Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg inzake Strategische evaluatie Lerarenbeleid (Kamerstuk 31511-40)
2020D40757 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van 15 september
2020 van de ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Basis- en Voortgezet
Onderwijs en Media inzake strategische evaluatie lerarenbeleid (Kamerstuk 31 511, nr. 40).
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, Arends
Inhoud
blz.
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
•
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de D66-fractie
3
•
Inbreng van de leden van de SP-fractie
3
•
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
3
•
Inbreng van de leden van de SGP-fractie
4
II
Reactie van de ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Basis- en Voortgezet
Onderwijs en Media
5
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de strategische
evaluatie lerarenbeleid en hebben verder geen vragen.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige brief van de ministers.
Deze leden hebben nog enige vragen.
Allereerst vragen de leden of de ministers kunnen aangeven wat de deelvragen zijn
die worden gebruikt in de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (hierna: RPE) en in
hoeverre al deze vragen gebruikt zullen worden in de beleidsdoorlichting of dat er
een selectie uit de vragen gemaakt zal worden. Zijn de ministers het met deze leden
eens dat het de voorkeur verdient om alle deelvragen te gebruiken? Zo nee, waarom
niet?
De leden van de CDA-fractie vragen verder in hoeverre de beleidsdoorlichting niet
alleen terugkijkt, maar ook concreet houvast biedt voor verbeteringen in de toekomst.
Deze leden vragen tevens in hoeverre het ministerie bij het maken van nieuw beleid
de beleidsvrijheid heeft om eventuele aanbevelingen uit deze beleidsdoorlichting naast
zich neer te leggen.
De voornoemde leden vragen of de ministers kunnen aangeven aan welke eisen de beleidsdoorlichting
volgens de RPE zal moeten voldoen en of de beleidsdoorlichting ook daadwerkelijk aan
al deze eisen zal voldoen.
De leden van de CDA-fractie vragen of in de beleidsdoorlichting bijvoorbeeld ook wordt
gekeken naar de omvang van de urennorm voor docenten, nut en noodzaak van strengere
toelatingseisen tot de lerarenopleidingen, de manier waarop docenten hun werk organiseren
en gebruik van digitale mogelijkheden om naast het systeem van de leraar voor de klas
ook meer andere vormen van lesgeven en zelfstudie door leerlingen worden bekeken.
Tot slot vragen de voornoemde leden in hoeverre ook wordt gekeken in deze beleidsdoorlichting
naar het beroep van docent op een mbo1-opleiding en het speciaal onderwijs en in hoeverre daar andere competenties nodig
zijn dan in het primair en voortgezet onderwijs. Ook vragen deze leden of gekeken
wordt naar in hoeverre leraren op scholen met relatief veel achterstandsleerlingen
ook andere competenties nodig hebben of dat dit buiten de scope van de doorlichting
valt.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief over de
strategische evaluatie lerarenbeleid. Deze leden hebben hier nog enkele vragen en
opmerkingen over.
De leden lezen in de begroting van OCW dat voor 2021 het lerarenbeleid op de agenda
staat voor een beleidsdoorlichting. Hierbij wordt een nieuwe methodiek gebruikt. Is
de Minister voornemens om de beleidsdoorlichting van het lerarenbeleid aan alle eisen
uit de RPE te laten voldoen? Zo nee, waarom niet? De voornoemde leden lezen dat het
onderdeel van het tweede deel van de evaluatie een strategisch advies is voor toekomstig
lerarenbeleid door onafhankelijke experts. Bovendien schrijft de Minister dat deze
experts worden benaderd zodra de resultaten van de analyse gereed zijn. De leden vragen
op basis van welke criteria deze experts worden gekozen.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de strategische
evaluatie lerarenbeleid. Zij hebben daar nog enkele vragen over.
Thema’s beleidsevaluatie
Kan de Minister een lijst geven van de beleidsmaatregelen en beleidsinstrumenten die
specifiek worden meegenomen in deze beleidsevaluatie. De leden van de SP-fractie vragen
de Minister tevens of hij het eens is dat om het lerarenbeleid van de afgelopen jaren
goed te kunnen evalueren, het noodzakelijk is dat het huidige lerarentekort bekend
is. Zo ja, op welke wijze gaat hij ervoor zorgen dat de onderzoekers en de Kamer beschikking
krijgen over deze informatie? Zo nee, waarom niet, zo vragen de voornoemde leden.
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de onderhavige
brief. De beide ministers schrijven in hun brief dat zij de beleidsdoorlichting van
het lerarenbeleid via een nieuwe methodiek willen aanpakken, voortvloeiende uit de
Rijksbrede Operatie Inzicht in Kwaliteit. Zij schrijven dat zij in de doorlichting
onder andere deelvragen uit de RPE zullen gebruiken als leidraad. Menen beide ministers
dat de RPE niet van toepassing zou zijn op een doorlichting «nieuwe stijl», zo vragen
de leden. Kunnen de voornoemde leden erop rekenen dat de beleidsdoorlichting van het
lerarenbeleid alle deelvragen uit de RPE zal beantwoorden en dat deze regeling niet
slechts wordt gebruikt als leidraad? Actuele ontwikkelingen bieden de kans om ook
nieuwe accenten te leggen bij de evaluatie. De leden van de PvdA-fractie denken aan
de omwenteling in de digitalisering van het onderwijs waarvoor de coronacrisis zorgde.
