Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over een viertal door de minister van Buitenlandse Zaken op 2 oktober 2020 toegezonden BNC-fiches inzake het Kapitaalmarkten Herstelpakket (Kamerstuk 22122-2930)
2020D41471 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 16 oktober 2020 enkele vragen en opmerkingen
aan de Minister van Financiën voorgelegd over een viertal door de Minister van Buitenlandse
Zaken op 2 oktober 2020 toegezonden BNC-fiches inzake het Kapitaalmarkten Herstelpakket:
– Wijziging richtlijn markten voor financiële instrumenten om bij te dragen aan het
herstel van de COVID-19-pandemie (Kamerstuk 22 112, nr. 2930).
– Wijziging Prospectusverordening om bij te dragen aan het herstel van de COVID-19-pandemie
(Kamerstuk 22 112, nr. 2931);
– Wijziging Securitisatieverordening om bij te dragen aan het herstel van de COVID-19-pandemie
(Kamerstuk 22 112, nr. 2932);
– Wijziging verordening kapitaalvereisten om bij te dragen aan het herstel van de COVID-19-pandemie
(Kamerstuk 22 112, nr. 2933).
De voorzitter van de commissie, Tielen
De adjunct-griffier van de commissie, Buisman
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de fiches
zoals die door de Minister van Buitenlandse Zaken aan de Kamer zijn gestuurd. Zij
begrijpen uit de fiches dat deregulering noodzakelijk is in deze crisistijd, dat de
administratieve lasten daardoor omlaag gaan en dat de achterliggende doelstelling
niet wordt aangetast. Deze leden constateren dat de deregulering dan net zo goed permanent
kan worden gemaakt. Is het kabinet bereid zich daarvoor in te zetten?
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de fiches voor wat betreft het
Kapitaalmarkten Herstelpakket.
Naar aanleiding hiervan brengen de leden van de PVV-fractie het volgende naar voren.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de vier fiches
over het Herstelpakket kapitaalmarkten. De leden van de CDA-fractie hebben enkele
algemene vragen naar aanleiding van de fiches over de wijzigingen van de Markets in Financial Instruments Directive (MiFID)-II, de prospectusverordening en de securisatieregels. Tevens hebben deze
leden enkele specifieke vragen per fiche. Allereerst vragen de leden van de CDA-fractie
in het algemeen of de Minister inzichtelijk kan maken hoe deze wijzigingen precies
bij zullen dragen aan (de bevordering van) het herstel van de COVID-19-pandemie. In
het verlengde daarvan vragen de leden van de CDA-fractie in hoeverre bij de wijzigingen
in deze richtlijn er van de situatie gebruik is gemaakt door al wijzigingen door te
voeren waar al langer behoefte aan was en daarmee minder direct van toepassing zijn
op de COVID-19-pandemie. De leden van de CDA-fractie zien bijvoorbeeld bij de prospectusverordening
dat er sprake is van wijzigingen rondom financiële tussenpersonen met als motivatie
dat voor veel marktpartijen onduidelijk is wat bepaalde verplichtingen inhouden. De
leden van de CDA-fractie vragen de Minister of hij deelt dat hieruit een beeld ontstaat
dat dit maatregelen zijn die niet direct een gevolg zijn van de COVID-19-pandemie
en of de Minister daar op wil reflecteren.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de BNC-fiches aangaande het Herstelpakket
kapitaalmarkten. Deze leden begrijpen de noodzaak voor liquiditeit in de reële economie
en de financiële sector en onderstrepen de rol die kapitaalmarkten hierin spelen.
Wel benadrukken deze leden dat de wijzigingen van richtlijnen recht moeten doen aan
de balans tussen bescherming van (met name particuliere) beleggers enerzijds en de
liquiditeitswensen anderzijds. Deze leden hebben nog enkele vragen.
