkt dat het aantal eerstelijnsgebruikers in de eerste vijf maanden van 2020 sterk
is toegenomen ten opzichte van het aantal gebruikers in 2019. In de eerste 5 maanden
van 2020 deden 2,5 keer zo veel mensen een poging om te stoppen met roken met hulp
van de huisarts, dan in de eerste 5 maanden van het jaar ervoor. In januari 2020 was
het aantal mensen dat met hulp van de huisarts wilde stoppen zelfs ruim 3 keer zo
hoog als in januari 2019. De voorlopige cijfers over de periode januari t/m mei 2020
geven aan dat het in totaal om bijna 20 duizend mensen gaat. Ter vergelijking: in
heel 2019 waren er iets meer dan 18 duizend mensen die hulp zochten bij het stoppen
met roken.
De leden van de VVD-fractie lezen dat er aanwijzingen zijn dat de e-sigaret een opstapproduct
is naar tabak. Deze leden vragen in welke mate deze stelling met bewijzen kan worden
onderbouwd.
Het Trimbos-instituut heeft deze conclusie56 getrokken op basis van een analyse van het beschikbare wetenschappelijke onderzoek
op dit onderwerp.
Over de zin «Trimbos concludeert dat de Nederlandse volksgezondheid het meest gebaat
is bij ontmoediging van het gebruik van e-sigaretten en het beperken van het gebruik
hiervan tot de groep rokers die het echt niet lukt om te stoppen met bewezen effectieve
hulpmiddelen» hebben genoemde leden de vraag op welke wijze de Staatssecretaris denkt
onderscheid te kunnen maken tussen beginnende rokers, voor wie e-sigaretten een verlaagde
drempel kunnen vormen om te gaan roken, en de rokers die het «echt niet lukt om te
stoppen met bewezen effectieve hulpmiddelen».
Dit onderscheid wordt gemaakt doordat er verschillende maatregelen worden genomen
om het gebruik onder met name jongeren te ontmoedigen, zoals het invoeren van neutrale
verpakkingen en het verbod op zoete smaken. Ondanks deze maatregelen blijft het product
beschikbaar voor mensen die de e-sigaret als laatste redmiddel willen gebruiken om
te stoppen met roken. Daarnaast is er voor fabrikanten, indien zij van mening zijn
dat hun product een effectief middel is voor het stoppen met roken, de mogelijkheid
een aanvraag te doen het product te laten registreren als geneesmiddel als bedoeld
in de Geneesmiddelenwet, of als medisch hulpmiddel als bedoeld in de Wet op de medische
hulpmiddelen. Op e-sigaretten die een geneesmiddel of medisch hulpmiddel zijn is de
Tabaks- en rookwarenwet niet van toepassing.
De leden van de VVD-fractie lezen dat er een experiment wordt gestart met klinische
behandeling van stoppen met roken. De resultaten van dit experiment zullen worden
gebruikt om te beoordelen of en zo ja hoe deze gespecialiseerde zorg vanuit de basisverzekering
moet worden vergoed. Deze leden vragen of en zo ja hoe het Zorginstituut betrokken
is bij dit proces.
Het zorginstituut is actief betrokken bij de ontwikkelingen rond het thema stoppen
met roken zorg. Het Zorginstituut is onder andere bij dit dossier betrokken in verband
met het in december 2019 verschenen rapport «Zorgtraject van mensen met COPD». Dit
rapport is onderdeel van het Zinnige Zorg-traject voor ziekten van het ademhalingsstelsel.
Het rapport biedt een grondige analyse van hoe de zorg voor mensen met COPD beter
kan, en presenteert verschillende verbeteracties. De voorgestelde adviezen worden
in het experiment meegenomen om de kwaliteit van zorg bij COPD-patiënten te verbeteren.
Daarnaast geeft het instituut adviezen over de inrichting van de infrastructuur en
de bekostiging en financiering van de stoppen met roken-zorg. Op verzoek van het Ministerie
van VWS heeft het Zorginstituut informatie gedeeld over de precieze aard van de aanspraak
en financiering van de stoppen met roken-zorg: die staat open voor alle aanbieders
die in professionele zin gerechtigd zijn om stoppen met roken-zorg te geven. In de
praktijk wordt stoppen met roken-zorg hoofdzakelijk ingekocht in de eerste lijn. Hierdoor
is de misvatting ontstaan dat dit de enige zorg is die verzekerd kan worden via de
basisverzekering.
Een van de maatregelen tegen overgewicht is de gecombineerde leefstijlinterventie
(GLI). Uit de monitor van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
blijkt dat het aantal mensen dat gebruikmaakt van de GLI is gestegen van 1.400 in
het jaar 2019 naar 7.000 in het jaar 2020, maar daarmee nog steeds bijzonder laag
is. Heeft de Staatssecretaris hiervoor een verklaring?
Het klopt dat er op 30 april 2020 7072 deelnemers voor de GLI waren. Het RIVM monitort
het aantal deelnemers van de GLI en rapporteert hierover. De laatst gepubliceerde
factsheet hierover geeft de cijfers tot en met 30 april 2020 weer, en de aantallen
voor 2020 zullen dus nog stijgen. De aantallen laten ook zien dat we er nog lang niet
zijn. De GLI is een nieuwe vorm van zorg in de Zorgverzekeringswet, en heeft daardoor
een aanlooptijd. Maar samen met het veld doe ik er alles aan om van de GLI een succes
te maken. We werken hard om alle knelpunten, zoals problemen met contracteren, declareren,
accreditatie-eisen, de hoogte van het tarief, het beschikbare GLI-aanbod en onbekendheid
bij patiënten en huisartsen, op te lossen.
De Staatssecretaris schrijft in zijn brief dat hij erop inzet dat Nederlanders zoveel
mogelijk eten volgens de Schijf van Vijf. Toch past driekwart van de kinderproducten
in de Nederlandse supermarkten niet in deze Schijf van Vijf. De leden van de VVD-fractie
vragen de Staatssecretaris om een reactie hierop.
De aanbeveling voor kleine kinderen (en alle consumenten) vanaf 1 jaar is helder:
eet zoveel mogelijk gezond en gevarieerd volgens de Schijf van Vijf. Deze adviezen
worden door het Voedingscentrum en consultatiebureaus verspreid. De Schijf van Vijf
bevat voornamelijk onbewerkte producten, zoals groente, fruit, volkoren producten
etc. Dit zijn geen specifieke kinderproducten. Ik ga met de supermarkten bespreken
welke stappen zij nog gaan zetten om consumenten te verleiden meer producten te kopen
die in de Schijf van Vijf staan.
Vanuit de wetgeving bezien is er een categorie «babyvoeding» die bedoeld is voor kinderen
tot 3 jaar. Momenteel wordt de Europese regelgeving over babyvoeding herzien. Ik zet
mij ervoor in om de samenstellingseisen in de Europese regelgeving voor babyvoeding
in lijn te brengen met de voedingsaanbevelingen voor kleine kinderen. Dit betekent
bijvoorbeeld dat deze producten voldoende vezels en andere belangrijke voedingsstoffen
bevatten en dat er geen suiker en zout aan wordt toegevoegd. Onderdeel van deze regelgeving
zijn ook eisen rondom etikettering, aanprijzing en voorkomen van misleiding.
Verslag van het schriftelijk overleg over de integrale aanpak van lachgas
Over de reactie van het kabinet dat lachgas voor de wet niet kan worden beschouwd
als geneesmiddel, omdat deze niet onder de reikwijdte hiervan valt (lachgas heeft
immers geen geneeskrachtige werking) is de vraag van de leden van de VVD-fractie breder,
namelijk of de verstrekking van lachgas aan consumenten wettelijk zou kunnen worden
behandeld analoog aan geneesmiddelen. Te denken valt aan voorschriften ten aanzien
van bijvoorbeeld toelating, voorlichting, bijsluiters, verkooppunten en toezicht hierop.
Het is niet zo dat lachgas geen geneeskundige werking heeft, dit heeft het in juridische
zin slechts wanneer het als geneesmiddel wordt gebruikt. Het gegeven dat lachgas een
psychoactieve werking heeft is op zichzelf onvoldoende om lachgas altijd in alle gevallen
als geneesmiddel in de zin van de Geneesmiddelenwet te beschouwen en daarmee kan dus
een aanbod beperkende maatregel niet op grond van de Geneesmiddelenwet worden genomen.
Om verschillende redenen is het niet mogelijk dan wel onwenselijk om voorschriften
te verbinden aan de toelating, voorlichting, bijsluiters en verkooppunten van de verstrekking
van lachgas aan consumenten en toezicht hierop in te voeren. Het kabinet heeft de
gebruikelijke route gevolgd door het Coördinatiepunt Assessment en Monitoring nieuwe
drugs (CAM) om een risicobeoordeling te vragen wanneer een nieuwe drug op de markt
verschijnt. De Commissie Risicobeoordeling voert de risicobeoordeling uit en stelt
aanbevelingen op en kan beleidssuggesties doen. Zoals ik bij de aankondiging van de
voorgenomen maatregel heb toegelicht vormt het rapport van het CAM de grondslag om
lachgas op lijst II bij de Opiumwet te plaatsen.57
De Commissie Risicobeoordeling adviseert aanbod-beperkende maatregelen te nemen en
wijst niet op het bestendigen van lachgas als roesmiddel. Integendeel, de Commissie
Risicobeoordeling geeft aan dat «de verkoop aan particulieren en daarmee het gebruik
van cilinders voor recreatief lachgasgebruik in het geheel niet zou moeten worden
toegestaan.»58 Voorts blijkt ook uit het CAM rapport dat het niet eenvoudig is om een veilige bovengrens
van gebruik vast te stellen.59 Een aanpak waarbij voorschriften vergelijkbaar aan de Geneesmiddelenwet worden toegepast,
veronderstelt dat lachgas als roesmiddel veilig kan worden gebruikt. Zoals ik eerder
aan uw Kamer heb toegelicht, is het evident dat hoe meer en hoe vaker een gebruiker
lachgas als recreatieve drug gebruikt hoe groter de kans is dat serieuze risico’s
intreden.60 Tegelijkertijd blijkt nu dat ook beperkt gebruik al tot aanzienlijke schade kan leiden
en stelt de Commissie Risicobeoordeling dat een veilige grens niet eenvoudig aan te
geven is. Het is mijn verantwoordelijkheid om de gezondheid van mensen te beschermen.
Met het oog op alles wat ik nu van lachgas weet, sta ik niet in voor een veilige grens,
juist omdat deze ook volgens de Commissie Risicobeoordeling niet zomaar opgesteld
kan worden.61 Tot slot bieden de voorgestelde voorschriften ook geen redelijk alternatief voor
het consumentgebruik van lachgas als voedingsadditief. Het kabinet streeft een evenwichtige
en doeltreffende maatregel na waarbij eventuele lastenverzwaring voor de eigenlijke
en oorspronkelijke sectoren van lachgas zo veel mogelijk worden beperkt. Een regulerend
systeem van consumentgebruik van lachgas voor eigenlijke doeleinden zou volgens het
kabinet tot een onevenredige lastenverzwaring leiden.62
Ten aanzien van de strafbaarstelling van het gebruik van lachgas vragen de leden van
de VVD-fractie of een combinatie van wettelijke voorschriften en decentrale ruimte
is overwogen om recreatief gebruik van lachgas mogelijk te maken, maar tegelijk excessief
gebruik en/of gebruik dat inbreuk maakt op de openbare orde tegen te gaan. Te denken
valt bijvoorbeeld aan een wettelijk verbod op gebruik van of het voorhanden hebben
van lachgas in het verkeer, aangevuld met, waar lokaal gewenst geacht, verbod op gebruik
in de openbare ruimte door middel van lokale verordeningen.
Een aanpak op basis van strafbaarstelling van gebruik is niet overwogen. Het gebruik
van drugs op grond van de Opiumwet is niet strafbaar. Zoals eerder in de beantwoording
van Kamervragen aan uw Kamer toegelicht is de Opiumwet primair gericht op bescherming
van de volksgezondheid. Het gebruik van drugs is daarom bewust buiten de werkingssfeer
van de Opiumwet gelaten om te voorkomen dat door strafbaarstelling mensen geen hulp
zouden zoeken als zij als gevolg van hun drugsgebruik in de problemen komen. Dit uitgangspunt
geldt voor alle middelen die op één van de lijsten bij de Opiumwet staan, waaronder
in de toekomst ook lachgas, en is een uitgangspunt dat ik in alle gevallen wil handhaven.
Ook is een aanpak op basis van een onderscheid tussen toegestaan recreatief gebruik
en verboden excessief gebruik niet overwogen. Een dergelijk onderscheid is namelijk
niet zomaar vast te stellen. Uit het CAM rapport blijkt dat het niet eenvoudig is
een veilige bovengrens van gebruik vast te stellen en dat zelfs beperkt gebruik al
tot risico’s kan lijden.63 Los daarvan acht ik een dergelijk onderscheid ook niet handhaafbaar.
Gemeenten kunnen momenteel al door middel van Algemene Plaatselijke Verordeningen
maatregelen nemen tegen het gebruik van lachgas. De leden van de VVD-fractie vragen
in hoeverre dat al gebeurt. Worden de effecten van dergelijke verordeningen gevolgd
door de Staatssecretaris? Zo ja, wat zijn daarvan de uitkomsten? Zijn er al gevallen
waarin gebruik van lachgas is vervolgd, omdat dit in strijd was met lokale verordeningen
en heeft dit geleid tot veroordeling dan wel tot vrijspraak.
Er bestaan geen cijfers over het aantal gemeenten dat in de Algemene Plaatselijke
Verordening maatregelen treft tegen het gebruik van lachgas noch over gevallen waarin
gebruik van lachgas is vervolgd en of dit heeft geleid tot veroordeling dan wel vrijspraak.
Ik ben er van op de hoogte dat ten minste 20 unieke gemeenten de APV gebruiken om
lachgas problematiek tegen te gaan. Dit gebeurt op grond van verschillende bepalingen,
waaronder ook nieuwe bepalingen die specifiek op lachgas zien. Het is aannemelijk
dat dit aantal in werkelijkheid hoger ligt, omdat delen van de ervaren lachgasproblematiek
ook op basis van bestaande, generieke, APV-bepalingen kan worden aangepakt, zoals
bepalingen die overlast tegengaan. In 2019 werd bij ruim 19.000 incidenten lachgas
aangetroffen. Het betrof voornamelijk incidenten in het verkeer en meldingen van overlast.
De effecten van dergelijke verordeningen worden door de rijksoverheid niet structureel
gevolgd. Wel is er nauw contact met verschillende gemeenten en de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten. Laatstgenoemde steunt de voorgestelde integrale aanpak zo blijkt uit een
recente ledenbrief over lachgas.64 Ook vragen sommige gemeenten met een lokale aanpak van lachgas op basis van de APV
om een landelijk verbod, omdat de APV geen sluitend kader biedt, zoals voor handhaving
in winkels of in het verkeer.
Actieplan Etikettering van Levensmiddelen
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat ieder mens primair zelf verantwoordelijk
is voor zijn eigen gezondheid. Deze leden zouden zich zorgen maken als maatregelen
aan mensen de suggestie geven dat hun gezondheid een verantwoordelijkheid is die de
overheid van hen heeft overgenomen. Zij realiseren zich dat een gezonde levensstijl
altijd maatwerk is, waarbij iedereen zijn eigen plan trekt en mensen met name baat
hebben bij voorlichting en inzicht in de effecten van voedingsmiddelen op hun gezondheid.
Leefstijlpreventie is daarmee een combinatie van enerzijds de persoonlijke wil en
inspanning, en anderzijds inzicht in de effecten van voedingsmiddelen. Over de zin
«Het voedselkeuzelogo is een voedingsclaim op het etiket waarmee de consument met
één oogopslag de keuze voor een gezonder levensmiddel kan maken» vragen deze leden
of dit niet een te sterke versimpeling is van de te maken keuze. Elk voedingsmiddel
moet immers worden beoordeeld in samenhang met de individuele levensstijl, met de
gebruikte hoeveelheid, de voedingswaarde, de ingrediënten en de energetische waarde
(calorieën). Ook de reeds lang gehanteerde Schijf van Vijf van het Voedingscentrum
is hierop gebaseerd. Hoe is de Minister voornemens dergelijke afwegingen tot uitdrukking
te brengen in de etikettering?
Op het etiket van een levensmiddel moeten de energetische waarde, voedingswaarde en
ingrediënten verplicht worden vermeld. Hiermee kan de consument in principe de exacte
samenstelling en voedingswaarde raadplegen en op basis hiervan haar eigen keuzes maken.
Het is voor veel consumenten echter lastig de informatie op het etiket goed te interpreteren
en hier hun keuze op te baseren. Met het in te voeren Nutri-Score willen we consumenten
helpen op een makkelijke manier, in één oogopslag, een gezondere keuze te maken. Nutri-Score
kan in principe op alle producten in het winkelschap staan, ook op producten die niet
in de Schijf van Vijf passen. Een voedselkeuzelogo is een van de hulpmiddelen om de
gezonde keuze makkelijker te maken op productniveau. De Schijf van Vijf informeert
consumenten over een gezonder en duurzamer voedingspatroon.
De Staatssecretaris geeft aan dat de etikettering conform de Nutri-Score in overeenstemming
dient te worden gebracht met de Schijf van Vijf van het Voedingscentrum. Nutri-Score
en Voedingscentrum informeren consumenten echter op een fundamenteel andere wijze.
Waar de Nutri-Score is gebaseerd op de kenmerken van het product zelf, richt het Voedingscentrum
zich op de plaats die het product heeft in het dieet van de consument. De leden van
de VVD-fractie vragen dan ook hoe de Staatssecretaris denkt beide met elkaar in overeenstemming
te brengen. Heeft de Staatssecretaris op dit punt reeds concrete acties genomen sinds
deze discrepantie in november 2019 ook door hemzelf werd geconstateerd?
Informatie op het etiket via Nutri-Score en voorlichting aan consumenten over de Schijf
van Vijf zijn inderdaad verschillende instrumenten. Ze hebben echter hetzelfde doel,
namelijk consumenten helpen gezondere voedingskeuzes te maken. Nutri-Score biedt informatie
over betere keuzes op producten in het gehele winkelschap, terwijl de Schijf van Vijf
adviezen geeft over een gezond voedingspatroon (de combinatie van alles wat je eet
en drinkt).
Het is van belang dat de consument niet in verwarring wordt gebracht over de Schijf
van Vijf door de informatie van Nutri-Score. Dit betekent dat zoveel mogelijk moet
worden voorkomen dat producten via Nutri-Score worden aangeprezen als een zeer goede
keuze (groen, A), terwijl dit product op grond van de Schijf van Vijf niet wordt aanbevolen.
Aan de andere kant moeten ook de producten uit de Schijf van Vijf binnen Nutri-Score
niet als een zeer slechte keuze (donkeroranje, E) worden aangeprezen. Ik heb met de
andere landen afgesproken dat de berekening die ten grondslag ligt aan Nutri-Score
geëvalueerd wordt. Met de deelnemende landen tref ik momenteel voorbereidingen voor
deze evaluatie door onafhankelijke wetenschappers uit de betreffende landen. Deze
wetenschappers krijgen de opdracht om te kijken naar de voedingsrichtlijnen van de
deelnemende landen en te streven naar synergie tussen deze voedingsrichtlijnen en
de criteria voor de berekening achter Nutri-Score. Op het moment dat Nutri-Score formeel
geïntroduceerd wordt in Nederland, zal ik ook aandacht besteden aan hoe Nutri-Score
zich verhoudt tot de Schijf van Vijf.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister verwacht dat op Europees niveau
de discussie over een voedsel-keuzelogo op de voorkant van verpakkingen in de komende
jaren zal worden vervolgd. Deze leden vragen de Minister in hoeverre deze Europese
discussie nog gevolgen kan hebben voor het invoeren van Nutri-Score in Nederland.
Daarnaast verwacht de Minister in 2020 een rapportage van de Europese Commissie over
de mogelijkheid voor het vaststellen van voedingsprofielen. Wanneer kunnen de leden
van de VVD-fractie deze rapportage verwachten?
Op 28 november 2019 heb ik gekozen voor Nutri-Score. Hierbij heb ik aangegeven dat
allereerst de achterliggende criteria moeten worden aangepast, zodat het logo beter
aansluit bij de voedingsrichtlijnen. In de Europese Farm to Fork strategie heeft de
Europese Commissie aangekondigd dat er uiterlijk eind 2022 een voorstel voor een verplicht
Europees geharmoniseerd voedselkeuzelogo komt. Deze discussie heeft op dit moment
geen gevolgen voor het invoeren van Nutri-Score in Nederland. In Nederland worden
de voorbereidingen getroffen om het voeren van Nutri-Score na de evaluatie van het
logo, vanaf medio 2021, mogelijk te kunnen maken.
De Europese Commissie heeft op 20 mei 2020 een rapportage uitgebracht over voedingsprofielen.65 In de Farm to Fork strategie is door de Europese Commissie aangekondigd dat ze in
2022 voedingsprofielen wil vaststellen om het aanprijzen van producten met hoge zout,
suikers, en ongezonde vetten aan banden te leggen. De genoemde rapportage zal hiervoor
als input dienen.
Vragen en opmerkingen van de PVV-fractie
Voortgangsbrief Nationaal Preventieakkoord
De Staatssecretaris erkent dat er substantiële gezondheidswinst kan worden bereikt
als rokers volledig overstappen op de e-sigaret. Waarom zet hij hier dan niet meer
op in en welke stappen gaat de Staatssecretaris zetten om ervoor te zorgen dat rokers
volledig overstappen?
De grootste gezondheidswinst wordt behaald als rokers volledig stoppen met roken,
en in dat proces niet op een vervangend schadelijk product overstappen zoals de e-sigaret.
Daarom is het beleid van het kabinet gericht op het stimuleren van rokers om te stoppen
met roken. Dit sluit goed aan bij de wens van 80% van de rokers die zegt te willen
stoppen met roken. Met het Nationaal Preventieakkoord wordt ingezet op het vergroten
van het aantal effectieve stoppogingen. Voor het stoppen met roken zijn verschillende
bewezen effectieve en veilige methoden beschikbaar. Over e-sigaretten bestaat zorg,
onder andere over de gezondheidsschade op langere termijn, het risico op terugval
in tabaksgebruik, het ondermijnen van de stopwens, de aantrekkelijkheid voor consumenten
die geen tabaksproducten of aanverwante producten gebruiken en of deze producten werkelijk
kunnen bijdragen aan een netto-daling van het aantal rokers. Dit is de reden waarom
het gebruik van de e-sigaret wordt beperkt tot de groep rokers die het echt niet lukt
om te stoppen met de bewezen effectieve hulpmiddelen.
Het Trimbos-instituut concludeert in de Nationale Drugsmonitor dat weinig rokers (3%)
voordat ze gingen roken eerst een e-sigaret hadden gebruikt. Ook concludeert het Trimbos-instituut
in zijn factsheet (over e-sigaretten in 2020) dat er meer onderzoek nodig is om te
bepalen of de e-sigaret een opstap is naar roken. Op basis van welke onafhankelijke
Nederlandse data kan de Staatssecretaris toch concluderen dat de e-sigaret een opstap
is naar roken?
Het Trimbos-Instituut stelt in de factsheet elektronische sigaretten dat het aannemelijk
is dat het gebruik van e-sigaretten een opstap kan zijn voor jongeren om te gaan roken.
Op dit moment is er nog geen onderzoek onder Nederlandse jongeren uitgevoerd naar
dit onderwerp. Er is wel internationaal onderzoek waar het Trimbos-instituut deze
conclusie op baseert en er is geen reden om aan te nemen dat Nederlandse jongeren
anders zijn dan buitenlandse jongeren.
De Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose (NVALT) riep
vorig jaar op tot een verbod op de e-sigaret na incidenten in de VS. Later werd bekend
dat vrijwel alle Amerikaanse incidenten waren toe te schrijven aan het toevoegen van
illegale substanties zoals THC en vitamine E acetaat. Is de Staatssecretaris bereid
een onafhankelijke analyse te delen van het NVALT-onderzoek naar de aan e-sigaretten
toegeschreven gezondheidsincidenten? Zo nee, waarom niet?
De NVALT heeft vorig jaar een uitvraag gedaan onder longartsen of zij patiënten hebben
gezien met klachten na e-sigaretgebruik. In deze uitvraag zijn ernstige longklachten
gemeld na gebruik van e-sigaretten, zoals verergering van al bestaande longziekten,
maar geen klachten die te linken zijn aan de problematiek in de Verenigde Staten.
Ik zie geen noodzaak om een verdere analyse van de opbrengst van de uitvraag onder
de longartsen uit te laten voeren.
De gecombineerde maatregelen waaronder het aangekondigde smaakjesverbod in e-sigaretten
en de invoering van standaardverpakkingen voor e-sigaretten, in combinatie met het
uitstalverbod en het reclameverbod, hebben impact op de e-sigarettensector, waaronder
veel MKB-bedrijven. Is de Staatssecretaris voornemens om een uitgebreide MKB-toets
uit te voeren alvorens deze verstrekkende maatregel door te voeren? Heeft de Staatssecretaris
alvorens het verbod op smaakjes in e-sigaretten anders dan tabak en de invoering van
standaardverpakkingen voor e-sigaretten aan te kondigen, de e-sigarettensector (groothandels
en winkeliers) en e-sigarettengebruikersorganisatie geconsulteerd? Zo nee, waarom
niet?
Wettelijke maatregelen die impact hebben op de e-sigarettensector, worden steeds in
samenspraak met het Ministerie van EZK ontworpen. Daarnaast worden de regeldrukgevolgen
voor alle partijen in de toelichting van alle regelgeving in kaart gebracht. Het adviescollege
toetsing Regeldruk toetst vervolgens de voorgenomen wet- en regelgeving op de regeldrukeffecten.
Wanneer de concept- wetgeving op internet wordt gepubliceerd is het voor iedereen,
dus ook voor deze MKB-ondernemers, mogelijk om te reageren op de nieuwe regels en
te bepalen of deze werkbaar zijn. In die fase kan de concept-regelgeving zonodig worden
aangepast.
Wettelijk gezien mogen e-sigaretten niet worden verkocht aan mensen onder de 18 jaar.
Is er door het Ministerie van VWS onderzoek uitgevoerd in hoeverre minderjarigen toch
toegang krijgen tot het product?
Uit de Monitor Kopen tabak door jongeren- Metingen in 2016 en 2018, die ik eerder
aan uw Kamer heb gestuurd blijkt dat minderjarigen toegang hebben tot e-sigaretten.66 In de monitor kwam naar voren dat in 2018 2% van de 14/15-jarigen en de 16/17-jarigen
op dat moment een e-sigaret gebruikte. Van de ondervraagde jongeren gaf 1% aan in
het afgelopen jaar e-sigaretten te hebben gekocht of geprobeerd dat te doen. Zij kochten
deze producten met name bij speciaalzaken en via internet. Dit jaar wordt de monitor
opnieuw uitgevoerd. Ik verwacht deze in het voorjaar van 2021 aan uw Kamer te sturen.
Deelt de Staatssecretaris de verwachting dat een verbod op smaakjes en de invoering
van gestandaardiseerde verpakkingen voor e-sigaretten kan leiden tot een toename in
de grensoverschrijdende verkoop van e-sigaretten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, onderkent
de Staatssecretaris dat een dergelijke ontwikkeling contraproductief is?
Bij het invoeren van wettelijke maatregelen bestaat het risico dat de grensoverschrijdende
verkoop toeneemt. Dit is onder andere de reden waarom ik voorstander ben van een geharmoniseerde
Europese aanpak om het gebruik van de e-sigaret te ontmoedigen. Toch ben ik van mening
dat de impact van deze aangekondigde maatregelen nog steeds zeer groot zal zijn, omdat
al het aanbod in Nederlandse (web)winkels in de toekomst aan deze wetgeving zal moeten
voldoen.
De Staatssecretaris stelt dat op grond van de nieuwste inzichten van het Trimbos-instituut
– over onder andere schadelijkheid, aantrekkelijkheid voor jongeren en het voorzorgsprincipe
ten aanzien van e-sigaretten – de aantrekkelijkheid voor jongeren verder dient te
worden beperkt. Om deze reden stelt de Staatssecretaris dat alle smaakjes van e-sigaretten
behalve tabakssmaken verboden moeten worden. Uit de meest recente (na publicatie van
de factsheet) Trimbos-cijfers blijkt dat het aantal jongeren dat vorig jaar heeft
geëxperimenteerd met een e-sigaret met maar liefst 9 procentpunten is teruggelopen
ten opzichte van 2015 (van 34% in 2015 naar 25% in 2019). Ook blijkt van regelmatig
gebruik onder jongeren geen sprake: slechts een op de tien jongeren die de e-sigaret
gebruikt doen dit «bijna elke week of vaker». Onderschrijft de Staatssecretaris de
conclusie dat het e-sigarettengebruik onder jongeren daalt? Zo ja, waarom neemt de
Staatssecretaris dan toch het besluit om smaakjes voor e-sigaretten te verbieden?
Ik ben blij dat het gebruik van de e-sigaret onder jongeren is gedaald. Toch maak
ik mij grote zorgen om het grote aantal jongeren dat het schadelijke product gebruikt
en op deze manier mogelijk afhankelijk wordt van nicotine. In het streven naar een
rookvrije generatie is geen plek voor de e-sigaret en daarom vind ik het belangrijk
het gebruik van de e-sigaret verder te ontmoedigen.
In recent onderzoek van het RIVM wordt benadrukt dat andere smaakjes dan tabak bijdragen
aan het volledig overstappen op e-sigaretten: «The availability of different flavors
was the most attractive characteristic of e-cigarettes. Dual users and exclusive vapers
had most often used tobacco and menthol/mint flavors when they first started vaping.
Compared to dual users, exclusive vapers currently used more fruit and sweet flavors
than dual users.» Deelt de Staatssecretaris de mening dat een verbod op smaakjes in
e-sigaretten (met uitzondering van tabakssmaak) ertoe kan leiden dat e-sigarettengebruikers
zullen terugvallen op de traditionele sigaret? Zo nee, waarom niet? Zo ja, vindt de
Staatssecretaris dit een wenselijke ontwikkeling?
In een recent gepubliceerde studie van de Journal of the American Medical Association
(JAMA) «Associations of Flavored e-Cigarette Uptake With Subsequent Smoking Initiation
and Cessation» wordt geconcludeerd dat volwassenen die begonnen met het dampen van
e-sigaretten zonder tabakssmaak, meer geneigd waren te stoppen met roken dan degenen
die e-sigaretten gebruikten met tabakssmaken. Daarnaast werd geconcludeerd dat het
dampen van e-sigaretten zonder tabakssmaak niet geassocieerd werd met een toename
van het aantal jeugdrokers, maar met een toename van de kans op stoppen met roken
door volwassenen. Is de Staatssecretaris bekend met deze studie? Zo nee, is hij bereid
om de resultaten uit bovengenoemde studie mee te nemen in zijn overweging alvorens
over te gaan tot een verbod op smaakjes (met uitzondering van tabak) in e-sigaretten?
Zo ja, waarom heeft de Staatssecretaris de resultaten uit bovengenoemde studie niet
meegenomen in zijn beleidsoverwegingen? Veel gezondheidsexperts, waaronder dr. Gera
Nagelhout van het Instituut voor Onderzoek naar Leefwijzen & Verslaving (IVO Instituut),
benadrukken dat juist (nontabak) smaakjes het makkelijker maken voor rokers die willen
stoppen met roken om de smaak van tabak te «ontwennen» en dat een verbod op andere
smaakjes dan tabak dus een slecht idee is. Deelt de Staatssecretaris de mening dat
het negeren van deze breed gedragen conclusie ertoe kan leiden dat het traditionele
roken in stand wordt gehouden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom is hier geen rekening
mee gehouden in het besluit om een verbod op smaakjes (anders dan tabak) aan te kondigen?
Ik ben bekend met beide bovengenoemde studies. Het Trimbos-instituut concludeert in
de factsheet elektronische sigaretten die ik eerder aan uw Kamer heb gezonden dat
vooral voor jongeren smaakstoffen de aantrekkelijkheid van een e-sigaret vergroten.
Het Trimbos-instituut concludeert tevens op basis van het beschikbare wetenschappelijke
onderzoek dat een verbod op smaakjes mogelijk ook volwassenen die willen stoppen met
roken ervan kan weerhouden om de e-sigaret als hulpmiddel te gebruiken. In Nederland
was in 2019 van de regelmatige e-sigaret gebruikers ongeveer 62%67 een roker. Dit waren duale gebruikers die naast e-sigaretten ook tabakssigaretten
gebruikten. De afgelopen jaren heeft de beschikbaarheid van een breed assortiment
smaken dus niet in grote mate geleid tot een (volledige) overstap naar de e-sigaret.
Het kabinet is van mening dat het in het kader van het beschermen van de volksgezondheid,
en met name die van jongeren, noodzakelijk is om aanvullende maatregelen te nemen.
In navolging van het verbod op smaken in tabakssigaretten is gekozen de aantrekkelijke
smaken voor vloeistoffen voor de e-sigaret te verbieden. Het beschermen van jongeren
tegen de schadelijke effecten van de e-sigaret weegt in de ogen van het kabinet en
de andere ondertekenaars van het preventieakkoord zwaarder dan de aantrekkelijkheid
van het product als stoppen met roken middel.
