Nota van wijziging : Nota van wijziging
35 516 Wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte en de Woningwet (tijdelijke huurkorting)
Nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 2 november 2020
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel II, onderdeel A, het voorgestelde artikel 10a, tweede zin, wordt «lid 1
onder a» vervangen door «, eerste lid, onderdeel a,».
B
Na artikel III wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel IIIA
De Wet maatregelen huurwoningmarkt Caribisch Nederland wordt als volgt gewijzigd.
A
In artikel 1.46 wordt «van deze wet bij» vervangen door «van hoofdstuk 1 van deze
wet in een openbaar lichaam» en wordt «van deze wet geldende» vervangen door «van
hoofdstuk 1 van deze wet in dat openbaar lichaam geldende».
B
Artikel 1.50 komt te luiden:
De Wet huurcommissieregeling BES geldt niet voor een openbaar lichaam waarvoor hoofdstuk
1 van deze wet in werking is getreden en wordt ingetrokken op het moment dat hoofdstuk
1 van deze wet in alle openbare lichamen van toepassing is geworden.
C
In hoofdstuk 2, onderdeel C, worden na artikel 1602 twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 1602a
Indien de huurder van een huis of vertrek, na het eindigen van de huurtijd, bij schriftelijke
overeenkomst bepaald, in het bezit van het gehuurde blijft, zonder dat zich de verhuurder
daartegen verzet, wordt hij geacht het verhuurde op dezelfde voorwaarden te blijven
behouden voor de tijd, welke bij algemeen verbindend voorschrift of plaatselijke keur
geregeld is, of bij gebreke daarvan het plaatselijk gebruik medebrengt, en kan hij
het verhuurde niet verlaten, noch daaruit gezet worden, dan na een tijdige opzegging,
overeenkomstig de verordening, de keur of het plaatselijk gebruik gedaan.
Artikel 1602b
1. In openbare lichamen waarvoor hoofdstuk 1 van de Wet maatregelen huurwoningmarkt Caribisch
Nederland niet in werking is getreden, zijn van deze titel slechts de artikelen 1600
tot en met 1602b van toepassing.
2. Artikel 1602a is niet van toepassing in openbare lichamen waarvoor hoofdstuk 1 van
de Wet maatregelen huurwoningmarkt Caribisch Nederland in werking is getreden.
3. Artikel 1602a en dit artikel vervallen wanneer voor alle openbare lichamen hoofdstuk
1 van de Wet maatregelen huurwoningmarkt Caribisch Nederland in werking is getreden.
D
In artikel 5.3 wordt «Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst» vervangen door «Onze
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» en wordt «het tijdstip van
inwerkingtreding van deze wet» vervangen door «het tijdstip waarop hoofdstuk 1 van
deze wet voor alle openbare lichamen in werking is getreden».
E
Artikel 5.4 komt te luiden:
Artikel 5.4
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor
hoofdstuk 1 van deze wet voor de verschillende openbare lichamen verschillend kan
worden vastgesteld.
C
In artikel IV, het voorgestelde artikel 2.2, wordt «het kalenderjaar 2020» vervangen
door «de kalenderjaren 2020, 2021 of 2022».
D
Artikel V wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel a wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel 1, het voorgestelde artikel I, onderdeel A, onder 2, wordt in het
voorgestelde tweede lid «artikel 10a lid 1» vervangen door «artikel 10a» en in het
voorgestelde derde lid «artikel 10a lid 2» vervangen door «artikel 10a».
b. Onderdeel 2 komt te luiden:
2. Artikel II, onderdeel A, komt te luiden:
A
Na artikel 10 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 10a
In afwijking van artikel 10, tweede respectievelijk derde lid, kan de huurprijs worden
verhoogd tot ten hoogste:
a. het bedrag dat voor dat jaar is voorzien in de bij aanvang van de huur overeengekomen
stapsgewijze verhoging van de huurprijs, bedoeld in artikel 7:252c onder a BW;
b. het bedrag van de huurprijs direct voorafgaand aan de datum waarop de huurprijs
overeenkomstig artikel 7:252c onder b BW niet is verhoogd respectievelijk is verlaagd,
vermeerderd met de som van ten hoogste de krachtens artikel 10, tweede respectievelijk
derde lid, toegelaten verhogingen over de jaren sinds die datum.