De leden van de SP-fractie hebben met enige zorgen kennisgenomen van de vier Fiches
Herstelpakket kapitaalmarkten. De leden hebben daarom nog enige vragen. De leden vragen
de Minister waarom hij in tijden van crisis deregulering van financiële markten als
een oplossing ziet. De leden vragen de Minister waarom hij in tijden van crisis -de
lessen van de kredietcrisis indachtig- regels gaat versoepelen voor kapitaalmarkten
terwijl juist die markten zonder marktmeester de oorzaak waren van de crisis. De leden
vragen de Minister het offer dat door de samenleving is gebracht door de kredietcrisis
van 2008 in kaart te brengen. De leden vragen de Minister om welk bedrag het ging.
De leden vragen de Minister of dit offer opweegt tegen de risico’s op de kapitaalmarkten.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister of hierover een lobby heeft plaatsgevonden
vanuit de banken naar de Europese Unie. De Minister zou er goed aan doen transparant
te maken welke lobbygroep deze maatregelen heeft aangedragen. De leden eisen een overzicht
van alle financiële organisaties die hier afgelopen jaar met de Europese Commissie
contact over hebben gehad.
De leden van de SP-fractie vragen of de Minister niets geleerd heeft van de kredietcrisis.
De leden vragen wat de lessen waren. De leden vragen de Minister waarom in deze fiches
wordt gefocust op maatregelen die zijn gericht op het stimuleren van de economie door
het faciliteren van private investeringen en van de toegang tot financiering. De leden
vragen de Minister waarom hij niet kiest voor publiek gedreven acties in samenspraak
met De Nederlandsche Bank en Autoriteit Financiële Markten. De leden vragen de Minister
waarom deze risico’s in tijden van crisis niet streng wordt begeleid vanuit de overheid.
De leden vragen de Minister of hij weet heeft van het grote wantrouwen vanuit de samenleving
in deze financiële markten.
Fiche: Wijziging richtlijn markten voor financiële instrumenten om bij te dragen aan
het herstel van de COVID-19-pandemie (Kamerstuk 22 112, nr. 2930)
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie krijgen graag enige toelichting op het voorstel rond «investment research unbundling». De researchactiviteiten zijn indertijd beknot vanwege mogelijke belangenverstrengeling
bij financiële instellingen. Is de visie van de Europese Commissie hierop veranderd?
In hoeverre heeft de unbundling, los van de huidige crisis, geleid tot verminderde toegang tot de kapitaalmarkt?
Deze leden begrijpen dat het kabinet zich zorgen maakt over de retailbeleggers. Hoe
groot is dit segment? Is het aannemelijk dat deze beleggers informatie mislopen die
ze anders wél tot zich hadden genomen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV
Allereerst merken de leden van de PVV-fractie op dat het kabinet aangeeft dat het
Nederlands beleid erop gericht is om enerzijds een juiste balans te vinden tussen
efficiënte toegang tot de kapitaalmarkten voor ondernemingen, en anderzijds het voldoende
beschermen van belangen van beleggers en de financiële stabiliteit. De leden van de
PVV-fractie vragen of het kabinet van mening is dat de juiste balans voor wat betreft
het bovengenoemde met deze voorstellen geborgd is.
Voorts willen de leden van de PVV-fractie weten hoe het kabinet staat tegenover het
gegeven dat de Europese Commissie wegens tijdgebrek geen onderbouwende impact assessment heeft opgesteld voor het voorstel. Kan het impact assessment alsnog voor het voorstel worden opgesteld?
Verder willen de leden van de PVV-fractie weten met hoeveel de structurele nalevingskosten
voor financiële ondernemingen, met name beleggingsondernemingen, met dit voorstel
worden verlaagd. Waarom worden er geen bedragen genoemd?