Vreest de Staatssecretaris dat wanneer e-sigarettengebruikers zelf e-sigarettenvloeistoffen
gaan vermengen met illegale substanties eenzelfde situatie kan ontstaan zoals in de
VS, met alle gezondheidsrisico’s van dien? Zo ja, waarom is de Staatssecretaris dan
voornemens om een verbod op alle smaakjes in e-sigaretten door te voeren? Zo nee,
waarom niet?
Het zelfstandig mengen van illegale substanties is zeer onverstandig omdat het tot
schadelijkere damp kan leiden dan bij reguliere vloeistoffen. De gezondheidsproblematiek
in de Verenigde Staten sterkt mij in de visie dat verdere ontmoediging van de e-sigaret
nodig is.
Hoe zal het wetgevingstraject omtrent het voorstel tot invoering van een smaakjesverbod
eruitzien? Wordt het voorstel gereguleerd via een AMvB of als een ministeriële regeling?
Wordt het voorstel aangemeld bij de EU op basis van de EU TRIS-procedure? Zo ja, wanneer?
Op welke wijze wordt de Kamer betrokken bij de besluitvorming?
Het reguleren van smaken voor vloeistoffen voor de e-sigaret zal door middel van zowel
een AMvB als een ministeriële regeling vorm krijgen in de Tabaks-en rookwarenregelgeving.
Beide concepten zullen worden genotificeerd bij de Europese Commissie, gelijktijdig
aan of nadat de AMvB aan uw Kamer is gestuurd in het kader van de voorhangprocedure.
De Staatssecretaris geeft verder in zijn brief aan dat hij een Europees geharmoniseerde
aanpak prefereert. Hoe ziet hij dit aangezien andere Europese landen de e-sigaret
juist zien als een middel om te stoppen met roken?
Er zijn meerdere landen binnen de Europese Unie die maatregelen hebben genomen om
het gebruik van de e-sigaret te ontmoedigen. Zo is de e-sigaret in verschillende landen
onder het rookverbod geplaatst en hebben bijvoorbeeld Finland en Hongarije al een
smaakjesverbod voor vloeistoffen ingevoerd. Alleen in het Verenigd Koninkrijk wordt
de e-sigaret door de nationale gezondheidsdienst actief gestimuleerd als stoppen met
roken middel. Met het vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie zie
ik kansen voor een geharmoniseerde aanpak om de e-sigaret te ontmoedigen.
Het is goed dat het roken van kruidenrookproducten nu eindelijk toegevoegd wordt aan
de thematafel roken. Deze leden snappen werkelijk waar niet waarom dit niet eerder
is gebeurd. Zij willen weten waarom dit niet veel eerder gebeurd is.
Het roken van kruidenrookproducten is reeds eerder onderwerp van gesprek geweest bij
de thematafel roken. Dit heeft er echter niet geresulteerd in een maatregel in het
Nationaal Preventieakkoord in aanvulling op reeds genomen wettelijke maatregelen zoals
een leeftijdsgrens, reclameverbod en gezondheidswaarschuwingen. Aan de thematafel
roken werd en wordt vooral prioriteit gegeven aan het verminderen van het aantal tabaksverkooppunten,
structurele substantiële accijnsverhogingen, gelijktrekken van de regels voor e-sigaretten
met die voor traditionele sigaretten, ruimere inzet op campagnes en communicatie en
hulp bij stoppen met roken.
Het percentage volwassenen dat rookt is al jaren aan het dalen. Het is echter zo dat
er een leeftijdscategorie buiten deze trend valt. Het zijn vooral jongeren in de leeftijdscategorie
20–24 jaar waarbij er geen sprake is van een daling. Hoe kan het dat, ondanks alle
getroffen maatregelen vooral gericht op jongeren, deze groep rokers niet daalt?
Ik vind het zorgwekkend dat de hoogste prevalentie van rokers in de groep jongvolwassenen
zit. We hebben de afgelopen jaren niet specifiek op deze groep ingezet. Ik heb, in
het kader van het Nationaal Preventieakkoord, financiering toegekend aan de afdeling
Publieksinformatie van het Trimbos om een apart informatie aanbod voor jongeren te
gaan creëren. Zij hebben daarvoor afgelopen maanden onderzoek gedaan onder 1.000 jongeren
om te inventariseren wat zij belangrijk vinden bij het stoppen met roken. Uit de onderzoeksresultaten
komt naar voren dat jongvolwassenen andere wensen hebben dan de «oudere» volwassenen.
Het onderzoek laat bijvoorbeeld zien dat jongvolwassenen niet op zoek zijn naar professionele
begeleiding van een coach of medicijnen, maar bij voorkeur een app gebruiken met functionaliteiten
en een look and feel die goed past bij hun behoeften, en voorziet in de mogelijkheid
van sociale steun bij het stoppen met roken, zonder de sociale druk van vrienden die
door blijven roken. Deze app wordt een aanpassing van de bestaande Nederlandse app
Stopstone. Ook zal ik een speciale ingang laten maken op de website ikstopnu.nl voor
jongvolwassenen, met op hen toegespitste informatie. Deze producten zullen uiterlijk
eind 2021 worden opgeleverd. Daarnaast verwacht ik dat de ontwikkelingen in de maatschappij,
zoals bijvoorbeeld rookvrije sport, er ook bij jongvolwassenen aan zullen bijdragen
dat roken steeds minder als normaal wordt gezien.
Preventief gezondheidsbeleid
In het Nationaal Preventieakkoord staat dat de invoering van standaardverpakkingen
voor e-sigaretten per 2022 zou worden overwogen. Kan de Staatssecretaris aangeven
waarom hij nu reeds over wil gaan tot het formeel vastleggen van 1 januari 2022 als
inwerkingtredingsdatum voor gestandaardiseerde verpakkingen voor e-sigaretten? Welke
informatie en/of welke overwegingen hebben de Staatssecretaris doen besluiten om standaardverpakkingen
voor e-sigaretten daadwerkelijk in te voeren en niet langer te overwegen? Uit welke
studie blijkt dat dit bewezen effectief is?
Om samenhang en consistentie van het tabaksontmoedigingsbeleid te bevorderen, is het
belangrijk dat standaardverpakkingen niet alleen voor sigaretten en shagtabak gaan
gelden.
Zoals afgesproken in het Nationaal Preventieakkoord, acht het kabinet het noodzakelijk
dat ook verpakkingen van sigaren en elektronische dampwaar fors minder aantrekkelijk
worden gemaakt. Verpakkingen van sigaren en elektronische dampwaar kunnen immers zeer
aantrekkelijk zijn of worden gemaakt, met name voor jongeren. Hierdoor blijft het
gebruik van deze producten door jongeren aantrekkelijk of kan het gebruik zelfs toenemen.
De effectiviteit van gestandaardiseerde verpakkingen voor sigaretten is de afgelopen
jaren regelmatig onderzocht en uit deze onderzoeken kan worden geconcludeerd dat standaardverpakkingen
het bewustzijn van de schadelijkheid van roken vergroten.68
Waarom refereert de Staatssecretaris enkel aan Israël waar het gaat om de invoering
van gestandaardiseerde verpakkingen voor e-sigaretten? Kan de Staatssecretaris bevestigen
dat in geen enkele EU-lidstaat reeds standaardverpakkingen voor e-sigaretten van kracht
zijn geworden? Zo ja, waarom heeft de Staatssecretaris besloten voor de Europese troepen
uit te lopen?
Voor zover bekend is Israël op dit moment het enige land dat gestandaardiseerde verpakkingen
voor e-sigaretten heeft voorgeschreven. Er zijn geen andere EU-lidstaten die deze
maatregel al hebben ingevoerd. Voor de onderbouwing voor het invoeren van neutrale
verpakkingen verwijs ik u naar het antwoord op de voorgaande vraag.
Minimum Unit Pricing voor alcohol – Verkenning van effectiviteit, implementatieaspecten
en scenario’s voor prijsbeleid in Nederland
De leden van de PVV-fractie willen de verwachte effecten van Minimum Unit Pricing
(MUP) weten voor de gewone Nederlanders die in het weekend een drankje doen. Deze
leden vrezen namelijk dat zij de dupe zullen worden van de maatregel en (wederom)
in hun portemonnee zullen worden getroffen. Zorgt deze maatregel ervoor dat dit drankje
(een biertje, een wijntje) duurder wordt? En zo ja, hoeveel?
MUP zal ervoor zorgen dat de prijs van de goedkoopste alcoholhoudende dranken stijgt.
Deze goedkoopste alcoholhoudende drank is momenteel vaak goedkoper dan frisdrank en
water in fles.
De groep consumenten die deze producten koopt zal hierdoor minder alcohol kunnen kopen
voor hetzelfde bedrag. Wat de precieze effecten zijn op de prijs van een alcoholisch
drankje hangt van de gehanteerde minimumprijs per eenheid alcohol af. Het RIVM maakt
momenteel bij de doorrekening van invoering van MUP in Nederland de effecten van verschillende
minimumprijzen inzichtelijk. Hiermee kan de keuze voor het al of niet invoeren van
MUP en de minimumprijs in Nederland worden onderbouwd.
De Staatssecretaris geeft aan dat producten uit het goedkopere segment duurder worden;
uit de bijlage blijkt dat alle biersoorten, ook de merkbieren, al bij een MUP van
0,35 duurder worden. Is een kratje bier met de invoering van MUP nog betaalbaar voor
de gewone hardwerkende Nederlander? Is een kratje bier met de invoering van zowel
de MUP als de beperking van de prijsactie nog wel betaalbaar voor de gewone hardwerkende
Nederlander? Kan er na invoering van MUP nog wel een aanbieding plaatsvinden op een
kratje bier?
Zowel met de invoering van MUP als met de beperking van de prijsacties tot maximaal
25 procent blijft een kratje bier betaalbaar voor iedere hardwerkende Nederlander.
Wel is het zo dat de alcoholconsument, bij gelijkblijvende uitgaven aan alcohol, minder
kan kopen bij invoering van MUP. Een aanbieding op een kratje bier blijft mogelijk,
als daarmee de prijs van het kratje bier niet onder de minimumprijs per eenheid alcohol
komt en er niet meer dan 25 procent korting wordt gegeven op de reguliere prijs.
Acht de Staatssecretaris de invoering van MUP haalbaar in Nederland?
Het onderzoek van het RIVM laat zien dat het alcoholgebruik van overmatige, zware
en problematische drinkers door MUP afneemt. Ik vind deze eerste onderzoeksresultaten
veelbelovend. MUP is binnen het alcoholbeleid een effectieve maatregel om kwetsbare
groepen te beschermen tegen problematisch alcoholgebruik. Dit najaar wordt het rapport
van het RIVM aangevuld met een doorrekening van invoering van MUP in Nederland, een
stakeholdersanalyse en de meest recente empirische gegevens uit Schotland, waar MUP
is ingevoerd sinds 2018. Ondertussen maak ik een overzicht van de stappen die nodig
zijn om MUP in Nederland in te voeren. Hiermee beoog ik tot een goede basis te komen
voor een toekomstige beleidsbeslissing over de vraag of een invoering van MUP in Nederland
haalbaar is.
Aan welke eenheidsprijs denkt de Staatssecretaris? Kan de Staatssecretaris een overzichtelijke
tabel maken met de eenheidsprijs per land en in euro’s?
Het RIVM zal bij de doorrekening van invoering van MUP in Nederland ook de effecten
van verschillende minimumprijzen per eenheid inzichtelijk maken om zo de keuze voor
een eventuele minimumprijs in Nederland te onderbouwen. Het is daarmee nog te vroeg
om een bepaalde minimumprijs te noemen. Hieronder treft u een overzicht aan van de
momenteel gehanteerde minimumprijs per land en in euro’s.
Land
Type alcohol
MUP origineel
MUP 2019 euro
Eenheid1
Schotland
alle
0,50 pence
0,57
Standaardeenheid (= 8 gram pure alcohol)
Canada2
bier
0,69
Standaardeenheid (= 13,6 gram pure alcohol)
wijn
0,57
Standaardeenheid (= 13,6 gram pure alcohol)
gedestilleerd
0,89
Standaardeenheid (= 13,6 gram pure alcohol)
Wales
alle
0,50 pence
0,57
Standaardeenheid (= 8 gram pure alcohol)
Australië
alle
1,30 dollar
0,72
Standaardeenheid (= 10 gram pure alcohol)
Kirgizië
wodka
90 som
1,47
0,5 liter
Oezbekistan
wijn
9600 sum
0,91
liter
wodka3
23200 sum
2,2
liter
cognac
34600 sum
3,28
liter
Rusland
wodka
205 roebel
2,99
0,5 liter
Wit-Rusland
gedestilleerd
4,4 roebel
2,2
0,5 liter
X Noot
1
Waar standaardeenheid staat, wordt MUP gehanteerd. In de andere gevallen wordt uitgegaan
van een minimale prijs per hoeveelheid van een bepaalde drank.
X Noot
2
Canada hanteert geen nationaal beleid wat betreft MUP. Elke provincie heeft hiervoor
zijn eigen beleid. De weergegeven minimumprijzen worden gehanteerd in meerdere Canadese
provincies.
X Noot
3
Wodka en andere sterke alcoholhoudende dranken.
Is de Staatssecretaris voornemens om de MUP, naast de maatregel om prijsacties met
meer dan 25% korting niet langer toe te staan, in te voeren?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op de eerder door u
gestelde vraag over de haalbaarheid van MUP in Nederland.
Is de Staatssecretaris voornemens om een accijnsverhoging op alcoholhoudende drank
op te leggen?
Het RIVM rekent momenteel de meest realistische scenario’s voor aanscherping van het
alcoholprijsbeleid in de Nederlandse situatie door: een MUP voor alle alcoholhoudende
drank, een accijnsverhoging op alcohol en een combinatie van zowel MUP als een accijnsverhoging.
Daarbij worden de kosten en baten van deze drie scenario’s tegen elkaar afgezet. Ik
verwacht de resultaten dit najaar. Ik wacht eerst deze resultaten af, alvorens ik
een standpunt inneem over mogelijke toekomstige maatregelen, (zoals de vraag of een
accijnsverhoging op alcohol wenselijk is).
Rookverbod. Inspectieresultaten 2019
De leden van de PVV-fractie constateren voor het zoveelste jaar op rij dat het rookverbod
wederom niet goed nageleefd wordt in de shishalounges. Wederom is het maatregelpercentage
(40%) het hoogst bij de shishalounges. Wordt de maatregel «three strikes out» nog
opgelegd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoeveel shishalounges hebben reeds drie maatregelen
opgelegd gekregen?
De «three strikes out maatregel» kan op dit moment alleen worden ingezet bij een overtreding
van de naleving van de leeftijdsgrens bij de verkoop van tabak. Indien bij een ondernemer
drie maal in twaalf maanden een overtreding wordt geconstateerd, kan de verkoop van
tabak worden stilgelegd. Voor de sanctionering bij overtreding van het rookverbod
is de maatregel niet geschikt omdat er in de regelgeving geen onderscheid gemaakt
kan worden naar de locatie. Het rookverbod geldt niet alleen voor horeca, maar onder
andere ook voor openbare gebouwen en ziekenhuizen. De sluiting van deze organisaties
in verband met een overtreding van het rookverbod is disproportioneel en onwenselijk.
Hoelang gaat het nog duren voordat ook het roken van kruidenmengsels zonder tabak
onder het rookverbod gaat vallen?
Voor kruiden-rookproducten zijn reeds meerdere wettelijke maatregelen genomen zoals
een leeftijdsgrens van 18 jaar, een reclameverbod en gezondheidswaarschuwingen op
verpakkingen. Ik blijf het gebruik van kruidenrookproducten volgen. Aanvullende maatregelen,
zoals de uitbreiding van het rookverbod, kunnen overwogen worden als er signalen zijn
uit de praktijk of de handhaving of wanneer de populariteit en gebruiksfrequentie
onder met name jongeren blijkt toe te nemen.
Maakt het nemen van monsters de inspecties niet onnodig ingewikkeld? Wat zijn de kosten
om vast te stellen welk type product in de waterpijpen gerookt wordt?
Het nemen van monsters van het gerookte product in waterpijpen maakt de inspectie
complexer en dit kost meer tijd. Om vast te stellen of het rookverbod wordt overtreden,
moet worden aangetoond dat het gerookte product tabak bevat en niet enkel bestaat
uit kruidenrookproducten of andere producten zonder tabak. Dit gebeurt via laboratoriumonderzoek.
Naast dat de inspectie meer tijd kost, zijn er aan het monsteronderzoek laboratoriumkosten
verbonden. Deze laboratoriumkosten zijn ca. 100 euro per onderzocht monster.
Sport en alcohol onlosmakelijk verbonden?
Is de Staatssecretaris van mening dat als de maatschappelijke trend is om te matigen
met het drinken van alcohol, dit niet vanzelf zal doorwerken in de sportkantine? Zo
nee, waarom niet?
De maatschappelijke trend is mede het gevolg van de aandacht en initiatieven van vele
maatschappelijke organisaties over de risico’s van alcoholgebruik en de concrete mogelijkheden
om problematisch gebruik terug te dringen.
Daarom heb ik in het Nationaal Preventieakkoord afspraken gemaakt met de sportsector
over de aanpak van problematisch alcoholgebruik. De sportsector is begonnen aan de
uitvoering met inzet van verschillende interventies. Die sluiten goed aan op de aanbevelingen
van het onderzoek.
Is de Staatssecretaris van mening dat interventies als sociale norm van standaard
0%, emerging norm, rolmodellen, beleidsmaatregelen en het stellen van disruptieve
vragen nodig zijn?
Is de Staatssecretaris voornemens dit op te nemen in zijn beleid?
Uit het rapport van Tabula Rasa blijkt dat alcoholgebruik in de sportkantine voor
een groot deel gewoontegedrag is. De voorgestelde interventierichtingen ondersteunen
het tot stand komen van een andere sociale norm. Dit rapport is onderdeel van het
Nationaal Preventieakkoord, waarin ik samen met de sportsector doelstellingen heb
geformuleerd en acties heb opgenomen die inmiddels zijn opgepakt.
Waarom laat de Staatssecretaris het niet over aan de inschatting van de medewerkers
in de sportkantines om mensen te laten matigen? Moet dit apart worden vastgelegd in
normering/regels of kunnen de algemene regels die gelden voor de horeca niet gewoon
worden gevolgd?
De Drank- en Horecawet geldt ook in de sportkantine. Daarnaast zet ik in het kader
van het Nationaal Preventieakkoord samen met de sportsector in op het tegengaan van
problematisch alcoholgebruik. We gaan voor een gezonde sportomgeving waar meedrinken
niet de norm is. De richtlijnen «Verantwoord alcoholbeleid in de sport» die NOC*NSF
met vele partners heeft opgesteld, geven richting aan het beleid dat de sportsector
hierin voorstaat.
Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie
Voortgangsbrief Nationaal Preventieakkoord
Uit onderzoek van het Trimbos-instituut blijkt dat een op de drie rokers overweegt
te stoppen door COVID-19. De Staatssecretaris geeft aan hierop in te zetten. De leden
van de CDA-fractie vragen hoe hij deze kans wil gaan verzilveren.
Ik zie COVID-19 als een belangrijke wake-up call voor rokers, omdat er voldoende aanwijzingen
zijn dat roken een risicofactor is voor een ernstiger beloop en overlijden aan deze
ziekte, en rokers waarschijnlijk ook meer risico lopen om besmet te raken. Tegelijkertijd
moeten we niet onderschatten dat voor veel mensen deze situatie veel stress oplevert,
bijvoorbeeld omdat zij bang zijn voor besmetting of de economische gevolgen aan den
lijve ondervinden. En zoals bekend: door stress kunnen rokers juist meer gaan roken,
en vallen gestopte rokers sneller weer terug. Daarom is het belangrijk om de urgentie
van stoppen met roken te benadrukken, zonder dat rokers daardoor nog meer stress krijgen.
Voor het algemeen publiek is daarvoor toegankelijke informatie beschikbaar via de
link: https://www.ikstopnu.nl/roken-en-corona/. Uit onderzoek van het Trimbos blijkt verder dat rokers dit jaar extra gemotiveerd
zijn om mee te doen aan Stoptober, vanwege COVID-19. Aansluitend aan Stoptober zal
de overheidscampagne PUUR van start gaan, die zowel bedoeld is om het bewustzijn over
de schadelijkheid van roken en meeroken te vergroten, als om rokers aan te zetten
om te stoppen met roken. Vanuit het Nationaal Preventieakkoord zijn ook vele initiatieven
ingezet die de stoppen-met-rokenzorg toegankelijker gaan maken. Daaronder vallen verbeteringen
aan de website ikstopnu.nl, het rookvrij maken van de zorg, verbetering van het Kwaliteitsregister
waarin gekwalificeerde rookstopcoaches zijn opgenomen, scholing voor zorgverleners
hoe het gesprek over roken te starten en het ontwikkelen van lokale zorgpaden in een
aantal proefregio’s waarin heldere afspraken worden vastgelegd over de rol en taken
van betrokken zorgprofessionals. Al deze initiatieven dragen juist nu bij aan het
beschikbaar maken van goede rookstophulp voor rokers die willen stoppen vanwege COVID-19.
Het inperken van het aantal verkooppunten voor tabaksproducten is een effectieve maatregel.
De leden van de CDA-fractie hebben eerder al aangekaart dat zij in ieder geval in
steden een toename van supermarkten en avondwinkels zien en daarmee op dit gebied
een toename van deze categorie verkooppunten. In juni gaf de Staatssecretaris aan
in gesprek te zijn met supermarkten naar aanleiding van de motie van de leden Kuik
en Dik-Faber.69 Deze leden vragen wat daar uitgekomen is. Welke concrete stappen wil men zetten,
of is er geen wil wat te veranderen tenzij de politiek hen iets oplegt voor een gelijk
speelveld?
Inmiddels is het onderzoek naar het verminderen van het aantal verkooppunten van tabak
afgerond en heb ik meerdere gesprekken gevoerd met supermarkten. Dit najaar bied ik
uw Kamer het rapport met mijn beleidsreactie aan, waarin ik u ook informeer over mijn
gesprekken met de supermarkten.
De leden van de CDA-fractie willen zo snel mogelijk stappen zetten om het aantal verkooppunten
van tabaksproducten te verminderen. Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat
hier in deze kabinetsperiode nog stappen worden gezet? Waarom stuurt de Staatssecretaris
het onderzoek over vermindering van het aantal tabaksverkooppunten pas na de zomer
naar de Kamer en niet voor de zomer, zoals eerder aangekondigd?
Het onderzoek naar het verminderen van het aantal verkooppunten van tabak heeft enige
vertraging ondervonden. De buitenlandse (gezondheids)experts die voor het onderzoek geïnterviewd zouden worden moesten prioriteit
geven aan bestrijding van het COVID-19 virus in hun land, waardoor oplevering van
het rapport voor de zomer niet meer mogelijk bleek. Inmiddels is dit onderzoek afgerond.
Dit najaar bied ik uw Kamer het rapport met mijn beleidsreactie aan.
De Staatssecretaris schrijft in zijn brief dat hij graag alle smaakjes voor de e-sigaret
wil verbieden, met uitzondering van de tabakssmaak. De leden van de CDA-fractie vragen
wanneer de Kamer dit voorstel kan verwachten, zodat de Staatssecretaris deze maatregel
nog binnen zijn termijn kan realiseren.
Op dit moment wordt de concept-amvb opgesteld. Gestreefd wordt het voorstel in januari
aanstaande naar uw Kamer te sturen in het kader van de voorhangprocedure.
De leden van de CDA-fractie vragen naar de stand van zaken van het rookvrij maken
van speeltuinen, kinderboerderijen en sportterreinen. Wordt de doelstelling uit het
Nationaal Preventieakkoord dat in 2020 alle kinderboerderijen en speeltuinen geheel
rookvrij zijn gehaald? Deze leden lezen immers dat eind 2019 nog slechts 41% van de
kinderboerderijen en 50% van de speeltuinen geheel rookvrij waren.
Het aantal rookvrije kinderboerderijen op dit moment is 233. In totaal zijn er 400
kinderboerderijen in Nederland. De gevolgen van COVID-19 hebben impact gehad op de
ingezette koers om alle kinderboerderijen in 2020 rookvrij te maken. Voor de komende
maanden heeft KinderboerderijenActief, aanjager voor rookvrije kinderboerderijen en
ondertekenaar van het Nationaal Preventieakkoord, nog diverse acties gepland om de
kinderboerderijen te ondersteunen om rookvrij te worden. De verwachting is dat alle
kinderboerderijen in het eerste kwartaal van 2021 rookvrij zijn. COVID-19 heeft ook
voor de speeltuinen de nodige gevolgen gehad. Meer dan 50% van de speeltuinen is op
dit moment rookvrij. De NUSO, branchevereniging voor speeltuinen en ondertekenaar
van het Nationaal Preventieakkoord, zet zich in om de doelstelling dat 100% van de
speeltuinen rookvrij is, te behalen. De verwachting is dat alle speeltuinen in de
zomer van 2021 rookvrij zijn.
Uit onderzoek van Unicef is gebleken dat 70% van de kinderproducten in supermarkten
onverantwoord is.70 De meeste producten bevatten te veel suikers, energie of zout of te weinig vezels
en passen hierdoor niet binnen de Schijf van Vijf, aldus Unicef. De leden van de CDA-fractie
vragen wat de reactie van de Staatssecretaris is op dit onderzoek.
De aanbeveling voor kleine kinderen (en alle consumenten) vanaf 1 jaar is helder:
eet zoveel mogelijk gezond en gevarieerd volgens de Schijf van Vijf. Deze adviezen
worden door het Voedingscentrum en consultatiebureaus verspreid. De Schijf van Vijf
bevat voornamelijk onbewerkte producten, zoals groente, fruit, volkoren producten
etc. Dit zijn geen specifieke kinderproducten. Ik ga met de supermarkten bespreken
welke stappen zij nog gaan zetten om consumenten te
verleiden meer producten te kopen die in de Schijf van Vijf staan. Vanuit de wetgeving
bezien is er een categorie «babyvoeding» die bedoeld is voor kinderen tot 3 jaar.
Momenteel wordt de Europese regelgeving over babyvoeding herzien.
Deze leden vragen waarom producten gepresenteerd en genoemd mogen worden als kinderproduct
terwijl uit onderzoek blijkt dat het ongezond is. Aan welke voedingskundige criteria
moeten producten nu voldoen om zich te mogen presenteren als kinderproducten? Is dat
de Schijf van Vijf?
In de regelgeving wordt binnen de categorie «babyvoeding» onderscheid gemaakt tussen
enerzijds «bewerkte levensmiddelen op basis van granen» en anderzijds «babyvoeding».
Voor deze producten gelden gedetailleerde eisen wat betreft samenstelling, maximaal
toegelaten restanten van gewasbeschermingsmiddelen en etikettering. De samenstellingseisen
hebben betrekking op het graangehalte, eiwitten, koolhydraten, vetten, mineralen en
vitaminen. Momenteel wordt de Europese regelgeving over babyvoeding herzien. Ik zet
mij ervoor in om de samenstellingseisen in de Europese regelgeving voor babyvoeding
in lijn te brengen met de voedingsaanbevelingen voor kleine kinderen. Dit betekent
bijvoorbeeld dat deze producten voldoende vezels en andere belangrijke voedingsstoffen
bevatten en dat er geen suiker en zout aan wordt toegevoegd. Onderdeel van deze regelgeving
zijn ook eisen rondom etikettering, aanprijzing en voorkomen van misleiding.
Er bestaat geen wettelijke categorie «kinderproducten», dus hier zijn geen voedingskundige
criteria aan gesteld. Aan de afspraken die de industrie gemaakt heeft over het beperken
van kindermarketing hebben zij wel voedingskundige criteria gesteld. Deze criteria
zijn op dit moment niet volledig in lijn met de Schijf van Vijf. Hierover blijf ik
in gesprek met betrokken partijen.
De leden van de CDA-fractie vragen wat de resultaten zijn van het gesprek dat de Staatssecretaris
zou hebben met de Reclamecodecommissie over reclame die gericht is op kinderen. Hoe
staat het met de gesprekken over kindermarketing op sociale media?
Over de regels rond kindermarketing en de aanscherping van de Reclamecode voor Voedingsmiddelen
ben ik afzonderlijk in gesprek geweest met stichting Reclamecode, Federatie Nederlandse
Levensmiddelen industrie (FNLI), de supermarktenbranche (CBL) en de Alliantie Stop
Kindermarketing. Op dit moment is er sprake van zelfregulering en bepaalt FNLI, als
eigenaar van de Reclamecode voor Voedingsmiddelen, welke regels opgenomen worden in
de reclamecode. Ik heb aangegeven dat ik de huidige reclamecode graag aangescherpt
zie zodat er alleen nog kindermarketing ingezet mag worden op Schijf van Vijf producten.
FNLI heeft aangegeven dat daar op dit moment geen draagvlak voor is, onder andere
door de internationale markt waarin de voedingsmiddelen van hun achterban verkocht
worden. -Ik houd de huidige reclamecode onder de loep en bekijk samen met bijvoorbeeld
de Alliantie Stop Kindermarketing aan welke knoppen we nog meer kunnen draaien om
kinderen beter te beschermen tegen kindermarketing voor ongezonde producten. Om het
zelfregulerende systeem goed te laten werken moet de industrie ook meebewegen, anders
moeten we kijken naar alternatieven zoals wetgeving. In de voortgangsbrief van juni
jl. over het Nationaal Preventieakkoord heb ik de Kamer geïnformeerd nader onderzoek
te laten uitvoeren naar het gebruik en het effect van kindermarketing op sociale media.
Dit onderzoek wordt het eerste kwartaal van 2021 verwacht.
In antwoord op schriftelijke vragen van de leden Kuik, Van den Berg en Von Martels
over berichten dat mensen met overgewicht meer risico lopen bij het coronavirus geeft
de Staatssecretaris aan dat de maatregelen die in het Verenigd Koninkrijk worden genomen
geagendeerd zullen worden voor de volgende bespreking met partners van de tafel Overgewicht.71 De leden van de CDA-fractie vragen wanneer deze bespreking plaats zal vinden en wanneer
de Kamer hierover geïnformeerd zal worden. Daarnaast meldt de Staatssecretaris dat
de supermarktbranche aangeeft te streven naar een jaarlijkse consumptiegroei van Schijf
van Vijf producten, en dat zij maatregelen zoals in het Verenigd Koninkrijk voorgesteld
hierbij kan inzetten om dit doel te bereiken. Genoemde leden vragen hoe de (tussen)doelen
van de supermarkten worden gemonitord. Wordt er daadwerkelijk een jaarlijkse consumptiegroei
van Schijf van Vijf producten waargenomen? Zijn er gesprekken gevoerd met de supermarktbranche
om de maatregelen uit het Verenigd Koninkrijk over te nemen?
De volgende overgewichttafel staat gepland voor medio november. Ik zal u voor het
AO preventie dat gepland staat op 3 december informeren over de uitkomsten.
Voor alle afspraken in het Nationaal Preventieakkoord geldt dat over de voortgang
jaarlijks door de betrokken partijen gerapporteerd wordt aan het RIVM. Het RIVM maakt
op basis van deze informatie een voortgangsrapportage. Supermarkten rapporteren over
hun inzet en niet over de daadwerkelijke consumptiegroei. Of deze consumptiegroei
al plaatsvindt, blijkt dus niet uit deze gegevens. Zoals ik heb toegezegd in mijn
brief van 22 juni 202072, verken ik wat een goede manier kan zijn om een beter beeld te krijgen van de veranderingen
in het aanbod van Schijf van Vijf producten, zowel in supermarkten als in het brede
«out of home» segment.
Ik heb de supermarktbranche nog niet specifiek over de maatregelen in het Verenigd
Koninkrijk (VK) gesproken. Ik verwacht dat ze medio november aan het gesprek aan de
overgewichttafel zullen deelnemen. Over het voedselkeuzelogo, wat in het VK ook een
van de maatregelen is, spreek ik hen overigens regelmatig.
In dezelfde antwoorden op de schriftelijke vragen van de leden Kuik, Van den Berg
en Von Martels geeft de Staatssecretaris aan dat hij in gesprek is geweest met een
aantal wetenschappers over de relatie tussen leefstijlthema’s (waaronder voeding en
beweging) en COVID-19. De Staatssecretaris heeft hen de oproep gedaan mee te denken
over korte en lange termijn acties die zorgen voor het verbeteren van leefstijl in
het algemeen. De leden van de CDA-fractie vragen welke bevindingen en mogelijkheden
hieruit gevolgd zijn.
Naar aanleiding van de oproep van o.a. wetenschappers en medici voor het belang van
een gezonde leefstijl zijn drie sessies met deskundigen georganiseerd over de relatie
tussen het coronavirus en leefstijlpreventie. De gesprekken hebben tot waardevolle
input geleid waar we graag met het veld verder op voortbouwen. Belangrijke bevindingen
en vervolgacties zijn onder meer:
– Deze pandemie heeft het belang van preventie nogmaals aangekaart en acties op leefstijlpreventie
moeten daarom versneld worden. Deskundigen pleiten niet voor een aparte corona-leefstijl-aanpak,
maar voor het versterken van preventie in het algemeen. Ook na de uitbraak van COVID-19.
– Er is meer aandacht gewenst voor gecombineerde leefstijlinterventies die ook geschikt
zijn voor mensen met een gezondheidsachterstand en de rol van de huisarts hierin.
Wil je daadwerkelijk een trendbreuk realiseren, dan is een combinatieaanpak van verschillende
interventies van belang.
– Het vraagstuk rondom het stimuleren van meer bewegen moet integraal worden aangepakt.