De onder b bedoelde verhoging leidt niet tot een hogere huurprijs dan het op de ingangsdatum
van de voorgestelde huurverhoging in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet
op de huurtoeslag genoemde bedrag, tenzij de huurprijs op dag voor de datum waarop
de huurprijs niet is verhoogd respectievelijk is verlaagd, lager is dan wel op de
dag na die datum hoger is dan het op die dag in dat artikel genoemde bedrag.
2. Onderdeel b wordt als volgt gewijzigd:
a. Onderdeel 1, het voorgestelde artikel I, onderdeel B, komt te luiden:
B
Aan artikel 248 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Leidt toepassing van een beding in een huurovereenkomst als bedoeld in artikel
247 tot een verhoging van de huurprijs die hoger is dan toegelaten bij of krachtens
artikel 10 lid 3 of artikel 10a van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte, dan
is het beding nietig voor zover dat beding leidt tot een hogere dan toegelaten verhoging
en geldt de huurprijs als verhoogd met de toegelaten verhoging.
b. Onderdeel 2 komt te luiden:
2. In artikel III wordt na onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:
Aa
In artikel 10a, eerste zin, wordt «tweede lid» telkens vervangen door «tweede respectievelijk
derde lid».
Toelichting
Deze nota van wijziging voorziet in enkele redactionele verbeteringen en in verbetering
van de samenloop met het initiatiefwetsvoorstel van het lid Nijboer (35 488).
Voorts worden wijzigingen van de Wet maatregelen huurwoningmarkt Caribisch Nederland
toegevoegd, gericht op het mogelijk maken van inwerkingtreding van die wet op verschillende
momenten voor de verschillende eilanden.
Tenslotte wordt de verlenging van de termijnen voor heffingsverminderingen verruimd
naar de jaren 2021 en 2022.
Wijziging van de Wet maatregelen huurwoningmarkt Caribisch Nederland
Deze technische wijziging betreft het mogelijk maken van het gedifferentieerd van
toepassing zijn van de Wet maatregelen huurwoningmarkt Caribisch Nederland. Met deze
wet kan er een modern woningwaarderingsstelsel worden vastgesteld waardoor de huurprijzen
beter aansluiten bij de woningmarkten op de eilanden, krijgen huurders en verhuurders
de mogelijkheid om op meer gronden een procedure te starten bij de huurcommissie,
en kunnen er huurovereenkomsten voor bepaalde tijd afgesloten worden. Tevens kunnen
met deze wet de huurlasten voor de meest kwetsbare mensen in Caribisch Nederland worden
verlaagd. De BES-eilanden waren en zijn op sociaaleconomisch terrein kwetsbaar en
corona heeft die kwetsbaarheid nog scherper voor het voetlicht gebracht. De urgentie
om de kosten van huurlasten terug te dringen, is hierdoor nog groter geworden. Op
Bonaire is men sinds juni gereed voor invoering van de wet (er zijn verordeningen
aangenomen over een woningwaarderingsstelsel en huurcommissie en er is een huurcommissie
samengesteld), op de overige twee BES-eilanden is dat nog niet het geval. De wet kan
in ongewijzigde vorm alleen voor alle drie de eilanden tegelijk in werking treden.
Hierdoor bepaalt «het traagste eiland» het moment van inwerkingtreding en dat is een
onwenselijke situatie. Met deze wetswijziging kunnen de belangrijkste materiële bepalingen
van de wet in Bonaire alvast in werking treden.
Onderdelen A en D
Deze onderdelen betreffen enkele redactionele verbeteringen en aanpassing van de samenloop
van dit wetsvoorstel met het initiatiefwetsvoorstel van het lid Nijboer (35 488). De samenloopbepaling zoals opgenomen in het wetsvoorstel sloot onbedoeld de mogelijkheid
van «huurgewenning» (het voorgestelde artikel 10a, onderdeel a, van de Uitvoeringswet
huurprijzen woonruimte) uit voor woningen met een geliberaliseerde huurovereenkomst.