Tevens merken de leden van de PVV-fractie op dat het mogelijk is dat wijzigingen in
het voorstel leiden tot incidentele kosten voor financiële ondernemingen, omdat zij
hun processen en ICT-systemen moeten aanpassen. De leden van de PVV-fractie willen
weten hoe hoog deze incidentele kosten zullen zijn. Waarom zijn ook hier geen bedragen
genoemd?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
De leden van de CDA-fractie constateren dat het kabinet de plannen steunt die als
doel hebben om overbodige informatieverplichtingen van beleggers, die tot disproportionele
beleggingskosten leiden te schrappen. In het voorbeeld dat het kabinet noemt worden
rapporten die weinig tot niet gelezen worden aangemerkt als overbodig. De leden van
de CDA-fractie vinden dit een merkwaardig voorbeeld en vragen de Minister hoe er gecontroleerd
wordt dat een rapport niet of nauwelijks wordt bekeken. Tevens vragen deze leden of
de Minister in wilt gaan op het archiverende aspect van rapportages, in de zin dat
rapporten ook van meerwaarde kunnen zijn in de toekomst wanneer er terug gekeken dient
te worden op het verleden. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of dit archiverende
aspect ook een criterium is bij de afweging of de informatieverplichting bijdraagt
aan betere bescherming van beleggers.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de D66-fractie lezen met name in fiche drie (Wijziging richtlijn markten
voor financiële instrumenten om bij te dragen aan het herstel van de COVID-19-pandemie)
enkele wijzigingen die niet direct gerelateerd lijken aan de COVID-19 pandemie, zoals
bijvoorbeeld de wijziging van de ancillary activity exemption en de wijziging van het positielimietenregime. Immers bij beiden lijkt de suggestie
gewekt te worden dan deze wijzigingen niet tijdelijk van aard zijn maar meer permanent
van aard zijn. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de wijzigingen voorgesteld in fiche
vier: Wijziging Prospectusverordening om bij te dragen aan het herstel van de COVID-19-pandemie
(Kamerstuk 22 112, nr. 2931) waarin expliciet staat vermeld dat «aangezien deze wijziging rechtstreeks verband houdt met de herstelfase van de COVID-19-pandemie
is het voorstel om deze wijziging te laten duren voor een periode van 18 maanden.», merken deze leden op dat een dergelijke zinssnede ontbreekt in fiche drie. Kan
de Minister bevestigen dan wel ontkrachten dat de voorgestelde wijzigingen uit fiche
drie tijdelijk van aard zijn en zo ja, voor hoe welke periode deze tijdelijkheid zal
gelden? Zo nee, kan de Minister dan per wijziging uit fiche drie aangeven of deze
tijdelijk dan wel permanent is en ook hierover een expliciete appreciatie geven? Ook
vernemen deze leden graag of voorzien is in een evaluatie van de voorgenomen wijzigingen
nu deze evaluatie wel expliciet vermeld staat in fiche vier: Wijziging Prospectusverordening
om bij te dragen aan het herstel van de COVID-19-pandemie (Kamerstuk 22 112 nr. 2931)? Indien geen evaluatie voorzien is, vindt de Minister dat wenselijk en zo nee, welke
stappen gaat hij ondernemen om dit te veranderen?
Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
De Minister stelt dat de eerder aangehaalde ancillary activity exemption, wegens het vervangen van kwantitatieve voor een kwalitatieve eisen, niet bevorderlijk
is voor de verdere integratie van de Europese kapitaalmarkten. Deelt de Minister de
mening van de leden van de D66-fractie dat de wijzigingen die in dit onderhavige schriftelijke
overleg besproken worden geen afbreuk mogen doen aan de verdere integratie van de
kapitaalunie en is de Minister bereid om voor deze positie gelijkgestemde landen te
vinden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP
De leden van de SP-fractie vragen wat het voor zin heeft om snelle herkapitalisatie
van bedrijven te organiseren wanneer hele sectoren dreigen te verdwijnen (bijvoorbeeld
de toeristenbranche). De leden vragen de Minister waarom het vermogen van banken vergroot
moet worden terwijl nu juist -indachtig de Basel III: international regulatory framework for banks (Bazel-III)-maatregelen uit de vorige crisis- die banken daar zelf voor moeten zorgen.
De leden vragen de Minister dan ook of hij zich gemakkelijk voelt bij het feit dat
banken gezien de Bazel-III regels en buffers met groter gemak geld gaan lenen om de
economie te herkapitaliseren.