Hiervoor hebben we deze zomer een interdepartementale werkgroep opgericht waar SZW,
OCW, BZK en IenW naast VWS aan deelnemen. Daar is ook de sportsector en de wetenschap
in vertegenwoordigd. De werkgroep verkent welke huidige beleidsmaatregelen per levensfase
nu al inzetten op meer bewegen door de dag. Voorbeelden hiervan zijn landelijke programma’s
als Gezonde Kinderopvang, Gezonde School maar ook de buurtsportcoachregeling, Ruimte
voor Lopen vanuit BZK of Vitaal Werken vanuit SZW. Vandaaruit wil de werkgroep met
de sectoren, waaronder ook werkgevers, gemeenten en bijvoorbeeld de zorg, een routekaart
ontwikkelen om te kijken welke initiatieven er voor gaan zorgen dat de ambitie van
75% NL in 2040 aan de beweegrichtlijn uit het preventieakkoord ook daadwerkelijk gehaald
wordt en welke stappen of beleidsmaatregelen daar nog meer voor nodig zijn.
De Staatssecretaris schrijft dat de campagne over stoppen met roken door COVID-19
is uitgesteld. In zijn Kamerbrief van 13 juni 2019 (over voortgang uitvoering Nationaal
Preventieakkoord) schrijft de Staatssecretaris dat in deze campagne ook rookvrij opgroeien
wordt meegenomen.73 De leden van de CDA-fractie vragen wanneer deze campagne alsnog gaat lopen. Wordt
hierin nog steeds het tegengaan van roken in auto’s meegenomen, zoals beloofd door
de Staatssecretaris tijdens het plenaire debat over het preventieakkoord?
Op 29 oktober startte de stoppen met roken campagne. Deze campagne richt zich in eerste
instantie op de groep rokers die gemotiveerd is om (ooit) te stoppen met roken. Tijdens
het plenaire debat over het preventieakkoord op 3 september 2019 heb ik toegezegd
het tegengaan van roken in de auto te overwegen als onderwerp voor deze landelijke
campagne en het aan uw Kamer te melden als daarvan wordt afgeweken. Omdat het gaat
om een nieuwe campagne is het belangrijk om eerst het nieuwe concept breed neer te
zetten. Het doel is om de campagne daarna verder door te ontwikkelen en met deelcampagnes
specifieke doelgroepen te bereiken. Een van de doelgroepen die we hierbij omschreven
hebben is: (jonge) ouders. In de uitwerking van deze deelcampagne is er mogelijk ook
aandacht voor het onderwerp roken in de auto.
GGD GHOR verwijst naar het signalement van het Centrum voor Ethiek en Gezondheid (CEG)
waaruit blijkt dat apps en wearables belangrijk zijn bij een modern preventiebeleid,
maar dat zonder goede inbedding deze de gezondheidsverschillen kunnen vergroten.74 GGD GHOR pleit er daarom voor dat er meer geïnvesteerd moet worden in veilige en
effectieve innovatie, en dat dit goed in het publieke stelsel belegd moet worden.
De leden van de CDA-fractie vragen wat de reactie van de Staatssecretaris hierop is
en of hij deze suggesties mee kan nemen voor het (toekomstige) preventiebeleid.
Ik ondersteun de inhoud van het signalement van het CEG. Apps en wearables zijn zeker
in deze tijden van toegevoegde waarde in het kader van gezondheidsbevordering en het
stimuleren van en werken aan een gezonde leefstijl. We vinden het belangrijk dat de
inzet van deze digitale middelen bijdraagt aan het verminderen van de gezondheidsachterstanden.
We zijn ons daarbij bewust van de uitdagingen en valkuilen, zoals ook beschreven in
het signalement. Net als het CEG vind ik het belangrijk dat de inzet van eHealth zorgvuldig
en effectief gebeurt. En dat betekent vaak maatwerk, omdat de behoefte van persoon
tot persoon kan verschillen, en ook nog door de tijd heen kan veranderen. De inzet
is daarom bij uitstek gericht op het betrekken van de burger zelf. Alleen dan kan
de implementatie van potentievolle eHealth (waaronder apps en wearables) een succes
worden.
Alzheimer Nederland pleitte vorig jaar voor een brede Nationale Strategie Dementie,
waarin onder andere een preventieprogramma opgenomen moet worden om de leefstijl van
mensen te verbeteren, met als doel: uitstel of risicoreductie van dementie.75 Zij constateren nu dat de bestaande mogelijkheden om de hersengezondheid te verbeteren
nog onvoldoende worden benut. De leden van de CDA-fractie vragen of de Staatssecretaris
bereid is om een landelijk preventieprogramma op te zetten gericht op verbetering
van de hersengezondheid. Ziet de Staatssecretaris daarnaast mogelijkheden om via landelijke
en regionale campagnes bevordering van de hersengezondheid door middel van leefstijlpreventie
onder de aandacht te brengen?
Op maandag 21 september jl. is de Nationale Dementiestrategie aan uw Kamer gestuurd.
Onderdeel van deze strategie is risicoreductie van dementie. Dat doen we door in een
nieuw onderzoeksprogramma onder meer in te zetten op risicoreductie door meer kennis
van de invloed van leefstijlfactoren. Ook wordt onderzoek gedaan naar mogelijkheden
om op andere manieren dementie te voorkomen of in een vroeg stadium, voordat er klinische
symptomen zijn, te behandelen. Verder zal met gerichte activiteiten de kennis over
de mogelijkheden om het risico op dementie te verminderen en waarover een brede wetenschappelijke
consensus is, worden verspreid onder het algemeen publiek. Er wordt begonnen bij risicogroepen,
zoals mensen met diabetes, overgewicht en hart- en vaatziekten. Hierbij werken we
samen met onder meer gezondheidsfondsen, zorgprofessionals, zorgverzekeraars en gemeenten
en wordt zoveel mogelijk aangesloten bij brede leefstijlcampagnes.
Op welke manieren stimuleert de Staatssecretaris het gebruik van online tools voor
zelfmanagement op het gebied van leefstijlverbetering door risicogroepen voor dementie?
We stimuleren het gebruik van online tools door bekendheid te geven aan toepassingen
via Zorgvannu. In de Nationale Dementiestrategie die uw Kamer onlangs heeft ontvangen76 is aangekondigd dat de kennis over de mogelijkheden om het risico op dementie te
verminderen, waarover een brede wetenschappelijke consensus is, wordt verspreid onder
het algemeen publiek. Hiermee wordt begonnen bij risicogroepen, zoals mensen met diabetes,
overgewicht en hart- en vaatziekten en zal worden samengewerkt met onder meer gezondheidsfondsen,
zorgprofessionals, zorgverzekeraars en gemeenten. Het stimuleren van al bestaande
online tools voor zelfmanagement op het gebied van leefstijlverbetering kan hier onderdeel
van zijn.
Ook wordt in samenwerking met diverse partijen, waaronder het Nationaal eHealth Living
Lab (NeLL), GGZ Nederland, MIND, GGD GHOR Nederland en de Patiëntenfederatie Nederland,
toegewerkt naar een Nederlands toetsingskader voor gezondheidsapps. Via een landelijke
bibliotheek kunnen de positief beoordeelde apps beschikbaar gesteld worden. Ook betrouwbare
platforms zoals het RIVM, thuisarts.nl, de GGZ appwegwijzer en de GGD appstore kunnen
hier gebruik van maken en de apps op hun website plaatsen. Hiermee vergroten we de
vindbaarheid van positief beoordeelde gezondheidsapps.
Toezeggingen en onderzoeksresultaten thema’s preventie en gezonde leefstijl
Afgelopen zomer heeft de Staatssecretaris het rapport volgend uit een onderzoek naar
de invloed van de sportomgeving op normalisering van alcoholgebruik met de sportsector
besproken. De leden van de CDA-fractie vragen of de Staatssecretaris kan aangeven
welk vervolg hieraan wordt gegeven.
Het rapport van Tabula Rasa is onderdeel van het Nationaal Preventieakkoord, waarin
ik samen met de sportsector doelstellingen heb geformuleerd en acties heb opgenomen
die inmiddels zijn opgepakt. De interventierichtingen die in het rapport worden voorgesteld,
ondersteunen het werken aan een gezonde sportomgeving. Uit mijn gesprekken met de
sportsector weet ik dat het rapport goed is ontvangen. De resultaten van het onderzoek
bevestigen het nut en de inhoud van de Richtlijnen Alcohol en Sport. De sportsector
heeft de aanbevelingen uit het rapport gecommuniceerd en deze worden waar mogelijk
toegepast bij de interventies die de sportsector heeft ingezet. Zo is het onderzoek
bijvoorbeeld voorgelegd aan de docenten die de inspiratiesessies geven en aan de clubcoaches
van Team:Fit van JOGG die clubs persoonlijk begeleiden. Zij halen tips uit het rapport
voor de begeleiding. In het rapport wordt ook gesproken over het doorbreken van de
sociale norm. Dat wordt getest in de negen modelkantines, waar standaard 0.0% bier
geschonken gaat worden en bier met alcohol op verzoek.
De leden van de CDA-fractie vragen of de Staatssecretaris kan aangeven of bij voorlichtingscampagnes
over alcohol gericht wordt op ouders, aangezien dat mogelijk een groter effect heeft
dan alleen te richten op de jongere zelf.
Ik deel dit inzicht van de CDA-fractie. De meerjarige NIX18 normcampagne richt zich
daarom ook primair op ouders. Eind 2020 gaat de brede campagne van het Ministerie
van VWS van start. De focus van deze campagne ligt op het beïnvloeden van de algemeen
geldende sociale norm omtrent alcoholgebruik, gericht op het brede publiek en daarmee
zowel op ouders als op jongeren.
Verslag van een schriftelijk overleg over de integrale aanpak van lachgas
De Staatssecretaris geeft aan dat veel campagnes zijn uitgesteld. Is de Staatssecretaris
het met de leden van de CDA-fractie eens dat de schade rondom lachgasgebruik verder
doorgaat en een campagne richting jongeren juist nu nodig is? Welke goede redenen
ziet de Staatssecretaris om een campagne over de schadelijke effecten nu wel in te
zetten?
Ik ben het absoluut met de CDA-fractie eens dat de schade rondom lachgasgebruik doorgaat
en dat goede voorlichting en preventie van wezenlijk belang is. Er is veel inzet om
het huidige preventie en voorlichtingsmateriaal te herzien om de risicoperceptie dat
lachgas een onschuldig middel is bij te stellen. Ook zet de Minister van Infrastructuur
en Waterstaat in op een campagne over lachgas en verkeersveiligheid en verwacht ik
dit najaar de resultaten van een onderzoek naar lachgasgebruik onder jongeren met
een niet-westerse migratieachtergrond. Dit zijn slechts een paar voorbeelden van de
huidige inzet op dit belangrijke thema. Het is ongebruikelijk om voor drugs, en dus
ook voor lachgas, een brede voorlichtingscampagne in te zetten omdat hiermee mogelijk
risicovol en schadelijk gedrag rechtstreeks onder de aandacht van een te brede doelgroep
wordt gebracht en dit risicovol gedrag tot gevolg kan hebben. Van de 17 tot 18-jarige
jongeren heeft immers ongeveer 3 op de 4 nog nooit lachgas gebruikt.77 Met andere woorden, de kans bestaat dat een brede inzet gebruik in de hand werkt.
Hoewel ik het belang van voorlichting en preventie onderschrijf, kies ik hierdoor
voor gerichte communicatie inzet op specifieke groepen in plaats van een brede publiekscampagne.
Dit lijkt op dit moment de meest effectieve opzet van voorlichting en preventie met
betrekking tot lachgas. De campagne die op dit moment door Team Alert wordt uitgewerkt
past in deze benadering.
De leden van de CDA-fractie vragen wanneer het voorstel om lachgas op de opiumlijst
te zetten naar de Kamer gestuurd zal worden.
Ik streef ernaar het ontwerpbesluit dit najaar bij uw Kamer in voorhang te brengen.
Reactie op verzoek commissie om een reactie op de petitie van het Diabetes Fonds over
«Schrap kortingen op suikerbommen»
Uit het literatuuronderzoek van het RIVM naar de effectiviteit van een verbod op prijsaanbiedingen
op suikerhoudende dranken blijkt dat er indirecte aanwijzingen zijn dat deze maatregelen
kunnen bijdragen aan het verlagen van de aankoop van suikerhoudende dranken. De Staatssecretaris
geeft aan de uitkomsten van dit rapport binnenkort met het Diabetes Fonds en met de
levensmiddelensector te gaan bespreken. De leden van de CDA-fractie vragen of dit
gesprek al heeft plaatsgevonden en zo ja wat uit dit gesprek is gekomen.
Het Diabetesfonds heeft aangegeven voorstander te zijn van een verbod op aanbiedingen
op suikerhoudende dranken en sluit zich aan bij de aanbevelingen voor vervolgonderzoek
die het RIVM doet in het rapport. Uit de gesprekken met CBL en FNLI concludeer ik
dat voor hen duidelijk is dat aanbiedingen effectief zijn en dat ze een verbod op
aanbiedingen beschouwen als verstoren van de markt. De hoeveelheid verleiding voor
ongezond eten en drinken is enorm. Deze hoeveelheid terugdringen zie ik, naast het
makkelijker maken van de gezonde keuze, als belangrijk onderdeel van de aanpak om
overgewicht terug te dringen. In dit licht ga ik de mogelijkheid van maatregelen op
het gebied van aanbiedingen en reclame op suikerhoudende dranken of andere ongezonde
producten verder verkennen. Maatregelen op dit terrein zijn in allerlei vormen denkbaar
(aanbiedingen, positionering in de winkel). Ik zal een bijeenkomst met experts organiseren.
Mijn doel hierbij is te verkennen wat voor maatregel of combinatie van maatregelen
het meest effectief lijkt.
De Staatssecretaris schrijft in zijn brief van 3 september 2020 dat levensmiddelenproducenten
zelf het aanbod hebben gedaan om de via frisdranken geconsumeerde suikers terug te
dringen.78 Op basis van hun eigen cijfers liggen ze daarbij voor op schema, zo schrijft de Staatssecretaris.
De leden van de CDA-fractie vragen wat de exacte doelstellingen voor 2019 en 2020
waren. Worden deze doelstellingen ook door een onafhankelijke partij gecontroleerd?
Klopt het dat dit niet door een onafhankelijk onderzoeksinstituut zoals het RIVM kan
worden nagegaan, omdat zij van de frisdrankproducenten geen inzicht krijgen in de
verkoopcijfers van calorierijke en -arme frisdranken?
Voor alle afspraken in het Nationaal Preventieakkoord geldt dat jaarlijks door de
betrokken partijen over de voortgang gerapporteerd wordt aan het RIVM. Het RIVM maakt
op basis van deze informatie een voortgangsrapportage.
De levensmiddelenproducenten hebben als doel gesteld om de via frisdranken geconsumeerde
suikers terug te dringen met 25% in 2020 en met 30% in 2025 (ten opzichte van 2012).
Deze doelstellingen worden niet door een onafhankelijke partij gecontroleerd, ze staan
in het akkoord. De frisdrankbranche heeft met het RIVM de methode van monitoring besproken.
Zij delen hun verkoopcijfers inderdaad niet met het RIVM. Ik kan me voorstellen dat
het gevoelig ligt bij commerciële partijen om verkoopinformatie te delen. Het is niet
eenvoudig, zo niet onhaalbaar om exact dezelfde gegevens via aankoop van verkoopgegevens
van supermarkten en horeca te verkrijgen. Frisdrankbranche FWS, representant van de
zogenoemde A-merken, rapporteert over het totale op de Nederlandse markt verkochte
volume via alle verkoopkanalen. Hun cijfers omvatten alle locaties, naast supermarkt
ook horeca, scholen, sportkantines etcetera. Het totale beeld vergaren, toegespitst
op de A-merken, is voor een onafhankelijk onderzoeksinstituut niet haalbaar.
De leden van de CDA-fractie vragen of de Staatssecretaris bereid is om naast het verdere
onderzoek naar de effecten van kortingsacties in de supermarkt ook concrete stappen
te zetten om deze maatregel in te voeren.
De hoeveelheid verleiding voor ongezond eten en drinken is enorm. Deze hoeveelheid
terugdringen zie ik, naast het makkelijker maken van de gezonde keuze, als belangrijk
onderdeel van de aanpak om overgewicht te verminderen. In dit licht ga ik de mogelijkheid
van maatregelen op het gebied van aanbiedingen en reclame op suikerhoudende dranken
of andere ongezonde producten verder verkennen. Maatregelen op dit terrein zijn in
allerlei vormen denkbaar (aanbiedingen, positionering in de winkel). Ik zal een bijeenkomst
organiseren met experts. Mijn doel hierbij is te verkennen wat voor maatregel of combinatie
van maatregelen het meest effectief lijkt.
De leden van de CDA-fractie vragen daarnaast of de Staatssecretaris bereid is om gecombineerde
leefstijlinterventies voor een bredere groep Nederlanders beschikbaar en toegankelijk
te maken in de strijd tegen overgewicht, obesitas, prediabetes en diabetes. Klopt
het dat het aantal patiënten dat de GLI via de huisarts ontvangt slechts is toegenomen
van circa 1.400 in 2019 naar 7.000 in 2020? Hoe gaat de Staatssecretaris zorgen voor
een substantiële vergroting van het aantal deelnemers aan leefstijlondersteuning?
Hoe bevordert de Staatssecretaris dat zorgverzekeraars en huisartsen actief meer patiënten
leefstijlondersteuning gaan bieden? Is de Staatssecretaris bereid om te verkennen
welke aanvullende maatregelen effectief kunnen zijn om de inzet van leefstijlpreventie
te bevorderen?
Het klopt dat er op 30 april 2020 7072 deelnemers aan de GLI waren, maar 2020 is nog
niet voorbij. Het RIVM monitort het aantal deelnemers van de GLI en rapporteert hierover.
De laatste gepubliceerde factsheet hierover geeft de cijfers tot en met 30 april 2020
weer, en de aantallen voor 2020 zullen dus zeker nog verder nog stijgen. Samen met
alle betrokken veldpartijen werk ik aan het oplossen van knelpunten in de verdere
implementatie van de GLI, om het aantal deelnemers verder te vergroten. Denk aan het
oplossen van problemen met contracteren, declareren, accreditatie-eisen, de hoogte
van het tarief, het beschikbare GLI-aanbod en onbekendheid bij patiënten en huisartsen.
Zo is het Ministerie van VWS een communicatietraject gestart om te achterhalen wat
er nodig is om patiënten en huisartsen effectiever over de GLI te informeren. Tevens
gaat het Ministerie van VWS samen met veldpartijen verkennen of het haalbaar is dat
POH’ers – met benodigde opleidingen tot leefstijlcoach – de GLI gaan aanbieden. Dit
zou het GLI-aanbod enorm kunnen vergroten. POH’ers zien bovendien veel mensen met
overgewicht, dus ik zie hier een enorme kans.
Met het programma «Preventie in het zorgstelsel» blijf ik me inzetten voor een betere
verankering in het zorgstelsel van preventie voor risicogroepen, waarbij samenwerking
tussen het sociale en curatieve domein nodig is. De focus ligt hierbij op de interventiegerichte
aanpak (om in navolging van de GLI meer (leefstijl)interventies verder te brengen),
versnelling van de GLI implementatie, het verbeteren van de samenwerking tussen gemeenten
en verzekeraars en onderzoek naar leefstijlgeneeskunde.
Vragen en opmerkingen van de D66-fractie
Voortgangsbrief Nationaal Preventieakkoord
Preventie en corona
De leden van de D66-fractie delen de mening van de Staatssecretaris dat de noodzaak
tot inzet op preventie, leefstijl en gezondheidsbevordering urgenter is dan ooit.
Het coronavirus heeft laten zien dat mensen met leefstijlgerelateerde aandoeningen
aanzienlijk meer kans hebben op een ernstig beloop van COVID-19. Deze leden vinden
het begrijpelijk dat de maatregelen ter bestrijding van het virus de uitvoering van
het Nationaal Preventieakkoord belemmeren, maar toch zien zij dat er tijdens deze
pandemie ook kansen liggen. Deze leden vragen of de Staatssecretaris de mening deelt
dat het noodzaak is om juist nu vaart te maken met de uitvoering van het Nationaal
Preventieakkoord. Zo ja, hoe gebruikt de Staatssecretaris deze pandemie om versneld
de doelen te bereiken die in het Nationaal Preventieakkoord staan? Welke extra stappen
worden er vanuit de rijksoverheid ondernomen? Welke elementen van het Britse voorbeeld
in de strijd tegen obesitas neemt de Staatssecretaris over?79
Ik onderschrijf, met vele anderen, dat de coronacrisis de urgentie van leefstijlpreventie
heeft vergroot en het belang van het Nationaal Preventieakkoord nog maar eens heeft
onderstreept. Ik zet erop in dat we hard blijven inzetten op de acties en maatregelen
uit het Nationaal Preventieakkoord. Met de mogelijke vertraging als gevolg van de
coronamaatregelen is dat al een ambitieuze opgave voor alle partijen die aan het akkoord
verbonden zijn. Naar aanleiding van de oproep van o.a. wetenschappers en medici voor
het belang van een gezonde leefstijl zijn drie sessies met deskundigen georganiseerd
over de relatie tussen het coronavirus en leefstijlpreventie. De gesprekken hebben
tot waardevolle input geleid waar we graag met het veld verder op voortbouwen. Zoals
ik u in de brief bij de voortgangsrapportage heb gemeld, wil ik me extra inzetten
op het verbod op smaakjes voor e-sigaretten, kindermarketing op sociale media en krijgen
programma’s als JOGG en Gezonde School middelen om zich te blijven inzetten. Onder
de vlag van de publiekscampagne «Alleen samen» van de rijksoverheid, formuleren we
leefstijladviezen die via onze social media-kanalen en de partners van het Nationaal
Preventieakkoord worden verspreid.
De Britse aanpak in de strijd tegen obesitas volg ik met interesse. Het verminderen
van de hoeveelheid kortingsacties en reclame voor ongezond eten en drinken is daar
een onderdeel van. In dit licht ga ik de mogelijkheid van maatregelen op het gebied
van aanbiedingen en reclame op suikerhoudende dranken of andere ongezonde producten
verder verkennen. Maatregelen op dit terrein zijn in allerlei vormen denkbaar (aanbiedingen,
positionering in de winkel). Ik begin met het organiseren van een bijeenkomst met
experts. Mijn doel hierbij is te verkennen welke maatregel of combinatie van maatregelen
het meest effectief lijkt.
De leden van de D66-fractie constateren dat de maatregelen ter bestrijding van het
coronavirus, zoals thuiswerken en verminderd gebruik van de horeca, effect hebben
op onze leefstijl. Welke onderzoeken worden er nu gedaan naar de effecten van deze
maatregelen op bijvoorbeeld voedingspatroon, roken of alcoholconsumptie? Welke kansen
of juist uitdagingen liggen hier de komende periode en welk effect hebben de maatregelen
op de doelen in het Nationaal Preventieakkoord? Hoe anticipeert de Staatssecretaris
hierop?
Er wordt heel veel onderzoek gedaan naar de effecten van corona op leefstijl en mentaal
welbevinden. Het Trimbos-instituut brengt wekelijks een overzicht uit van de lopende
monitors. Ook zelf voert het Trimbos-instituut met regelmaat onderzoek uit om de ontwikkelingen
in middelengebruik te volgen, onder meer onder uitgaanders en studenten. Ook partijen
als JOGG hebben geïnventariseerd wat de mogelijke impact is van coronamaatregelen
op kinderen en jongeren.
Het CBS voert in samenwerking met het RIVM de zogenaamde Leefstijlmonitor uit onder
personen van 18 jaar en ouder. Eind augustus zijn de resultaten gepubliceerd over
de eerste twee kwartalen van 2020. Het instituut constateert nog geen opvallende veranderingen
in leefstijl in het tweede kwartaal 2020. Het percentage overmatige drinkers lag in
het tweede kwartaal van 2020 lager dan een jaar eerder. Dat gold echter ook al voor
het cijfer over het eerste kwartaal van 2020. Het percentage dagelijks rokende volwassen
was in het tweede kwartaal van 2020 lager dan een jaar eerder. Voor overgewicht, dat
samenhangt met leefstijlfactoren als voeding en bewegen, is geen verandering te zien.
Dit neemt niet weg dat er op dit moment ook andere meer tegengestelde signalen zijn
die uit andere monitors komen. Eind dit jaar brengt het RIVM een corona-inclusieve
Volksgezondheid Toekomst Verkenning (c-VTV) uit. Hierin worden de toekomstige ontwikkelingen
van volksgezondheid en zorg verkent, waarbij de gevolgen van (het mogelijk verloop
van) de coronapandemie meegenomen worden. Hierin wordt ook ingegaan op de ontwikkelingen
op het terrein van roken en overgewicht.
De coronamaatregelen hebben er wel toe geleid dat sommige acties en maatregelen uit
het Nationaal Preventieakkoord vertraging hebben opgelopen. Er is echter geen sprake
van dat acties en maatregelen niet uitgevoerd zullen worden. Ik heb daarbij juist
gemerkt dat de coronacrisis de partijen extra motiveert om te blijven werken aan een
gezonde leefstijl en de ambities van het Nationaal Preventieakkoord.
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat de infrastructuur en de positie van
de gemeentelijke gezondheidsdiensten (GGD’en) een niet te missen rol spelen in preventie
en de gezondheidsbevordering van Nederlanders. Deze leden bemerken dat de GGD’en niet
genoemd worden in de voortgangsbrief van de Staatssecretaris. De GGD’en zijn tijdens
deze pandemie veel tijd kwijt met het opschalen van de testcapaciteit en het bron-
en contactonderzoek. Is dit van invloed op de capaciteit die er is bij de GGD’en voor
gezondheidsbevordering? Zo ja, in welke mate? Is de Staatssecretaris het met deze
leden eens dat de infrastructuur van de GGD’en gebruikt kan worden om gezondheidsbevordering
verder te stimuleren, zeker als preventie een grotere rol krijgt in ons zorgstelsel?
Zo ja, hebben de GGD’en ook daadwerkelijk een grotere rol gekregen na het starten
van het preventieakkoord en is dit gepaard gegaan met extra financiële middelen voor
de GGD’en?
In het afgelopen half jaar hebben de activiteiten die nodig waren in verband met de
coronacrisis noodgedwongen veel capaciteit gevraagd van de GGD’en. Mede op basis van
de opgedane ervaringen zal het kabinet in overleg gaan met gemeenten en GGD’en over
de toekomstige organisatie van de GGD. Wat betreft de rol van de GGD op preventie
en gezondheidsbevordering: het thema preventie en gezondheid is één van de aandachtsgebieden
in de nog te publiceren discussienota van het kabinet over de contouren voor de zorg
voor de toekomst. Het inzetten van de infrastructuur van de GGD-en om gezondheidsbevordering
verder te stimuleren, is een mogelijke optie om preventie een grotere rol te geven
in het gemeentelijk domein en het zorgstelsel. Bij de uitvoering van maatregelen uit
het Nationaal Preventieakkoord hebben de GGD’en al een grotere rol gekregen. Voor
het thema roken heeft de GGD GHOR financiële middelen gekregen om gemeenten te ondersteunen
bij het komen tot rookvrije omgevingen. GGD’en dienen hiervoor een aanvraag in bij
de GGD GHOR en bieden deze ondersteuning aan gemeenten uit de regio. Inmiddels hebben
22 van 25 GGD’en een aanvraag ingediend voor het ondersteuningstraject. Bij het thema
overgewicht zijn er extra middelen uitgekeerd ten behoeve van intensivering van het
programma Gezonde School. Via dit programma wordt er een bijdrage geleverd aan de
doelstelling van het Nationaal Preventieakkoord om gezondheidsbescherming en een gezonde
leefstijl van kinderen en jongeren op scholen in het PO, VO en MBO te bevorderen.
De leden van de D66-fractie zijn verheugd om te lezen dat de Staatssecretaris samen
met de Minister voor Medische Zorg gesprekken voert met onder andere (ex-)sporters
over het pamflet: «Bewegen is het nieuwe normaal». Is de Staatssecretaris bereid een
aparte voortgangsbrief te sturen naar de Kamer over het verloop van deze gesprekken
en de acties die hieruit voortkomen?
Samen met Minister van Ark stuur ik uw Kamer binnenkort mede namens mijn collega’s
van SZW, BZK, IenW en OCW een brief over het pamflet Bewegen is het Nieuwe Normaal.
De leden van de D66-fractie willen daarnaast nog aandacht schenken aan preventie ten
behoeve van de mentale gezondheid, zeker ten tijde van de coronacrisis. Tijdens het
algemeen overleg van 8 juni meldde de Staatssecretaris dat hij in zijn visiestuk over
de geestelijke gezondheidszorg in het najaar terugkomt op het onderwerp «preventie
in de ggz».80 Neemt de Staatssecretaris in zijn visiestuk de recente signalen mee dat jongeren
tijdens deze coronacrisis steeds somberder worden en dat juist daarom het mentaal
weerbaar maken van Nederlanders van belang is?
Het mentaal fit blijven gedurende de coronacrisis is van cruciaal belang, dat geldt
voor de samenleving als geheel en voor de jongeren in het bijzonder. Ik zal uiteraard
uitgebreid aandacht besteden aan «preventie» in mijn visie op het zorglandschap in
de ggz. Vooruitlopend op deze visie en passend bij de coronamaatregelen van dat moment,
heb ik met het oog op het bewaken van de mentale fitheid en weerbaarheid van onze
samenleving een aantal maatregelen getroffen. Ik ben in reactie op de motie Segers
hierop uitgebreid ingegaan in de brief van 4 juni 202081.
Deelakkoord roken
De leden van de D66-fractie zijn verheugd met het enthousiasme waarmee trajecten binnen
het Nationaal Preventieakkoord gestart zijn. Deze leden constateren wel dat er binnen
de deelakkoorden nog veel stappen nodig zijn, te starten met het deelakkoord roken.
Kan de Staatssecretaris toelichten wat de belangrijkste redenen zijn voor ziekenhuizen
om niet sneller rookvrij te worden dan de ambitie van 2025?
In het Preventieakkoord hebben partijen en zo dus ook ziekenhuizen aangegeven wat
zij zelf kunnen bijdragen aan het behalen van een rookvrije generatie. Ziekenhuizen
hebben hierbij hun eigen doelstelling bepaald. Een ziekenhuis rookvrij maken is meer
dan alleen bordje rookvrij plaatsen op de terreinen. Het gaat hierbij om het creëren
van een rookvrije werk- en behandelcultuur. Ik verwijs u naar de website www.rookvrijezorg.com om hierover meer te weten te komen.
De leden van de D66-fractie onderschrijven het belang van de doelen ter realisatie
van een rookvrije generatie in 2040. De Staatssecretaris gaf in zijn brief aan dat
er gesprekken zijn gevoerd met supermarkten en tankstations over de mogelijkheden
ter reductie van het aantal verkooppunten. Deze leden vragen of de Staatssecretaris
de voortgang van deze gesprekken – samen met het onderzoek naar de vermindering van
verkooppunten – met de Kamer wil delen.
Inmiddels zijn het onderzoek naar het verminderen van het aantal verkooppunten van
tabak en de gesprekken over de verkoop van tabak met supermarkten en tankstations
afgerond. Dit najaar bied ik Uw Kamer het rapport met mijn beleidsreactie aan, waarin
ik u ook informeer over mijn gesprekken met de supermarkten.
De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat er in televisieseries van Netflix
nog wel sprake is van product placement van tabaksmerken ondanks dat er volgens de
(Europese) wet een reclameverbod geldt voor tabaksproducten. Zo is in de Deense televisieserie
«Rita» geregeld het sigarettenmerk Marlboro zichtbaar. Hoe is het mogelijk dat zulke
reclame-uitingen nog wel worden gedaan? Houdt het Commissariaat voor de Media toezicht
bij streamingsdiensten zoals Netflix? Zo ja, wordt er dan ook toezicht gehouden op
het duidelijk vermelden van productplaatsing bij aanvang van een programma? Welke
additionele maatregelen kan de Staatssecretaris nemen om deze reclame-uitingen aan
te pakken?
Voor tabaksproducten is iedere vorm van reclame of sponsoring verboden. Dit vloeit
voort uit artikel 5 van de Tabaks- en rookwarenwet. Onder de reikwijdte van dit verbod
valt ook productplaatsing van tabaksproducten (lid 2 van het zelfde artikel). Het
Commissariaat voor de media houdt hierop geen toezicht. De NVWA houdt toezicht, maar
kan alleen optreden als er duidelijk sprake is van reclame of sponsoring zoals gedefinieerd
in de Tabaks- en rookwaren wet en daarnaast alleen als de overtreding vanuit en/of
specifiek gericht is op Nederland. Het zichtbaar zijn van een pakje sigaretten op
televisie, is niet per se in strijd met het reclameverbod uit de Tabaks- en rookwarenwet.
De toezichthouder moet daarvoor bijvoorbeeld aantonen dat het afbeelden een handeling
in de economische sfeer was met als doel de verkoop van het tabaksproduct te bevorderen.
In gevallen waarbij de beoogde reclame niet in Nederland is geïnitieerd, zoals bij
deze Deense serie, kan de NVWA dit onderzoek niet eigenstandig uitvoeren maar is de
NVWA afhankelijk van de Deense autoriteit, omdat de serie daar is geproduceerd. Het
is niet mogelijk op voorhand dergelijke series te verbieden. Er zal altijd onderzoek
uitgevoerd moeten worden om een overtreding van het reclameverbod vast te stellen.