Meer dan ooit bleek het belang van de digitale bekwaamheid van de docent. In slechts een paar dagen tijd wist ook menig «digi-criticus»
het roer helemaal om te gooien en de lessen te digitaliseren. Dat ging echter niet
helemaal vanzelf, want hoewel de meeste docenten voldoende bedreven zijn als het gaat
om de het digitale verwerking van de administratieve werkzaamheden, de cijferadministratie,
het bijhouden van een logboek, vraagt het lesgeven op afstand andere didactische vaardigheden
en een hoge mate van digitale geletterdheid van de docent. Voor het behalen van een
digitaal rijbewijs kan een docent de Lerarenbeurs of een persoonlijk budget inzetten.
Echter, van de Lerarenbeurs is in 2020 € 28 miljoen geïnvesteerd in de aanpak van
het lerarentekort waardoor vele docenten niet konden werken aan hun professionalisering.
De hoogte van het persoonlijk budget is afhankelijk van de jaartaak van de docent.
Een docent met een kleine jaartaak heeft dus minder geld te besteden aan zijn professionalisering
terwijl het in het kader van de digitale bekwaamheid van belang is dat iedereen bekwaam
is. In hoeverre kunnen ook zulke vraagstukken aan bod komen bij de strategische evaluatie
nieuwe stijl die de ministers voor ogen staat?
Hoewel veel leerlingen het sociale aspect misten tijdens het ontbreken van de fysieke
lessen, kende de lessen op afstand ook voordelen en zijn er zelfs leerlingen die erin
slaagden juist hun cijfers te verbeteren. Minder prikkels, leraren die sneller tot
de kern komen en meer autonomie worden hierin wel genoemd als grote voordelen. Bovendien
vormt deze manier van werken voor sommige leerlingen een betere voorbereiding op het
vervolgonderwijs waarin een grote mate van zelfstandigheid wordt gevraagd. Kan de
strategische evaluatie straks wellicht ook een antwoord geven op de vraag of de lerarenopleiding
zó ingericht kan worden dat docenten bij hun specialisatie kiezen voor een verdieping
als digitale docent of juist een docent die zich richt op zijn taak als fysieke docent?
De leden van de PvdA-fractie denken bij actuele ontwikkelingen ook aan de gewelddadige
dood van George Floyd, die mede in Nederland heeft geleid tot een momentum om te spreken
over de aanwezigheid van discriminatie en racisme in onze samenleving. In hoeverre
kan ook de strategische evaluatie in beeld brengen of docenten,voordat zij de leerlingen
gaan of laten scholen over deze onderwerpen, zelf hierin worden geschoold?
De leden van de PvdA-fractie vinden dat ieder kind zeker moet zijn van de beste leraar
voor de klas. Indien deze echter ontbreekt, dan zullen sommige ouders kunnen uitwijken
naar schaduwonderwijs, terwijl andere ouders zich dat niet kunnen veroorloven. Tot
slot vragen zij in hoeverre ook huiswerkbegeleiding binnen en buiten de school zal
worden betrokken bij de strategische evaluatie.
Inbreng van de leden van de SGP-fractie
Inleiding
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorgenomen
opzet van de beleidsevaluatie leraren. Deze leden lezen dat bij de evaluatie over
de beleidsartikelen van het departement heen zal worden gekeken. Zij vragen in hoeverre
het bij de evaluatie van dit beleid ook wenselijk en nodig kan zijn om verbanden te
bezien met het departement van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, zodat een integraal
beeld ontstaat van scholing en ontwikkeling van personeel.
Leraar, aantrekkelijk beroep
De leden van de SGP-fractie begrijpen dat bij de evaluatie veel aandacht uitgaat naar
de arbeidsvoorwaarden die aantrekkelijk genoeg moeten zijn. Deze leden vragen echter
of ook voldoende aandacht is voor het perspectief op de trajecten die zij-instromers
moeten doorlopen. Wat werkt daarin belemmerend en wat werkt daarin stimulerend? Het
thema opleiden van leraren zou een onlosmakelijk onderdeel moeten vormen van de beleidsevaluatie.
Zij vragen eveneens in hoeverre nieuwe, hybride vormen van samenwerking tussen scholen
en externen en innovaties in het onderwijsproces onderdeel zijn van het onderzoek.
Thema’s
De leden van de SGP-fractie vragen in hoeverre ook de werkdruk en de inzet op duurzame
inzetbaarheid onderdeel uitmaken van het onderzoek, evenals de behoefte aan flexibiliteit
en de mogelijkheden om te stapelen en welke rol vergelijkingen met andere landen benut
worden voor het uitvoeren van een effectstudie. Deze leden wijzen erop dat de werkdruk
in het onderwijs in recente rapporten over de arbeidsmarkt (onder meer WRR2, «Het betere werk. De nieuwe maatschappelijke opdracht»3) uitdrukkelijk benoemd wordt en dat juist het perspectief van buiten het onderwijs
verrijkend kan zijn, in aanvulling op de inbreng van Van Vroonhoven.
II Reactie van de ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Basis- en
Voortgezet Onderwijs en Media
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M.H.R.M. Arends, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.