De leden van SP-fractie vraagt de Minister wat de ratio is achter een verdere beleggersbescherming
ten aanzien van informatievoorziening zoals beschreven in de wet MiFID-II. De leden
vragen de Minister wat de bedoeling van een dergelijke versoepeling is. De leden vragen
de Minister of hij begrijpt waarom dit soort regels ooit zijn ingevoerd. De leden
vragen de Minister of de oorzaak dat de informatievoorziening van MiFID-II ooit is
ingesteld verdwenen is.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister waarom professionele beleggers een opt-in mogelijkheid krijgen. De leden vragen de Minister of dat niet juist onderdeel uitmaakt
van hun professie. De leden vragen de ratio van deze maatregel in het licht van de
kredietcrisis.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister waarom obligaties met een make-whole clause uitgezonderd worden van de MiFID-II product governance regels. De leden vragen de Minister of het risico waar deze regels op doelen is afgenomen.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister waarom grondstoffenderivaten cruciaal
zijn voor het afdekken van de risico’s als gevolg van prijsfluctuaties. De leden vragen
de Minister waarom grondstoffenmarkten afhankelijk worden gemaakt van financiële producten
zoals rentederivaten. De leden vragen de Minister dat als dat zo is dat dan juist
deze markten gezien hun publiek belang direct gereguleerd dienen te worden. De leden
vragen de Minister of hij de mening met de SP-fractie deelt dat het afdekken van prijsfluctuaties
op de grondstoffenmarkt niet afhankelijk mag zijn van derivaten gezien de ervaringen
van de kredietcrisis.
Fiche: Wijziging Prospectusverordening om bij te dragen aan het herstel van de COVID-19-pandemie
(Kamerstuk 22 112, nr. 2931)
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie lezen met belangstelling de voorstellen voor een EU-herstelprospectus
en voor de vermindering van regeldruk voor intermediairs. Zij vragen zich af wat het
kabinet nog kan doen om de administratieve lasten in Nederland te verminderen, bijvoorbeeld
door het drempelbedrag te verhogen tot het maximum van acht miljoen euro. Kan het
kabinet ook aangeven hoe dit voorstel zich verhoudt tot de financiële bijsluiter (het
essentiële-informatiedocument)? Is vereenvoudiging daarvan mogelijk en wenselijk?
Is het kabinet bereid om een lidstaatoptie te laten varen en ook elektronische identiteiten
(e-ID’s) in het Engels toe te laten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV
De leden de PVV-fractie merken op dat er een verhoging van de drempel is voorgesteld
van 75 miljoen euro tot 150 miljoen euro om kredietinstellingen te helpen meer financiering
te krijgen en ze de ruimte te geven om hun klanten in de reële economie te ondersteunen.
De leden van de PVV-fractie vragen nader te motiveren waarom er gekozen is voor een
verhoging van de drempel tot 150 miljoen euro.
Ook hierbij vragen de leden van de PVV-fractie hoe het kabinet het beoordeelt dat
de Europese Commissie wegens tijdgebrek geen onderbouwende impact assessment heeft opgesteld voor het voorstel. Is het mogelijk het impact assessment alsnog voor het voorstel op te stellen?
Voorts merken de leden van de PVV-fractie op dat de kosten van een EU-herstelprospectus
naar schatting ongeveer 50% lager zullen zijn dan de kosten van een prospectus voor
secundaire uitgiften. De leden van de PVV-fractie vragen hierbij duidelijke bedragen
te noemen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
3. Nederlandse positie ten aanzien van de mededeling/aanbeveling; b) Beoordeling +
inzet ten aanzien van dit voorstel
De leden van de CDA-fractie begrijpen dat ten tijde van een crisis waarin de lidstaten
van de EU zich bevinden het wenselijk is dat bedrijven zich snel kunnen aanpassen
en middelen daarvoor kunnen inzetten. Wel vragen deze leden in hoeverre er sprake
is van «onnodige» administratieve beperkingen? Doelt de Minister er dan op dat deze
beperkingen op dit moment «onnodig» zijn omdat er sprake is van een crisis of in het
algemeen «onnodig» zijn, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Ook willen de leden
van de CDA-fractie er op wijzen dat het vinden van een balans hierin van belang is
en vragen de Minister hoe dat terug komt in het standpunt van het kabinet op dit vlak.
5. Financiële implicaties, gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten; d) gevolgen
voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden, bedrijfsleven
en burger
De leden van de CDA-fractie constateren dat de kosten van een EU-herstelprospectus
naar schatting 50% lager zullen zijn dan de kosten van een prospectus voor secundaire
uitgiften. De leden van de CDA-fractie vragen welk deel van het bedrijfsleven profiteert
van deze lagere kosten en welke Nederlandse bedrijfstakken profiteren van deze lagere
kosten.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de D66-fractie lezen dat wordt gesproken over «onnodige administratieve
beperkingen». Graag vernemen deze leden of deze beperkingen onnodig worden geacht
in het licht van de COVID-19 pandemie of dat de Minister de beperkingen überhaupt
onnodig vindt? In het tweede geval vragen deze leden zich af of de evaluatie van de
regeling ook mogelijk gevolgen kan hebben in die zin dat (delen) van de wijziging
van meer permanente aard zouden zijn?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP
De leden van de SP-fractie vragen de Minister waarom het EU-herstelprospectus tot
doel heeft te focussen op essentiële informatie. De leden vragen of het prospectus
voorheen niet haar focus had op essentiële informatie. De leden vragen de Minister
waarom het prospectus zich voorheen niet richtte op essentiële informatie.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister waarom deze wijziging zich druk maakt
om financiële intermediairs. De leden vragen de Minister of hij de mening deelt dat
tussenpersonen juist bedoeld zijn om juiste informatie te leveren.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister of hij het niet zorgwekkend dat de Europese
Commissie geen onderbouwende impact assessment opgesteld heeft voor het voorstel. De leden vragen de Minister of hij genoegen neemt
met een kosten-batenanalyse.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister hoe hij zonder een onderbouwende impact assessment komt tot een positief oordeel van proportionaliteit en subsidiariteit.
Fiche: Wijziging Securitisatieverordening om bij te dragen aan het herstel van de
COVID-19-pandemie (Kamerstuk 22 112, nr. 2932)
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie zien het grote belang van de securitisatiemarkt voor de
Nederlandse financiële sector, omdat instellingen daarmee hun balans kunnen verkorten
en risico’s beter kunnen beheersen. Zij vragen zich evenwel af welke (tail end-) risico’s besloten liggen in synthetische securitisatieproducten. Kan het kabinet
daarop een toelichting geven en aangeven of aanvullende zekerheden nodig zijn?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV
Wederom vragen de leden van de PVV-fractie hoe het kabinet het beoordeelt dat de Europese
Commissie wegens tijdgebrek geen volledige impact assessment heeft opgesteld voor het voorstel. Kan het impact assessment alsnog voor het voorstel op worden gesteld?
Verder merken de leden van de PVV-fractie op dat er financiële en mogelijk ook personele
consequenties zijn voor De Nederlandsche Bank als toezichthouder. De leden van de
PVV-fractie vragen deze kosten voor De Nederlandsche Bank in kaart te brengen (de
leden verzoeken hierbij graag bedragen te vermelden).