Deelakkoord overgewicht
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat een gezonde kantine op school, op
het werk en bij de sportvereniging aanzienlijk kan bijdragen omdat mensen een aanzienlijk
deel van hun tijd hier doorbrengen. Deze leden merken op dat de transformatie naar
gezonde kantines achterloopt op de gestelde ambities. Wat is de voornaamste reden
voor cateraars om minder snel op te schalen naar een gezond aanbod in de kantine?
Wat doet de Staatssecretaris om deze cateraars te wijzen op het feit dat een gezond
aanbod financieel net zoveel opbrengt als een ongezond aanbod?82 Is inmiddels bekend hoeveel ziekenhuizen in 2018 en 2019 een gezond voedingsaanbod
hadden?
De voornaamste reden dat cateraars momenteel minder snel opschalen naar gezond aanbod
dan gepland is de COVID-19 pandemie. Veel cateraars verkeren in financieel zwaar weer
en functioneren op lage bezetting dit jaar. Dit is van invloed op de prioriteit tot
het halen van een zilveren of gouden kantineschaal. Het Voedingscentrum en JOGG stimuleren
kantines over te gaan op een gezonder aanbod en zij wijzen de cateraars altijd op
de (financiële) kansen die dit biedt.
Betrouwbare cijfers rondom het totale voedingsaanbod – patiënt, medewerker en bezoeker-
voor het aantal ziekenhuizen dat in 2018 en 2019 een gezond voedingsaanbod hadden
ontbreken. Wel is bekend dat in de periode 2017–2019 in elk geval 15 ziekenhuizen
het voedingsconcept voor patiënten hebben vernieuwd. Steeds meer ziekenhuizen gaan
bovendien aan de slag gaan met het realiseren van een gezond voedingsaanbod voor patiënten,
medewerkers en bezoekers. Dit gebeurt vanuit het Nationaal Preventieakkoord door de
Alliantie Voeding in de Zorg door middel van visieontwikkeling, pilots, kennis delen
en ziekenhuis brede implementatie van nieuwe concepten. Het doel is gezond voedingsaanbod
duurzaam te verankeren in ziekenhuizen, dat vergt een lange adem.
De leden van de D66-fractie lezen in de evaluatie van het Schoolfruit- en groenteprogramma
2019–2020 dat 99% van de scholen deelname als positief ervaart.83 Deze leden lezen dat deelname ervoor kan zorgen dat het programma gezond eten stimuleert.
Genoemde leden constateren wel dat afgelopen jaar ongeveer 180 scholen zijn uitgeloot
voor deelname. Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris om de scholen die uitloten
voor het schooljaar 2020–2021 tegemoet te komen? Kinderen van ouders met een lage
sociaaleconomische status eten over het algemeen minder groente en fruit. In hoeverre
slaagt het programma erin om juist die kinderen te benaderen?
Voor het schooljaar 2020–2021 is er geen over-inschrijving van het mogelijke aantal
deelnemende scholen, dus doet deze situatie zich dit schooljaar niet voor. De financiering
van het Schoolfruit- en groenteprogramma komt overigens vanuit de EU en niet vanuit
het Ministerie van VWS. De scholen die zich inschrijven voor deelname aan het programma
bevinden zich ook in de gebieden waar ouders van kinderen wonen die te maken hebben
met een lage sociaaleconomische status. Het programma richt zich overigens op alle
kinderen van een deelnemende school.
De leden van de D66-fractie zijn verheugd in de voortgangsbrief te lezen dat het Raamplan
artsenopleiding 2020 meer aandacht schenkt aan de rol van leefstijl en preventie op
gezondheid, kwaliteit van leven en het voorkomen van onnodige zorg. Kan de Staatssecretaris
daarnaast in een overzicht weergeven of leefstijl – inclusief voeding – onderdeel
is van de competenties die nodig zijn om af te studeren in de opleidingen fysiotherapie,
hbo-verpleegkunde, mbo-verpleegkunde, mbo-sport en bewegen en hbo-sportkunde? De Staatssecretaris
geeft – in zijn brief over preventie in het zorgstelsel84 – aan kansen te zien in de aanstelling van praktijkondersteuners huisarts (POH’ers)
in de opleiding tot lifestylecoach. POH’ers hebben een breed netwerk en kunnen als
gecombineerde leefstijlinterventie-aanbieders zeer effectief zijn. Wat zijn de mogelijkheden
voor studenten aan de opleidingen mbo-sport en bewegen en hbo-sportkunde om af te
studeren als leefstijlcoach? Deze leden constateren namelijk dat het potentieel van
de GLI – met 3,5 miljoen Nederlanders – nog altijd het huidige aanbod – van 7.000
trajecten – overstijgt.
Voor MBO opleidingen worden er landelijke kwalificatiedossiers vastgesteld door de
Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven. Voor HBO opleidingen worden
landelijke opleidingsprofielen opgesteld door de Vereniging Hogescholen. De kwalificatiedossiers
en opleidingsprofielen worden door beroepsgroepen zelf opgesteld (met betrokkenheid
van werkgevers en onderwijsinstellingen). In het profiel van HBO fysiotherapie staat
leefstijl genoemd en voor MBO en HBO verpleegkunde en MBO sport & bewegen staat leefstijl
– inclusief voeding- genoemd. Als leefstijl niet is opgenomen in het profiel/dossier,
wil dat nog niet zeggen dat het niet terug komt in de opleiding. Opleidingen hebben
ruimte om een eigen invulling te geven. Zo zijn er bijvoorbeeld opleidingen HBO sportkunde
die zich specifiek richten op leefstijl. Voor de MBO en HBO opleidingen verpleegkunde
(en de opleidingen geneeskunde) wordt er vanuit het preventieakkoord gewerkt aan een
impuls voor onderwijsontwikkeling op het gebied van gezonde leefstijl.
Leefstijlcoaches, diëtisten en fysio- en/of oefentherapeuten kunnen de gecombineerde
leefstijlinterventie geven. De aanbieder moet minimaal voldoen aan de competenties
van de hbo-leefstijlcoach. Als een zorgverlener de gecombineerde leefstijlinterventie
wil aanbieden, dan dient diegene in het register van de Beroepsvereniging Leefstijlcoaches
Nederland (BLCN) te staan of de aantekening leefstijlcoach halen via een paramedisch
register (NVD, KNGF of VvOCM). Op de website van de BLCN85 is een overzicht te vinden van welk opleidingen geaccrediteerd zijn, en hoe je er
voor kan zorgen dat je in hun register wordt opgenomen.
De leden van de D66-fractie zijn het met de Staatssecretaris eens dat kinderen in
bepaalde mate nog steeds in aanraking komen met reclame van, volgens de Schijf van
Vijf, ongezonde voedingsmiddelen. Sociale media spelen hier een aanzienlijke rol in
omdat de reclamecode door sociale media kan worden omzeild. Wanneer is het aangekondigde
verdiepend onderzoek hierover klaar? Met welke partijen is de Staatssecretaris hierover
in gesprek en wanneer verwacht de Staatssecretaris met concrete maatregelen te komen?
Het onderzoek naar kindermarketing op sociale media wordt het eerste kwartaal van
2021 verwacht. Op basis van de uitkomsten van het onderzoek wordt bepaald in hoeverre
er extra stappen genomen worden om kinderen online beter te kunnen beschermen.
Over de regels rond kindermarketing en de aanscherping van de Reclamecode voor Voedingsmiddelen
ben ik afzonderlijk in gesprek geweest met de Reclamecode commissie, Federatie Nederlandse
Levensmiddelen industrie (FNLI), de supermarktenbranche (CBL) en de Alliantie Stop
Kindermarketing. FNLI is eigenaar van de code en hen heb ik aangegeven de code graag
aangescherpt te zien zodat deze meer in lijn is met de Schijf van Vijf. Op dit moment
blijkt daarvoor onvoldoende draagvlak. Ik blijf met bovengenoemde partijen in gesprek.
De leden van de D66-fractie zien dat er belangrijke stappen worden gezet in productinformatie,
zoals de Nutri-Score, en productverbetering. Deze leden vragen de Staatssecretaris
wanneer hij een eerste conclusie kan geven van de internetconsultatie betreffende
productverbetering naar aanleiding van de motie van de leden Dik-Faber en Diertens.86 Deze leden merken wel op dat aanbiedingen en de verleiding in de supermarkten nog
een groot punt van aandacht zijn. Wat is de reactie van de Staatssecretaris op het
onderzoek van Unicef «De verleiding naar (on)gezond» waarin onder andere wordt gesteld
dat bij een kwart van de producten in de supermarkten kindermarketing wordt gebruikt?87 Is dit rapport aanleiding voor de Staatssecretaris om de doelen in het preventieakkoord
bij te stellen of gerichtere maatregelen te nemen? Heeft de Staatssecretaris dit rapport
besproken met de supermarkten en wordt daarbij ook gekeken naar de rol van volwassenen
omdat nog altijd 80% van de aanbiedingen in supermarkten gericht zijn op ongezonde
voeding?
Ik stuur de Tweede Kamer in oktober het verslag van de internetconsulatie over de
nieuwe aanpak voor productverbetering. Ik ben geschrokken van het beeld dat blijkt
uit het Unicef onderzoek. Ik ga met de supermarkten bespreken welke stappen zij hier
nog in kunnen zetten.
In het Nationaal Preventieakkoord heeft de supermarktbranche aangegeven te streven
naar een jaarlijkse consumptiegroei van Schijf van Vijf producten. Supermarkten zullen
consumenten hiertoe verleiden meer producten te kopen die in de Schijf van Vijf passen.
Meer aanbiedingen voor Schijf van Vijf producten (en minder voor ongezonde producten)
kan eraan bijdragen dit doel te bereiken. Ruim een jaar geleden was het percentage
ongezonde aanbiedingen 80%. Op 13 oktober 2020 is opnieuw een rapport uitgekomen waaruit
blijkt dat hierin nog geen verbetering is te zien88. Ik ga hierover in gesprek met de supermarkten.
De leden van de D66-fractie zijn het eens met de stelling van de Staatssecretaris
– in zijn brief van 3 september 202089 – dat een verhoging van de verbruiksbelasting op frisdrank onderdeel kan zijn van
een integrale aanpak om het aantal gevallen van overgewicht te verminderen, dat er
in het Verenigd Koninkrijk een mogelijk substitutie-effect naar gezondere alternatieven
zichtbaar is en dat in datzelfde land duidelijk sprake is van suikerreductie ten gevolge
van de belastingmaatregel. Kan de Staatssecretaris nader uitleggen waarom hij de afspraken
in het Nationaal Preventieakkoord wil laten prevaleren boven het invoeren van de belastingmaatregel
zoals die van toepassing is in het Verenigd Koninkrijk?
Ik kies op dit moment niet voor een belastingmaatregel rond suikerhoudende dranken
omdat ik in het Nationaal Preventieakkoord andere afspraken heb gemaakt over suikerreductie,
zoals ik u in mijn brief van 3 september jongstleden90 heb aangegeven.
Het rapport van het RIVM stelt dat in de aanloopfase naar de invoering van de suikertaks,
die twee jaar duurde, fabrikanten het totaal aantal toegevoegde suikers in de suikerhoudende
dranken hebben verminderd met gemiddeld 28,2%-34%.91 Verwacht de Staatssecretaris dat de afspraken die zijn gemaakt met de frisdrankindustrie
(FWS) – 30% reductie in 2025 – sneller of minder snel zullen leiden tot een suikerreductie
in frisdranken dan het invoeren van een belastingmaatregel? Waar is deze verwachting
op gebaseerd? Kan de Staatssecretaris reflecteren op het artikel van Follow the Money
waarin wordt gesteld dat de lobby van het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL)
de reden was in 2018 om een verhoogde verbruiksbelasting op frisdrank niet in het
Nationaal Preventieakkoord op te nemen?92
In de hierboven genoemde brief concludeer ik op basis van het RIVM-onderzoek en het
rapport Gezondheidsgerelateerde belastingen dat het invoeren van een vorm van belasting
op suikerhoudende dranken als aanvullend effect op de huidige inzet van de Nederlandse
frisdranksector zou kunnen resulteren in verminderde suikerinname via frisdranken
bij bepaalde groepen. Ook zou het invoeren van een belasting suikerreductie in frisdranken
en verschuiving in consumptie van meer naar minder suikerhoudende varianten kunnen
versnellen.
Bij de totstandkoming van het Nationaal Preventieakkoord heb ik met alle (potentiële)
ondertekenaars gesproken om samen tot een gedragen akkoord te komen. Alle partijen
konden maatregelen en acties voorstellen. Het akkoord is uiteindelijk gesloten over
een pakket aan maatregelen waar de gezamenlijke ondertekenaars achter stonden. Een
van de mogelijke maatregelen die op tafel lag was een aanpassing van de reeds bestaande
verbruiksbelasting op niet alcoholische dranken. De voedselindustrie heeft in het
proces van totstandkoming van het akkoord aangegeven geen voorstander te zijn van
de aanpassing van deze belasting. De frisdrankindustrie heeft voorgesteld de via frisdranken
geconsumeerde calorieën met 30% te reduceren in 2025 (ten opzichte van 2012). Daar
hebben alle ondertekenaars van het Nationaal Preventieakkoord mee ingestemd.
Evaluatie en vervolg van Actieplan Etikettering van Levensmiddelen 2016
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat sjoemelbrood en lokingrediënten misleidend
zijn voor de consument en hebben hier de afgelopen jaren meermaals aandacht voor gevraagd.
Het is immers belangrijk dat een consument kan zien wat een gezonde keuze is, zonder
dat deze wordt misleid door een verpakking. Deze leden veronderstellen dat het tijd
is dat met wetgeving duidelijkheid gegeven wordt aan consumenten, zodat heldere en
eerlijke etikettering de norm wordt. Genoemde leden hebben nogmaals met interesse
kennisgenomen van de brief van 18 december 2019. In deze brief lezen de leden van
de D66-fractie dat in de afgelopen jaren de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
(NVWA) binnen enkele projecten misleidende etikettering heeft aangepakt. Kunnen de
Minister en de Staatssecretaris bevestigen dat het tegengaan van misleiding op etiketten
voldoende aandacht krijgt, om op structurele en korte termijn verbeteringen voor consumenten
te realiseren? Deze leden lezen bovendien dat wordt onderzocht hoe het gebruik van
zogenoemde «lok-ingrediënten» kan worden tegengegaan. Kan de Minister aangeven wat
de status is van dit onderzoek en eventuele daaruit volgende acties? Hoe staat het
met het onderzoek naar misleidende termen en afbeeldingen op de voorkant van verpakkingen?
Wat is de status van de gerichte projecten met betrekking tot (misleidende) etikettering
en voedings- en gezondheidsclaims?
In het Actieplan Etikettering van Levensmiddelen 2020 staan een aantal (nieuwe) acties
in vervolg op het Actieplan van 2016. In dit Actieplan 2020 is onder andere aandacht
voor het voorkomen van misleidende etikettering met inzet op aanvullende wetgeving,
voorlichting en handhaving. De verwachting is dat met deze acties op termijn een aantal
structurele verbeteringen worden gerealiseerd en de consument door de informatie op
het etiket niet op het verkeerde been wordt gezet.
In het Actieplan 2020 staat ook onderzoek aangekondigd naar de vraag of aanvullende
regelgeving of beleidskaders kunnen helpen om nader te duiden wat als correcte, eerlijke
etikettering wordt gezien. Voor het nemen van de juiste maatregelen is een beter begrip
nodig van wat als zogenoemde «lokingrediënten» worden gezien en hoe bepaalde afbeeldingen
op de voorkant van het etiket en termen als ambachtelijk en natuurlijk op verpakkingen
van levensmiddelen worden ervaren. Daarom is afgelopen september een onderzoek gestart
met als doel helder te krijgen welke vormen van misleidende etikettering gesignaleerd
worden door deskundigen en door consumenten. De resultaten van dit onderzoek zullen
gebruikt worden om nadere regulering of beleidskaders op te stellen. Oplevering van
de resultaten verwacht ik najaar 2021. Een eerste nadere regulering is inmiddels tot
stand gekomen met de aanpassing van het Warenwetbesluit Meel en Brood dat per 1 juli
van dit jaar van kracht is (met een overgangstermijn van 2 jaar)93. Met dit besluit is nu exact geregeld wanneer een brood meergranen mag worden genoemd
en is vermelding van witbrood, bruinbrood en volkoren op betreffende broden verplicht.
Hiermee wordt het voor de consument duidelijk welk type brood hij koopt.
De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) voert al enige jaren op projectmatige
basis onderzoek uit naar etikettering en het gebruik van voedings- en gezondheidsclaims.
De NVWA zet deze projectmatige aanpak voort. In 2020 wordt bijvoorbeeld onderzoek
uitgevoerd naar het gebruik van gezondheidsclaims over glucosamine in supplementen
en is onderzoek gedaan naar gebruik van gezondheidsclaims in relatie tot COVID-19.
Publicatie van deze onderzoeken staat gepland voor begin 2021.
Toezeggingen en onderzoeksresultaten thema’s preventie en gezonde leefstijl
De leden van de D66-fractie hebben enkele vragen over de preventie van gehoorschade.
Op dit moment vinden er nagenoeg geen grote evenementen plaats en zijn discotheken
gesloten. Hiermee lijkt het thema van preventie van gehoorschade wellicht minder actueel,
maar toch een enkele vraag. Het is spijtig dat de rapportage van VeiligheidNL meldt
dat het niet mogelijk was om de voortgang in 2019 op het gebied van overschrijding
van maximumgeluidsnormen te beoordelen. Toch vragen deze leden of de Staatssecretaris
reeds resultaten heeft van het onderzoek dat zich richt op de vraag hoe wetgeving
op het gebied van maximumgeluidsnormen er in Nederland uit zou kunnen zien. Zo ja,
kan de Staatssecretaris de resultaten de Kamer doen toekomen? Zo nee, wanneer exact
verwacht de Staatssecretaris deze resultaten?
Het onderzoek dat zich richt op de vraag hoe wetgeving op het gebied van maximumgeluidsnormen
er in Nederland uit zou kunnen zien is in volle gang, maar nog niet afgerond. De resultaten
worden eind dit jaar met de Kamer gedeeld.
Stand van zaken Preventie in het zorgstelsel en de gecombineerde leefstijl interventie
bij overgewicht
De leden van de D66-fractie vinden het positief dat de Staatssecretaris in zijn brief
van 7 juli 2020 stelt dat het aantal GLI-deelnemers – ondanks het coronavirus – sterk
gestegen is.94 Tijdens het algemeen overleg over leefstijlpreventie van 12 december 2019 hebben
deze leden aandacht gevraagd voor de capaciteit van en doorverwijzingen naar de GLI.95 Het coronavirus heeft echter een grote impact op de leefstijl van mensen. Wat zijn
de verwachtingen van de Staatssecretaris ten aanzien van het aantal GLI-deelnemers
na corona, en kunnen aanbieders voldoen aan deze mogelijke toename in vraag? Wat gaat
de Staatssecretaris additioneel doen om wachttijden tegen te gaan?
Het aantal deelnemers zal naar verwachting blijven stijgen nu de implementatie van
de GLI steeds meer op gang komt, hoewel de stijging in verband met Covid-19 waarschijnlijk
minder snel zal gaan. Op dit moment zijn er nog geen signalen dat de vraag naar de
GLI het aanbod overstijgt en er zijn dus ook geen signalen over wachttijden. Desalniettemin
zetten we wel in op het vergroten van het aanbod. Dat doen we door knelpunten weg
te nemen, en te verkennen of ook andere beroepsgroepen (zoals bijvoorbeeld POH’ers)
de GLI zouden kunnen aanbieden. Daarnaast gaat de NZa met zorgverzekeraars in gesprek
over welke inspanning van hen wordt verwacht bij het creëren van extra zorgaanbod
om aan de gestelde norm van één GLI-aanbieder per gemeente te kunnen voldoen.
Vragen en opmerkingen van de GroenLinks-fractie
Tekortkomingen in het Nationaal Preventieakkoord door lobby invloeden
De leden van de GroenLinks-fractie zijn van mening dat de tekortkomingen in het Nationaal
Preventieakkoord het resultaat zijn van de belangenbehartiging van onder andere de
levensmiddelenindustrie en vertegenwoordigers van het grote bedrijfsleven. Genoemde
leden wijzen op de journalistieke publicaties van Follow the Money waaruit blijkt
dat de wetenschappelijk bewezen effectieve maatregel van een suikertaks op frisdrank
uit het Nationaal Preventieakkoord is gehouden vanwege de lobby van het grote bedrijfsleven.96 Deze leden maken zich zorgen over de aanhoudende invloed van de (groot)industrie
op implementatie van het Nationaal Preventieakkoord en eventuele aanvullende maatregelen.
Hoe kijkt de Staatssecretaris zelf terug op de onderhandeling van het Nationaal Preventieakkoord
en de rol van de levensmiddelenindustrie, de tabakslobby, horeca, VNO-NCW, MKB-Nederland
en de supermarktbranche? Deelt de Staatssecretaris de opvatting van de leden van de
GroenLinks-fractie dat het feit dat de ambities in het Nationaal Preventieakkoord
waarschijnlijk niet gehaald gaan worden in 2040 grotendeels veroorzaakt is door lobby
inspanningen van voornoemde industrieën en organisaties?
Nee, die mening deel ik niet. De strijd tegen roken, overgewicht en problematisch
alcoholgebruik is heel complex en omvangrijk. We hebben dan ook vele maatregelen en
vele partijen nodig in deze strijd. Er is niet één maatregel die ons eenvoudig naar
de gestelde ambitie leidt. Om die inhoudelijke reden hecht ik er nog steeds aan om
– als het even kan – zoveel mogelijk samen als partners in het preventieakkoord op
te blijven trekken.
Voor wat betreft roken ligt dat anders en zijn er bij de onderhandelingen van het
Nationaal Preventieakkoord helemaal geen partijen uitgenodigd die belangen van de
tabaksindustrie vertegenwoordigen. Dit is een uitvloeisel van artikel 5, derde lid,
van het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging. Dit artikel bepaalt dat overheden
bij vaststelling en uitvoering van hun beleid zich niet laten beïnvloeden door de
commerciële en andere gevestigde belangen van de tabaksindustrie. Over de wijze waarop
de Nederlandse overheid uitvoering wordt gegeven aan de verplichtingen van dit verdragsartikel
heeft mijn voorganger Staatssecretaris Martin van Rijn een brief aan uw Kamer gestuurd.
Uitgangspunt van de Nederlandse overheid is dat er geen contact met de tabaksindustrie
plaatsvindt. Onder de tabaksindustrie worden ook verstaan organisaties en personen
indien en voor zover zij de tabaksindustrie vertegenwoordigen of als lobbyist voor
de tabaksindustrie optreden. Partijen als VNO-NCW, MKB-Nederland, het Centraal Bureau
Levensmiddelen hebben niet aan de onderhandelingen deelgenomen en hebben het deelakkoord
roken ook niet ondertekend.
In zijn brief geeft de Staatssecretaris aan de komende maanden het RIVM en experts
te laten onderzoeken welke nu onderbelichte maatregelen genomen kunnen worden ter
bijdrage aan de ambities van het Nationaal Preventieakkoord. Genoemde leden delen
de opvatting van de Staatssecretaris dat aanvullende maatregelen hard nodig zijn voor
het bereiken van de ambities. Zou de Staatssecretaris al een toelichting kunnen geven
of de maatregelen die overwogen zullen worden alleen maatregelen zijn die binnen de
kaders van het Nationaal Preventieakkoord passen, of dat dit ook maatregelen zullen
zijn die meer slagkracht hebben dan de maatregelen die reeds voorzien zijn in het
Nationaal Preventieakkoord? Verder vragen deze leden of de Staatssecretaris meer kan
toelichten over het soort maatregelen dat overwogen zal worden.
Het RIVM is gevraagd een overzicht op te stellen van effectieve maatregelen die substantieel
kunnen bijdragen aan het behalen van de ambities in 2040 uit het Nationaal Preventieakkoord.
Het kan daarbij gaan om een intensivering van maatregelen die nu al in het akkoord
zijn opgenomen, maar ook om nieuwe maatregelen. Het RIVM zal de komende maanden het
onderzoek uitvoeren op basis van literatuuronderzoek en overleg met diverse experts.
Het is nu nog te vroeg om toe te lichten over welke soort maatregelen het zal gaan.
Ik verwacht de uitkomsten in het voorjaar van 2021.
Invloed van COVID-19
De Staatssecretaris geeft te kennen dat door COVID-19 verschillende acties uit het
Nationaal Preventieakkoord en de ondertekening van sommige lokale en regionale preventieakkoorden
zijn uitgesteld. Daarbij erkent de Staatssecretaris het gevaar dat het Nationaal Preventieakkoord
naar de achtergrond verdwijnt. Kan de Staatssecretaris inzicht geven in wanneer uitgestelde
acties gestart zullen worden?
Uit een inventarisatie onder de partijen van het Nationaal Preventieakkoord komt het
beeld naar voren dat veel acties die gepland stonden om afgerond te worden in de eerste
helft van dit jaar opschuiven naar het najaar. Enkele acties moeten echter langer
uitgesteld worden zoals de Studentenmonitor. Hiervan wordt de uitvoering verschoven
naar het najaar van 2021, in verband met conflicterende vergelijkbare activiteiten
in dit najaar. De insteek is dat opgelopen vertraging door de coronacrisis goed onderbouwd
dient te zijn. We zetten ons bovendien in om zo min mogelijk vertraging op te lopen.
Wat betreft de ondertekening van de lokale en regionale preventieakkoorden: de meeste
gemeenten en regio’s hebben de activiteiten weer herpakt en zijn aan de slag met de
voorbereidingen op het ondertekenmoment van de preventieakkoorden, waaronder de provincie
Fryslân (ondertekening eind dit jaar). Ook zijn er inmiddels nieuwe preventieakkoorden
ondertekend, waaronder het leefstijlakkoord van de gemeente Hillegom. Op de website
www.vng.nl/lokalepreventieakkoorden is een kaart te vinden waarop de huidige situatie in Nederland wordt weergegeven
rondom de lokale en regionale preventieakkoorden.
Deelakkoord roken
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met genoegen vernomen dat de Staatssecretaris
maatregelen heeft genomen om het roken van tabak te ontmoedigen. Echter, recentelijk
heeft Follow the Money aangetoond dat hoewel de tabakslobby officieel was uitgesloten
van de onderhandelingen van het Nationaal Preventieakkoord, deze via VNO-NCW, MKB-Nederland,
het Centraal Bureau Levensmiddelen en de VVD wel degelijk invloed heeft uitgeoefend
en een aantal belangrijke maatregelen in dit deelakkoord heeft verzwakt of vertraagd.97 Erkent de Staatssecretaris dat de tabakslobby invloed heeft gehad op de onderhandelingen
van het Nationaal Preventieakkoord? Kan de Staatssecretaris toelichten wat deze invloed
is geweest? Genoemde leden willen ten sterkste benadrukken dat de verdere implementatie
van de maatregelen in dit deelakkoord, alsmede de opstelling van eventuele aanvullende
maatregelen, op elke manier gevrijwaard moeten zijn van de invloed van de tabakslobby.
Kan de Staatssecretaris aangeven hoe hij deze vrijwaring gaat bewerkstelligen?
Om te voorkomen dat de tabaksindustrie invloed kan uitoefenen op het tabaksbeleid
zijn er bij de onderhandelingen van het Nationaal Preventieakkoord geen partijen uitgenodigd
die belangen van de tabaksindustrie vertegenwoordigen. Dit is een uitvloeisel van
artikel 5, derde lid, van het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging. Dit artikel
bepaalt dat overheden bij vaststelling en uitvoering van hun beleid zich niet laten
beïnvloeden door de commerciële en andere gevestigde belangen van de tabaksindustrie.
Over de wijze waarop de Nederlandse overheid uitvoering wordt gegeven aan de verplichtingen
van dit verdragsartikel heeft mijn voorganger Staatssecretaris Martin van Rijn een
brief aan uw Kamer gestuurd98. Uitgangspunt van de Nederlandse overheid is dat er geen contact met de tabaksindustrie
plaatsvindt over het tabaksontmoedigingsbeleid. Onder de tabaksindustrie worden ook
verstaan organisaties en personen indien en voor zover zij de tabaksindustrie vertegenwoordigen
of als lobbyist voor de tabaksindustrie optreden. Partijen als VNO-NCW, MKB-Nederland,
het Centraal Bureau Levensmiddelen hebben niet aan de onderhandelingen deelgenomen
en hebben het deelakkoord roken ook niet ondertekend.
Gedurende de onderhandelingen zijn de coalitiepartijen op de hoogte gehouden van de
voortgang en ik vind het belangrijk dat het Preventieakkoord de steun heeft van de
coalitie. Ik kan verder niet ingaan op de wijze waarop besluitvorming in uw Kamer
kan worden gevrijwaard van invloed van de tabaksindustrie en uitvoering wordt gegeven
aan artikel 5, derde lid, van het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging, omdat
dit aan uw Kamer is.
Verder zetten genoemde leden vraagtekens bij het voornemen van de Staatssecretaris
om het verder verhogen van accijnzen op tabakssigaretten uit te stellen. Zo stelt
de Staatssecretaris te wachten met verdere ophoging van de accijnzen op tabakssigaretten
tot de evaluatie in maart 2021 opgeleverd is. Dit terwijl de Staatssecretaris ook
stelt dat het verhogen van tabaksaccijnzen effectief is in het tegengaan van tabaksverslaving.
Waarom besluit de Staatssecretaris de evaluatie af te wachten alvorens verdere tabaksaccijnzen
door te voeren?
In het Nationaal Preventieakkoord is opgenomen dat het kabinet een evaluatie zal uitvoeren
alvorens de prijs verder te verhogen tot 10 euro in 2023, omdat grenseffecten de effectiviteit
van en het draagvlak voor de maatregel kunnen ondermijnen. Er is inderdaad in internationaal
onderzoek vastgesteld dat een doorlopend stapsgewijze accijnsverhoging een bewezen
effectieve maatregel is. Gemiddeld genomen leidt 10% prijsverhoging in ontwikkelde
landen tot 4% minder consumptie. In Nederland zelf is dit onderzoek niet eerder gedaan.
Het doel van het onderzoek is te bezien welke gedragsveranderingen optreden als gevolg
van de accijnsverhoging van april 2020. Het gaat hierbij om zowel veranderingen in
het rookgedrag (stoppen, minderen of overstappen) als om mogelijk aankoop gedrag in
het buitenland (grenseffecten) in kaart te brengen. Ook zal het onderzoek meer inzicht
geven in de hoogte van de prijs welke nodig is voordat grote groepen Nederlandse rokers
uiteindelijk zullen stoppen. Dit is conform de afspraak uit het Nationaal Preventieakkoord.
Ook stelt de Staatssecretaris het logisch te vinden verbruiksbelasting te gaan heffen
op vloeistoffen voor e-sigaretten, maar de beslissing over de daadwerkelijke invoering
hiervan wel over te laten aan het volgende kabinet. Als de Staatssecretaris dit een
logische stap vindt wat weerhoudt hem er dan van om deze verbruiksbelasting tijdens
zijn ambtsperiode in te voeren?
In februari van dit jaar heeft de Europese Commissie de evaluatie van de Richtlijn
2011/64/EU betreffende de structuur en de tarieven van de accijns op tabaksfabrikaten
(richtlijn tabaksaccijns) naar buiten gebracht. Uit de evaluatie is onder meer naar
voren gekomen dat er onvoldoende rekening is gehouden met nieuwe producten en hoe
met deze producten fiscaal om te gaan. Naar aanleiding van de evaluatie heeft de Europese
Raad op 1 juni 2020 raadsconclusies aangenomen. Uit deze conclusies volgt dat bij
de aanstaande herziening van de richtlijn tabaksaccijns nieuwe producten als e-sigaretten
meegenomen moeten worden in het voorstel van de Europese Commissie. Dit voorstel wordt
verwacht in 2021. Een Europees geharmoniseerde aanpak draagt bij aan de ontmoediging
van dergelijke producten. De Nederlandse inzet bij het verdere herzieningstraject
zal dan ook gericht zijn op opname van de e-sigaretten onder de richtlijn tabaksaccijns
met als doel accijnsheffing op e-sigaretten.
Aangezien e-sigaretten nu (nog) geen accijnsgoederen zijn, kunnen lidstaten ervoor
kiezen om deze producten te belasten met een eigen, nationale verbruiksbelasting.
Het inrichten van een systeem voor een nieuwe nationale verbruiksbelasting zal een
aantal jaar in beslag nemen. Zodra e-sigaretten wel als accijnsgoed gelden op basis
van de richtlijn tabaksaccijns, zou deze nieuwe nationale verbruiksbelasting weer
vervangen moeten worden door een accijns.
Het heeft daarom de voorkeur van het kabinet om in te zetten op de aanpassing van
de Europese richtlijn tabaksaccijns, zodat een accijnsheffing op e-sigaretten in een
keer goed en volledig wordt ingevoerd, samen met de rest van de lidstaten.
Tot slot vragen deze leden in hoeverre gebruikers van e-sigaretten deze gebruiken
ter vervanging van de reguliere tabakssigaret.
Het Trimbos-instituut stelt dat de gebruikers van een e-sigaret voornamelijk volwassenen
zijn die roken, gerookt hebben en/of willen stoppen en jongeren zijn. Als rokers van
tabakssigaretten volledig overstappen op het dampen van de e-sigaret levert dit hen
gezondheidswinst op. In Nederland was in 2018 echter 72% van de e-sigaret gebruikers
(nog) niet volledig overgestapt. Dit waren duale gebruikers die naast e-sigaretten
ook tabakssigaretten gebruikten.