Onderdeel B
het voorgestelde artikel IIIA
Deze technische wijziging maakt het mogelijk dat de belangrijkste materiële bepalingen
van de Wet maatregelen huurwoningmarkt Caribisch Nederland niet in alle drie de BES-eilanden
tegelijkertijd van toepassing worden, maar eerst alleen in Bonaire. Vervolgens kan
hoofdstuk 1 op een bij koninklijk besluit te bepalen later tijdstip in werking treden
voor Saba en Sint-Eustatius, tegelijkertijd of na elkaar, wanneer deze openbare lichamen
daar klaar voor zijn.
De belangrijkste materiële wijzigingen in de Wet maatregelen huurwoningmarkt Caribisch
Nederland staan in de hoofdstukken 1 en 2. Daarom is voorzien in de mogelijkheid dat
hoofdstuk 1 van die wet op een of meer van de openbare lichamen in werking kan treden,
en dat de wijzigingen van het Burgerlijk Wetboek BES in hoofdstuk 2 van die wet slechts
van toepassing zijn in dat openbaar lichaam of die openbare lichamen. Om te kunnen
waarborgen dat de situatie voor het openbaar lichaam of de openbare lichamen waarvoor
hoofdstuk 1 nog niet in werking is getreden ongewijzigd blijft, wordt een verwijderd
artikel uit het Burgerlijk Wetboek BES weer toegevoegd, dat alleen voor dat openbaar
lichaam of die openbare lichamen zal gelden. Ook komt er een overgangsbepaling in
het Burgerlijk Wetboek BES. Zie voor deze wijzigingen de artikelsgewijze toelichting
hieronder bij A tot en met C en E.
Hoofdstuk 3 van de Wet maatregelen huurwoningmarkt Caribisch Nederland bevat een wijziging
van de Wet Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer BES. Deze wijziging
maakt het mogelijk om in de door de eilandsraad vast te stellen huisvestingsverordening
ook bepalingen op te nemen die inhouden dat ook ten aanzien van voor verkoop bestemde
woningen een huisvestingsvergunning is vereist. Deze wijziging heeft daarmee geen
concrete gevolgen voor de verhuurpraktijk op de openbare lichamen en kan daarom al
direct voor alle drie de openbare lichamen gaan gelden.
Hoofdstuk 5 van de Wet maatregelen huurwoningmarkt Caribisch Nederland bevat slotbepalingen
waarin een enkele aanpassing is gedaan. Zie voor deze wijziging de hieronder bij onderdeel
D.
Onderdeel A
Deze wijziging zorgt ervoor dat het overgangsrecht uit hoofdstuk 1 van de Wet maatregelen
huurwoningmarkt Caribisch Nederland slechts gaat gelden voor openbare lichamen waarin
hoofdstuk 1 van deze wet van toepassing is.
Onderdeel B
Deze wijziging zorgt ervoor dat de Wet huurcommissieregeling BES niet direct bij inwerkingtreding
van de Wet maatregelen huurwoningmarkt Caribisch Nederland wordt ingetrokken. De Wet
huurcommissieregeling BES dient namelijk nog te gelden voor de openbare lichamen Saba
en Sint-Eustatius zolang op die openbare lichamen hoofdstuk 1 van de Wet maatregelen
huurwoningmarkt Caribisch Nederland niet van toepassing is. Deze aanpassing leidt
er tevens toe dat de Wet huurcommissieregeling BES alsnog wordt ingetrokken wanneer
de Wet maatregelen huurwoningmarkt Caribisch Nederland in alle drie de openbare lichamen
volledig van toepassing is, dat wil zeggen wanneer ook hoofdstuk 1 van die wet in
alle drie de openbare lichamen van toepassing is.
Onderdeel C
Deze wijziging zorgt ervoor dat de artikelen uit de zevende titel van boek 7a van
het Burgerlijk Wetboek BES die nu gelden voor de BES-eilanden na inwerkingtreding
van de Wet maatregelen huurwoningmarkt Caribisch Nederland nog steeds gelden voor
de openbare lichamen waar hoofdstuk 1 van de Wet niet van toepassing is, te weten
Saba en Sint-Eustatius.
De betreffende artikelen uit de zevende titel van boek 7a van het huidige Burgerlijk
Wetboek BES zijn de artikelen 1600, 1601, 1602, 1603 en 1604. Hiervan komt één artikel
te vervallen, namelijk artikel 1601 omdat dit artikel in de praktijk niet gebruikt
wordt (zie ook de artikelsgewijze toelichting bij het wetsvoorstel voor de Wet maatregelen
huurwoningmarkt Caribisch Nederland onder «Artikelen 7a:1600 tot en met 7a:1602»).