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
2. Essentie voorstel
De leden van de CDA-fractie constateren een belangrijke wijziging in de Securisatieverordening,
namelijk de uitbreiding van het Simple, Transparant and Standardised (STS)-keurmerk
naar synthetische securisaties. De leden van de CDA-fractie begrijpen dat het doel
is om de synthetische securisaties minder risicovol te maken. De leden van de CDA-fractie
vragen het kabinet wat dit betekent voor het risicoprofiel van synthetische securisaties
en of er ondanks het STS-keurmerk nog steeds sprake is van een risicovol product.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de D66-fractie delen de mening van de Minister wanneer hij stelt dat
de vormgeving van de specifieke criteria voor de synthetische securitisaties om onder
het STS-raamwerk te mogen vallen, van groot belang zijn. Echter de passage dat «de criteria [...] voldoende scherp vast worden gesteld» vinden zij enigszins onduidelijk. Wanneer is een criterium volgens de Minister «voldoende
scherp»? Kan de Minister deze leden op de hoogte houden van de verdere vormgeving
van de criteria?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP
De leden van de SP-fractie vragen de Minister in hoeverre securitisatie kan bijdragen
aan verder herstel gezien de lessen die getrokken zijn uit de kredietcrisis van 2008
inzake dit soort transacties. De leden vragen de Minister hoe hij denkt door leningen
in verhandelbare effecten om te zetten kapitaal kan vrijspelen voor banken. De leden
vragen de Minister of het vrijspelen van banken in tijden van coronacrisis ongepast
is gezien het wantrouwen van de samenleving in de financiële sector. De leden vragen
de Minister waarom hij dit piramidespel wil stimuleren. De leden vragen de Minister
waarom hij banken verder in gevaar wil brengen door in crisistijd nog grotere risico’s
te nemen. De leden vragen de Minister wie het verlies gaat dragen zodra het vertrouwen
uit de markt is verdwenen en niemand meer weet van wie de leningen in de basis uitgingen.
De leden vragen de Minister om een duidelijke verklaring gezien de maatschappelijke
ernst van het inpakken van financiële transacties en de risico’s die ermee gepaard
gaan.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister waarom in deze tijd synthetische securitisaties
waarbij een deel van het kredietrisico overgedragen worden aan investeerders met behulp
van derivaten of garanties als oplossing wordt gezien voor liquiditeit. De leden vragen
de Minister of meer risico nemen juist in deze tijden een groter probleem is. De leden
vragen of het midden-en kleinbedrijf nu wordt gebruikt om risicovolle synthetische
securitisaties door te voeren. De leden vragen de Minister of het bestaande STS-keurmerk
(simpel, transparant, gestandaardiseerd) de risico’s wegnemen van synthetische securitisaties.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister wat de juiste balans is tussen efficiënte
toegang tot de kapitaalmarkten voor ondernemingen en voldoende bescherming van belangen
van beleggers en de financiële stabiliteit. De leden vragen hoe hij balans kan houden
bij zoveel belangen. Dat is toch onmogelijk?
Fiche: Wijziging verordening kapitaalvereisten om bij te dragen aan het herstel van
de COVID-19-pandemie (Kamerstuk 22 112, nr. 2933)
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie begrijpen uit de toelichting van dit voorstel dat het
risico op non-performing exposures reeds door het hanteren van de contante waarde gemitigeerd wordt, waardoor een extra
risicogewicht niet meer nodig is. Kan het kabinet die lezing bevestigen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP
De leden van de SP-fractie vragen de Minister of hij kan onderbouwen dat het huidige
raamwerk te strikte eisen stelt aan risicoretentie bij securitisatie van niet-presterende
leningen. De leden vragen de Minister of hij de mening van de leden deelt dat het
juist wenselijk is dat dit soort securitisaties weinig plaatsvinden. De leden geloven
gezien het recente verleden helemaal niets van de aanname dat te strikte eisen gesteld
zijn aan risicoretentie. De leden vragen de Minister om voorbeelden. De leden vragen
de Minister of hij kan reflecteren op het doel van de oorspronkelijke regeling in
aanleg.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister waarom het vermogen van banken om herstel
te financieren vergroot dienst te worden. De leden menen dat banken dit zelf moeten
doen gezien de inspanningen van het Bazel-comité van de afgelopen jaren. De leden
vragen de Minister of het gelijke speelveld niet in gevaar wordt gebracht door securitisaties.
Al helemaal wanneer de regels door de Europese Commissie worden versoepeld.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
H.P.C. Buisman, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.