Deelakkoord overgewicht
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met bezorgdheid geconstateerd dat de maatregelen
in dit deelakkoord niet sterk genoeg zijn en dat te veel wordt overgelaten aan de
levensmiddelenindustrie en de supermarktbranche. Zo is de ambitie om voor 2025 het
aantal calorieën in frisdrank met 30% verminderd te hebben afhankelijk van de «goodwill»
van de frisdrankproducenten zelf, en wordt er zelfs voor de monitoring van deze maatregel
volledig vertrouwd op cijfers van de Nederlandse vereniging voor Frisdranken, Waters
en Sappen (FWS). Hoewel de FWS stelt het doel van de caloriereductie van 25% al in
2019 behaald te hebben, is onduidelijk hoe dit berekend is. Kan de Staatssecretaris
inzicht verschaffen hoe de claim van FWS dat de caloriereductie in frisdranken al
in 2019 met 25% gedaald was tot stand is gekomen? Acht de Staatssecretaris deze bewering
betrouwbaar? Heeft de Staatssecretaris vertrouwen in de inspanningen van de frisdrankindustrie
om zichzelf te reguleren en te monitoren, opdat er in 2025 een caloriereductie van
30% heeft plaatsgevonden?
FWS licht op haar website de cijfers van de caloriereductie in haar sector toe99. Ik heb geen reden aan de cijfers te twijfelen. De cijfers zijn in lijn met de trend
die blijkt uit andere berichten op basis van verkoopgegevens over verandering in suikerconsumptie
via frisdranken100. Voor alle afspraken in het Nationaal Preventieakkoord geldt dat jaarlijks door de
betrokken partijen over de voortgang gerapporteerd wordt aan het RIVM. Het RIVM maakt
op basis van deze informatie een voortgangsrapportage.
Deelt de Staatssecretaris de opvatting van deze leden dat het onwenselijk is dat een
significant deel van de maatregelen in het Nationaal Preventieakkoord door de industrieën
zelf gereguleerd en gemonitord wordt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen
is de Staatssecretaris van plan te nemen om ervoor te zorgen dat alle maatregelen
in het Nationaal Preventieakkoord uitgevoerd en op een objectieve manier, vrij van
lobby-belangen, geëvalueerd zullen worden?
Deze opvatting deel ik niet. We sluiten een akkoord met 70 partijen met verschillende
belangen, ik heb geen aanleiding te denken dat partijen geen eerlijke inzage geven
in de voortgang van de afgesproken acties.
Genoemde leden willen verder het belang van de invoering van een suikertaks op frisdranken
voor het tegengaan van overgewicht benadrukken. De leden van de GroenLinks-fractie
hebben met ongenoegen kennisgenomen van een recente publicatiereeks van Follow the
Money, waarin wordt aangetoond hoe de frisdrankindustrie en de voedingsmiddelenindustrie
de suikertaks uit het Nationaal Preventieakkoord gehouden hebben.101 Zo toont Follow the Money aan dat het Centraal Bureau Levensmiddelen de Staatssecretaris
het volgende heeft laten weten: «Belastingmaatregelen en andere wettelijke interventies
in het Akkoord of erna, kunnen een ontbindende werking hebben voor Akkoordpartijen».102 Kan de Staatssecretaris toelichten in hoeverre dergelijke industriële belangen invloed
hebben gehad op de afwezigheid van de suikertaks in het Nationaal Preventieakkoord?
Deelt de Staatssecretaris de opvatting van deze leden dat de suikertaks significant
kan bijdragen aan het behalen van de ambities van het Deelakkoord overgewicht? Zo
ja, ziet de Staatssecretaris mogelijkheden de suikertaks alsnog in te voeren? Zo nee,
waarom deelt de Staatssecretaris deze opvatting niet?
Bij de totstandkoming van het Nationaal Preventieakkoord heb ik met alle (potentiële)
ondertekenaars gesproken om samen tot een gedragen akkoord te komen. Alle partijen
konden maatregelen en acties voorstellen. Het akkoord is uiteindelijk gesloten over
een pakket aan maatregelen waar de gezamenlijke ondertekenaars achter stonden. Een
van de mogelijke maatregelen die op tafel lag was een aanpassing van de reeds bestaande
verbruiksbelasting op niet alcoholische dranken. De voedselindustrie heeft in het
proces van totstandkoming van het akkoord aangegeven geen voorstander te zijn van
de aanpassing van deze belasting. De frisdrankindustrie heeft voorgesteld de via frisdranken
geconsumeerde calorieën met 30% te reduceren in 2025 (ten opzichte van 2012). Daar
hebben alle ondertekenaars van het preventieakkoord mee ingestemd.
De strijd tegen overgewicht is heel complex en omvangrijk. We hebben dan ook vele
maatregelen en vele partijen nodig in deze strijd. Er is niet een maatregel die ons
eenvoudig naar de gestelde ambitie leidt. Niettemin zie ik een suikertaks als perspectiefrijk
instrument zoals ik in mijn brief van 3 september103 heb geschreven. Indien besloten wordt een suikertaks in te voeren, dan zal de praktische
uitvoerbaarheid nader in kaart moeten worden gebracht.
Naast het onderzoeken van de suikertaks, schrijft de Staatssecretaris ook het idee
te onderzoeken van een verbod op aanbiedingen voor suikerhoudende producten en dit
idee met de levensmiddelensector te gaan bespreken. Zou de Staatssecretaris kunnen
toelichten hoe de concrete uitvoering van het verbod op suikerhoudende producten eruit
kan gaan zien? Is de Staatssecretaris bereid deze maatregel te implementeren?
Een verbod op aanbiedingen voor suikerhoudende producten (of ongezonde producten in
bredere zin) is in allerlei vormen denkbaar. Voordat sprake kan zijn van implementatie
wil ik eerst meer informatie over welke vorm van zo’n verbod het meest effectief en
haalbaar zou zijn. Hiervoor ga ik een bijeenkomst met experts organiseren.
De Staatssecretaris geeft te kennen stappen te verkennen om reclame gericht op kinderen
over ongezonde producten te beperken. Genoemde leden vinden dit een belangrijk onderwerp.
Een recent Unicef-rapport onderzocht 800 kinderproducten in Nederlandse supermarkten,
en concludeerde dat slechts 25% hiervan voldoet aan de Schijf van Vijf.104 In de categorie kinderdranken voldoet slechts 7,5% aan de Schijf van Vijf. Zou de
Staatssecretaris kunnen toelichten welke extra stappen er verkend worden om reclame
gericht op kinderen over ongezonde producten te verminderen en reclame gericht op
gezonde producten te vergroten? Met welke partijen is de Staatssecretaris hierover
in gesprek? Hoe zorgt de Staatssecretaris ervoor dat de supermarktbranchelobby en
de levensmiddelenindustrie effectieve maatregelen op dit gebied niet zullen tegenhouden?
Ik ben afzonderlijk in gesprek geweest met de Reclamecode Commissie, Federatie Nederlandse
Levensmiddelen industrie (FNLI), de supermarktenbranche (CBL) en de Alliantie Stop
Kindermarketing over de mogelijkheden omtrent het aanscherpen van de regels rond kindermarketing.
Op dit moment is er sprake van zelfregulering en bepaalt FNLI als eigenaar van de
Reclamecode voor Voedingsmiddelen welke regels opgenomen worden in de reclamecode.
Ik heb aangegeven dat ik de huidige reclamecode graag aangescherpt zie, zodat er alleen
nog kindermarketing ingezet mag worden op Schijf van Vijf producten. FNLI heeft aangegeven
dat daar op dit moment geen draagvlak voor is, onder andere door de internationale
markt waarin de voedingsmiddelen van hun achterban verkocht worden. Ik houd de huidige
reclamecode onder de loep en bekijk samen met bijvoorbeeld Alliantie Stop Kindermarketing
aan welke knoppen we nog meer kunnen draaien om kinderen beter te beschermen tegen
kindermarketing voor ongezonde producten. Om het zelfregulerende systeem goed te laten
werken moet de industrie ook meebewegen, anders moeten we kijken naar alternatieven
zoals wetgeving. Voor het Nationaal Preventieakkoord zijn afspraken gemaakt aan tafels
waar ook de supermarkten- en levensmiddelenbranche zaten. Ook over eventuele aanvullende
maatregelen zal ik met deze partijen in gesprek gaan.
Deelakkoord problematisch alcoholgebruik
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met genoegen waargenomen dat er verschillende
acties zijn uitgevoerd om het bewustzijn omtrent alcoholgebruik te vergroten. Daarbij
willen deze leden benadrukken dat ook de inzet van meer jeugdartsen, bijvoorbeeld
op scholen, om jongeren bewust te maken van de gevaren van problematisch alcoholgebruik
uitkomst kunnen bieden. Is de Staatssecretaris bereid te onderzoeken hoe deze maatregel
geïmplementeerd zou kunnen worden?
De meerderheid van de scholen in het voortgezet onderwijs biedt al voorlichting aan
om het bewustzijn over alcohol te vergroten en alcoholgebruik tegen te gaan, doorgaans
als onderdeel van een bredere interventie gericht op een gezonde leefstijl. Het programma
Gezonde School is een goed voorbeeld, evenals interventies vanuit het programma Helder
op School (dat onderdeel uitmaakt van de Gezonde School), of zoals Frisse Start en
Take it Personal. Wat betreft de inzet van jeugdartsen: zij zien de individuele leerlingen
van klas 2 en 4 en schenken in dat contact eveneens aandacht aan gezonde leefstijl.
Dit tweede contactmoment, op 15/16 jarige leeftijd, is enkele jaren geleden binnen
de jeugdgezondheidszorg ingevoerd om meer aandacht te geven aan leefstijl, waaronder
alcoholgebruik. Daarnaast bieden de gezamenlijke GGD-en jongeren tussen de 13 en 23
jaar via de website https://www.jouwggd.nl/ informatie over allerlei gezondheids- en leefstijlthema’s inclusief alcoholgebruik.
Ik vind dat er al met al voldoende diverse instrumenten worden ingezet om jongeren
voor te lichten over de risico’s van alcoholgebruik en zie geen reden om een uitbreiding
van de inzet van jeugdartsen op dit punt te onderzoeken.
Leefstijlinterventies ernstige ziekten
Leefstijlinterventies kunnen ernstige ziekten remmen of zelfs genezen. Zo is het bijvoorbeeld
bekend uit een studie van het Leids Universitair Medisch Centrum, TNO en VGZ dat regelmatig
bewegen en gezond eten mogelijk 1,1 miljoen mensen in Nederland kan genezen van diabetes
type 2.105 De leden van de GroenLinks-fractie vinden daarom dat dergelijke leefstijlinterventies
toegepast moeten worden. Staat de Staatssecretaris ervoor open dergelijke leefstijlinterventies
verder te verkennen en daar waar relevant te implementeren?
Ik erken het belang van leefstijlinterventies. De gecombineerde leefstijlinterventie
(GLI) is daar een heel goed voorbeeld van. Als mensen door een gezondere leefstijl
niet ziek worden, beter met hun ziekte omgaan, of zelfs deels kunnen genezen, is dat
van grote meerwaarde voor hun kwaliteit van leven en participatie in de samenleving.
Als we naast de GLI de toepassing van leefstijlinterventies willen uitbreiden, dan
is er mijns inziens eerst meer onderzoek nodig naar de effectiviteit van leefstijladvies
en -interventies als onderdeel van de behandeling of na verwijzing vanuit het curatieve
domein. Hierover is voor de meeste (chronische) aandoeningen nog weinig bekend. Daarom
heb ik € 5 miljoen beschikbaar gesteld voor onderzoek op dit terrein, waarmee 9 consortia
in september zijn gestart met hun onderzoek. Het uit te voeren klinisch onderzoek
moet bijdragen aan beter inzicht in welke leefstijlinterventies kunnen worden ingezet
bij welke (chronische) ziekten en aandoeningen, en bij welke patiënten – en onder
welke voorwaarden – leefstijlgeneeskunde succesvol kan zijn. Voor het succes van de
subsidieoproep vind ik het belangrijk om de projecten aan elkaar te verbinden en te
zorgen dat kennis en resultaten tussen de projecten worden gedeeld. ZonMw heeft hierin
een centrale rol en stimuleert en faciliteert de projecten hierin, en acteert als
zodanig als een platform voor onderling leren tussen onderzoekers naar leefstijlgeneeskunde.
Uiteraard sta ik, als de uitkomsten van de onderzoeken positief zijn, ervoor open
om deze interventies verder te verkennen en te implementeren.
Verlaging leeftijd bevolkingsonderzoek darmkanker
Bevolkingsonderzoek naar ernstige ziekten vormt een belangrijk onderdeel van preventief
gezondheidsbeleid. De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen
van de petitie van Actiegroep «Red 1.000 levens» met betrekking tot de verlaging van
de leeftijd van bevolkingsonderzoek naar darmkanker, welke op 8 september 2020 is
aangeboden aan de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport.106 De petitie pleit ervoor om de leeftijd waarop bevolkingsonderzoek gedaan wordt naar
darmkanker te verlagen van 55 naar 50 jaar, waarmee meer gevallen van darmkanker tijdig
gediagnosticeerd kunnen worden en jaarlijks honderden levens gered kunnen worden.
Gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek stellen Europese richtlijnen dat het medisch
aan te raden is om vanaf 50 jaar de bevolking te testen op darmonderzoek.107 Deze leden vragen waarom Nederland hiervan afwijkt. In een antwoord op een Kamervraag
van het lid Hermans naar dit onderwerp heeft de Staatssecretaris aangegeven bij de
integrale evaluatie naar darmkankeronderzoek in 2021 te kijken naar het verlagen van
de leeftijdsgrens.108 De Staatssecretaris heeft daarbij aangegeven te willen kijken of de voordelen «van
geredde levens ook opwegen tegen de nadelen van overbodig vervolgonderzoek en behandeling».
Aangezien er al overtuigend wetenschappelijk onderzoek is dat 50 jaar een medisch
verstandige leeftijd is om te starten met testen op darmkanker, vragen deze leden
of de Staatssecretaris kan toelichten waarom er gewacht moet worden op de integrale
evaluatie naar darmkankeronderzoek voordat de leeftijdsverlaging ingevoerd kan worden.
Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden deze maatregel nog tijdens de huidige kabinetsperiode
te implementeren?
De leeftijdsgrenzen van 55–75 jaar voor deelname aan de screeningstest, zoals die
nu in het bevolkingsonderzoek darmkanker gehanteerd worden, zijn vastgesteld op basis
van het advies van de Gezondheidsraad uit 2009. Nederland loopt hiermee niet uit de
pas met de Europese richtlijnen uit 2010 (geüpdated in 2012), waar in de petitie naar
verwezen wordt. Deze richtlijnen geven voor de in Nederland gebruikte test aan, dat
de te screenen bevolkingsgroep in ieder geval personen tussen 60 en 64 jaar moet bevatten.
De richtlijn geeft aan dat van daaruit de leeftijdsbegrenzing naar onder of naar boven
kan worden uitgebreid, «rekening houdend met de balans tussen risico en nut en de
beschikbare middelen».
Een verlaging naar 50 jaar betekent uitbreiding van het programma met een groep van
meer dan 1,2 miljoen personen. De benodigde organisatorische inspanningen zijn niet
binnen een korte termijn te realiseren. De huidige COVID problematiek is daarbij een
extra belemmerende factor. Daarbij wil ik een mogelijke keuze voor een dergelijke
majeure operatie kunnen nemen op basis van zorgvuldige afwegingen die het totaal van
effectiviteit en de doelmatigheid van het programma betreffen. In de voorgenomen evaluatie,
waarmee de Gezondheidsraad in 2021 aan de slag gaat, zullen daartoe ook andere relevante
aspecten worden betrokken – zoals de huidige test, de gehanteerde waarde vanaf wanneer
een uitslag afwijkend wordt genoemd en de mogelijkheden voor een indeling in meer
specifieke risicogroepen van de huidige totaalgroep – en in samenhang met elkaar worden
bekeken. De bevindingen kunnen worden gebaseerd op gegevens van vier rondes van deelname,
die in 2021 beschikbaar komen. De uitkomsten van de evaluatie en eventuele adviezen
over het aanpassen van het huidige uitnodigingsbeleid kunnen gelijktijdig worden bezien.
Vragen en opmerkingen van de SP-fractie
Voortgangsrapportage Nationaal Preventieakkoord 2019
Het Nationaal Preventieakkoord is inmiddels twee jaar oud. Het is goed om te zien
dat op de drie thema’s (problematisch alcoholgebruik, roken en overgewicht) inmiddels
verschillende acties lopen, in voorbereiding zijn of zelfs al zijn afgerond. Aangegeven
wordt dat het niet voor alle doelstellingen en afspraken bekend is wanneer deze uitgevoerd
worden, door wie en wat de opbrengst moet zijn. De leden van de SP-fractie vinden
het belangrijk dat doelstellingen en afspraken zo SMART mogelijk geformuleerd worden.
Is het de bedoeling om dit alsnog op te pakken?
In de voortgangsrapportage van het RIVM staat dat een gedeelte van de doelstellingen
en afspraken vrijblijvend is geformuleerd en dat de aangeleverde informatie over de
voortgang van de afspraken daarmee niet altijd kwantitatief of concreet is. Het Ministerie
van VWS bekijkt met het RIVM en de partijen welke afspraken meer SMART geformuleerd
kunnen worden. Veel partijen hebben sowieso aangegeven in 2020 een kwantitatieve uitvraag
naar informatie op te zetten. Daarmee is de verwachting dat de rapportage over 2020
meer kwantitatieve voortgangsinformatie bevat.
Verschillende activiteiten uit het Nationaal Preventieakkoord hebben door de coronacrisis
vertraging opgelopen. Graag krijgen de leden van de SP-fractie hier een overzicht
van. Daarnaast vragen genoemde leden of de coronacrisis nog tot nieuwe of bijgestuurde
activiteiten of doelen uit het Nationaal Preventieakkoord heeft geleid. Dit met name
aangezien onderliggende klachten, die mede samen kunnen hangen met de in het preventieakkoord
benoemde thema’s, mogelijk invloed hebben gehad op de (ernst van de) besmettingen.
Op dit moment beschik ik niet over een volledig actueel beeld van de acties die vertraagd
zijn. De coronamaatregelen hebben ertoe geleid dat sommige acties en maatregelen uit
het Nationaal Preventieakkoord vertraging hebben opgelopen. Onderzoeken naar bijvoorbeeld
de naleving van de leeftijdsgrens bij de verkoop van alcohol en tabak zijn immers
beperkt uit te voeren als de horeca dicht is. Campagnes zijn uitgesteld. Er is echter
geen sprake van dat acties en maatregelen niet uitgevoerd zullen worden. Ik heb daarbij
gemerkt dat de coronacrisis de partijen juist extra motiveert om te werken aan een
gezonde leefstijl en de ambities van het Nationaal Preventieakkoord. Leefstijl kan
immers van invloed zijn op de ernst van de besmetting en op het herstel. De voortgangsrapportage
van het RIVM over 2020 zal inzichtelijk maken welke acties door corona zijn vertraagd.
De rapportage is voorzien voor juni 2021.
Bepaalde acties binnen alle drie de thema’s van het Nationaal Preventieakkoord zijn/waren
specifiek gericht op mensen met een lagere sociaaleconomische status. Graag ontvangen
de leden van de SP-fractie een specifieke toelichting op de voortgang van realisatie
van de doelstellingen binnen deze specifieke doelgroep.
In de Voortgangsrapportage over 2019 staat dat de helft van de afspraken die gericht
zijn op roken en mensen met een lagere sociaaleconomische status, in uitvoering is.
Voor de acties op problematisch alcoholgebruik en overgewicht onder mensen met een
lagere sociaaleconomische status, geldt dat ze allemaal in uitvoering zijn.
Als men iets van de coronacrisis heeft geleerd is het wel het belang van een goede
GGD. De jarenlange bezuinigingen op de GGD hebben duidelijk hun tol geëist. De leden
van de SP-fractie vragen om een nadere beschrijving van de plannen rondom de toekomst
van de GGD’en.
Over de reguliere financiering van GGD’en maken gemeenten goede afspraken met hun
GGD. Ten tijde van het Stimuleringsprogramma Betrouwbare Publieke Gezondheid is door
AEF onderzoek gedaan naar taken, mensen en middelen van de GGD’en met als titel «GGD’en
in beeld». Ik heb uw Kamer op 12 september 2017 dit onderzoek toegestuurd109. Uit dit onderzoek blijkt onder andere dat alle GGD’en de taken uit de Wet publieke
gezondheid (Wpg) goed kunnen uitvoeren. Ook blijkt uit dat onderzoek dat zij goed
ingericht zijn op veranderende omstandigheden en innovatie. Mede op basis van de ervaringen
met COVID-19 zal het kabinet in overleg gaan met gemeenten en GGD’en over de toekomstige
organisatie van de GGD. Op dit moment is dat nog niet opgenomen in plannen. Ik zal
uw Kamer hier tezijnertijd over informeren.
Roken
De leden van de SP-fractie lezen dat 21,7% van de volwassenen rookt, dat 8% van de
jongeren de afgelopen maand rookte en 7,4% van de zwangere vrouwen op enig moment
tijdens de zwangerschap rookte. Een daling voor alle drie de doelgroepen. Tegelijkertijd
lezen deze leden dat het aantal jongvolwassen rokers de afgelopen vijf jaar niet gedaald
is en dat 31 procent van de groep 20- tot 24-jarigen rookt. Dit terwijl het totaal
aantal volwassen rokers wel daalde van 26 naar 22 procent.110 Waarom blijft de groep rokers in deze leeftijdscategorie onverminderd groot, zo vragen
de leden van de SP-fractie. En hoe kan extra ingezet worden op het verlagen van dit
percentage bij deze doelgroep?
Ik vind het zorgwekkend dat de hoogste prevalentie van rokers zit in de groep jongvolwassenen.
We hebben de afgelopen jaren niet specifiek op deze groep ingezet. Ik heb, in het
kader van het Nationaal Preventieakkoord, financiering toegekend aan de afdeling Publieksinformatie
van het Trimbos om een apart informatieaanbod voor jongeren te gaan creëren. Zij hebben
daarvoor afgelopen maanden onderzoek gedaan onder 1.000 jongeren om te inventariseren
wat zij belangrijk vinden bij stoppen met roken. Uit de onderzoeksresultaten komt
naar voren dat jongvolwassenen andere wensen hebben dan de «oudere» volwassenen. Ook
laten de resultaten zien dat jongvolwassenen niet op zoek zijn naar professionele
begeleiding van een coach of medicijnen, maar bij voorkeur een app gebruiken met functionaliteiten
en een look and feel die goed past bij hun behoeften, en voorziet in de mogelijkheid
van sociale steun bij het stoppen met roken, zonder de sociale druk van vrienden die
door blijven roken. Deze app wordt een aanpassing van de bestaande Nederlandse app
Stopstone. Ook zal ik een speciale ingang laten maken op de website ikstopnu.nl voor
jongvolwassenen, met op hen toegespitste informatie. Deze producten zullen uiterlijk
eind 2021 worden opgeleverd. Daarnaast verwacht ik dat de ontwikkelingen in de maatschappij,
zoals rookvrije sport, ook bij jongvolwassenen er aan zullen bijdragen dat roken steeds
minder als normaal wordt gezien.
Met betrekking tot een aantal doelstellingen uit het Nationaal Preventieakkoord hebben
de leden van de SP-fractie nog wel hun twijfels of deze gerealiseerd worden als op
deze weg doorgegaan wordt. Zo is het aantal rookvrije terreinen van kinderboerderijen
in 2019 41% terwijl dit in 2020 100% moet zijn; is het aantal rookvrije speeltuinen
in 2019 50% terwijl dat in 2020 100% moet zijn, en is het aantal rookvrije kinderopvanglocaties
in 2019 75% terwijl dat in 2020 100% moet zijn. Genoemde leden begrijpen dat pas in
een volgende voortgangsrapportage geconcludeerd kan worden of de doelstellingen gerealiseerd
zijn. Wel vragen deze leden of er het voornemen is om wettelijke maatregelen te nemen
indien de doelstellingen niet volgens plan worden gerealiseerd.
De kracht van de Rookvrije Generatie is de positieve insteek en het daarmee verbonden
brede maatschappelijke draagvlak. Ik zie dat maatschappelijke organisaties erin slagen
om samen met de steun van lokale vrijwilligers speel-, sport- en recreatieterreinen
rookvrij te maken. Dit jaar werd de hele samenleving geraakt door de gevolgen van
COVID-19. De maatregelen die zijn genomen om COVID-19 te bestrijden, hebben grote
impact gehad op heel veel partijen die betrokken zijn bij het Nationaal Preventieakkoord.
Ook op de voortgang van de doelstellingen met betrekking tot de rookvrije kindomgevingen.
Kinderboerderijen, speeltuinen en sportverenigingen sloten de deuren en werden gedwongen
na te denken over het herinrichten van de terreinen. Desondanks zijn de betrokken
veldpartijen volop gemotiveerd om alsnog de nodige stappen te zetten richting een
rookvrije omgeving voor kinderen. Ik wil deze partijen de ruimte geven om via deze
weg de doelstellingen te behalen. Ik heb er vertrouwen in dat dit, met enige vertraging,
zal lukken.
Wat is in dat kader de reactie op het bericht dat een kwart van de gemeenten niets
doet met een rookvrije omgeving voor kinderen?111 Aangegeven wordt in het artikel dat slechts één op de vijf gemeenten structureel
uren en geld beschikbaar heeft voor de uitvoering van plannen om een rookvrije omgeving
te maken. Wordt dit aantal herkend? En zo ja, is er het voornemen om dit percentage
flink te verhogen? De leden van de SP-fractie vragen of er bereidheid bestaat om hiervoor
extra budget beschikbaar te stellen.
Uit recent onderzoek in opdracht van de Gezondheidsfondsen voor Rookvrij blijkt dat
inmiddels 200 gemeenten zich in zetten om te voorkomen dat kinderen beginnen met roken112. Dit aantal is in vergelijking met 2019 verdubbeld, toen waren namelijk maar 100
gemeenten actief op weg naar een rookvrije generatie. Momenteel bieden de VNG en GGD
GHOR ondersteuning aan gemeenten die hiermee aan de slag willen. Binnen dit ondersteuningstraject
ontvangen reeds 22 van 25 GGD’en budget om gemeenten uit hun regio te ondersteunen.
Tot en met eind 2021 lopen er subsidies om deze gemeenten te ondersteunen.
De leden van de SP-fractie vinden het zeer positief dat stoppen-met-rokenzorg sinds
begin 2020 onder de verzekerde zorg valt. Aangegeven wordt dat het nog niet duidelijk
is hoeveel mensen hier sinds begin 2020 daadwerkelijk gebruik van hebben gemaakt.
Wanneer zal dit wel bekend zijn? Daarnaast vragen genoemde leden naar het aanbod van
een dergelijke ondersteuning. Is er voldoende kwalitatief goede ondersteuning beschikbaar
om te voldoen aan de behoefte?
Voor 2020 geldt dat er nog geen declaraties zijn verwerkt voor patiënten in de ketenzorg.
Uit voorlopige cijfers van Vektis over de eerste helft van 2020 kan worden geconcludeerd
dat het aantal eerstelijnsgebruikers met 22% is gestegen ten opzichte van 2019. Als
deze trend zich doorzet, zal het aantal eerstelijns gebruikers tegen eind 2020 toenemen
tot 234.832. In 2019 bedroeg het totale aantal gebruikers 191.949.
Op de vraag of er voldoende kwalitatief goede ondersteuning beschikbaar is, is het
moeilijk om bij gebrek aan kwaliteitsindicatoren een objectief antwoord te geven.
Hiertoe werkt het Ministerie van VWS samen met het Nivel, Trimbos, Zorginstituut en
Zorgverzekeraars aan de ontwikkeling van kwaliteitsindicatoren om de kwaliteit van
zorg te kunnen bewaken, beheersen en verbeteren.
De leden van de SP-fractie lezen dat ook niet in het kwaliteitsregister geregistreerde
behandelaars een vergoeding krijgen voor het voeren van motiverende gesprekken, het
geven van stopadvies of doorverwijzing. In hoeverre wordt dit wenselijk geacht, zo
vragen deze leden. Is er zicht op de kwaliteit van de door hen geboden zorg en ondersteuning?
Een daling van het aantal in het kwaliteitsregister opgenomen zorgverleners klinkt
voor de leden van de SP-fractie als een onwenselijke ontwikkeling. Graag ontvangen
zij dan ook een reactie op deze ontwikkeling.
De zorgverzekeraars bepalen wie zij contracteren en welke zorg zij vergoeden. Zolang
de zorgverzekeraars ook aanbieders vergoeden die niet in het Kwaliteitsregister zijn
opgenomen, wordt het voor stoppen met roken coaches minder aantrekkelijk om zich te
laten registreren in dit register. Ik vind dit geen goede ontwikkeling. Daarom wordt
er vanuit mijn ministerie onderhandeld met de zorgverzekeraars over het vergoeden
van de stoppen-met-roken zorg. Bij deze onderhandelingen zitten ook de NZa, het Zorginstituut
Nederland, het Partnership Stoppen met Roken en het Trimbos-instituut aan tafel. Begin
2021 hoop ik u hierover te informeren.
Aangezien roken zeer schadelijk en zelfs dodelijk is, lijkt het de leden van de SP-fractie
niet meer dan logisch dat er vol ingezet wordt op een rookvrije zorg. Het verbaast
deze leden dan ook dat in de voortgangsrapportage aangegeven wordt dat vertegenwoordigers
van alle zorgaanbieders zich (op 31 mei 2019) niet volgens planning hebben uitgesproken
op dit thema. Kan aangegeven worden waarom dit niet is gebeurd en wat de ontwikkelingen
op dit thema sindsdien zijn? Sommige doelstellingen, zoals de rookvrije ggz-instellingen
of bedrijfsartsen die roken meenemen in hun contacten, behoeven nog een flinke inzet
de komende jaren. Bij welke ontwikkeling zal besloten worden dat extra inzet nodig
is?
De doelstelling was dat vertegenwoordigers van alle zorgaanbieders op 31 mei 2019
(op Wereld Niet Roken Dag) de ambitie zouden uitspreken om in 2030 rookvrij te zijn.
Dit zou plaatsvinden tijdens het congres «Maak de zorg rookvrij» dat op Wereld Niet
Roken Dag 2019 zou worden georganiseerd. Het congres heeft niet plaatsgevonden, omdat
de betrokken partijen prioriteit hebben gelegd bij het rookvrij maken van de eigen
achterban en er geen andere partijen bereid waren een dergelijk congres te organiseren.
Inmiddels wordt gewerkt aan andere manieren om zorgkoepels en koepels van professionals
te betrekken bij het rookvrij maken van de zorg. In november van dit jaar zal een
digitale bijeenkomst plaatsvinden. In de ggz is inmiddels de 50ste instelling rookvrij en daarnaast zijn alle organisaties onder de Nederlandse ggz
(voorheen GGZ Nederland) actief op dit thema. De zorg rookvrij maken betekent echter
meer dan een bordje op het terrein en gaat over het realiseren van een rookvrije werk-
en behandelcultuur. Zoals in de voortgangsbrief beschreven zorgt COVID-19 ervoor dat
partijen in de zorg er acuut een belangrijke prioriteit bij hebben gekregen. Ondanks
dat het een moeilijke tijd is, werken betrokken partijen aan het halen van de ambities
uit het akkoord en heb ik geen signalen ontvangen van de tabakstafel dat er geen voortgang
zou zijn.
De bedrijfsartsen werken op dit moment aan de ontwikkeling en het uitrollen van een
toolkit voor bedrijfsartsen met materiaal gericht op het vergroten van de duurzame
inzetbaarheid van werkenden door stoppen met roken. Aan dit project zal een extra
impuls gegeven worden door het uit te breiden met een extra project dat zich specifiek
richt op de dubbele belasting van de gezondheid bij mensen met een lage sociaal economische
positie door roken en werkomstandigheden. Het doel hiervan is om meer bewustzijn te
creëren bij (praktijkondersteuner) huisartsen en (praktijkondersteuner) bedrijfsartsen,
zodat het aantal rokers terug gedrongen kan worden.
Als het gaat om rookvrije bedrijven is het de doelstelling dat tenminste 10 van de
top 100 grootste bedrijven in Nederland in 2020 op weg is naar een rookvrije generatie.
Een streven dat in eerste instantie goed klinkt, maar aangezien al bij de start van
het akkoord dit aantal gehaald was kan men zich afvragen hoe positief dit is of dat
er wellicht sprake is van gebrek aan ambitie. Wat zijn de vervolgdoelen op dit onderwerp?
Bij het formuleren van de doelstellingen voor het deelakkoord Roken op het gebied
van de rookvrije organisaties, was de Alliantie Nederland Rookvrij (nu de Gezondheidsfondsen
voor Rookvrij) op de hoogte van twee bedrijven die zich continu op meerdere fronten
inzetten voor de Rookvrije Generatie. De doelstelling om 10 bedrijven uit de top 100
hier ook voor te activeren klonk daarom zeer ambitieus. Al heel snel nadat de doelstelling
zo in het Nationaal Preventieakkoord was opgenomen, werd het doel van 10 actieve bedrijven
al behaald. Partijen gaan ook na het behalen van de doelstelling door met het activeren
van bedrijven om zich in te zetten voor een Rookvrije Generatie. Zo is de NS in 2020
gestopt met de verkoop van tabak en maakt ProRail alle perrons rookvrij.
De leden van de SP-fractie vinden het een zeer positieve ontwikkeling dat inmiddels
16 van de 20 grootste institutionele beleggers in Nederland gestopt zijn met investeren
in de tabaksindustrie. Genoemde leden hopen dan ook van harte dat dit er op korte
termijn 20 van de 20 zijn. Per wanneer wordt dit gerealiseerd?
Het stoppen met investeren in de tabaksindustrie is een onderwerp dat onverminderd
de aandacht heeft. Er lopen gesprekken met institutionele beleggers, maar omdat deze
processen tijd kosten is niet precies aan te geven op welke termijn een volgende belegger
zal aangeven te zijn gestopt met beleggen in de tabaksindustrie. De hoop is dat voor
eind volgend jaar één of twee beleggers uit de groep van de 20 grootste institutionele
beleggers in Nederland deze stap ook zullen zetten.
De leden van de SP-fractie vragen ook om een reactie op het artikel «VVD en tabakssector
remmen rookakkoord».113 Klopt het dat de tabakslobby invloed had op de inhoud van het rookakkoord? Klopt
het vervolgens dat door deze lobby de beoogde prijsverhoging van een pakje sigaretten
gestaakt werd en/of dat «gemakswinkels» hun sigaretten niet langer uit het zicht moeten
hebben? Indien dit correct is, wat zijn de gevolgen hiervan voor het (kunnen) behalen
van de geformuleerde doelstellingen in het Nationaal Preventieakkoord? Klopt het verder
dat de evaluatie van de tabaksaccijnsverhoging van april 2020 op het laatste moment
in het preventieakkoord is beland door toedoen van de tabakslobby? Is het niet zo
dat uit internationaal onderzoek echter al lang bekend is dat accijnsverhoging een
van de meest effectieve middelen is om roken te ontmoedigen? Wat is dan ook precies
de reden dat dit onderzoek in het preventieakkoord is opgenomen en de resultaten worden
afgewacht? Hoe kijkt de Staatssecretaris hier tegenaan? Daarnaast vragen deze leden
of het klopt dat brancheorganisaties als VNO-NCW, MKB-Nederland, en supermarktbelangenbehartiger
CBL herhaaldelijk aanklopten bij diverse ministeries en deze voorzagen van een zogenoemd
«brievenbombardement». Klopt het daarbij dat dit vaker gebeurde in reactie op vertrouwelijke
conceptversies van het akkoord, die zij officieel niet in handen hadden? Graag ontvangen
deze leden een uitgebreide reactie. Als er ook maar iets waar is van het bovenstaande,
hoe verhoudt dat zich dan met de internationale afspraken uit de Framework Convention
on Tobacco Control (FCTC), zo vragen de leden van de SP-fractie.
Om te voorkomen dat de tabaksindustrie invloed kan uitoefenen op het tabaksontmoedigingsbeleid
zijn er bij de onderhandelingen van het Nationaal Preventieakkoord geen partijen uitgenodigd
die belangen van de tabaksindustrie vertegenwoordigen. Dit is een uitvloeisel van
artikel 5, derde lid, van het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging. Dit artikel
bepaalt dat overheden bij vaststelling en uitvoering van hun beleid zich niet laten
beïnvloeden door de commerciële en andere gevestigde belangen van de tabaksindustrie.
Over de wijze waarop de Nederlandse overheid uitvoering wordt gegeven aan de verplichtingen
van dit verdragsartikel heeft mijn voorganger Staatssecretaris Martin van Rijn een
brief aan uw Kamer gestuurd114. Uitgangspunt van de Nederlandse overheid is dat er geen contact met de tabaksindustrie
plaatsvindt over het tabaksontmoedigingsbeleid. Onder de tabaksindustrie worden ook
verstaan organisaties en personen indien en voor zover zij de tabaksindustrie vertegenwoordigen
of als lobbyist voor de tabaksindustrie optreden. Partijen als VNO-NCW, MKB-Nederland,
het Centraal Bureau Levensmiddelen hebben niet aan de onderhandelingen deelgenomen
en hebben het deelakkoord roken ook niet ondertekend. Er zijn brieven verstuurd door
niet-deelnemende partijen over voorgenomen maatregelen uit het Nationaal Preventieakkoord
die onder artikel 5, derde lid, van het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging
vallen. Verzoeken om de voorgenomen maatregelen aan te passen heb ik niet in overweging
genomen en de brieven zijn gepubliceerd op de website van de rijksoverheid115. Gedurende de besprekingen over het Nationaal Preventieakkoord zijn er inderdaad
publicaties geweest over de inzet van partijen. Verschillende brieven refereren aan
deze publicaties.
Zoals afgesproken in het Nationaal Preventieakkoord, is per 1 april 2020 een accijnsverhoging
doorgevoerd waardoor een pakje sigaretten een euro duurder is geworden. Het doel is
dat de prijs door accijnsverhogingen verder verhoogd wordt naar 10 euro in 2023. Tijdens
de laatste besprekingen van het concept van het Nationaal Preventieakkoord is afgesproken
dat voordat de accijns verder wordt verhoogd er een evaluatie zal plaatsvinden. Doel
van deze evaluatie is het onderzoeken van mogelijke grenseffecten van de verhoging
per 1 april 2020. Aan deze besprekingen namen geen partijen deel die belangen van
de tabaksindustrie vertegenwoordigen. Verhoging van tabaksaccijns is inderdaad een
bewezen effectieve maatregel bij het tegengaan van tabaksverslaving en de daarmee
gepaard gaande ernstige gezondheidsschade. Met betrekking tot besprekingen over het
uitstalverbod zijn uiteindelijk twee categorieën tabaksspeciaalzaken uitgezonderd,
namelijk speciaalzaken die alleen rookwaren, rookaccessoires, loten en dagbladen verkopen
en ook bestaande kleine zaken met meer dan 75% omzet uit tabaksproducten. Ook bij
deze besprekingen zijn geen partijen betrokken geweest die belangen van de tabaksindustrie
vertegenwoordigen. Het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging roept lidstaten
op om uiteenlopende tabaksontmoedigingsmaatregelen in te voeren zoals bijvoorbeeld
accijnsverhogingen, reclamebeperkende maatregelen en uitgebreide rookverboden. De
maatregelen uit het Nationaal Preventieakkoord betekenen een significante versterking
van het Nederlandse tabaksontmoedigingsbeleid op deze punten. De totstandkoming van
het Nationaal Preventieakkoord is tevens in lijn met artikel 5, derde lid, van het
WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging aangezien de tabaksindustrie en partijen
die belangen van de tabaksindustrie vertegenwoordigen zijn uitgesloten van deelname.
Het lid Van Gerven heeft in januari Kamervragen gesteld over menthol-inlegkaarten,
waarmee het verbod op menthol in sigaretten en shag kan worden omzeild.116 In de beantwoording van deze schriftelijke vragen werd aangegeven dat het voornemen
was een inventarisatie uit te laten voeren naar de aard en omvang van dergelijke accessoires
die de aantrekkelijkheid van roken kunnen vergroten. Wat is de stand van zaken op
dit moment met betrekking tot deze inventarisatie? Worden hierin naast accessoires
ook andere omzeilingstactieken van het mentholverbod meegenomen, zoals menthol-cigarillo’s?
Deze inventarisatie is opgeleverd door het RIVM. U kunt binnenkort het rapport met
mijn reactie verwachten.
Tevens heeft het lid Van Gerven schriftelijke vragen gesteld naar aanleiding van het
bericht «Goedkope sigaretten nog volop verkrijgbaar».117 In de beantwoording wordt aangegeven dat de prijs van cigarillo’s relatief veel lager
ligt dan de prijs van sigaretten. Daarbij wordt aangegeven dat voor zowel sigaren
als cigarillo’s een ad-valorem-accijns geldt van slechts 8% van de kleinhandelsprijs.
Deze leden vragen of de mening wordt gedeeld dat dit tarief moet worden verhoogd om
te voorkomen dat cigarillo’s vanwege de lage prijs een aantrekkelijk alternatief zijn
voor sigaretten, onder andere voor jongeren.
In de Nederlandse accijnswetgeving wordt een onderscheid gemaakt tussen sigaretten,
sigaren en rooktabak. Dit onderscheid volgt uit de Europese richtlijn 2011/64/EU van
de Raad van 21 juni 2011 betreffende de structuur en tarieven van de accijns op tabaksfabrikaten
(richtlijn tabaksaccijns). Het zijn producten die zich door hun eigenschappen en hun
gebruiksdoeleinden onderscheiden van elkaar. Indien aan de vereisten is voldaan, kwalificeert
een cigarillo als een sigaar. Voor sigaren gelden bijvoorbeeld speciale eisen ten
aanzien van het dekblad. Het Nederlandse accijnstarief op sigaren is met ingang van
1 januari 2020 een ad-valorem-accijns van 8% van de kleinhandelsprijs. Hiermee voldoet
het tarief aan de minimumaccijns zoals voorgeschreven in de richtlijn tabaksaccijns:
ten minste 5% van de kleinhandelsprijs, inclusief alle belastingen, of 12 euro pr
1.000 stuks of per kilogram.
In het regeerakkoord is bepaald dat de opbrengst van de tabaksaccijns in de jaren
2018 tot en met 2021 taakstellend wordt verhoogd. De accijns van sigaren bedroeg in
Nederland lange tijd 5% van de kleinhandelsprijs. De accijns van sigaren wordt als
gevolg van het regeerakkoord voor de jaren 2018 tot en met 2021 jaarlijks verhoogd
met 1%-punt. Per 1 januari 2021 zal het accijnstarief op sigaren daarmee stijgen naar
9% van de kleinhandelsprijs.
Er is niet zoveel bekend over het gebruik van cigarillo’s in ons land en daarom heb
ik onderzoek laten uitzetten naar het gebruik van deze producten onder Nederlanders
vanaf 13 jaar. Begin volgend jaar zal het resultaat van dit onderzoek worden opgeleverd.
Afhankelijk van de uitkomsten van dit onderzoek kan bezien worden of aanvullende maatregelen
ten aanzien van cigarillo’s wenselijk zijn.
Overgewicht
Voor het realiseren van de doelen op het thema overgewicht is de komende jaren nog
een flinke inzet nodig, zo menen de leden van de SP-fractie. Aangezien er geen doelstellingen
per thema zijn opgesteld en opgestelde doelen niet allemaal concreet en/of meetbaar
zijn, is het volgens deze leden ingewikkeld de voortgang op de verschillende ambities/doelstellingen
te kunnen meten. Genoemde leden vragen dan ook of een dergelijke concretisering nog
in de planning zit, en zo nee waarom niet.
Het Ministerie van VWS bekijkt momenteel samen met het RIVM hoe de voortgang van de
afspraken uit het Nationaal Preventieakkoord beter kwantificeerbaar gemaakt kunnen
worden. Hiervoor wordt bekeken welke afspraken uit het akkoord concreter geformuleerd
kunnen worden. Een aantal ondertekenaars van het akkoord heeft al aangegeven in 2020
een kwantitatieve uitvraag naar informatie op te zetten. Daarmee is de verwachting
dat de volgende voortgangsrapportage Nationaal Preventieakkoord meer kwantitatieve
informatie bevat.
Het mag duidelijk zijn dat de leden van de SP-fractie op basis van ontwikkelingen
in de afgelopen jaren weinig vertrouwen hebben in de afspraken die gemaakt zijn of
worden met de industrie en levensmiddelenbedrijven om de levensmiddelen gezonder te
maken. Genoemde leden zijn dan ook erg benieuwd naar de evaluatie van de doelstellingen
op dit terrein die voor de komende jaren zijn geformuleerd en naar de afspraken die
tot en met eind 2020 binnen het Akkoord Verbetering Productsamenstelling worden gemaakt.
Deze leden vragen waarom, op basis van de teleurstellende resultaten tot nu toe, er
wederom voor een dergelijk akkoord gekozen wordt. Waarom wordt er niet gekozen voor
een wettelijke of andere meer bindende aanpak? Hoe wordt ervoor gezorgd dat er geen
sprake meer is van vrijblijvendheid?
Het RIVM voert een monitor uit waarin de tot en met 31 december 2020 bereikte productverbetering
wordt beoordeeld. Daarnaast wordt een impactanalyse uitgevoerd van alle gemaakte afspraken
uit de gehele looptijd van het Akkoord Verbetering Productsamenstelling (AVP, 2014–2020).
U wordt daarover in het voorjaar van 2021 geïnformeerd. Er worden in dit akkoord (AVP)
nog tot eind 2020 nieuwe afspraken gemaakt over verbetering van productgroepen. De
realisatiedatum (het moment waarop de producten van deelnemers daadwerkelijk aan het
afgesproken maximum gehalte moeten voldoen) van een tiental afspraken ligt na 2020
tot medio 2023. De voortgang van de aanvullende afspraken die in het Nationaal Preventieakkoord
zijn gemaakt om de suikerinname via frisdranken, zuivelproducten en koek, snoep, chocolade
en tussendoortjes terug te dringen, kunt u jaarlijks lezen in voortgangsrapportage
Nationaal Preventieakkoord van het RIVM.
Bij de opzet van het nieuwe systeem voor productverbetering heb ik de regie genomen
voor het opstellen van een set criteria, het uitwerken van prikkels om bedrijven te
stimuleren productverbetering door te voeren, het stellen van realistische en ambitieuze
doelstellingen en de opzet van de monitoring hiervan. Ik informeer u binnenkort over
de uitkomsten van een internetconsultatie die ik hierover heb gehouden.
Een wettelijke aanpak op nationaal niveau acht ik niet realistisch. De levensmiddelenmarkt
heeft een sterk internationaal karakter. Eventuele wettelijke normen voor producten
gelden niet voor producten die in andere Europese landen worden geproduceerd. Hierdoor
kunnen buitenlandse producten met mogelijk hogere gehalten aan zout, verzadigd vet
en suiker in het Nederlandse schap blijven staan. Dit biedt geen gelijk speelveld
voor het bedrijfsleven en kan bovendien de gezondheidsdoelstellingen van productverbetering
teniet doen. Eventuele wettelijke afspraken moeten wat mij betreft daarom op Europees
niveau worden gemaakt. In het kader van de Europese Farm-to-Fork strategie zal ook
gesproken over productverbetering en het vaststellen van maximum gehalten. Ik zal
mij inzetten voor een ambitieuze gezamenlijke aanpak in de EU.
De leden van de SP-fractie vragen in dat kader dan ook of er wettelijke maatregelen
worden getroffen als blijkt dat doelstellingen niet of nauwelijks worden gerealiseerd
of de doelstellingen in het Akkoord Verbetering Productsamenstelling niet ver genoeg
gaan. Het gaat hier immers om de gezondheid van vele Nederlanders. Wanneer gaan de
afspraken in het akkoord ver genoeg, zo vragen de leden van de SP-fractie. Kan tevens
worden toegelicht wat de verwachte tijdslijn is, wat de specifieke doelen zijn qua
concrete gezondheidswinst en welke maatregelen worden genomen als blijkt dat de levensmiddelenbedrijven
de afspraken niet nakomen?
Zoals ik al aangaf moeten eventuele wettelijke afspraken wat mij betreft op Europees
niveau worden gemaakt. U refereert terecht aan het belang van de gezondheid van Nederlanders.
Hiervoor is het belangrijk dat Nederlanders gezonder gaan eten, zoveel mogelijk volgens
de Schijf van Vijf. Daar ligt de grootste gezondheidswinst. We moeten echter constateren
dat Nederlanders nog veel voedingsmiddelen eten die niet in de Schijf staan, met teveel
zout, suiker en/of verzadigd vet. Daarom zetten we ook in op productverbetering. Tot
op heden via het Akkoord Verbetering Productsamenstelling en straks via een nieuw
systeem om de samenstelling te verbeteren van bewerkte producten met toegevoegd zout,
toegevoegd suiker of verzadigd vet. U kunt op de website van het Akkoord118 lezen welke afspraken gemaakt zijn met welke tijdslijn. Aan afspraken rond productverbetering
kun je niet zomaar gezondheidswinst koppelen. Die hangt af van het gehele voedingspatroon
consumenten, niet van individuele producten.
De leden van de SP-fractie vinden het een goede stap dat ten opzichte van het huidige
Akkoord Verbetering Productsamenstelling zowel de scope van de nieuwe aanpak is verbreed
naar meer voedingsmiddelengroepen en alle producten binnen een voedingsmiddelengroep,
als dat voor de voedingsmiddelengroepen die een relevante bijdrage leveren aan de
inname van bijvoorbeeld zout, verzadigd vet of suiker grenswaarden worden opgesteld,
en dat er grenswaarden worden opgesteld waarmee productverbetering over de hele linie
kan worden gestimuleerd, dus niet alleen maximumnormen zoals in het huidige akkoord.
De leden van de SP-fractie zijn benieuwd naar een verslag van de voortgang hierop.
Wel vragen genoemde leden waarom alternatieven, zoals het goedkoper maken van gezond
eten, enkel gezien worden als perspectiefvol instrument op termijn, terwijl de gezondheid
van Nederlanders op het spel staat. Wat zijn verder de plannen met betrekking tot
het verbod van kortingsacties in de supermarkt op ongezonde producten? Worden er ook
concrete stappen gezet om deze maatregel in te voeren?
Ik informeer de Tweede Kamer dit najaar over de voortgang van de nieuwe aanpak voor
productverbetering. De strijd tegen overgewicht is heel complex en omvangrijk. We
hebben vele maatregelen en vele partijen nodig. Er is niet een maatregel die eenvoudig
de gestelde ambitie realiseert. Daarom heb ik in het Nationaal Preventieakkoord een
omvangrijke set aan maatregelen en doelen afgesproken. Als het er naar uitziet dat
doelen niet zullen worden bereikt, dan komen andere maatregelen (zoals prijsmaatregelen)
nadrukkelijker in beeld. Om voorbereid te zijn op het eventueel nemen van aanvullende
maatregelen, heb ik het RIVM gevraagd een overzicht op te stellen van effectieve maatregelen
die substantieel zouden kunnen bijdragen aan het behalen van de ambities voor 2040
uit het Nationaal Preventieakkoord. Ik verwacht de uitkomsten in het voorjaar van
2021.
Daarnaast geef ik opvolging aan het RIVM rapport over het effect van een verbod op
aanbiedingen voor suikerhoudende dranken119. Maatregelen op dit terrein zijn in allerlei vormen denkbaar (aanbiedingen, positionering
in de winkel). Ik zal een bijeenkomst met experts organiseren om te verkennen wat
voor maatregel of combinatie van maatregelen het meest effectief lijkt.
De leden van de SP-fractie hebben al meerdere malen aandacht gevraagd voor het belang
van het verlagen van de btw op groente en fruit om zo gezond eten makkelijker en breder
toegankelijk te maken. Is het correct dat Duitsland recent de btw op deze producten
heeft verlaagd? Zo ja, wat is hier de reactie op? Deze leden vragen of hun mening
gedeeld wordt dat een dergelijke btw-verlaging van toegevoegde waarde kan zijn bij
het behalen van de in het Nationaal Preventieakkoord geformuleerde doelstellingen
in het kader van overgewicht. Zo ja, wordt deze btw-verlaging op korte termijn ingevoerd?
Duitsland heeft haar btw-tarieven inderdaad tijdelijk verlaagd, van 1 juli 2020 tot
31 december 2020. Voor mijn reactie hierop verwijs ik u naar de beantwoording van
vragen hierover die Staatssecretaris Vijlbrief mede namens mij aan de Kamer heeft
gestuurd120. In Duitsland zijn alle goederen en diensten belast tegen het verlaagde btw-tarief,
waaronder groente, fruit en andere voedingsmiddelen, nu belast tegen 5% (in plaats
van 7%). Van een dergelijke beperkte tariefverlaging zijn geen significante gedragseffecten
te verwachten en daarmee ook geen effecten op het behalen van de overgewichtdoelstellingen
van het Nationaal Preventieakkoord.
Als het gaat om de gecombineerde leefstijlinterventie kan geconcludeerd worden dat
hier nog maar weinig gebruik van wordt gemaakt. De leden van de SP-fractie vragen
op welke wijze het aantal deelnemers aan deze interventie substantieel vergroot zal
worden. Daarnaast vragen genoemde leden hoe bevorderd wordt dat de zorgverzekeraars
en huisartsen actief meer patiënten leefstijlondersteuning gaan bieden en of er de
bereidheid is om te verkennen welke aanvullende maatregelen effectief kunnen zijn
om de inzet van leefstijlpreventie te bevorderen. Is er de bereidheid om gecombineerde
leefstijlinterventies voor een brede groep Nederlanders beschikbaar en toegankelijk
te maken in de strijd tegen overgewicht, obesitas, prediabetes en diabetes?
Samen met alle betrokken veldpartijen werk ik aan het oplossen van knelpunten bij
de implementatie van de gecombineerde leefstijlinterventie (GLI). Denk aan problemen
met contracteren, declareren, accreditatie-eisen, de hoogte van het tarief, het beschikbare
GLI-aanbod en onbekendheid bij patiënten en huisartsen. Zo is het Ministerie van VWS
een communicatietraject gestart om te achterhalen wat er nodig is qua communicatie
om patiënten en huisartsen effectiever over de GLI te informeren. Tevens gaat het
Ministerie van VWS samen met veldpartijen verkennen of het haalbaar is dat praktijkondersteuners
huisartsen (POH’ers)- met benodigde opleidingen tot leefstijlcoach – de GLI gaan aanbieden.
Dit zou het GLI-aanbod enorm kunnen vergroten. POH’ers zien bovendien veel mensen
met overgewicht, dus ik zie hier een enorme kans. Tot slot organiseert het Ministerie
van VWS in het najaar opnieuw een GLI-symposium waar goede voorbeelden kunnen worden
uitgewisseld. De GLI voor mensen met overgewicht kan ook worden ingezet voor mensen
die naast overgewicht diabetes type 2 hebben of een verhoogd risico hierop. Sterker
nog, de GLI is op dit moment de enige bewezen (kosten)effectieve leefstijlinterventie
voor mensen met diabetes. Zorgverzekeraars vergoeden deze interventie vanuit de Zorgverzekeringswet.
Het RIVM monitort het aantal deelnemers van de GLI en rapporteert hierover. Op 30 april
2020 waren er 7072 deelnemers aan de GLI. De aantallen voor 2020 zullen dus zeker
nog verder nog stijgen.
Problematisch alcoholgebruik
De leden van de SP-fractie menen dat het een goede ontwikkeling is dat steeds meer
scholen gebruikmaken van het ondersteuningsaanbod Gezonde School. Ter precisering
vragen deze leden wat er precies bedoeld wordt met het feit dat respectievelijk 119
en 99 keer het aanbod is teruggetrokken (p. 40 van de voortgangsrapportage).
Een terugtrekking is altijd een actie van de school zelf. Scholen kunnen zich in maart
inschrijven voor het ondersteuningsaanbod van de Gezonde School. De toekenning volgt
binnen een maand. Voor de start van het volgend schooljaar is dan tijd voor het inplannen
van taakuren van de Gezonde School-coördinator en de planning van lessen. Soms komt
daar iets tussen, lukt het niet om de planning rond te krijgen, verschuift de prioriteit
van de school in het schooljaar of zijn er andere factoren waardoor een school besluit
om zich terug te trekken van het ondersteuningsaanbod.
Als het gaat om de marketing van alcoholhoudende drank lezen de leden van de SP-fractie
dat vier grote social media platforms zich hebben gecommitteerd om alcoholreclame
via hun platforms niet terecht te laten komen bij 18-. Een belangrijke stap. Wel vragen
deze leden welke platforms dit betreft en of het plan bestaat bij andere platforms
om zich hierbij aan te sluiten. Als het specifiek gaat om alcoholreclame op televisie
en radio geldt dat deze niet is toegestaan van zes uur ’s morgens tot negen uur ‘s
avonds, verder is er sprake van zelfregulering. Zijn er plannen om dit beleid aan
te scherpen, zo vragen de leden van de SP-fractie.
De vier social media platforms die zich hebben gecommitteerd om alcoholreclame niet
bij 18- te laten terecht komen, zijn: Google (YouTube), Snapchat, Facebook (Facebook
en Instagram) en Twitter. Mij zijn geen initiatieven van andere platforms bekend om
zich hierbij aan te sluiten.
Er zijn op dit moment geen plannen om de huidige regels over alcoholreclame op radio
en televisie en de huidige zelfregulering aan te scherpen. Wel loopt nu een evaluatieonderzoek
naar de Reclamecode Alcoholhoudende dranken, uitgevoerd op verzoek van het Ministerie
van VWS en Stiva (Stichting Verantwoord Alcoholgebruik). De resultaten daarvan verwacht
ik aan het einde van het jaar. Tot slot bereid ik een onderzoek voor om na te gaan
in hoeverre wetgeving een effectief instrument is om te voorkomen dat alcoholmarketing
op social media jongeren bereikt. Daarbij wordt meegenomen in hoeverre wetgeving op
dit terrein handhaafbaar is.
Voor 2021 zullen verstrekkers van alcohol en de industrie komen met oplossingen om
het bereik en de beïnvloeding van jongeren op de top vijf locaties van blootstelling
naar redelijkheid te beperken. De leden van de SP-fractie zijn benieuwd naar deze
afspraken maar vragen wel wat er precies wordt bedoeld met «naar redelijkheid».
Eind oktober verwacht ik het eindrapport van het onderzoek naar het bereik en beïnvloeding
van jongeren op de top vijf locaties. In het preventieakkoord is afgesproken dat verstrekkers
vervolgens maatregelen treffen om jongeren te beschermen. Met «naar redelijkheid»
bedoelen partijen dat zij streven naar een evenwichtige balans tussen de resultaten
van het onderzoek en de acties die partijen zullen initiëren. Ik heb er het vertrouwen
in dat verstrekkers hun verantwoordelijkheid hierin nemen en ga met relevante partijen
in gesprek over de uitkomsten.
Met betrekking tot de handhaving op de leeftijdsgrenzen bij het verkopen van alcohol
aan jongeren stellen de leden van de SP-fractie al jaren vragen bij de effectiviteit.
De beschreven percentages bij verschillende sectoren over 2018 stemmen in ieder geval
niet hoopvol. In 2020 en 2022 worden nieuwe onderzoeken uitgevoerd naar deze handhavingscijfers
en deze leden hopen dat de resultaten verbetering zullen laten zien. Wel vragen zij
welke specifieke acties er de komende tijd worden genomen om de nalevingspercentages
flink te laten stijgen.
Om de handhaving en naleving van de leeftijdsgrens te verhogen schaak ik op verschillende
borden. Op het gebied van wetgeving treedt in 2021 naar verwachting de nieuwe Alcoholwet
in werking die het doorgeven van alcoholhoudende drank door volwassenen aan minderjarigen
in de openbare ruimte strafbaar stelt. Op het gebied van naleving worden regels gesteld
aan de online verkoop van alcohol (verkoop op afstand) en wordt het in het kader van
toezicht mogelijk om 16- en 17-jarige testkopers in te zetten. Ik ga deze maatregelen
met gerichte communicatiemiddelen vervolgens bekendmaken, ook onder jongeren.
Ook vanuit het Nationaal Preventieakkoord wordt hieraan gewerkt. Begin dit jaar zijn
de e-learnings voor de verschillende branches (horeca, slijters, sportverenigingen
en studentenverengingen) ter verbetering van de naleving gelanceerd. Eind september
dit jaar hadden al meer dan 17.000 barmedewerkers van alle branches de e-learning
met positief resultaat afgerond, waarvan meer dan 10.000 in de sportsector en meer
dan 5.000 vanuit studentenverenigingen. Daarnaast is in januari ook de Handreiking
DHW gelanceerd. De handreiking is opgesteld in opdracht van het Ministerie van VWS
en de VNG en via de website121 gratis en laagdrempelig toegankelijk. Tussen eind januari 2020 en eind september
2020 hebben meer dan 2700 unieke bezoekers de website bekeken. Dit najaar wordt een
start gemaakt met de pilots waarin een tiental gemeenten met de Handreiking gaan werken.
Tot slot blijf ik met NIX18 inzetten op NIXzonderID om verstrekkers te ondersteunen
bij de naleving van de leeftijdsgrens van 18 jaar.
Uit onderzoek van het CBS blijkt dat er in totaal 43.200 verkooppunten van alcohol
in Nederland zijn, waarvan 39.200 fysieke verkooppunten en 4.000 online verkooppunten.
De leden van de SP-fractie menen dat de beschikbaarheid van verkooppunten beperkt
moeten worden en zij hebben aangegeven het voorstel om blurring mogelijk te maken
dan ook niet te steunen. Genoemde leden krijgen graag bevestigd dat een dergelijk
voorstel om blurring mogelijk te maken niet past binnen de doelen zoals geformuleerd
binnen het Nationaal Preventieakkoord.
Blurring is volgens de Drank- en Horecawet verboden. Daarom is hierover niets afgesproken
in het Nationaal Preventieakkoord. Het mogelijk maken van blurring draagt bij aan
uitbreiding van het aantal verkooppunten en de normalisering van alcoholgebruik in
onze samenleving en past daarmee niet binnen de doelen van het Nationaal Preventieakkoord.
De evaluatie van preventie in het zorgstelsel
De leden van de SP-fractie vragen een nadere toelichting waarom er is gekozen voor
een variatie van verschillende regelingen terwijl het RIVM de versnippering van regelingen
en subsidies benoemt. Zou een heldere en eenduidige infrastructuur niet logischer
zijn? Wat zijn hierin de leerervaringen rondom de aanpak van corona?
De variatie van regelingen is ontstaan omdat op verschillende momenten vanuit een
verschillende beleidscontext regelingen en subsidies zijn opgezet. In de praktijk
zien we dat de doelstellingen van de regelingen veelal in elkaars verlengde liggen
en elkaar goed aanvullen. De lokale en regionale initiatieven weten dit vaak goed
met elkaar te verbinden waardoor sterke samenwerkingsverbanden tot stand komen die
zich op een creatieve manier op preventie richten. Daarbij geldt dat elke regeling
een specifiek doel of functie heeft en dat het dan ook goed kan zijn om ruimte te
hebben voor focus op een bepaald thema of bepaalde aanpak.
Voor wat betreft de leerervaringen rondom de aanpak van COVID-19 wil ik u laten weten
dat het kabinet daar nog geen conclusies over getrokken heeft. In verschillende brieven
(onder andere van 7 mei, 15 juni en 1 september 2020) heb ik u geïnformeerd dat de
Onderzoeksraad voor Veiligheid is verzocht een evaluatie uit te voeren. Als er in
deze evaluatie conclusies worden getrokken die we kunnen betrekken op de regelingen
en subsidies op het gebied van preventie, dan gebruiken we die daarvoor uiteraard.
In mijn brief van 15 juni 2020 heb ik aangegeven dat het kabinet nu nog geen conclusies
wil trekken op het gebied van het algemeen functioneren van het zorgstelsel122.
Vragen en opmerkingen van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brieven
van de Staatssecretaris inzake de voortgang van het Nationaal Preventieakkoord.
De coronacrisis laat opnieuw het belang zien van een gezonde levensstijl. Is de Staatssecretaris
het ermee eens dat dit in de context van de coronapandemie extra urgent is? Wat wordt
ondernomen om een substantiële vergroting van het aantal deelnemers aan leefstijlondersteuning
te bevorderen?
Ik onderschrijf, met vele anderen, de gedachte dat de coronacrisis de urgentie van
leefstijlpreventie heeft vergroot en ik streef dan ook na dat we ondanks de maatregelen
om het coronavirus te bestrijden, hard blijven inzetten op de acties en maatregelen
uit het Nationaal Preventieakkoord.
De leden van de PvdA-fractie willen hun teleurstelling uiten over het gebrek aan ambitie
als het gaat om de verlaging van het percentage mensen met overgewicht. Waarom wordt
slechts de ambitie uitgesproken om het overgewicht terug te brengen naar 38 procent?
Het percentage volwassenen met overgewicht stijgt ieder jaar (in 2019 50%) en de voorspelling
is dat we in 2040 een percentage van 62% bereiken. We roeien dus tegen de stroom in.
In 2040 terugbrengen naar 38% is in mijn ogen enorm ambitieus.
In de voortgangsrapportage van het Nationaal Preventieakkoord is aangegeven dat de
doelen uit het akkoord niet gehaald gaan worden, zelfs al alle afspraken uitgevoerd
zullen worden. Kan de Staatssecretaris toelichten waarom niet voldoende maatregelen
worden genomen om de doelen te halen? Vindt de Staatssecretaris ook dat er meer en
ambitieuzere maatregelen nodig zijn om overgewicht tegen te gaan?
Bij de lancering van dit akkoord liet de quickscan van het RIVM al zien dat we de
gestelde ambities voor 2040 met deze afspraken vermoedelijk nog niet gaan halen, maar
dat dit akkoord wel zorgt dat er winst wordt geboekt en een belangrijke stap wordt
gezet op weg naar het gewenste doel. Om de ambities op overgewicht in 2040 te halen
is inderdaad meer nodig. Daarbij is het continu zoeken naar effectieve maatregelen
waar ook draagvlak voor is in de samenleving. Om voorbereid te zijn op het eventueel
nemen van aanvullende maatregelen, heb ik het RIVM gevraagd een overzicht op te stellen
van effectieve maatregelen die substantieel zouden kunnen bijdragen aan het behalen
van de ambities voor 2040 uit het Nationaal Preventieakkoord. Ik verwacht de uitkomsten
in het voorjaar van 2021.
Genoemde leden vragen waarom de suikertaks niet wordt ingevoerd terwijl uit onderzoek
van het RIVM blijkt dat de invoering van een suikertaks op korte termijn leidt tot
een afname van de hoeveelheid suiker in frisdranken en een afname van de verkoop van
frisdranken, significante gezondheidswinst en kostenbesparingen in de zorg.
Dat invoering van een suikertaks op korte termijn leidt tot significante gezondheidswinst
en kostenbesparing in de zorg, is niet genoemd in het RIVM rapport dat u aanhaalt.
Afhankelijk van de gekozen vorm van een suikertaks (verschillende tarieven voor verschillende
treden van suikergehalten, hoogte van de belasting etc.), kan deze wel effect hebben
op de hoeveelheid suiker in frisdranken en de verkoop van suikerhoudende frisdranken.
Dit kan reden zijn om een suikertaks in Nederland in te voeren. Ik noem dit ook niet
voor niets een perspectiefrijk instrument. Ik kies op dit moment niet voor deze maatregel
omdat ik in het Nationaal Preventieakkoord andere afspraken heb gemaakt over suikerreductie,
zoals ik u in mijn brief van 3 september jongstleden123 heb aangegeven.
In hoeverre is het niet invoeren van de suikertaks het gevolg van een lobby van de
voedingsindustrie? Kan worden toegelicht welke rol de voedsellobby heeft gespeeld
bij het uit het akkoord houden van de suikertaks? Welke afspraken met de voedingsindustrie
uit het preventieakkoord staan effectief bewezen maatregelen in de weg? Zijn er andere
effectief bewezen maatregelen niet opgenomen in het Nationaal Preventieakkoord als
gevolg van de lobby van de voedingsindustrie? Klopt het dat er door de industrie een
«uitruilvoorstel» is gedaan waarbij de industrie toezegde zelf calorieën uit de markt
te halen in ruil voor het niet invoeren van een verbruiksbelasting? Kan de Staatssecretaris
zijn antwoord toelichten?
Bij de totstandkoming van het Nationaal Preventieakkoord heb ik met alle (potentiële)
ondertekenaars gesproken om samen tot een gedragen akkoord te komen. Alle partijen
konden maatregelen en acties voorstellen. Het akkoord is uiteindelijk gesloten over
een pakket aan maatregelen waar de gezamenlijke ondertekenaars achter stonden. Een
van de mogelijke maatregelen die op tafel lag was een aanpassing van de reeds bestaande
verbruiksbelasting op niet alcoholische dranken. De voedselindustrie heeft in het
proces van totstandkoming van het akkoord aangegeven geen voorstander te zijn van
de aanpassing van deze belasting. De frisdrankindustrie heeft voorgesteld de via frisdranken
geconsumeerde calorieën met 30% te reduceren in 2025 (ten opzichte van 2012). Daar
hebben alle ondertekenaars van het preventieakkoord mee ingestemd.
In het akkoord hebben we afspraken gemaakt over wat we wel doen, niet over wat we
niet doen. Welke maatregelen tot herbezinning op deelname zullen leiden bij de huidige
akkoordpartners kan ik niet volledig overzien. We weten met zijn allen dat er nog
meer dan het huidige pakket nodig is om de ambities voor 2040 te halen. Ik kijk graag
wat we met de akkoordpartijen kunnen bereiken. Mocht dat niet genoeg blijken, dan
moeten we extra stappen zetten.
Welke aanvullende maatregelen ziet de Staatssecretaris om de verwachte stijging van
het aantal mensen met overgewicht om te zetten in een daling? Uit de brief van de
Staatssecretaris blijkt dat hij het RIVM opdracht heeft gegeven om in samenwerking
met experts uit het veld te onderzoeken welke effectieve maatregelen die nu nog niet
of onvoldoende in het Nationaal Preventieakkoord zijn opgenomen substantieel kunnen
bijdragen aan het bereiken van de doelen. Zal de suikertaks hierin worden meegenomen?
In hoeverre zullen effectief bewezen maatregelen ook daadwerkelijk worden ingevoerd?
Het RIVM is gevraagd een overzicht op te stellen van effectieve maatregelen die substantieel
kunnen bijdragen aan het behalen van de ambities in 2040 uit het Nationaal Preventieakkoord.
Het kan daarbij gaan om een intensivering van maatregelen die nu al in het akkoord
zijn opgenomen, maar ook om nieuwe maatregelen. Het RIVM zal de komende maanden het
onderzoek uitvoeren op basis van literatuuronderzoek en overleg met diverse experts.
Ik laat het aan de onderzoekers en experts om alle relevante maatregelen hierin mee
te nemen. Ik verwacht de uitkomsten in het voorjaar van 2021. Of maatregelen daadwerkelijk
worden ingevoerd zal naast de effectiviteit, uiteraard ook afhangen van het draagvlak.
Het RIVM heeft overigens recent een onderzoek naar een suikertaks gepubliceerd, zie
mijn brief hierover van 3 september jl.124.
In de voortgangsbrief schrijft de Staatssecretaris dat volgens de eigen cijfers van
de levensmiddelenproducenten zij op schema liggen bij het terugdringen van het aantal
geconsumeerde suikers. Kan inzicht gegeven worden in deze cijfers? Hoe verhouden deze
cijfers zich tot de conclusie van het RIVM dat stelt dat slechts kleine stappen zijn
gezet om de inname van suiker te verlagen?
In de voortgangsbrief over het Nationaal Preventieakkoord haal ik de cijfers aan van
de frisdrankindustrie (FWS). De 25% caloriereductie in frisdranken die zij voor 2020
toegezegd hadden, rapporteren ze al in 2019 te hebben behaald (per volume, ten opzichte
van 2012)125. Voor (uiterlijk) 2025 is 30% reductie afgesproken. Dit betreft een van de in het
preventieakkoord opgenomen aanvullende afspraken van de industrie om suikerinname
via frisdranken, zuivelproducten en koek, snoep, chocolade en tussendoortjes sterk
terug te dringen.
Deze nieuwe afspraken zijn nog niet meegenomen in de impactanalyse in het kader van
het Akkoord Verbetering Productsamenstelling die het RIVM medio 2019 heeft uitgevoerd.
Op basis van deze analyse concludeert het RIVM inderdaad dat tot op dat moment kleine
stappen gezet zijn om de dagelijkse inname van suiker te verlagen. Naast bovengenoemde
aanvullende afspraken zijn in het Akkoord Verbetering Productsamenstelling in 2020
ook afspraken gemaakt over suikerreductie in fruitconserven (compote en appelmoes)
en ijs.
De leden van de PvdA-fractie willen voorts hun zorgen uiten over het voedingspatroon
van kinderen. Uit recent onderzoek van Unicef blijkt dat slechts 10 procent van het
aanbod kinderproducten in de supermarkt past binnen de criteria van de Schijf van
Vijf. Genoemde leden achten dit onwenselijk en zien graag producten speciaal bedoeld
voor kinderen gezonder worden. Welke maatregelen worden genomen om dit te bewerkstelligen?
Ik ben geschrokken van het beeld dat blijkt uit het Unicef onderzoek. Ik ga met de
supermarkten bespreken welke stappen zij hier nog in kunnen zetten, ook met het oog
op het voorkomen van misleiding van de consument.
Ik zet mij ervoor in om de samenstellingseisen in de Europese regelgeving voor babyvoeding
in lijn te brengen met de voedingsaanbevelingen voor kleine kinderen. Dit betekent
bijvoorbeeld dat deze producten voldoende vezels en andere belangrijke voedingsstoffen
bevatten en dat er geen suiker en zout aan wordt toegevoegd. Onderdeel van deze regelgeving
zijn ook eisen rondom etikettering, aanprijzing en voorkomen van misleiding.
Verbetering van de samenstelling van overige producten komt aan bod in het Akkoord
Verbetering Productsamenstelling, dat zal worden opgevolgd door een nieuw systeem
voor productverbetering. Kinderen consumeren 27% van hun dagelijkse energie via suikers
(van nature aanwezige en toegevoegde). Van de consumptie van toegevoegde suikers komt
bijna 70% uit de productgroepen frisdrank, zuivel en koek/gebak/snoep/chocola. Juist
voor deze productgroepen zijn met het preventieakkoord aanvullende afspraken gemaakt.
Welke aanvullende maatregelen zullen worden genomen om het voor ouders gemakkelijker
te maken om de juiste voedingskeuzes te maken voor hun kind? Hoe kunnen ouders beter
worden geïnformeerd over de voedingswaarde van kinderproducten? Zal bij de invoering
van de Nutri-Score in Nederland ook specifiek aandacht worden gegeven aan kinderproducten?
De aanbeveling voor kleine kinderen (en alle consumenten) vanaf 1 jaar is helder:
eet zoveel mogelijk gezond en gevarieerd volgens de Schijf van Vijf. Deze adviezen
worden door het Voedingscentrum en consultatiebureaus verspreid. Daarnaast staat op
het etiket van alle voedingsmiddelen de voedingswaarde vermeld. Hier kan je bijvoorbeeld
lezen hoeveel suikers of zout in het product zit. Nutri-Score helpt de consument om
de gezondere keuze in één oogopslag te herkennen. De Nutri-Score criteria zijn toe
te passen op alle productgroepen, dus ook op «babyvoeding» en producten die veel door
kinderen gegeten worden. Er bestaat geen wettelijke categorie «kinderproducten» zoals
deze in het onderzoek van Unicef zijn onderscheiden.
Het onderzoek laat bovendien zien dat kinderen nog altijd worden blootgesteld aan
kindermarketing op verpakkingen. Welke aanvullende maatregelen zullen worden genomen
om kinderen beter te beschermen tegen kindermarketing?
In het Nationaal Preventieakkoord heb ik samen met de Federatie Nederlandse Levensmiddelen
industrie (FNLI) en de supermarktenbranche (CBL) afspraken gemaakt over kindermarketing
op verpakkingen. Naast deze afspraken worden er op dit moment geen extra maatregelen
genomen tegen kindermarketing op verpakkingen. Leden van de FNLI hebben zich gecommitteerd
om na 1 juli geen kinderidolen meer te gebruiken op verpakkingen van voedingsmiddelen
en met CBL is de afspraak gemaakt om geen kinderfiguurtjes meer te gebruiken op verpakkingen
van hun huismerken. De naleving van deze afspraken laat ik monitoren.
De leden van de PvdA-fractie vragen of kan worden toegelicht waarom onderzoek nodig
is naar effecten van prijsverhoging van sigaretten alvorens de prijs in 2023 zal worden
verhoogd naar 10 euro, terwijl uit onderzoek al is gebleken dat verhoging van de tabaksaccijns
een bewezen effectieve maatregel is bij het tegengaan van tabaksverslaving en daarmee
gepaard gaande ernstige gezondheidsschade. Wat is het doel van de evaluatie naar mogelijke
grenseffecten?
Welke rol heeft de tabakslobby gespeeld bij het opnemen van deze passage in het Nationaal
Preventieakkoord?
Inderdaad is in internationaal onderzoek vastgesteld dat een doorlopend stapsgewijze
accijnsverhoging een bewezen effectieve maatregel is. Gemiddeld genomen leidt 10%
prijsverhoging in ontwikkelde landen tot 4% minder consumptie. In Nederland zelf is
dit onderzoek niet eerder gedaan. Het doel van het onderzoek is te bezien welke gedragsverandering
optreden als gevolg van de accijnsverhoging. Hat gaat hierbij om zowel veranderingen
van het rookgedrag (stoppen of minderen, overstappen) als op aankoop gedrag in het
buitenland (grenseffecten) in kaart te brengen. Ook zal het onderzoek meer inzicht
geven welke prijsverhoging nodig is om te zorgen dat grote groepen Nederlandse rokers
uiteindelijk zullen stoppen.
Om te voorkomen dat de tabaksindustrie invloed kan uitoefenen op het tabaksbeleid
zijn er bij de onderhandelingen van het Nationaal Preventieakkoord geen partijen uitgenodigd
die belangen van de tabaksindustrie vertegenwoordigen. Dit is een uitvloeisel van
artikel 5, derde lid, van het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging. Gedurende
de onderhandelingen zijn de coalitiepartijen op de hoogte gehouden van de voortgang
en ik vind het belangrijk dat het Preventieakkoord de steun heeft van de coalitie.
Ik kan verder niet ingaan op de wijze waarop besluitvorming in uw Kamer kan worden
gevrijwaard van invloed van de tabaksindustrie en uitvoering wordt gegeven aan artikel
5, derde lid, van het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging omdat dit aan uw Kamer is.
En welke extra maatregelen gaat de Staatssecretaris nog nemen om de eigen doelstelling
om te komen tot een rookvrije generatie te halen?
Op dit moment ben ik in gesprek met de supermarkten en tankstations over het stoppen
met de verkoop van tabak, conform de moties van de leden Kuik (CDA) en Dik-Faber (CU
126
127en de motie van het lid Van Gerven (SP)128. Ik zal dit najaar de resultaten van mijn gesprekken en het onderzoek naar de mogelijkheden
voor het verminderen van het aantal verkooppunten van tabak met u delen en daarbij
duidelijkheid geven over het proces en het moment waarop een verdere vermindering
van verkooppunten zal worden gerealiseerd. Verder ben ik van mening dat een rookvrije
generatie ook een e-sigaretvrije generatie moet zijn. Op grond van nieuw onderzoek
van Trimbos ben ik tot de conclusie gekomen dat de aantrekkelijkheid van de e-sigaret
voor jongeren verder dient te worden beperkt. Om deze reden worden alle smaakjes van
e-sigaretten behalve tabakssmaken verboden. Tabakssmaken worden uitgezonderd om rokers
die als uiterste stoppoging met behulp van e-sigaretten willen stoppen met roken niet
te ontmoedigen. Ook bereid ik tevens een wijziging van de Tabaks- en rookwarenwet
voor waarmee regels worden gesteld aan verhittingsapparaten voor het verhitten van
tabak. De overheid zet in op een rook- en tabaksvrije omgeving om te voorkomen dat
jongeren beginnen met roken. Dit betekent ook dat kinderen niet in aanraking komen
met verhitte tabak.
Genoemde leden maken zich ook zorgen over de impact van e-sigaretten op de gezondheid,
en over de e-sigaret als een opstapproduct naar het roken van sigaretten. Kan worden
toegelicht waarom niet wordt gekozen voor een verbruiksbelasting op e-sigaretten om
consumptie te beperken?
In februari van dit jaar heeft de Europese Commissie de evaluatie van de Richtlijn
2011/64/EU betreffende de structuur en de tarieven van de accijns op tabaksfabrikaten
(richtlijn tabaksaccijns) naar buiten gebracht. Uit de evaluatie is onder meer naar
voren gekomen dat er onvoldoende rekening is gehouden met nieuwe producten en hoe
met deze producten fiscaal om te gaan. Naar aanleiding van de evaluatie heeft de Europese
Raad raadsconclusies aangenomen. Uit deze conclusies volgt dat bij de aanstaande herziening
van de richtlijn tabaksaccijns nieuwe producten als e-sigaretten meegenomen moeten
worden in het voorstel van de Europese Commissie. Een Europees geharmoniseerde aanpak
draagt bij aan de ontmoediging van dergelijke producten. De Nederlandse inzet bij
het verdere herzieningstraject zal dan ook gericht zijn op opname van de e-sigaretten
onder de richtlijn tabaksaccijns met als doel accijnsheffing op e-sigaretten.
Aangezien e-sigaretten nu (nog) geen accijnsgoederen zijn, kunnen lidstaten ervoor
kiezen om deze producten te belasten met een eigen, nationale verbruiksbelasting.
Het inrichten van een systeem voor een nieuwe nationale verbruiksbelasting zal een
aantal jaar in beslag nemen. Zodra e-sigaretten wel als accijnsgoed gelden op basis
van de richtlijn tabaksaccijns, zou deze nieuwe nationale verbruiksbelasting weer
vervangen moeten worden door een accijns.
Het heeft daarom de voorkeur van het kabinet om in te zetten op de aanpassing van
de Europese richtlijn tabaksaccijns zodat een accijnsheffing op e-sigaretten in een
keer goed en volledig wordt ingevoerd, samen met de rest van de lidstaten. De Europese
route voorkomt ondermijning van een nationale verbruiksbelasting door bewust op zoek
te gaan naar mismatches met andere lidstaten. Ook voorkomt het dat de uitvoering,
burgers en bedrijfsleven in korte tijd met twee ingrijpende wijzigingen te maken krijgen,
te weten eerst de inrichting van een nationale verbruiksbelasting en daarna een accijns
op basis van de richtlijn tabaksaccijns.
Vragen en opmerkingen van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn verheugd met de stappen die gezet worden
bij de uitwerking van het Nationaal Preventieakkoord. Tegelijkertijd is er nog veel
nodig om de doelstellingen in 2040 te behalen. De COVID-19 uitbraak laat alleen nog
maar meer zien hoe belangrijk preventie en het vergroten van de veerkracht en weerbaarheid
van mensen zijn. Is de Staatssecretaris het met genoemde leden eens dat het daarom
juist goed is om nu stappen te zetten? Is de Staatssecretaris het met deze leden eens
dat men moet kijken wat er ondanks de coronamaatregelen nog wel kan, simpelweg omdat
een gezonde levensstijl alleen maar belangrijker geworden is?
Ik onderschrijf, met vele anderen, de gedachte dat de coronacrisis de urgentie van
leefstijlpreventie heeft vergroot en ik zet erop in dat we ondanks de maatregelen
om corona te bestrijden, waar het kan, hard blijven inzetten op de acties uit het
Nationaal Preventieakkoord.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoeveel procent van de gemeenten een lokale
aanpak op het gebied van preventie heeft. Is de Staatssecretaris tevreden met de inzet
van gemeenten om te komen tot een dergelijke lokale aanpak of is hier nog meer actie
nodig?
Op dit moment heeft 16% van de gemeenten een regionaal of lokaal preventieakkoord
gesloten. Daarbij zien we ook een groot aantal gemeenten (186) die op een andere manier
(dan met een preventieakkoord) invulling geven aan de preventieaanpak, conform de
afspraken uit het landelijke preventieakkoord. Ik ben erg blij te zien dat zoveel
gemeenten zich actief inzetten op preventie en de ambities uit het Nationaal Preventieakkoord.
De cijfers laten ook zien dat we er nog niet zijn. Niet voor niets stellen we per
2021 extra middelen voor de gemeenten beschikbaar. Dit uitvoeringsbudget dient tevens
als stimulans om gemeenten te bewegen om tot een lokaal of regionaal preventieakkoord
te komen. Nu vrijwel alle gemeenten een eigen sportakkoord hebben gesloten, ontstaat
er bij gemeenten meer ruimte om aandacht te besteden aan een bredere benadering gericht
op een gezondere leefstijl. Sommige gemeenten kiezen ervoor om hun sportakkoord uit
te bouwen tot een breed sport- en preventieakkoord. Anderen kiezen voor een apart
preventieakkoord en bouwen verder voort op het netwerk dat zij vanuit het sportakkoord
al opgebouwd hebben. Het ondersteuningsteam van de VNG stimuleert gemeenten actief
om aan de slag te gaan met een preventieakkoord. Hierbij worden de kennis en ervaring
van de VSG met betrekking tot de totstandkoming van de sportakkoorden benut.
De leden van de ChristenUnie-fractie juichen het toe dat er meer capaciteit vrij komt
bij de NVWA voor handhaving. Deze leden vragen de Staatssecretaris om aan te geven
wat de handhavingsregiesystematiek en het risicogericht toezicht precies inhouden
waar het gaat om de handhaving van de maatregelen die zijn genomen in het kader van
het Nationaal Preventieakkoord.
De NVWA zal toezicht gaan houden op de nieuwe en aangepaste wetgeving voortvloeiend
uit het Preventieakkoord. De NVWA gaat het toezicht vormgeven met behulp van de handhavingsregiemethode.
Hierbij wordt nagegaan waar de risico’s (bijvoorbeeld de risico’s op niet naleven
van wet- en regelgeving) het grootst zijn en worden passende (toezicht- en handhavings)instrumenten
ontwikkeld en ingezet om de naleving te verhogen. Voorbeelden van in te zetten instrumenten
zijn controles, sancties, maar ook communicatie.
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat er zich veel wetsvoorstellen,
besluiten en regelingen op het gebied van preventie in verschillende stadia van ontwikkeling
bevinden. Kan de Staatssecretaris hiervan een actueel overzicht geven met daarbij
de stand van zaken?
Hieronder is een tabel opgenomen waarin een actueel overzicht wordt gegeven van alle
wettelijke maatregelen op het gebied van alcohol en tabak met daarbij in de laatste
kolom de stand van zaken.
Wettelijke maatregel
Wet, amvb of regeling
Stand van zaken
Alcohol
Wetsvoorstel wijziging van de Drank- en Horecawet met onder andere verbod prijsacties,
regels voor verkoop op afstand en verbod wederverstrekking (35 337)
wet
Behandeling Tweede Kamer gepland in het wetgevingsoverleg op 16 november 2020.
Alcoholbesluit
amvb
Internetconsultatie afgerond
Alcoholregeling
regeling
Internetconsultatie afgerond
Tabak
Uitstalverbod
amvb en regeling
In werking per 1-7-2020 voor supermarkten en 1-1-2021 voor andere verkooppunten
Neutrale verpakkingen sigaret en shagtabak
amvb en regeling
In werking per 1-10-2020
Rookvrije schoolterreinen
amvb
In werking per 1-8-2020
Uitbreiding van het rookverbod met o.a. de e-sigaret
wet
In werking per 1-7-2020
Implementatie van Europese regels om illegale handel in tabaksproducten tegen te gaan
wet en regeling
In werking per 23-1-2020
Wet tot goedkeuring en uitvoering van het protocol tot uitbanning van illegale handel
in tabaksproducten
wet en regeling
In werking per 1-10-2020 en 1-1-2021
Accijnsverhoging tabak; Belastingplan 2020
wet
Ingegaan per 1-4-2020
Aanscherping reclameverbod
wet en regeling
wet: Nader verslag Tweede Kamer vastgesteld
Regeling: Gereed voor internetconsultatie (stemming Tweede Kamer over wetsvoorstel
afwachten)
Neutrale sigaret en elektronisch verhittingsapparaat:
wet, amvb en regeling
Wet: Advisering door de Afdeling advisering van de Raad van State
amvb: internetconsultatie afgerond
Regeling: Aangeboden aan de NVWA voor de uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets
Neutrale verpakking sigaar en e-sigaret:
amvb en regeling
amvb: Internetconsultatie afgerond
Regeling: In voorbereiding
Afschaffen rookruimtes
amvb
Voorhang Tweede en Eerste Kamer
Reguleren smaken e-sigaret:
amvb en regeling
amvb: Aangeboden aan de NVWA voor de uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets
regeling: In voorbereiding
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Staatssecretaris naar de uitkomst van
zijn gesprek met artsen en sporters die betrokken waren bij de oproep voor een gezonde
leefstijl. Is de Staatssecretaris voornemens, ook in het licht van de COVID-19 uitbraak,
met aanvullende maatregelen te komen op het gebied van leefstijlpreventie? Is hij
daarbij ook bereid om, in navolging van het Verenigd Koninkrijk, te kijken naar maatregelen
om Nederlanders minder ongezond te laten eten?
Naar aanleiding van de oproep van onder andere wetenschappers en medici voor een gezonde
leefstijl zijn drie sessies met deskundigen georganiseerd over de relatie tussen het
coronavirus en leefstijl. De gesprekken hebben tot waardevolle input geleid waar we
graag met het veld verder op voortbouwen. Belangrijke bevindingen en vervolgacties
zijn onder meer dat deze pandemie het belang van preventie nogmaals heeft onderstreept
en dat dit vraagt om versnelling van acties ter bevordering van een gezonde leefstijl.
Deskundigen pleiten niet voor een aparte corona-leefstijl-aanpak, maar voor het versterken
van preventie in het algemeen. Ook na COVID-19. Ook is meer aandacht gewenst voor
gecombineerde leefstijlinterventies die ook geschikt zijn voor mensen met een gezondheidsachterstand
en de rol van de huisarts hierin. Willen we daadwerkelijk een trendbreuk realiseren,
dan is een combinatieaanpak van verschillende interventies van belang. Het vraagstuk
rondom het stimuleren van meer bewegen moet integraal worden aangepakt. Startpunt
is het in kaart brengen van het bewegen in het dagelijks leven door verschillende
groepen. Vervolgens zijn initiatieven vanuit verschillende sectoren nodig om impact
te genereren. Kansrijke initiatieven en ideeën worden samengebracht in een routekaart
om bewegen het nieuwe normaal te laten worden.
De maatregelen die in het Verenigd Koninkrijk zijn voorgesteld volg ik met grote interesse.
Ik verwacht binnenkort bijvoorbeeld de uitkomsten van hun publieke consultatie rond
aanbiedingen. De lijst met maatregelen die in het Verenigd Koninkrijk zijn voorgesteld
wordt besproken bij de eerstvolgende Nationaal Preventieakkoord tafel overgewicht.
Over de uitkomsten hiervan zal ik u voor het AO preventie van 3 december informeren.
Een aantal van de maatregelen in het Verenigd Koninkrijk hebben betrekking op aanbiedingen.
Als opvolging van het onderzoek dat ik het RIVM eerder dit jaar heb laten uitvoeren129, ga ik mogelijke maatregelen op dit terrein verder verkennen. Maatregelen op dit
terrein zijn in allerlei vormen denkbaar (aanbiedingen, positionering in de winkel).
Ik begin met het organiseren van een bijeenkomst met experts om te verkennen wat voor
maatregel of combinatie van maatregelen het meest effectief lijkt.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de Staatssecretaris bereid is om de
gecombineerde leefstijlinterventies (GLI’s) voor een veel bredere groep Nederlanders
beschikbaar en toegankelijk te maken in de strijd tegen overgewicht, obesitas, prediabetes
en diabetes. Wat is ervoor nodig om te zorgen dat meer mensen een beroep kunnen doen
op de GLI’s?
De GLI voor mensen met overgewicht kan ook worden ingezet voor mensen die naast overgewicht
diabetes type 2 hebben of een verhoogd risico hierop. Sterker nog, de GLI is op dit
moment de enige bewezen (kosten)effectieve leefstijlinterventie voor mensen met diabetes.
Om er voor te zorgen dat meer mensen een beroep kunnen doen op de GLI, werk ik samen
met alle betrokken veldpartijen aan het oplossen van knelpunten bij de implementatie
van de GLI. Denk aan problemen met contracteren, declareren, accreditatie-eisen, de
hoogte van het tarief, het beschikbare GLI-aanbod en onbekendheid bij patiënten en
huisartsen. Het RIVM monitort het aantal deelnemers van de GLI en rapporteert hierover.
Op 30 april 2020 waren er 7072 deelnemers aan de GLI. De aantallen voor 2020 zullen
dus zeker nog verder nog stijgen.
Roken
In het Nationaal Preventieakkoord is afgesproken dat alle schoolterreinen per 1 augustus
rookvrij zouden zijn. Kan de Staatssecretaris aangeven of deze doelstelling is gehaald?
Zo nee, wat hebben scholen nodig om alsnog op korte termijn schoolpleinen rookvrij
te maken? En kan de Staatssecretaris ook aangeven hoe het staat met het rookvrij maken
van kinderdagverblijven, sportcomplexen en speeltuinen?
Het Mulier instituut meet jaarlijks hoeveel schoolterreinen rookvrij zijn. In november
wordt een nieuwe meting uitgevoerd. De resultaten van deze meting worden in januari
2021 verwacht en zullen aantonen of de doelstelling is gehaald. We verwachten dat
de afgelopen maanden al vele onderwijsinstellingen de stap hebben gezet naar een rookvrij
terrein. Om ook de rest op weg te helpen naar een rookvrij onderwijsterrein, hebben
wij eind augustus de Edsons130 geïntroduceerd. De Edsons vormen een team dat onderwijsinstellingen ondersteunt met
behulp van een factsheet over hoe je rookvrij wordt, inspirerende voorbeelden van
andere onderwijsinstellingen, tips en een driedelige animatieserie. Diverse partijen
zijn volop bezig met het rookvrij maken van kindomgevingen. Dit jaar werd de hele
samenleving geraakt door de gevolgen van COVID-19. De maatregelen die zijn genomen
om COVID-19 te bestrijden, hebben grote impact gehad op heel veel partijen die betrokken
zijn bij het Nationaal Preventieakkoord. Ook op de voortgang van de doelstellingen
met betrekking tot de rookvrije kindomgevingen. Kinderboerderijen, speeltuinen en
sportverenigingen sloten de deuren en werden gedwongen na te denken over het herinrichten
van de terreinen. Desondanks zijn de betrokken veldpartijen volop gemotiveerd om alsnog
de nodige stappen te zetten richting een rookvrije omgeving voor kinderen. Eind 2019
bleek uit onderzoek van het Trimbos instituut dat veruit de meeste kinderdagverblijven,
86%, een geheel rookvrij buitenterrein hebben. Wat betreft de speeltuinen zijn momenteel
meer dan 50% speeltuinen rookvrij. De NUSO, branchevereniging voor speeltuinen en
ondertekenaar van het Nationaal Preventieakkoord, zet zich in om de doelstelling dat
100% van de speeltuinen te behalen. De verwachting is dat alle speeltuinen in 2021
rookvrij zijn. Tot slot blijkt uit onderzoek van het Mulier instituut blijkt dat 17%
van sportverenigingen met een eigen kantine rookvrij zijn. Dat zijn ongeveer 2300
sportverengingen131. De sportbonden zijn medeondertekenaar van het Nationaal Preventieakkoord en zetten
zich in om bovengenoemde doelstelling te behalen. Eind dit jaar zal er een enquête
worden uitgezet door de sportbonden bij de sportverenigingen inzake rookvrij beleid.
De resultaten van de enquête zullen meer inzicht bieden in de huidige stand van zaken
en eventuele knelpunten.
De Staatssecretaris heeft eerder beloofd voor de zomer het onderzoek over het beperken
van het aantal tabaksverkooppunten naar de Kamer te sturen. De Staatssecretaris geeft
nu aan dat het onderzoek na de zomer wordt verwacht. Kan de Staatssecretaris al meer
inzicht geven in de belangrijkste conclusies van het onderzoek en voorgenomen vervolgstappen?
En kan hij ook aangeven hoe zijn gesprekken met de supermarkten en tankstations over
het stoppen met de verkoop van tabak zijn verlopen?
Het onderzoek naar het verminderen van het aantal verkooppunten van tabak heeft enige
vertraging ondervonden. De buitenlandse (gezondheids)experts die voor het onderzoek
geïnterviewd zouden worden moesten prioriteit geven aan bestrijding van het COVID-19
virus in hun respectievelijke landen, waardoor oplevering van het rapport voor de
zomer niet meer mogelijk bleek. Inmiddels is dit onderzoek afgerond. Dit najaar bied
ik Uw Kamer het rapport met mijn beleidsreactie aan, waarin ik u ook informeer over
mijn gesprekken met de supermarkten en tankstations.
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn verheugd dat de Staatssecretaris voorstelt
smaakjes van e-sigaretten behalve tabakssmaken te verbieden. Kan de Staatssecretaris
aangeven wanneer hij het hiervoor benodigde wetsvoorstel of concept-besluit aan de
Kamer wil voorleggen?
Op dit moment wordt de concept-amvb opgesteld. Gestreefd wordt het voorstel binnen
een zo kort mogelijke termijn naar uw Kamer te sturen in het kader van de voorhangprocedure.
Ik verwacht dat dat in januari zal zijn.
Overgewicht
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat ruim 140 gemeenten een JOGG-aanpak
(JOGG= Jongeren op Gezond Gewicht) hebben. Is de Staatssecretaris van plan om meer
gemeenten te stimuleren tot een JOGG-aanpak? Is de huidige JOGG-aanpak in de ogen
van de Staatssecretaris voldoende in staat om de problematiek van overgewicht – zeker
ook bij jonge kinderen – aan te pakken, of is er meer nodig? Kan de Staatssecretaris
zijn antwoord toelichten?
Inmiddels zijn 147 gemeenten officieel JOGG-gemeenten en samen met JOGG streef ik
er naar meer gemeenten te simuleren met de JOGG-aanpak aan de slag te gaan. De JOGG-aanpak
is een belangrijk onderdeel van onze strategie om overgewicht bij kinderen en jongeren
tegen te gaan. Onderzoek van het RIVM naar de invloed van de JOGG-aanpak op overgewicht
bij kinderen laat zien dat er in 30 JOGG-gemeenten een daling te zien is van het BMI.
In buurten waar de JOGG-aanpak al vier jaar bestaat, ligt het gemeten percentage kinderen
en jongeren met overgewicht 9 procent lager dan in buurten zonder die aanpak. De problematiek
van overgewicht is enorm complex. Naast de JOGG-aanpak is er meer nodig om dit probleem
op te lossen. Daarom zetten we daarnaast ook in op o.a. beweegvriendelijkere (speel-)
omgevingen, het beperken van reclame gericht op kinderen en op programma’s zoals Gezonde
School.
Uit onderzoek van Unicef blijkt dat nog geen 30% van de bijna 800 kinderproducten
die binnen de Schijf van Vijf zouden kunnen vallen, daadwerkelijk voldoet aan de criteria.
Bij bijvoorbeeld kindertoetjes voldoet geen enkel product, maar zelfs ook bij het
schap met baby-, dreumes- en peuterproducten met alleen maar producten voor hele jonge
kinderen, voldoet bijna 70% niet aan de criteria voor een gezond voedingspatroon voor
deze leeftijdscategorie. Wat vindt de Staatssecretaris van deze cijfers, zo vragen
de leden van de ChristenUnie-fractie. Is hij bereid om met de levensmiddelenproducenten
en supermarkten in gesprek te gaan om te zorgen dat meer baby- en kinderproducten
ín de baby- en kinderschappen in de Schijf van Vijf gaan vallen?
Ik ben geschrokken van het beeld dat blijkt uit het Unicef onderzoek. De aanbeveling
voor kleine kinderen (en alle consumenten) vanaf 1 jaar is helder: eet zoveel mogelijk
gezond en gevarieerd volgens de Schijf van Vijf. Deze adviezen worden door het Voedingscentrum
en consultatiebureaus verspreid. De Schijf van Vijf bevat voornamelijk onbewerkte
producten, zoals groente, fruit, volkoren producten etc. Dit zijn geen specifieke
kinderproducten. Ik ga met de supermarkten bespreken welke stappen zij hier nog in
kunnen zetten om consumenten te verleiden meer producten te kopen die in de Schijf
van Vijf staan.
Vanuit de wetgeving bezien is er een categorie «babyvoeding» die bedoeld is voor kinderen
tot 3 jaar. Momenteel wordt de Europese regelgeving over babyvoeding herzien. Ik zet
mij ervoor in om de samenstellingseisen in de Europese regelgeving voor babyvoeding
in lijn te brengen met de voedingsaanbevelingen voor kleine kinderen. Dit betekent
bijvoorbeeld dat deze producten voldoende vezels en andere belangrijke voedingsstoffen
bevatten en dat er geen suiker en zout aan wordt toegevoegd. Onderdeel van deze regelgeving
zijn ook eisen rondom etikettering, aanprijzing en voorkomen van misleiding.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de Staatssecretaris nu geen aanvullende
maatregelen wil nemen om gezonde voeding goedkoper te maken, waaronder bijvoorbeeld
een trapsgewijze suikertaks. Kan de Staatssecretaris aangeven onder welke omstandigheden
deze maatregelen wel een optie zouden kunnen zijn?
Ik ben tevreden met de voortgang op de afspraken uit het Nationaal Preventieakkoord
en betrokkenheid van alle partijen. Tegelijk ben ik me ervan bewust dat we de ambities
met de afgesproken maatregelen waarschijnlijk niet halen, ook al voeren we alle afspraken
in het Nationaal Preventieakkoord uit. Het akkoord zorgt wel dat er winst wordt geboekt
en dat een belangrijke stap wordt gezet op weg naar het gewenste doel. Leefstijlverandering
vraagt een lange adem en blijvend commitment van alle betrokken partijen. Ik blijf
mij inzetten voor aanvullende maatregelen waar ook draagvlak voor is in de samenleving.
Om voorbereid te zijn op het eventueel nemen van aanvullende maatregelen, heb ik het
RIVM gevraagd een overzicht op te stellen van effectieve maatregelen die substantieel
zouden kunnen bijdragen aan het behalen van de ambities voor 2040 uit het Nationaal
Preventieakkoord. Ik verwacht de uitkomsten in het voorjaar van 2021.
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het belangrijk dat er een ambitieus nieuw
systeem voor productverbetering komt, waarin alle productcategorieën worden meegenomen.
In het voorstel voor een nieuw systeem voor productverbetering, zoals gedeeld bij
de internetconsultatie hierover, staat geen hoofddoelstelling op inname (consumptie)
per nutriënt. Gaat het nieuwe systeem voor productverbetering nog wel een hoofddoelstelling
op inname (consumptie) bevatten op zout, verzadigd vet en energiedichtheid (verzadigd
vet en suiker), zo vragen genoemde leden. Verder bevat het voorstel alleen een lange
termijn doelstelling van 10 jaar. Waarom bevat het voorstel geen jaarlijkse onafhankelijke
reductiedoelen voor zout, verzadigd vet en suiker in de belangrijkste productgroepen,
zodat de voortgang beter kan worden gemonitord?
Het nieuwe systeem voor productverbetering is bedoeld om de samenstelling van producten
stap voor stap te verbeteren. Het nieuwe systeem moet bedrijven stimuleren hierop
ambitieus te blijven inzetten. Bedrijven kunnen productverbetering niet sturen op
innamedoelen. Daarom worden (voorlopig) doelen opgesteld die gericht zijn op de samenstelling
van producten. Er zal, net als bij het huidige Akkoord Verbetering Productsamenstelling,
wel regelmatig een impactanalyse worden uitgevoerd om na te gaan welk effect de gerealiseerde
productverbetering heeft op de inname.
Er worden doelen gesteld voor een termijn van 10 jaar, zodat bedrijven zelf of per
sector een tussentijdse planning met bijbehorende doelen kunnen maken. Het gaat in
de nieuwe aanpak om alle productcategorieën in de volle breedte, niet alleen om de
producten met hoge gehalten aan zout, suiker of verzadigd vet. Veel bedrijven hebben
een breed portfolio aan producten. Het is voor veel bedrijven daarom een forse inspanning
om productverbetering door te voeren, denk aan aanpassing van de receptuur, technologisch
onderzoek, smaaktesten, aanpassing etiketten, etc. Ik deel met u de behoefte om tussentijds
zicht te hebben op de voortgang. Ik zal daarom periodiek een monitor van de voortgang
uitvoeren en publiceren.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar de stand van zaken van de ontwikkeling
van een nieuw voedselkeuzelogo. In hoeverre gaat het lukken om het voedselkeuzelogo
in lijn met de Schijf van Vijf te krijgen, aangezien de ontwikkeling ervan internationale
afstemming vraagt, zo vragen deze leden. Is afstemming op de Schijf van Vijf een randvoorwaarde
voor de Staatssecretaris?
Op 28 november 2019 heb ik u geïnformeerd over mijn keuze voor Nutri-Score, maar wel
met de kanttekening dat de achterliggende berekening van Nutri-Score zodanig wordt
aangepast dat door het logo bij de Nederlandse consumenten zo min mogelijk verwarring
kan ontstaan over wat de gezonde(re) keuze is. De berekening die achter het logo zit,
zal worden geëvalueerd met een internationaal comité van onafhankelijke wetenschappers
uit de deelnemende landen. In deze evaluatie wordt gekeken naar de voedingsrichtlijnen
van de deelnemende landen. Bij de evaluatie zal worden gestreefd naar synergie met
de voedingsrichtlijnen van alle deelnemende landen. De Schijf van Vijf is afgeleid
van de Nederlandse voedingsrichtlijnen en wordt dus betrokken in de evaluatie van
het logo. De evaluatie is op dit moment nog niet gestart, maar in overleg met de deelnemende
landen wordt dit nu voorbereid. Ik verwacht dat het wetenschappelijk comité voor het
einde van dit jaar kan starten met de evaluatie.
Problematisch alcoholgebruik
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn verheugd dat de Staatssecretaris aangeeft
dat een minimumprijs voor één eenheid alcohol een effectieve maatregel is voor het
Nederlandse alcoholbeleid om kwetsbare groepen te beschermen tegen problematisch alcoholgebruik.
Zij vragen de Staatssecretaris wanneer hij een beleidsbeslissing over de invoering
van een minimumprijs in Nederland verwacht.
Dit najaar wordt het rapport van het RIVM aangevuld met een doorrekening van invoering
van MUP in Nederland, een stakeholdersanalyse en de meest recente empirische gegevens
uit Schotland, waar MUP is ingevoerd in 2018. Ondertussen maak ik een overzicht van
de stappen die nodig zijn om MUP in Nederland in te voeren. Hiermee beoog ik tot een
goede basis te komen voor een toekomstige beleidsbeslissing over invoering van MUP
in Nederland. Deze beleidsbeslissing verwacht ik niet meer tijdens deze kabinetsperiode
en laat ik over aan een volgend kabinet.
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het zorgelijk dat 57% van de minderjarigen
toch alcohol drinkt en dat 97% van hen alcohol verkrijgt via sociale bronnen. De wijziging
van de Drank- en Horecawet komt weliswaar met een bepaling om wederverstrekking strafbaar
te stellen, maar ziet de Staatssecretaris ook mogelijkheden om vooruitlopend hierop
aanvullende maatregelen te nemen die het alcoholgebruik onder minderjarigen tegengaan?
Met het Nationaal Preventieakkoord heeft het Ministerie van VWS middelen geïnvesteerd
in de (door)ontwikkeling van interventies gericht op het thema alcohol die in de interventiedatabase
van Centrum Gezond Leven (CGL) staan beschreven. De nadruk ligt hierbij op selectieve
en geïndiceerde alcoholpreventie. Daarnaast subsidieert het Ministerie van VWS ook
het programma Helder op School van het Trimbos-instituut. Dit programma biedt interventies
aan op scholen met aandacht voor alcoholpreventie, zoals Frisse start, Samen Fris
en In Charge. Bijna 2.000 scholen registreerde zich in het schooljaar 2018–2019 voor
het programma Helder op School bij een regiocontactpersoon, maar in de praktijk worden
meer scholen bereikt. Tot slot blijf ik met NIX18 inzetten op NIXzonderID om verstrekkers
te ondersteunen bij de naleving van de leeftijdsgrens van 18 jaar.
Lachgas
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Staatssecretaris naar de stand van
zaken van de maatregelen om recreatief gebruik van lachgas tegen te gaan. Wanneer
kan de Kamer het wetsvoorstel lachgasverbod tegemoet zien? Kan de Staatssecretaris
toezeggen dat het nog steeds het streven is om het verbod op 1 januari 2021 in te
laten gaan?
Zoals ik in beantwoording van de mondelinge vraag van lid Kuik (CDA) tijdens het vragenuur
op 30 juni jl. (Handelingen II 2019/20, nr. 89, item 4) heb toegelicht streef ik ernaar het ontwerpbesluit dit najaar bij uw Kamer in voorhang
te brengen en het verbod in de eerste helft van 2021 in werking te laten treden. Inwerkingtreding
op 1 januari 2021 is praktisch onuitvoerbaar gebleken.
Vragen en opmerkingen van de PvdD-fractie
Voortgangsbrief Nationaal Preventieakkoord
Daar bovenop blijkt dit kabinet keer op keer te zwichten voor de lobby van de voedingsindustrie.
De voedingsindustrie wil niet zwaarder belast worden noch hun marketingstrategieën
richten op gezonde voeding. Toch liet de Staatssecretaris toe dat zij mocht meepraten
over het toekomstige preventiebeleid. Alsof je een dief vraagt zijn mening te geven
over de hoogte van zijn straf. Erkent de Staatssecretaris dat het onverstandig is
deelbelangen die regelrecht ingaan tegen het algemene belang van een gezonde samenleving
letterlijk aan tafel te laten zitten en mee te laten beslissen over preventiebeleid?
De strijd tegen overgewicht is heel complex en omvangrijk. We hebben dan ook vele
maatregelen en vele partijen nodig in deze strijd. Er is niet een maatregel die eenvoudig
de gestelde ambitie realiseert. Om die inhoudelijke reden hecht ik er nog steeds aan
om zoveel mogelijk samen als partners van het Nationaal Preventieakkoord op te blijven
trekken. De voedingsindustrie levert zowel gezonde als ongezonde producten. Toename
van de afzet van gezonde producten is wel in lijn met het algemene belang.
Het resultaat – het preventieakkoord – wordt gekenmerkt door de totale afwezigheid
van afdwingbare maatregelen vanuit de overheid richting bedrijven om hun producten
en marketingstrategieën aan te passen. Effectieve wettelijke en fiscale maatregelen
zoals een verbod op reclame voor ongezonde voeding en een suikertaks zijn uitgebleven.
In plaats daarvan wordt ingezet op vrijwillig te behalen doelstellingen door de sector,
op basis van hun eigen cijfers, zonder sanctieregime. Erkent de Staatssecretaris dat
het proces gesaboteerd is door de voedingsindustrie, zoals blijkt uit de vrijgegeven
interne stukken naar aanleiding van een Wob-procedure door Follow the Money?132
Nee, ik erken niet dat het Nationaal Preventieakkoord proces is gesaboteerd door de
voedingsindustrie. De industrie heeft haar belangen behartigd en afspraken gemaakt
over onder meer reductie van suikerinname via frisdrank en medewerking aan de introductie
van een nieuw voedselkeuzelogo en systeem voor productverbetering.
De leden van de PvdD-fractie zijn dan ook teleurgesteld, maar niet verbaasd, dat de
Staatssecretaris in de voortgangsbrief schrijft dat «we de ambities met de afgesproken
maatregelen waarschijnlijk niet gaan halen». De Staatssecretaris schrijft dat hij
zich daarom blijft inzetten voor «aanvullende maatregelen». Genoemde leden constateren
dat zijn eigen preventieakkoord, ironisch genoeg, de Staatssecretaris daarbij nu in
de weg staat. Twee belangrijke partijen namens de voedingsindustrie, de Federatie
Nederlandse Levensmiddelen Industrie (FNLI) en het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel
(CBL), hebben duidelijk gemaakt zich te zullen terugtrekken uit het akkoord indien
de Staatssecretaris toch met wettelijke of fiscale maatregelen komt. Deze leden vinden
de gang van zaken uiterst pijnlijk. Het toont aan hoe tandeloos een overheid is die
haar beleid laat kapen door polderakkoorden. Erkent de Staatssecretaris dat dit gedrag
van de industrie een vorm van chantage is? In dat licht, hoe schat de Staatssecretaris
de kans in dat aanvullende maatregelen die tot stand komen met medewerking van de
voedingsindustrie dit keer wel ambitieus en effectief zullen zijn? Kortom, kan de
Staatssecretaris uitleggen waarom hij kiest voor de slappe en niet verifieerbare maatregelen
van de voedingsindustrie terwijl er een internationaal bewezen effectieve maatregel
beschikbaar is, namelijk de suikertaks? Is de Staatssecretaris bereid om naast het
verdere onderzoek naar de effecten van kortingsacties in de supermarkt ook echt concrete
stappen te zetten om deze maatregel in te voeren? Kortom, is de Staatssecretaris bereid
om de voedsellobby haar plek aan tafel te ontzeggen en zelf met echt beleid te komen
om de volksgezondheid te beschermen?
Het Nationaal Preventieakkoord hebben we met 70 partijen gesloten. Elk van deze partijen
heeft haar redenen en randvoorwaarden voor deelname. Deze benoemen vind ik geen vorm
van chantage. De strijd tegen overgewicht is heel complex en omvangrijk. We hebben
vele maatregelen en vele partijen nodig. Ik kijk graag wat we met de akkoordpartijen
kunnen bereiken. Mocht dat niet genoeg blijken, dan moeten we extra stappen zetten.
Fiscale maatregelen zijn wat mij betreft dan niet uitgesloten.
U vraagt ook naar de opvolging van het RIVM rapport over het effect van een verbod
op aanbiedingen voor suikerhoudende dranken133. Maatregelen op dit terrein zijn in allerlei vormen denkbaar (aanbiedingen, positionering
in de winkel). Effecten van individuele maatregelen zijn nog weinig onderzocht. Ik
begin daarom met het organiseren van een bijeenkomst met experts om te verkennen wat
voor maatregel of combinatie van maatregelen het meest effectief lijkt.
De leden van de PvdD-fractie willen graag specifiek aandacht vragen voor overgewicht
en obesitas bij kinderen. Zij krijgen per jaar 51 kilo aan suiker binnen, dat is zeven
kilo meer dan een volwassene.134 Anno 2018 heeft 13% van de jeugd overgewicht.135 Driekwart van de producten voor kinderen in supermarkten is ongezond, zo blijkt uit
recent onderzoek van Unicef. Deze leden zijn met name geschrokken van het feit dat
70% van de producten in het babyschap ongezond is. Is de Staatssecretaris bereid om
bij supermarkten aan te geven dat dit onacceptabel is, en ervoor te zorgen dat in
het babyschap enkel gezonde producten liggen?
Ik ben geschrokken van het beeld dat blijkt uit het Unicef onderzoek. Ik ga met de
supermarkten bespreken welke stappen zij hier nog in kunnen zetten om consumenten
te verleiden meer producten te kopen die in de Schijf van Vijf staan.
Vanuit de wetgeving bezien is er een categorie «babyvoeding» die bedoeld is voor kinderen
tot 3 jaar. Momenteel wordt de Europese regelgeving over babyvoeding herzien. Ik zet
mij ervoor in om de samenstellingseisen in de Europese regelgeving voor babyvoeding
in lijn te brengen met de voedingsaanbevelingen voor kleine kinderen. Dit betekent
bijvoorbeeld dat deze producten voldoende vezels en andere belangrijke voedingsstoffen
bevatten en dat er geen suiker en zout aan wordt toegevoegd. Onderdeel van deze regelgeving
zijn ook eisen rondom etikettering, aanprijzing en voorkomen van misleiding.
Bovendien blijken bedrijven en supermarkten niet terug te deinzen voor reclame voor
deze producten specifiek gericht op kinderen. Volgens Unicef wordt bij een kwart van
de producten kindermarketing gebruikt, bijvoorbeeld door een animatiefiguur of tekst
met woorden als «baby» of «kids» op de verpakking te zetten.136 De Staatssecretaris schrijft in de voortgangsbrief dat de afspraak in het preventieakkoord
is dat het gebruik van kinderidolen op verpakkingen van ongezonde producten onacceptabel
is. «Eind deze maand loopt de uitfaseringsperiode af en vanaf 1 juli staan er als
het goed is geen kinderidolen meer op verpakkingen van ongezonde producten. Dit laat
ik uiteraard monitoren» (p.10). Kan de Staatssecretaris aangeven of zijn monitoring
inderdaad laat zien dat er per 1 juli geen kinderidolen meer op verpakkingen staan?
Wat is de sanctie wanneer er toch een idool op een verpakking staat? Erkent de Staatssecretaris
dat om kinderen echt te beschermen geen enkele vorm van kindermarketing zou moeten
worden toegestaan op ongezonde producten? Wat vindt de Staatssecretaris ervan dat
bij 25% van de door Unicef onderzochte producten sprake is van kindermarketing?
De monitor Kindermarketing 2020 loopt en de resultaten verwacht ik begin 2021. In
de monitor wordt expliciet gekeken naar de uitfaseringsfase van de kinderidolen. Er
wordt ingezoomd op de aanwezigheid van kinderidolen voor 1 juli en daarnaast, belangrijker
nog, wordt bekeken wat de situatie vanaf 1 juli is. Ik kan daar op dit moment nog
niks over zeggen.
Wanneer er toch een kinderidool op een verpakking staat, kan hierover een klacht worden
ingediend bij de Stichting Reclamecode. Uitspraken over klachten worden openbaar gemaakt.
Wanneer een overtreder de reclame niet binnen de opgelegde tijd aanpast, wordt deze
op de openbare non-compliance-lijst gezet en in het ergste geval wordt de klacht afgehandeld door de ACM. Uiteraard
zie ik idealiter helemaal geen kinderreclame op ongezonde producten. Ik moedig supermarkten
en fabrikanten daarom aan alleen nog in te zetten op reclame van producten uit de
Schijf van Vijf. Ik betreur het dat er bij een aanzienlijk deel van de producten uit
de supermarkt nog steeds een vorm van kindermarketing te zien is.
Ook willen de leden van de PvdD-fractie aandacht vragen voor het schrijnende gebrek
aan aandacht voor de ongezonde leefomgeving in het preventiebeleid van deze Staatssecretaris.
Natuur is waardevol in zichzelf maar speelt ook een niet te onderschatten rol bij
de gezondheid van mensen. Het kabinet negeert die feiten; het werkt niet alleen aan
een desastreuze afbraak van natuurgebieden, maar ook het groen in en om de stad komt
door het kabinetsbeleid onder druk te staan. Die ontwikkeling is fnuikend voor de
volksgezondheid. Keer op keer wijst onderzoek uit dat een groene leefomgeving – zonder
ziekteverwekkende bioindustrie en gevaarlijk landbouwgif – cruciaal is en dat mensen
veel gezonder zijn als zij in het dagelijks leven in contact komen met (stads)natuur.
Vooral voor opgroeiende kinderen is dat van groot belang. Het is allang bekend dat
een groene leefomgeving zorgt voor 15 procent minder overgewicht137, en toch ontbreken concrete afspraken op dit gebied in het preventieakkoord. Erkent
de Staatssecretaris dat het gebrek aan concrete afspraken op het gebied van de (groene)
leefomgeving in het preventieakkoord een grote omissie is? Is de Staatssecretaris
bereid hier zo snel mogelijk wel concrete stappen op te zetten?
Ik ben met het u eens dat groen belangrijk is voor gezondheid. Uit Europees onderzoek
blijkt dat wonen aan groen gerelateerd is aan bijvoorbeeld minder vroegtijdige sterfte,
minder hartvaatziekten, minder mentale gezondheidsproblemen, minder overgewicht en
een verbetering van cognitief functioneren bij kinderen. De bewijslast rond mentale
gezondheid en herstel van stress, concentratie en aandacht is het sterkst. Ook kan
groen fungeren als buffer tegen luchtverontreiniging, geluid en UV blootstelling.
Voor een goede gezondheid is het daarom van belang dat te blijven investeren in groen.
De Minister van LNV heeft op 5 september 2019 een brief gestuurd die ingaat op de
wijze waarop natuur meer aandacht kan krijgen in steden138. RIVM heeft de Groene Batenplanner ontwikkeld die de aarde van groen en blauw in
de stad in beeld brengt (inclusief gezondheid). Het Ministerie van VWS spant zich
via die weg in dat natuur en gezondheid wordt meegenomen in de stedelijke planning.
Ook in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) die 11 september 2020 aan uw Kamer is verzonden139 is het belang van groen benadrukt. Mede in het kader van het Programma Gezonde Leefomgeving
dat wordt vermeld in de uitvoeringsagenda van de NOVI en op dit moment vanuit het
Ministerie van VWS wordt ingevuld, zal ik bezien op welke onderdelen extra inzet nodig
is in het kader van een gezonde leefomgeving en hoe de samenwerking met de andere
departementen daarop wellicht meer verstevigd kan worden.
Vragen en opmerkingen van de 50PLUS-fractie
In maart 2020 heeft de Staatssecretaris de stuurgroep ondervoeding de opdracht gegeven
om de komende drie jaar samen met betrokken organisaties het gebruik van expertise
en bestaande instrumenten die ondervoeding tegengaan te bevorderen. Wat is de huidige
stand van zaken? Er zou gemonitord worden aan het begin van de periode. Is dat al
gebeurd?
Ik heb de Stuurgroep Ondervoeding op 1 augustus jl. de opdracht »borging aanpak ondervoeding»
gegeven. Aan het begin en het einde van deze driejarige opdracht wordt gemonitord
in welke mate gebruik wordt gemaakt van de bestaande instrumenten en expertise op
het gebied van ondervoeding door het zorgdomein, het sociale en publieke domein. De
Stuurgroep Ondervoeding werkt momenteel aan de nulmeting. De verwachting is dat de
verzameling van de informatie in december 2020 gereed is. Ik zal u over de uitkomst
van deze nulmeting informeren.
De leden van de 50PLUS-fractie zijn erg geschrokken van de uitspraken in de media
van een lid van het Outbreak Management Team (OMT) dat er thuiswonende ouderen waren
tijdens de eerste coronagolf die zijn overleden aan ondervoeding. Krijgt de Staatssecretaris
deze signalen ook? Welke stappen gaat hij samen met de Minister van VWS nemen om dat
te voorkomen tijdens de eventuele tweede golf?
Ja, ik ben bekend met deze signalen. De Stuurgroep Ondervoeding heeft met subsidie
van het Ministerie van VWS de website www.goedgevoedouderworden.nl ontwikkeld. Op deze website staat onder andere informatie over het belang van goed
eten in corona-tijd om ondervoeding te voorkomen. Deze website is de laatste maanden
meer bezocht. Met het oog op de tweede golf heeft de Minister van VWS een quarantainegids
ontwikkeld met afspraken met gemeenten en het Rode Kruis om hulp en ondersteuning
te bieden aan mensen die er zelf of met hun netwerk niet uitkomen op het moment dat
ze in quarantaine gaan. Deze hulp en ondersteuning is te vinden via de website van
de rijksoverheid140 te vinden. In de gids wordt ook aandacht besteed aan boodschappen en eten.
In het algemeen overleg over leefstijlpreventie van 12 december 2019 beloofde de Staatssecretaris
dat hij in gesprek ging met de Minister van VWS en met de zorgverzekeraars over hoe
de wijkverpleging meer ruimte kan krijgen voor preventie op bijvoorbeeld het vlak
van overgewicht en valpreventie.141 Kan de Staatssecretaris aangeven of deze gesprekken al hebben plaatsgevonden en wat
de resultaten zijn?
In de brief van 14 mei 2019 (Kamerstukken 23 235 en 29 689, nr. 181) heeft de Minister van VWS zijn toekomstvisie voor de wijkverpleging gepresenteerd.
In deze visie wordt integrale zorg verleend door aanspreekbare en herkenbare teams
wijkverpleging. Zorgprofessionals (van één of meerdere zorgaanbieders) die wijkverpleging
en wijkzorg verlenen, werken samen als één team in de wijk. Deze werkwijze heeft tot
doel om de wijkverpleging lokaal meer te verankeren waardoor de wijkverpleging voor
zowel cliënten als andere (zorg)professionals (zoals huisartsen, transferverpleegkundigen
en het sociaal wijkteam) makkelijker vindbaar is.
Met deze nieuwe werkwijze wordt tevens beoogd om meer ruimte te creëren voor de preventieve
taken van de wijkverpleegkundige zodat zij deze in goede samenspraak met de andere
professionals in de wijk kan vormgeven. Over dit onderwerp (en vele andere onderwerpen)
is en blijft het Ministerie van VWS in overleg met alle betrokken partijen. Belangrijk
aandachtspunt hierbij blijft wel dat er sprake is van arbeidsmarktproblemen en er
op veel plekken sprake is van schaarse capaciteit.
Specifiek voor valpreventie bij ouderen is een analyse uitgevoerd naar knelpunten
die een brede implementatie in Nederland in de weg staan. In de analyse is ook met
bijna veertig stakeholders en/of professionals uit het relevante werkveld gesproken,
waaronder meerdere vertegenwoordigers van wijkverpleging als wijkverpleegkundigen
zelf. Samen met het werkveld is in een stakeholdersbijeenkomst (28 september 2020)
de opbrengst gedeeld en gezamenlijk gebrainstormd over mogelijke oplossingsrichtingen.
Op deelonderwerpen zal de komende maanden in kleine groepen verder gedacht en gewerkt
worden aan gesuggereerde oplossingsrichtingen. Hierbij is de wijkverpleging betrokken.
Naar aanleiding van het onderzoek van het RIVM naar een suikertaks concludeert de
Staatssecretaris dat het invoeren van een vorm van belasting op suikerhoudende dranken
als aanvullend effect op de huidige inzet van de Nederlandse frisdranksector zou kunnen
resulteren in verminderde suikerinname via frisdranken. Wat gaat de Staatssecretaris
met deze conclusie doen?
Het RIVM geeft aan dat een suikertaks een van de mogelijke maatregelen is om overgewicht
tegen te gaan. Het goedkoper maken van het gezonde alternatief en duurder maken van
minder gezonde producten via een trapsgewijze suikertaks zie ik op termijn als een
perspectiefvol instrument om de consument te helpen kiezen voor gezondere alternatieven.
Het zou de inspanningen van de sector goed aan kunnen vullen. Ik kies op dit moment
niet voor deze maatregel omdat ik in het Nationaal Preventieakkoord andere afspraken
heb gemaakt over suikerreductie.
De leden van de 50PLUS-fractie zijn nog steeds van mening dat er nog te weinig aandacht
is voor bewegen, vooral voor ouderen. Initiatieven zijn te gefragmenteerd en het ligt
er maar net aan de gemeente of er voldoende aandacht wordt besteed aan bewegen. Ziet
de Staatssecretaris mogelijkheden om iets aan dit gefragmenteerde aanbod te doen?
De inrichting van het lokale sport- en beweegaanbod is een taak van gemeenten. Via
Kenniscentrum Sport worden lokale best practises gedeeld, zodat gemeenten van elkaar
kunnen leren. Met lokale Sport- en Preventieakkoorden wordt er binnen de gemeenten
samen met relevante partijen ingezet op meer sporten en bewegen. Hierbij is ook aandacht
voor kwetsbare doelgroepen, zoals ouderen.
Het is goed om te lezen dat de Staatssecretaris aan de slag gaat met de aangenomen
motie van het lid Sazias die vraagt om een klinische behandeling voor rokers te vergoeden
vanuit de zorgverzekering.142 Is het experiment, dat samen wordt gedaan met zorgverzekeraars en het Wilhelminaziekenhuis
in Assen, inmiddels al van start gegaan? Hoelang gaat het experiment duren? En hoe
gaat de behandeling er precies uitzien? Hoeveel mensen kunnen de komende tijd gebruik
gaan maken van deze behandeling?
Het experiment bevindt zich nog in de voorbereidingsfase. De daadwerkelijke start
zal waarschijnlijk in januari 2021 plaatsvinden. In dit vierjarige experiment, uitgevoerd
door Verslavingszorg Noord Nederland in samenwerking met het UMCG, RUG, zorgverzekeraar
Menzis en verschillende ziekenhuizen in Noord-Nederland, wordt gewerkt aan het opzetten
van een zorgmodel dat in het hele land kan worden overgenomen en geïmplementeerd bij
bestaande verslavingszorginstellingen.
Binnen dit experiment worden verschillende vormen van kennis opgedaan:
1. kennis over de vorm en manieren waarop de verwijzing naar de verslavingszorg kan worden
verbeterd;
2. kennis over wat werkt en niet werkt bij het opzetten van verslavingszorg voor zwaar
verslaafde rokers;
3. kennis over welke behandeling bij welk patiënt minder en meest effectief is.
De implementatie van verslavingszorg voor de zwaar verslaafde roker zal worden gemonitord
en geëvalueerd aan de hand van het RE-AIM-model143 (Reach, Effectiveness, Adoption, Implementation, Maintenance; Glasgow et al., 1999;
Glasgow et al., 2018). Het RE-AIM model is een model dat is ontwikkeld om publieke
gezondheidsinterventies te evalueren. Op basis van deze kennis wordt inzicht verkregen
of de behandeling wordt uitgevoerd zoals bedoeld, hoeveel tijd en welke kosten hiermee
gepaard gaan en wat de ervaringen van zowel zorgverleners als patiënten zijn.
In januari was in de media te lezen dat het Wilhelminaziekenhuis, toen nog op eigen
kosten, een kliniek ging openen om rokers met een zware verslaving klinisch te behandelen.
Wat zijn de ervaringen van dat ziekenhuis tot nu toe?
In januari 2020 is Verslavingszorg Noord Nederland samen met het Wilhelmina Ziekenhuis
in Assen een Polikliniek Verslavingsgeneeskunde gestart voor de groep zwaar verslaafde
rokers, die met behulp van de reguliere stoppen-met-roken coaching niet in staat zijn
gebleken te stoppen met roken. Inmiddels zijn we driekwart jaar verder en hebben deze
organisaties veel ervaring opgedaan met het behandelen van deze groep rokers vanuit
het ziekenhuis. Ondanks dat de coronacrisis van grote invloed is geweest op deze pilot
kan voorzichtig geconcludeerd worden dat dit een zeer verslaafde, complexe en veelal
ernstig zieke patiëntencategorie is en dat het deze patiënten desondanks lukt om grip
te krijgen op hun verslaving om zo het gevaar ervan te verminderen en de kwaliteit
van leven te verbeteren. Alle patiënten worden ambulant behandeld. Enkele patiënten
lijken een indicatie te kunnen krijgen voor opname in een verslavingskliniek maar
vanwege allerlei redenen zijn er nog geen patiënten daadwerkelijk opgenomen. Op dit
moment worden de voorbereidingen getroffen voor een NZa innovatietraject, waarbij
gedurende drie tot vijf jaar deze zorg, inclusief klinische opname, zal worden uitgevoerd
en worden onderzocht. De (tussen) resultaten daarvan zullen breed worden gedeeld,
zodat zo snel mogelijk deze vorm van zorg in het gehele land kan worden uitgevoerd.
Tot slot. Tabaksfabrikanten stoppen allerlei giftige stoffen in sigaretten om deze
nog verslavender te maken. Kan de Staatssecretaris aangeven waarom de toevoeging van
deze giftige stoffen niet verboden kan worden? Volgens berichten in de media vlak
voor de presentatie van het preventieakkoord komen er maatregelen ten aanzien van
het terugbrengen van het aantal rokers. Klopt dat?
Tabaksrook bevat naast nicotine ruim 6.000 andere stoffen. Veel van deze stoffen zijn
schadelijk voor de gezondheid en kunnen leiden tot het ontstaan van chronische longaandoeningen
(zoals COPD), kanker en hart- en vaatziekten. Een niet-schadelijke sigaret bestaat
niet. De Europese wetgeving stelt regels aan ingrediënten en emissies van tabaksproducten.
Deze regels zijn overgenomen in onze nationale Tabaks- en rookwarenwet. Zo gelden
er maxima voor de emissies van de schadelijke stoffen nicotine, teer en koolmonoxide.
Ook zijn kenmerkende smaken verboden voor sigaretten en shag waardoor onder andere
geen mentholsigaretten meer verkocht mogen worden. Door dit soort aroma’s te verbieden
worden sigaretten en shag minder aantrekkelijk voor jongeren. Dit draagt bij aan het
bereiken van een rookvrije generatie, samen met de maatregelen uit het Nationaal Preventieakkoord
zoals een uitstalverbod, neutrale verpakkingen, rookvrije schoolterreinen en accijnsverhoging.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
H.C.R.M. Clemens, adjunct-griffier