De artikelen 1600, 1602 en 1603 zijn letterlijk overgenomen in de Wet maatregelen
huurwoningmarkt Caribisch Nederland in respectievelijk de artikelen 1600, 1601 en
1602 van boek 7a van het BW BES (met als enige wijziging dat de zinsnede «, een winkel»
is weggelaten uit het oude artikel 1602). De tekst van het huidige artikel 1604 is
overgenomen in het voorgestelde artikel 1602a, met dien verstande dat het woord «vertrekt»
is vervangen door «vertrek» en «schriftelijk» door «schriftelijke», aangezien dit
verschrijvingen betrof.
Het voorgestelde artikel 1602b bepaalt een overgangsregime. Hieruit volgt dat in een
openbaar lichaam waarvoor hoofdstuk 1 van de Wet maatregelen huurwoningmarkt Caribisch
Nederland in werking is getreden, te weten aanvankelijk alleen Bonaire, de gehele
nieuwe titel 7 van boek 7a van het Burgerlijk Wetboek BES van toepassing is, op het
nieuwe artikel 1602a na. Tegelijkertijd geldt in openbare lichamen waarin hoofdstuk
1 van de Wet maatregelen huurwoningmarkt Caribisch Nederland nog niet in werking is
getreden dat slechts de drie artikelen van toepassing zijn die zijn overgenomen uit
het huidige Burgerlijk Wetboek BES (de artikelen 1600, 1601 en 1602) en het voorgestelde
artikel 1602a, dat woordelijk is overgenomen uit artikel 1604 van het huidige Burgerlijk
Wetboek BES. Wanneer hoofdstuk 1 van de Wet maatregelen huurwoningmarkt Caribisch
Nederland voor alle openbare lichamen in werking is getreden, vervallen de artikelen
1602a en 1602b en daarmee het overgangsregime.
Onderdeel D
Deze wijziging zorgt ervoor dat de juiste Minister wordt aangeduid in het wetsvoorstel.
Ook zorgt het ervoor dat de evaluatie van de Wet maatregelen huurwoningmarkt Caribisch
Nederland plaatsvindt binnen vijf jaar na inwerkingtreding van hoofdstuk 1 van de
wet voor alle drie de openbare lichamen, en niet vijf jaar na inwerkingtreding van
de wet.
Onderdeel E
Deze wijziging zorgt ervoor dat hoofdstuk 1 van de Wet maatregelen huurwoningmarkt
Caribisch Nederland niet direct voor alle openbare lichamen in werking treedt wanneer
deze wet in werking treedt. Hierdoor is de plicht uit hoofdstuk 1 om een huurcommissie
op te zetten die voldoet aan de eisen die daaraan in dat hoofdstuk gesteld worden
slechts van toepassing voor het openbare lichaam waarvoor dat bij koninklijk besluit
is bepaald.
Onderdeel C
Deze wijziging breidt de in artikel IV van het wetsvoorstel voorgestelde verlenging
met een jaar van de termijnen voor voorlopige investeringsverklaringen als bedoeld
in de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II die eindigen in het kalenderjaar 2020 uit
naar termijnen voor voorlopige investeringsverklaringen die eindigen in de kalenderjaren
2021 en 2022. Hiermee worden ook de einddatums van voorlopige investeringsverklaringen
die in de jaren 2021 en 2022 eindigen met precies een jaar verlengd. Als een einddatum
bijvoorbeeld 1 juli 2022 is, geldt na inwerkingtreding van het voorgestelde artikel
2.2 van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II dat de einddatum is verlengd tot en
met 1 juli 2023.
De huidige, aanhoudende, coronacrisis is een zodanige bijzondere situatie, dat het
kabinet heeft besloten niet alleen de termijnen die in 2020 aflopen met een jaar te
verlengen maar ook de termijnen die in 2021 en 2022 aflopen met een jaar te verlengen.
Verhuurders hebben onder meer aangegeven dat het lastig of zelfs onmogelijk is om
in deze tijd met partijen zaken af te stemmen zodat projecten vertraging oplopen,
dat geldt ook voor projecten die beoogd waren af te ronden in 2021 en 2022.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren
Indieners
-
Indiener
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties