Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. vroegtijdige aanpak seksueel misbruik (Kamerstuk 34843-38)
2020D40262 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd over de brieven van de Minister van Justitie en Veiligheid van 17 december
2019 inzake de vroegtijdige aanpak seksueel misbruik (Kamerstuk 34 843, nr. 38), van 30 april 2020 inzake de resultaten aanpak kinderporno (Kamerstuk 31 015, nr. 193), van 12 mei 2020 inzake de consultatie voorontwerp wetsvoorstel seksuele misdrijven
(Kamerstuk 29 279, nr. 592), van 23 juni 2020 inzake de reactie op het inspectierapport «Een onderzoek naar
taakuitvoering van zedenrechercheurs en hun bejegening van slachtoffers» (Kamerstuk
34 843, nr. 42), van 7 juli 2020 inzake de voortgang aanpak online seksueel kindermisbruik en kindersekstoerisme
(Kamerstuk 31 015, nr. 201) en de antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Kuiken van 30 juni 2020
inzake de uitzending van Argos over ritueel misbruik (2020D32565)
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
De adjunct-griffier van de commissie, Schoor
Inhoudsopgave
blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
1.
Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie
2
2.
Vragen en opmerkingen vanuit de CDA-fractie
5
3.
Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie
6
4.
Vragen en opmerkingen vanuit de GroenLinks-fractie
12
5.
Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie
17
6.
Vragen en opmerkingen vanuit de PvdA-fractie
23
7.
Vragen en opmerkingen vanuit de CU-fractie
25
8.
Vragen en opmerkingen vanuit de SGP-fractie
27
II.
Reactie van de bewindspersonen
27
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
1. Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de verschillende
brieven die de Minister van Justitie en Veiligheid de Kamer heeft gestuurd ten aanzien
van het aanpakken en bestrijden en voorkomen van zedenmisdrijven. Slachtoffers verdienen
onze bescherming. Dat betekent dat zij erop mogen rekenen dat de overheid alles doet wat in haar
vermogen ligt om daders te vervolgen en te straffen en slachtoffers bij te staan.
Zij stellen nog de volgende vragen en opmerkingen.
Resultaten aanpak kinderporno
De leden van de VVD-fractie steunen de Minister in zijn aanpak van online seksueel
kindermisbruik. Het is onaanvaardbaar dat in Nederland nog altijd verhoudingsgewijs
veel kinderpornografische afbeeldingen worden gehost en dat hostingbedrijven geen
maatregelen treffen om hosting onmogelijk te maken. Deze leden vragen in dat kader
wanneer u voornemens bent de lijst van vijftien hostingbedrijven te publiceren die
onvoldoende doen om kinderen te beschermen. Kan de lijst nog dit jaar worden gepubliceerd?
Bent u bereid in het bestuursrechtelijk instrumentarium dat u ontwikkelt voor de aanpak
van kinderpornohosters een lik-op-stuk boetebevoegdheid te introduceren welke na het
onmiddellijk voldoen aan een aanwijzing kan oplopen tot de maximaal mogelijke bestuurlijke
boete? Behoort een boete van maximaal 10% van de jaaromzet van de groep of holding waartoe de kinderpornohoster behoort tot de mogelijkheden
wat u betreft?
Daarnaast is volgens het Expertisebureau Online Kindermisbruik (EOKM) een belangrijk
onderdeel van de aanpak van kinderporno de oprichting van een Autoriteit Kinderporno.
Hoe kijkt u hier tegenaan? Wat is hierop tegen en wat zou ervoor nodig zijn?
Bestaat de mogelijkheid ervoor te zorgen dat aan de zogenoemde hashcheckserver wordt
toegevoegd dat afbeeldingen ook daadwerkelijk worden verwijderd en dus opvolging is
gegeven aan meldingen die door de hashcheckserver naar boven zijn gekomen? Zo nee,
kan die worden ontwikkeld? Zo nee, waarom niet en hoe dan wel?
Modernisering wetgeving seksuele misdrijven
De leden van de VVD-fractie zien met u de noodzaak de zedentitel in het Wetboek van
Strafrecht te moderniseren. Zij zien dat het voorontwerp dat de afgelopen maanden
via internet is geconsulteerd, veel elementen bevat die voornoemde leden als positief
waarderen in het licht van de noodzaak de bescherming van slachtoffers te verbeteren.
Bijvoorbeeld de strafbaarstelling van het stelselmatig seksueel communiceren met kinderen
op een voor kinderen schadelijke wijze (sexchatting) en de verhoging van de maximale
gevangenisstraffen voor verschillende vormen van ongelijkwaardige seksuele interactie.
Kunt u nog uitgebreider ingaan op wat die strafbaarstelling inhoudt?
Uit de voortgangsbrieven blijkt echter ook dat u in het wetsvoorstel wilt vasthouden
aan de introductie van een afzonderlijke strafbaarstelling van «seks tegen de wil».
U schrijft dat er negatieve reacties zijn gekomen op dit onderdeel van het voorontwerp,
juist omdat er onvoldoende gehoor wordt gegeven aan de maatschappelijke opvattingen
over onvrijwillige seks. Slachtoffers zeggen terecht dat zo’n nieuw delict de indruk
kan wekken dat hun leed er minder toe doet, omdat juridisch er geen sprake is van
verkrachting maar van seks tegen hun wil. Kunt u motiveren waarom u toch deze introductie
van een «verkrachting-light» delict wilt doorzetten?
Kunt u daarbij ook een overzicht geven van de landen die voor dit model hebben gekozen,
en een overzicht van de landen die het ontbreken van instemming voortaan centraal
zetten in hun delictsomschrijving van verkrachting? De leden van de VVD-fractie vragen
u daarbij specifiek in te gaan op de verandering van de wetgeving in onder andere
Denemarken, Finland, Slovenië, Zwitserland en de wijziging die in Spanje op dit moment
in voorbereiding is. Deze leden hebben een andere mening dan u en verzoeken u af te
zien van uw voornemen een delict seks tegen de wil in te voeren met een halvering
van de straf voor verkrachting zonder geweld. Het delict «seks tegen de wil» doet
de ernst van het leed van slachtoffers te kort. Het is een eufemisme. Iemand die verkracht
wordt zonder dat er sprake is van dwang heeft geen «seks», maar wordt verkracht. Wat
hier dreigt is een halvering van de strafmaat van 12 naar 6 jaar voor verkrachting,
door verkrachting zonder geweld anders te noemen en milder te bestraffen. Advocaten
van verdachten en officieren van justitie zullen sneller voor het lichtere delict
gaan pleiten terwijl er bij het ontbreken van instemming gewoon sprake was van verkrachting.
Veel slachtoffer bevriezen uit angst voor nog meer geweld, moeten zij dat nu bekopen
met een lager straf voor hun dader? De leden van de VVD-fractie stellen: seks tegen
de wil is geen seks maar verkrachting. Binnen het delict verkrachting moet wel een
duidelijk onderscheid komen tussen een verkrachting met geweld en zonder geweld. Voor
verkrachting met geweld moet dan een zwaardere straf komen dan verkrachting zonder
geweld. Maar de richting van de straffen moet juist omhoog en niet omlaag. Voornoemde
leden vragen u om uw voorstel langs deze weg aan te passen. Bent u daartoe bereid?
Deze leden willen dus net als slachtoffers géén eufemisme voor verkrachting in het
Wetboek van Strafrecht. Zij opperen als alternatief dat het vereiste van dwang uit
de delictsvereiste voor het huidige delict verkrachting verdwijnt. Hier zijn slachtoffers
meer mee geholpen dan met een nieuw eufemistisch delict met een lagere strafmaat.
Van belang is overigens dat de onschuldpresumptie ten opzichte van de verdachte onverkort
van kracht blijft alsmede de eis dat in rechte minstens twee bewijsmiddelen nodig
zijn. Een verklaring dat een «slachtoffer» «spijt» heeft van seks is dus totaal onvoldoende
om iemand in staat van beschuldiging te stellen, dat is en dat blijft zo. Graag zien
deze leden een reactie van u hierop tegemoet.
Voorts vragen voornoemde leden in te gaan op de analyse van het College voor de Rechten
van de Mens bij de consultatie van het voorontwerp dat seksuele handelingen waarbij
sprake is van binnendringen zonder toestemming, niet onder de delictsomschrijving
van verkrachting zullen vallen, zelfs niet als sprake is van opzet.
De uitzending van Argos over ritueel misbruik
De leden van de VVD-fractie onderschrijven de stelling dat Sektesignaal de afgelopen
jaren een belangrijke rol heeft gespeeld in het vroegtijdig herkennen en aanpakken
van ritueel misbruik. In dat kader vragen deze leden u een nadere onderbouwing te
geven op uw besluit Sektesignaal stop te zetten. Van experts begrijpen voornoemde
leden dat slachtoffers van sektes nu onvoldoende herkend en geholpen worden.
Overig
De leden van de VVD-fractie stellen voorts een aantal vragen naar aanleiding van het
fenomeen van «kindersekspoppen». Acht u het wenselijk over te gaan tot een invoerverbod
op kindersekspoppen?
Kunt u een overzicht geven hoe hier in andere EU-lidstaten mee wordt omgegaan? Deelt
u de zorgen dat een invoerverbod op kindersekspoppen urgent is, omdat uit onderzoek
is gebleken dat sekspoppen een versterkend effect kunnen hebben op pedoseksuelen?
De leden van de VVD-fractie stellen voorts een aantal vragen over de Partij voor Naastenliefde,
Vrijheid en Diversiteit (PNVD). Deze leden stellen dat het propageren, normaliseren
en verheerlijken van kindermisbruik vrijwel net zo verwerpelijk is als dat misbruik
zelf. Deelt u deze stelling, mede in het licht van de verplichtingen van Nederland
op basis van het Internationale Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK)?
Kunt u aangeven of u de mening deelt dat het onwenselijk zou zijn als de PNVD, een
mogelijke voortzetting van de vereniging Martijn die door de Hoge Raad in 2014 is
verboden, mee doet aan lokale of nationale verkiezingen? Zo nee, waarom niet?
Voorts vragen de leden van de VVD-fractie of u de inschatting deelt dat overtuigingsdaders
van zedenmisdrijven voortaan bij een veroordeling uit hun passief kiesrecht moeten
kunnen worden ontzet? Bent u bereid zedenmisdrijven toe te voegen aan de misdrijven
waarbij het voor de rechter mogelijk moet zijn deze bijkomende straf uit te spreken
indien een veroordeelde overtuigd is dat zijn daad niet verkeerd is?1
Verbetering aangifte en registratie van verdachten van zedendelicten
Het blijkt dat nog veel slachtoffers van (online) seksueel geweld geen aangifte doen.
Hoe kijkt u aan tegen het voorstel om ervoor te zorgen dat politie lotgenoten (meer)
aanmoedigt in ieder geval een registratie te doen van de verdachte(n) in hun zaak,
ook als zij geen melding/aangifte doen?
Financiën EOKM
Het EOKM geeft aan te kampen met financiële tekorten. Hoe kijkt u hier tegenaan en
wat kan hier mogelijk aan gedaan worden?
AVG op pornosites
Het is nu zo dat beelden worden geplaatst op pornosites zonder dat daarbij toestemmingsverklaringen
aanwezig zijn van betrokkenen. Mag dit wel gezien de privacywetgeving?
Landelijk Expertisecentrum bijzondere zedenzaken (LEBZ)
De LEBZ heeft een lijst opgesteld met kenmerken van zedenzaken die mogelijk tot vaste
aangifte kunnen leiden. In de praktijk lijken zaken met deze kenmerken bijna altijd
als valse/onbewijsbare aangiftes te worden gezien door politie en justitie. Klopt
dit?
Herstelrecht
Volgens het rapport van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen
Kinderen wordt slechts 1% van de gevallen van seksueel misbruik veroordeeld. Bent
u bereid voor deze zaken andere vormen van recht te onderzoeken, zoals bijvoorbeeld
herstelrecht?
Aangifte Stichting Kindermisbruik
Uit contact met de Stichting Kindermisbruik blijkt dat zij aangifte hebben gedaan
tegen een vijftal websites wegens kinderpornografie, die enkele maanden na deze aangiftes
nog online te vinden zijn. Kunt u een toelichting geven op het proces en het tijdsbestek
van het doen van aangifte tot het uiteindelijk uit de lucht halen van dergelijke websites
en eventuele strafrechtelijke vervolgingen?
2. Vragen en opmerkingen vanuit de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de agenda
en bijbehorende stukken voor het schriftelijke overleg zeden. Deze leden zijn positief
gestemd over de toename van aandacht voor zedenmisdrijven en dan in het bijzonder
de bescherming van slachtoffers van zedemisdrijven. Zij zien dat ook terug in de inspanningen
die u onderneemt om in de aanpak van de makers en de gebruikers van online seksueel
(kinder)misbruik verbeteringen teweeg te brengen. Hier hebben deze leden nog wel enkele
vragen over. Ook hebben voornoemde leden vragen over het conceptwetsvoorstel seksuele
misdrijven, mede naar aanleiding van de technische briefing zeden.
De leden van de CDA-fractie constateren dat in het conceptwetsvoorstel seksuele misdrijven
wordt gesproken over het strafbaar stellen van stelselmatig op seksuele wijze communiceren
met kinderen. Deze leden zien elke vorm van communiceren op seksuele wijze met kinderen
als laakbaar en achten dat dit strafbaar gesteld dient te worden. Zij vragen waarom
er gekozen is voor stelselmatig karakter en vragen in het verlengde daarvan welke
ruimte er is om de strafbaarstelling van eenmalig contact te bewerkstelligen.
De leden van de CDA-fractie begrijpen dat het bij vormen van schennispleging op dit
moment niet mogelijk is om in die gevallen voorlopige hechtenis in te zetten. Ook
kunnen er geen bijzondere opsporingsmiddelen worden ingezet, zo begrijpen deze leden.
Zij vragen u of het niet nuttig en effectief kan zijn als ook in het geval van schennispleging
opsporingsdiensten gebruik kunnen maken van bijzondere opsporingsmiddelen. Voornoemde
leden vragen of het niet beter passend is delicten onder artikel 151e – 151f van het
Wetboek van Strafrecht (WvSr) aan te merken als misdrijven en te verplaatsen naar
het onderdeel Zeden in het WvSr gezien de aard van deze praktijken en ook het profiel
waar de dader vrijwel altijd aan voldoet.
De leden van de CDA-fractie menen dat alle vormen van seks tegen de wil verkrachting
genoemd dienen te worden en horen graag van u hoe u dat ziet. Kunt u in dit verband
reflecteren op de actie van Amnesty International? Kunt u begrijpen dat het voor slachtoffers
buitengewoon moeilijk te verkroppen is wanneer, wat hen is overkomen, «louter» als
seks tegen hun wil gekwalificeerd wordt terwijl het net zo’n heftige inbreuk is als
(nu) verkrachting. Deelt u de mening dat de strafmaat van verkrachting, inclusief
seks tegen de wil, de rechter voldoende ruimte moet bieden om rekening te houden met
de exacte omstandigheden waaronder het delict is gepleegd? De leden van de CDA-fractie
begrijpen dat er dan nog wel een categorie overblijft die er niet precies onder zal
vallen.
De leden van de CDA-fractie vragen of met de voorgestelde wet wel wordt voldaan aan
de eisen in het door Nederland geratificeerde Verdrag van Istanbul. Deze leden vragen
hiernaar omdat GREVIO (Group of Experts against Violance against Women and Domestic
Violence) over de situatie in Zweden, dat een eenduidig verkrachtingsdelict kent,
opmerkte dat het «in full compliance» was, terwijl dat in Oostenrijk, waar twee delicten
in de wet staan dit niet het geval was. Kunt u daarop te reflecteren en daarbij de
situatie in Nederland te betrekken?
De leden van de CDA-fractie constateren dat de monitor van de TU Delft met daarin
een overzicht van hosters die al dan niet beeldmateriaal van online seksueel kindermisbruik
hosten in september 2020 afgerond moet zijn. Deze leden vragen of het klopt dat deze
monitor nog niet naar de Kamer is gezonden en zo ja, wanneer deze leden de monitor
kunnen verwachten. De aan het woord zijnde leden zijn met name benieuwd of de 17 brieven
die aan hosters zijn verzonden enig effect hebben gesorteerd. De leden van de CDA-fractie
vragen welke investeringen in het Team Bestrijding Kinderporno en Kindersekstoerisme
zijn gedaan om de aanpak digitaal slimmer en effectiever te maken. Deze leden vragen
of de middelen die zijn gereserveerd voor cybercrime ook zijn gebruikt voor de verbetering
van slimmere digitale aanpak van online seksueel kindermisbruik.
3. Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie
De leden van de D66 -fractie hebben met interesse kennisgenomen van het Voorontwerp
Wet Seksuele Misdrijven en willen u daarover een aantal vragen voorleggen. Deze leden
zoeken een balans tussen de begrijpelijke wens van slachtoffers om een kwalificatie
die recht doet aan hun beleving en de legitieme wens van verdachten en veroordelen
aan een kwalificatie die rekening houdt met de mate van verwijtbaarheid. Deze leden
hebben daarnaast met interesse kennisgenomen van het Inspectierapport «Verschillende
Perspectieven» en uw bijbehorende brief, alsook van uw brief met betrekking tot de
vroegtijdige aanpak van seksueel misbruik, de brief met betrekking tot de resultaten
van de aanpak van kinderporno, uw antwoorden op de schriftelijke vragen van Kamerlid
Kuiken d.d. 30 juni 2020 en uw brief over de voortgang van de aanpak van online seksueel
kindermisbruik en kindersekstoerisme. Ten aanzien van deze onderwerpen zouden de voorgenoemde
leden u graag een algemene vraag willen stellen.
Bejegening aangevers seksuele misdrijven
Met het voorontwerp van de Wet Seksuele Misdrijven heeft u beoogd de strafbaarstellingen
en systematiek van de huidige zedentitel van het WvSr te verduidelijken en te moderniseren.
Wat deze leden betreft was die zedentitel daar absoluut aan toe en bent u voor een
aanzienlijk deel geslaagd in de opzet. Over de specifieke keuzes die daarbij zijn
gemaakt leven wel wat vragen. Eerst willen de leden van de D66-fractie aandacht vragen
voor de modernisering van het proces en de bijbehorende bejegening van slachtoffers
van seksuele misdrijven. Die bejegening loopt als een rode draad door de onderwerpen
die vandaag op de agenda staan, en het succes van de wetgeving op dit gebied is onlosmakelijk
verbonden met die bejegening. En ondanks dat uit het Inspectierapport Verschillende
Perspectieven blijkt dat aangevers gemiddeld genomen positief terugkijken op de contacten
met zedenrechercheurs, blijkt er in de praktijk toch nog de nodige onduidelijkheid
en frictie te ontstaan tussen aangevers en rechercheurs tijdens verschillende momenten
in het proces: 1) tijdens het informatief gesprek, waarin slachtoffers zich gestuurd
kunnen voelen om geen aangifte te doen, 2) rondom de bedenktijd, die door rechercheurs
vaak als plicht in plaats van als recht wordt ingezet, en 3) in de periode na de aangifte,
waarin slachtoffer meer informatie en persoonlijk contact verwachten dan de instructie
voorschrijft.
U zet in uw brief bij het Inspectierapport een aantal financiële maatregelen en programma’s
uiteen die kort samengevat de zedenrechercheurs moeten gaan helpen beter zicht te
krijgen op het perspectief van het slachtoffer en de werkomstandigheden zoals werkdruk
te verbeteren. Ook in uw brief over de vroegtijdige aanpak van seksueel misbruik wordt
een aantal campagnes en pilots besproken. Deze leden juichen deze initiatieven toe
en zien de ontwikkeling en evaluatie daarvan tegemoet.
Daarbij zouden deze leden echter wel aandacht willen vragen voor het feit dat, naast
zedenrechercheurs en andere experts, ook hun collega’s bij de politie vaak te maken
krijgen met aangiftes waarin een seksuele component zit en de verwachting is dat dit
aantal zal toenemen. Een in het oog springend voorbeeld dat nu al genoemd kan worden
is de zogeheten «sextortion»; het dreigen met het openbaar maken van seksueel getinte
foto’s. Ons bereiken signalen dat dit soort aangiften vaak worden ontmoedigd of afgewimpeld.
Daaruit zou een discrepantie kunnen blijken tussen de hedendaagse seksuele moraal
en de opvattingen bij de politie over seksueel gedrag en seksuele verantwoordelijkheid.
In die context is het van belang te benoemen dat in de openbare orde-titel van het
voorontwerp Seksuele Misdrijven een tweetal feiten opgenomen is waar een vergelijkbare
seksuele component zit: fysieke en (non)verbale seksuele intimidatie zie de artikelen
151e en 151f voorontwerp (VO). Als zij daadwerkelijk in die titel opgenomen worden,
zou dat betekenen dat de politie een nieuwe categorie seksuele misdrijven zal moeten
gaan behandelen. Gezien de eerdergenoemde signalen en de te verwachten toename in
het aantal zaken met een seksuele component dat door de politie zal worden opgepakt,
hoe gaat u waarborgen of bevorderen dat de verbeterslagen op het gebied van bejegening
van zedenslachtoffers ook hun weerslag gaan vinden bij de politiecollega’s?
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het Voorontwerp
Wet Seksuele Misdrijven en willen u daarover nog enkele vragen voorleggen.
Wet Seksuele Misdrijven
De leden van de D66-fractie hebben enkele vragen over het voorontwerp Wet Seksuele
Misdrijven, mede naar aanleiding van de technische briefing zeden van 30 september
jl. Het meest in het oog springende punt in dit voorontwerp is uw keuze om het verkrachtingsdelict
in de kern ongewijzigd te laten en een nieuw artikel toe te voegen: seks tegen de wil ex artikel
239 VO, waarin een culpoze en een doleuze variant zijn opgenomen. Het verkrachtingsdelict
blijft daarmee in de kern onveranderd.
Verkrachting
De leden van de D66-fractie wijzen op de consultatie-inbreng en de bijdragen van de
sprekers op de technische briefing van 30 september 2020. Hieruit kwam naar voren
dat in de samenleving de opvatting zou heersen dat ieder opzettelijk onvrijwillig
seksueel binnendringen van het lichaam moet worden gekwalificeerd als een verkrachting.
De dader weet immers dat de ander het niet wil (opzet) maar dringt toch binnen. U
lijkt echter in uw Kamerbrief d.d. 29 september 20202 en in het interview dat op dezelfde dag door de Volkskrant3 is gepubliceerd aan te geven dat dat wat u betreft niet het geval is. In uw optiek
is, qua zwaarte en consequenties voor bijvoorbeeld de justitiële documentatie, de
term verkrachting alleen passend bij klassieke verkrachtingen. Met andere woorden,
alleen als er gebruik is gemaakt van een dwangmiddel, zoals vuisten, een stok of een
wapen, of de deuren van de kamer zijn op slot gedaan, zou er wat u betreft juridisch
gesproken mogen worden van een verkrachting. U noemt ook in dat interview, als voorbeeld
van een geval waarin de term verkrachting niet gepast zou zijn, de situatie waarin
de baas na kantoortijd de schoonmaakster lastigvalt. Zij wil nee zeggen, maar is daartoe
door tonische immobiliteit niet in staat. Dit voorbeeld valt op omdat het in de heersende
maatschappelijke opvattingen wel wordt gezien als een verkrachting; de baas maakt
opzettelijk een zware inbreuk op de seksuele integriteit van de schoonmaakster. Bent
u op de hoogte dat in de maatschappij andere opvattingen bestaan over wat onder verkrachting
wordt verstaan?
Het beeld van de klassieke verkrachting bleek tijdens de hoorzitting een uitzondering
te zijn in de praktijk en het heersende beeld in de wetenschap. Verder kunnen deze
leden zich zo voorstellen dat voor de beleving van een slachtoffer niet relevant is
of hij of zij slachtoffer is van een klassieke verkrachting of van seks tegen de wil.
Bij de hoorzitting bleek dit ook naar voren te komen in de reacties van de specialisten.
Graag uw reactie hierop.
Als seks tegen de wil en verkrachting, zoals het onderscheid in het voorontwerp is
gemaakt, in de maatschappelijke opvattingen één en hetzelfde zijn, welk nut heeft
dat onderscheid dan in het WvSr? De leden van de D66-fractie vragen u of ook andere
varianten kunnen worden onderzocht die meer passen bij het heersende beeld in de wetenschap
en de maatschappelijke opvattingen? Gedacht kan worden aan de mogelijkheid om opzettelijke
seks tegen de wil als uitgangspunt te nemen voor het verkrachtingsdelict en de dwangmiddelen
op te nemen als strafverzwarende omstandigheden. Graag uw reactie hierop.
Seks tegen de wil
Artikel 36, eerste lid, van de Istanbul Conventie (IC) verplicht de lidstaten tot
het strafbaar stellen van ieder seksueel binnendringen zonder wederzijdse instemming,
waarbij het tweede lid verwijst naar het vereiste van een vrijwillig gegeven toestemming.
De lezing die terugkomt in een opvallend groot aantal consultatie-inbrengen is dat
dit artikel moet worden geïnterpreteerd als «alleen een ja is een ja». Volgens die lezing zou het artikel de lidstaten verplichten tot het strafbaar stellen
van seks zonder instemming. Gesteld wordt dat artikel 239 VO uitgaat van een ander
adagium: «nee is nee» en daarmee niet overeenstemming is met het Verdrag van Istanbul.
Bent u het eens met de stelling dat artikel 36 IC uitgaat van «alleen ja is ja» en
artikel 239 VO uitgaat van «nee is nee»? Zo ja, hoe ziet u de verhouding tussen artikel
36 eerste lid van het Verdrag van Istanbul en artikel 239 VO?
Culpoze variant
Naast het verschil tussen seks tegen de wil en seks zonder instemming, zouden deze
leden graag opheldering willen over de keuze een culpoze variant op te nemen in dit
artikel. De IC lijkt daar immers niet toe te verplichten. Kunt u toelichten waarom
gekozen is voor het opnemen van een culpoze variant van het delict seks tegen de wil?
Daarbij valt ook op dat de culpoze variant,redelijkerwijs moeten vermoeden dat, en
de doleuze variant, weten dat, in hetzelfde artikel zijn opgenomen en dus vallen onder
dezelfde kwalificatie en hetzelfde strafmaximum. Normaal gesproken zien we in het
WvSr culpoze delicten en doleuze delicten in gescheiden artikelen, met verschillende
kwalificaties en verschillende strafmaxima. Is hier sprake van een afwijking van de
systematiek van het WvSr? Zo ja, kunt u deze afwijking toelichten?
Openbare orde-delicten
De leden van de D66-fractie zien in het VO een aantal vormen van seksueel grensoverschrijdend
gedrag dat is opgenomen onder de titel misdrijven tegen de openbare orde. Vertegenwoordigers
van het openbaar ministerie (OM) en de politie hebben aangegeven dat zij deze artikelen,
en met name artikel 151d VO met betrekking tot schennis, het huidige 239 Sr, graag
opgenomen zouden zien in de titel over Seksuele Misdrijven. Dat zou namelijk betekenen
dat politie en justitie gespecialiseerde aandacht aan dit soort feiten zou kunnen
besteden omdat aangiftes dan niet meer per definitie bij de politie terecht zouden
komen maar bij de zedenrecherche. Daarnaast zou de opsporing zeer gebaat zijn bij
de mogelijkheid om verdachten voor dit soort feiten in voorlopige hechtenis te nemen,
niet in de laatste plaats omdat dat zou betekenen dat zij bijzondere opsporingsbevoegdheden
zouden kunnen inzetten.
Hoe kijkt u aan tegen de wens vanuit de opsporing om voorlopige hechtenis mogelijk
te maken voor de openbare orde-delicten met een seksuele component?
In deze context wordt ook gewezen op het gevaar van recidive en escalatie dat in de
praktijk vaak met feiten als schennis gepaard gaat. Deze leden zijn benieuwd naar
uw overweging om schennis onder de openbare orde-delicten te laten vallen. Kan worden
toegelicht waarom bij de plaatsbepaling van de artikelen 151d t/m 151k VO het openbare
ordeaspect zwaarder heeft meegewogen dan het aspect van de seksuele grensoverschrijding?
Deze leden merken voorts op dat ervoor gekozen is het seksueel intimiderende gedrag
van de artikelen 151e en 151f VO alleen strafbaar te stellen als dat in de openbare
ruimte gebeurt. Deze leden wijzen op de gevallen van seksuele intimidatie op plaatsen
die niet publiekelijk toegankelijk zijn, zoals bijvoorbeeld op de werkplek. In de
afgelopen jaren zijn veel van dit soort grensoverschrijdende gedragingen aan het licht
gekomen. Deze gevallen buiten de openbare ruimte kunnen net zo goed een grote impact
achterlaten bij het slachtoffer. Kunnen de voorgenoemde leden het begrip openbare
ruimte zodanig opvatten dat bijvoorbeeld een kantoorgebouw of andere werkplek die
niet voor het publiek toegankelijk is daarvan is uitgesloten? Zo ja, wat is daar de
ratio achter? Op dit punt ontvangen deze leden graag opheldering van u.
Met betrekking tot artikel 151h VO, het tonen van schadelijke visuele weergaven aan
een minderjarige, valt op dat in dat artikel geen exceptie wordt gemaakt voor de situatie
waarin leeftijdsgenoten elkaar in een gelijkwaardige situatie seksueel getinte of
gewelddadige beelden laten zien. Een dergelijke exceptie zien deze leden wel in artikel
246 VO, seksuele interactie met kinderen tussen de 12 en 16 jaar en ook in artikel
249 VO over kinderpornografie. Deze leden zouden willen wijzen op het ontbreken van
deze exceptie en willen u vragen of dit een bewuste keuze is geweest. Zo ja, zou u
dan kunnen toelichten waarom er bewust niet voor een gelijkwaardigheidsexceptie is
gekozen zoals bij artikel 151h VO?
Ten aanzien van de artikelen 151j en 151k VO vragen de leden van de D66-fractie in
hoeverre bij de gekozen bewoordingen in deze artikelen rekening is gehouden met het
feit dat in de veterinaire sector en de veehouderij het soms noodzakelijk is dat een
mens seksuele handelingen verricht bij een dier, bijvoorbeeld semen-extractie ten
behoeve van de fokkerij of het stimuleren van de voortplantingsdrift. Zoals de artikelen
nu geformuleerd zijn, zouden dit soort handelingen, naar mag worden aangenomen onbedoeld,
ook onder de delictsomschrijvingen vallen. In de memorie van toelichting wordt de
reikwijdte van deze artikelen beperkt tot handelingen van seksuele aard die een inbreuk
maken op de integriteit van een dier. Dat maakt een en ander niet direct veel duidelijker.
Deze leden zouden u in overweging willen geven in de delictsomschrijving de term wederrechtelijk
op te nemen en daarnaast in de toelichting de ontuchtige intentie van de dader centraal
te stellen. Graag uw reactie hierop.
Artikel 242 VO functionele afhankelijkheidsrelaties
De leden van de D66-fractie wijzen u op de (psycho)seksuele zorgverlening, waarbinnen
seksuele handelingen soms onderdeel zijn van een behandelrelatie. In artikel 242 VO
worden echter alle seksuele handelingen, verricht in het kader van een behandelrelatie
in de gezondheidszorg en maatschappelijke zorg, strafbaar gesteld. Artikel 242 VO
doet dat ook met alle seksuele handelingen verricht door een ambtenaar of een medewerker
van een PI, TBS-kliniek of zorginstelling met een persoon die aan zijn gezag, waakzaamheid
hulp of zorg is toevertrouwd. Nu de normatieve term ontuchtige handelingen vervangen
is door de neutrale term seksuele handelingen wordt met de delictsomschrijving van
242 VO een wijd net uitgegooid, waarin kwesties als wederzijdse instemming of een
therapeutisch doel geen rol spelen. De vraag is in hoeverre dit beoogd en/of voorzien
is, nu in de memorie van toelichting bij dit artikel wel gesproken wordt van ontuchtige
handelingen en misbruik, termen die wel een normatieve lading hebben. Graag uw reactie
hierop.
Artikel 243 VO seksuele interactie met geestelijk of lichamelijk onmachtige personen
Artikel 243 VO regelt de strafbaarstelling van seksuele handelingen met een persoon
die fysiek of mentaal niet in staat is zijn of haar wil te bepalen of kenbaar maken.
Het is deze leden daarbij opgevallen dat de maximumstraffen ten opzichte van de huidige
wetgeving verdubbeld zijn, acht jaar voor seksuele handelingen en12 jaar voor seksueel
binnentreden, en daarmee gelijkluidend zijn aan de strafmaxima voor aanranding en
verkrachting. Gezien uw opmerkingen over de strafwaardigheid van de klassieke verkrachting,
dringt zich de vraag op hoe dit artikel zich verhoudt tot het nieuwe artikel waarin
seks tegen de wil strafbaar wordt gesteld (artikel 239 VO). Kan worden toegelicht
waarom het seksueel binnendringen van iemand van wie je weet dat hij of zij dat niet
wil, de opzetvariant van 239 VO, in het voorontwerp minder strafwaardig wordt geacht
dan het binnendringen van iemand van wie je niet weet wat de wil is? In het kader
van de uitleg van dit artikel zouden de voorgenoemde leden ook veel waarde hechten
aan uw uitleg over de vraag of tonische immobiliteit of «freezing» valt onder lichamelijke
onmacht als bedoeld in artikel 243 VO?
Artikel 245 VO Seksuele interactie met kinderen tussen de 16 en 18 jaar
Ook bij artikel 245 VO dringt zich een vraag op ten aanzien van de strafmaxima. Gezien
het strafmaximum van 12 jaar in artikel 243 VO, seksuele interactie met onmachtige
personen, is het opvallend dat het strafmaximum voor seksuele interactie met 16- tot
18-jarigen waarbij misbruik wordt gemaakt van situaties van gezag, zorg, opvoeding,
misleiding en kwetsbaarheid met een lager strafmaximum wordt bedreigd, negen jaar
bij seksueel binnendringen. Kan worden toegelicht waarom het gebruik van de in het
eerste en tweede lid van 245 VO genoemde pressiemiddelen minder laakbaar en strafwaardig
is dan de situatie van 243 VO, waarin geen pressiemiddelen worden gebruikt? Te meer
nu het in 245 VO gaat om minderjarigen en er evenzeer misbruik wordt gemaakt van een
situatie van verminderde weerbaarheid.
Daarnaast constateren deze leden een zekere overlap tussen enerzijds het derde en
vijfde lid van artikel 245 VO en anderzijds aanranding (240 VO) en verkrachting (241
VO). Artikel 245 VO spreekt over «gebruikmaking van dwang, geweld of bedreigingen», waar de artikelen 240 en 241 VO spreken over het «dwingen door geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid». In die context valt ook op dat de strafmaxima in het derde en vijfde lid van artikel
245 gelijk zijn. Kan worden toegelicht waarom in het derde lid van artikel 245 VO
voor een andere formulering is gekozen dan in die van de artikelen 240 en 241 VO?
Zou u kunnen toelichten waarom ervoor is gekozen om bedreigingen in het meervoud te
zetten? Komt daaraan enige betekenis toe? Kunt u toelichten waarom, gezien het feit
dat in het derde en vijfde lid van artikel 245 VO om minderjarige slachtoffers gaat,
niet is gekozen voor een hoger strafmaximum dan in de artikelen 240 en 241 VO?
Artikel 250 VO Bijwonen van een kinderpornografische voorstelling
In artikel 250 VO wordt het bijwonen of via een livestream volgen van een kinderpornografische
voorstelling strafbaar gesteld. Dit artikel is een update van artikel 248c Sr, maar
deze leden vragen of bij het updaten niet onbedoeld een lacune is ontstaan door het
toevoegen van het bestanddeel «bedoeld voor een publiek». Het huidige artikel 248c
Sr stelt namelijk het enkele aanwezig zijn bij ontuchtige handelingen strafbaar, ook
als het gaat om een situatie die niet voor een publiek bestemd is. Vandaar de volgende
vraag: op welke wijze en in hoeverre is de situatie in artikel 248c Sr, waarin iemand
aanwezig is bij strafbare/ontuchtige seksuele handelingen met een minderjarige die
niet voor een publiek bestemd zijn, nog gedekt in het voorontwerp?
Artikel 244 en 251 VO Strafverzwarende omstandigheden
Ook ten aanzien van de uitleg van de strafverzwarende omstandigheden leven bij deze
leden nog wat vragen die niet of niet helemaal worden beantwoord door de memorie van
toelichting, en dan gaat het met name om de reikwijdte en onderlinge verhoudingen
tussen de verschillende termen. Zo vragen deze leden wat de reikwijdte is van ernstige
geweldpleging in het eerste lid van artikel 251VO en hoe die term zich verhoudt tot
geweld in het vijfde lid van artikel 251VO? Moet er sprake zijn van mishandeling in
de zin van artikel 300 Sr of wordt aansluiting gezocht bij andere artikelen uit het
WvSr waar over geweld gesproken wordt, bijvoorbeeld openlijk geweld in artikel 141
Sr of het zich met geweld verzetten in artikel 180 Sr? Graag uw reactie hierop.
Ook de reikwijdte van de term ernstige schade roept vragen op. Wanneer is schade ernstig
te noemen en gaat het daarbij zowel om immateriële als materiële schade? Hoe verhoudt
zich dat tot zwaar lichamelijk letsel in het vijfde lid van artikel 251 VO? Ook hier
graag uw reactie.
Een derde begrip waarvan de reikwijdte toelichting behoeft is de bijzonder kwetsbare
positie. De memorie van toelichting geeft een aantal voorbeelden: (i) een geestelijke of lichamelijke handicap, (ii) een toestand van afhankelijkheid,
en (iii) een staat van lichamelijk of geestelijk onvermogen, waaronder een lichamelijk
of geestelijk onvermogen veroorzaakt door de invloed van drugs en alcohol. Is deze
opsomming uitputtend of zijn er andere voorbeelden denkbaar? Tot slot zouden de leden
van de D66-fractie u willen vragen wat de reikwijdte is van het begrip dwang. Is dat
gelijk aan de dwang die bedoeld wordt in artikel 284 Sr? (zie hiervoor ook vragen
ten aanzien van het derde lid van artikel 245 VO)?
4. Vragen en opmerkingen vanuit de GL-fractie
Inleiding
De leden van de GL-fractie hebben kennisgenomen van de stukken die geagendeerd stonden
voor het algemeen overleg zeden. Het spijt deze leden zeer dat zij niet in persoon
en in de openbaarheid kunnen debatteren over misschien wel één van de grootste maatschappelijke
problemen van deze tijd: fysiek en online seksueel misbruik en de aanpak ervan. Uit
recent onderzoek van I&O Research blijkt dat maar liefst 19 procent van de vrouwen
in Nederland en 3 procent van de mannen seks tegen hun wil heeft meegemaakt.
Deze leden spreken hun waardering uit voor de vele initiatieven en maatregelen die
u neemt, in het bijzonder de persoonlijke betrokkenheid en uw gedrevenheid om seksueel
geweld te voorkomen en te bestrijden. De voorgenoemde leden vragen u een oordeel te
geven over de resultaten van het in de afgelopen jaren gevoerde beleid tegen seksueel
geweld. Vindt u het gevoerde beleid succesvol in het voorkomen en tegengaan van seksueel
geweld? Heeft het gevoerde beleid bijgedragen aan het tegengaan van herhaald slachtofferschap?
Is voorzien in adequate en toegankelijke opvang en hulpverlening van slachtoffers
en hun omgeving, zodat de lichamelijke en psychische gevolgen van slachtofferschap
van een zedendelict geminimaliseerd worden? Heeft de recente campagne «Wat kan mij
helpen» ertoe geleid dat slachtoffers vaker bij professionele hulp terechtkomen? Vindt
u al met al dat er voldoende wordt gedaan om seksueel geweld te voorkomen?
Deze leden hebben in het recente verleden gepleit voor de verhoging van het budget
voor de Centra Seksueel Geweld. Vorig jaar bleek immers dat de Centra zó succesvol
zijn dat het beschikbare budget tekort schoot om alle slachtoffers van seksueel geweld
die zich meldden op te vangen. Wat is de huidige stand van zaken? Deze Centra richten
zich op de opvang van actuele zedenslachtoffers. Hoe verloopt de opvang van en zorg
voor slachtoffers van oudere zedendelicten? Waaruit bestaan de inspanningen om deze
slachtoffers te bereiken? Nog te vaak horen deze leden van slachtoffers en hulpverleners
dat capaciteitsproblemen ertoe leiden dat mensen niet de hulp en bescherming krijgen
die ze nodig hebben. Dit kan er zelfs toe leiden dat mensen letterlijk gevaar lopen
en in de meest extreme situaties loopt dit zelfs fataal af. Welke mogelijkheden ziet
u nog deze kabinetsperiode knelpunten op te lossen in de hulp en bescherming aan slachtoffers
van zedenmisdrijven? Graag uw reactie.
Vorig jaar is door aanname van de motie-Klaver (35 300, nr. 11) 15 miljoen euro extra structureel vrijgemaakt voor de zedenpolitie. In de brief
van 17 december 2019 (34 843, nr. 38) stelt u dat daarmee een stevige impuls aan de
kwaliteit en de capaciteit van de behandeling van zedenzaken wordt gegeven. De voornoemde
leden zijn vanzelfsprekend zeer blij met deze impuls en het Inspectierapport geeft
extra urgentie voor de structurele uitbreiding van de zedenpolitie. De leden van de
GL-fractie vragen of u en de zedenpolitie zelf, voornoemde middelen als genoeg achten?
Bovendien hebben deze leden vragen over de huidige stand van zaken. Is de aangiftebereidheid
toegenomen? Wat zijn de gemiddelde doorlooptijden? Hoeveel zaken blijven nog op de
plank liggen? Zijn de doorlooptijden van het moment van aangifte tot het doen van
aangifte juridisch geborgd of is dit een informele afspraak of richtlijn? Leidt deze
structurele intensivering tot méér vervolgingsbeslissingen en veroordelingen? Zijn
nieuwe obstakels in de aanpak van zedendelicten gesignaleerd, denk bijvoorbeeld aan
capaciteitstekorten bij het OM en de rechterlijke macht, die moeten worden opgelost?
De leden van de GL-fractie hebben bij eerdere overleggen, bijvoorbeeld bij het plenair
debat over de gewelddadige dood van Hümeyra, aandacht gevraagd voor snelle meldmogelijkheden
van potentieel bedreigende situaties. Onderzoek wees uit dat betrokken professionals
niet van elkaar wisten wat ze deden en dat lang niet altijd adequate hulp op gang
kwam. Kunt u een stand van zaken geven bij de uitvoering van de aanbevelingen naar
aanleiding van dit onderzoek? Kan voorts worden aangegeven hoe het staat met de beschikbaarheid
van meldsystemen voor slachtoffers van stalking en (dreigend) seksueel geweld?
Resultaten aanpak kinderporno en Voortgang aanpak online seksueel kindermisbruik en
kindersekstoerisme
De leden van de GL-fractie zijn zeer bezorgd over de toename van het aantal gevallen
van online seksueel kindermisbruik tijdens de coronalockdowns. Nederland, zo is al
een tijdje bekend, heeft een belangrijke spilfunctie in het faciliteren van online
misbruik. Deze leden onderschrijven uw opvatting dat een gezamenlijke EU-aanpak nodig
is om verschuivingseffecten naar de EU-lidstaten met een minder strenge aanpak te
voorkomen. Welke voortgang heeft u inmiddels in EU-verband bereikt en welke resultaten
wilt u gaan bereiken? Hoe staat het met de inzet in Europees verband om afspraken
te maken met techbedrijven en aanbieders van sociale mediadiensten? Is er voldoende
adequate hulp voor slachtoffers beschikbaar? Deelt u onze zorgen over de wachtlijsten
in de GGZ en de jeugdhulp en het omvallen van instellingen? Kunnen slachtofferorganisaties
rekenen op hulp vanuit uw ministerie, zo ja welke hulp? Graag uw reactie.
U lichtte op 23 juni jl. toe dat u met de ministeries van OCW en VWS, Halt, Rutgers,
Stichting School & Veiligheid en het EOKM, gestart bent met een wegwijzer sexting,
inclusief een bijbehorend expertnetwerk. Kunt u aangeven hoe het daar nu mee staat?
U zei toe dat u de financiering van innovatieve, geanonimiseerde hulpverlening aan
slachtoffers van online misbruik in het kabinet zou bespreken. Kan worden aangegeven
wat daaruit is gekomen? Graag uw reactie hierop.
Daarnaast willen de leden van de GL-fractie graag inzicht in de reacties van de hosters
die begin juni door u zijn gesommeerd het hosten van kinderporno te voorkomen. Wat
zijn de uitkomsten van de meting die de TU Delft heeft uitgevoerd? Wanneer begint
u met het «namen-and-shamen» van internetondernemers die zich onttrekken aan de oproep
geen kinderporno meer te hosten? Bij het mondelinge vragenuur op 23 juni j.l. vertelde
u dat u op dat moment 17 techbedrijven had aangeschreven om ze te wijzen op hun verantwoordelijkheid.
Kan worden aangegeven hoe het nu staat met deze aanpak? Hoeveel bedrijven hebben uit
zichzelf en hoeveel bedrijven hebben op aandringen van u maatregelen genomen om kinderporno
te weren en offline te halen? Ten aanzien van de HashCheckService vragen deze leden
of voorzien is in een nadere beoordeling voor het beeldmateriaal dat bedrijven volautomatisch
aanmerken als kinderpornografisch beeldmateriaal en van hun servers verwijderen. Hoe
wordt voorkomen dat legaal beeldmateriaal ten onrechte als kinderpornografisch beeldmateriaal
wordt aangemerkt en bedrijven zich onbedoeld schuldig maken aan het censureren van
beeldmateriaal?
Ritueel misbruik
De leden van de GL-fractie hebben met teleurstelling kennisgenomen van uw antwoorden
op de schriftelijke vragen van leden van de fracties van GL, SP en PvdA. U geeft in
uw beantwoording aan, geen reden te zien voor onafhankelijk onderzoek naar aard en
omvang van sadistisch kindermisbruik in georganiseerd verband.
Deze leden hebben de afgelopen maanden gesproken met slachtoffers, of zoals ze zelf
liever genoemd worden overlevers van ritueel misbruik, en met hun behandelaars. Argos
heeft uitgebreid onderzoek gedaan naar dit fenomeen. De verhalen van de overlevers
hebben deze leden aangegrepen. Ze vertellen over gruwelijke ervaringen en hoe ze zich
vervolgens niet serieus genomen voelen door de politie bij het doen van aangifte.
Deze leden kunnen zelf niet doen aan waarheidsvinding. Dat zien zij ook niet als hun
taak. Wel vinden deze leden, dat het de hoogste tijd is voor een onafhankelijk onderzoek
naar ritueel misbruik. Niet in de laatste plaats omdat het laatste onderzoek hiernaar
alweer 25 jaar geleden gedaan is. De toenmalige voorzitter van de onderzoekscommissie
vindt het een goed idee om ongeveer 25 jaar na dato opnieuw onderzoek te doen4. Maar ook omdat deze leden van mening zijn dat het signaal van de overlevers en hun
therapeuten serieus moeten worden genomen. Graag uw reactie hierop.
In Duitsland wordt op aandringen van de Nationaal Commissaris tegen Kindermisbruik
onafhankelijk onderzoek gedaan naar ritueel, seksueel kindermisbruik. De Minister
voor Rechtsbescherming zegde toe in het wetgevingsoverleg over de wet uitbreiding
slachtofferrechten in gesprek te gaan met zijn Duitse ambtgenoot. Op welke termijn
zal dit gesprek plaatsvinden en bent u voornemens daarbij ook te spreken met Dhr.
Rörig, de Duitse Nationaal Commissaris tegen Kindermisbruik? Graag uw reactie hierop.
Volgens overlevers en hun therapeuten bestaat onduidelijkheid over doel en taakopvatting
van de Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken (LEBZ). De LEBZ zou er vooral
op gericht zijn onterechte beschuldigingen te identificeren. Dit zou eerder ook zo
in presentaties van de LEBZ gestaan hebben en op de website van de politieacademie.
Ook stellen therapeuten vragen bij de wetenschappelijke inzichten waar de LEBZ zich
op baseert en of die al dan niet up to date zijn. Mede als gevolg van deze twijfels
adviseren therapeuten hun cliënten geen aangifte te doen. Zij hebben onvoldoende vertrouwen
in een goede afloop en een aangifte is voor deze mensen vaak een traumatische ervaring.
Deze leden zouden een dringend beroep op u willen doen uw eerdere antwoorden op Kamervragen
te heroverwegen en toch nog eens goed te kijken naar rol, taakopvatting en wetenschappelijke
basis van de LEBZ, en hierbij nadrukkelijk de kennis van overlever van sadistisch
misbruik en hun therapeuten te betrekken. Graag uw reactie hierop.
Voorontwerp wetsvoorstel seksuele misdrijven
De leden van de GL-fractie waarderen uw inzet te voorkomen dat daders van seksueel
grensoverschrijdend gedrag vrijuit gaan. Daarnaast juichen deze leden het toe dat
u een publiek en politiek debat faciliteert door uw voorontwerp van wet in een vroeg
stadium vrij te geven voor commentaar. Het zal u niet zijn ontgaan dat veel deskundigen
en maatschappelijke organisaties fundamentele kritiek hebben op de introductie van
het nieuwe delict seks tegen de wil van het slachtoffer. Deze leden hopen van harte
dat alle input zal worden betrokken bij het uiteindelijke wetsvoorstel dat naar de
Tweede Kamer zal worden gezonden.
U introduceert een nieuw delict: seks tegen de wil. Waarom is gekozen voor de term
seks? Definieert u verkrachting ook als seks met geweld? Is er eigenlijk sprake van
seks wanneer het tegen iemands wil is? De term suggereert plezier, opwinding, wederkerigheid.
Hoe ziet u dat?
In een interview in de Volkskrant zei u «Bij verkrachting is een hulpmiddel gebruikt:
de vuisten, een stok of een wapen, of de deuren van de kamer zijn op slot gedaan.»
Heeft de Volkskrant u correct geciteerd? Want dwang zonder hulpmiddel wordt toch ook
al lang gezien als verkrachting? Om verkrachting zo te definiëren draagt toch niet
bij aan deze bredere definitie?U zei ook: «Dwang en geweld vind ik als jurist een
graad verder.» Daar kunnen de voorgenoemde leden zich veel bij voorstellen. Maar is
het dan niet verstandiger om ook seks tegen de wil als verkrachting te definiëren,
en vervolgens het gebruik van geweld of dwang als verzwarend voor de strafmaat mee
te tellen?Geweld zou dan wel van belang zijn voor de strafmaat, maar niet voor de
strafwaardigheid van wat gebeurd is. Aanvullend kan het door u voorgestelde delict
fysieke seksuele intimidatie worden geïntroduceerd. Kunt u zich een dergelijke systematiek
voorstellen?
In Europa is een trend gaande waarin seks tegen de wil wordt gezien als verkrachting.
Ziet u deze trend ook? Waarom kiest u er dan voor om een gescheiden stelsel in te
voeren? De Europese trend sluit ook aan bij wat maatschappelijk breed verstaan wordt
onder verkrachting. Waarom hier dan toch vanaf wijken? Wat vindt u van het verwijt
dat er een discutabele hiërarchie tussen verkrachting en seks tegen de wil wordt gesuggereerd,
zonder dat het probleem in de bestaande definitie van verkrachting wordt opgelost?
Tot slot vragen de aan het woord zijnde leden te reflecteren op de vraag of het nieuwe
delict seks tegen de wil niet even lastig te bewijzen valt als de huidige zedenartikelen.
Om seksueel geweld tegen te gaan is het van groot belang dat jongens en meisjes leren
hoe ze kunnen genieten van seks, wat ze wél willen, en ook wat ze niet willen en hoe
ze daar iets van kunnen zeggen. Hoe ziet u het voor zich om de twee sporen die u wilt
bewandelen een plek te geven in de voorlichting? In uw voorstel is seksueel binnendringen
tegen de wil immers geen verkrachting. Wat doet dit onderscheid met de voorlichting
aan jongeren?
Of sprake is van het ene delict of het andere hangt, in uw voorstel af van het gedrag
van het slachtoffer. Als zij zich niet verzet, is sprake van een minder strafbaar
feit. Als zij zich wel verzet, is sprake van verkrachting. Hoe reflecteert u op deze
verantwoordelijkheid die aan het slachtoffer wordt gegeven, en dat in combinatie met
het feit dat veel slachtoffers vanuit een biologische reactie geen verzet plegen,
zoals een konijn in de koplampen van een auto blijft staren. Wordt de verantwoordelijkheid
dan niet teveel bij het slachtoffer en te weinig bij de dader gelegd?
Daarnaast vragen de leden van de GL-fractie waarom ervoor is gekozen fysieke seksuele
intimidatie in artikel 151F nieuw onder te brengen in Titel V (misdrijven tegen de
openbare orde) van het WvSr? Deelt u de mening dat deze keuze zich niet door de ernst
van deze gedragingen laat rechtvaardigen? Welke consequenties heeft deze keuze van
plaatsing in Titel V voor de opsporing en vervolging van dit type zedenmidrijven?
Reactie op inspectierapport
De leden van de GL-fractie zijn blij dat onderzoek is verricht naar de taakuitvoering
van zedenrechercheurs en hun bejegening van slachtoffers. De voornoemde leden kunnen
zich voorstellen dat het werk van zedenrechercheurs aangrijpend is en hebben grote
bewondering voor het verrichte werk. Het inspectierapport roept echter ook vragen
op. Helaas constateren voornoemde leden dat het contact met slachtoffers tijdens contactmomenten
lang niet altijd goed gaat. Zo wordt de slagingskans van een zaak vóór het doen van
aangifte uitgebreid met het vermeende slachtoffer besproken. Dit ontmoedigingsbeleid
verloopt niet volgens de werkinstructie signaleert de Inspectie en de gevolgen zijn
voor de slachtoffers zeer onwenselijk. Na een zedendelict naar de politie stappen
om een aangifte in te dienen is immers voor veel slachtoffers een reusachtige stap.
Ook worden slachtoffers onvoldoende geïnformeerd na het indienen van een aangifte.
U geeft aan om een Plan van Aanpak te vragen aan de politie om voornoemd punt te verbeteren.
Wat is de deadline van dit plan? Zou de Inspectie, of ervaringsdeskundigen met seksueel
misbruik, niet betrokken moeten worden bij het opstellen van dit plan? Hoe borgt u
dat het Plan van Aanpak de werkwijze daadwerkelijk een verandering in gang zet? De
voornoemde leden wijzen erop dat het internaliseren van een nieuwe werkwijze niet
vanzelf gaat. Hoe gaat u de voortgang op dit punt monitoren? Momenteel leiden te meeste
meldingen bij zedenzaken niet tot een aangifte. Wat vindt u hiervan en wanneer is
een nieuwe aanpak geslaagd?
De voornoemde leden constateren bovendien dat de tekortkomingen in de contactmomenten
tussen zedenrechercheurs en slachtoffers voor een deel valt te herleiden tot een gebrek
aan capaciteit. Niet voor niets vraagt de Inspectie nadrukkelijk aandacht voor de
torenhoge werkdruk van zedenrechercheurs. Een structurele investering in de zedenpolitie
is zeer nodig en de leden van de GL-fractie zijn blij dat u hier een eerste stap in
maakt. De voornoemde leden vragen zich wel af, is het voldoende? U schrijft dat de
eerste werving van nieuwe zedenrechercheurs na de zomer van 2020 begint, maar dat
het werven van geschikte kandidaten een uitdaging is. Wanneer verwacht u dat dit wervingsproces
is voltooid?
Tot slot, hebben de leden van de GL-fractie kennisgenomen van de documentaire «Bekentenis van een verkrachter – #filmzedan – Dossier klokkenluider»5. De voornoemde leden voelen schroom om individuele casussen te bespreken, maar vinden
het audiovisueel materiaal dusdanig aanleiding geven om toch opheldering te vragen.
Ondanks verschillende audio- en video-opnames van vermeende strafbare feiten stelt
het OM dat het materiaal geen bewijs oplevert conform artikel 242 en / of artikel
246 WvSr om tot vervolging over te gaan. De voornoemde leden vragen, hoe kan dit?
Waaraan schiet dit bewijs volgens het OM tekort? Wat voor bewijslast is kennelijk
nog meer nodig om wel tot vervolging over te gaan? De voornoemde leden verwachten
een uitgebreide reactie op dit punt.
5. Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie
De leden van de SP-fractie willen graag beginnen met de Minister voor Rechtsbescherming
een compliment te geven voor zijn aanpak van de problematiek rondom misbruik bij de
Jehova’s. Er was aanvankelijk enige druk vanuit de Kamer voor nodig, waaronder een
motie van het lid Van Nispen c.s.6, maar nu is er beweging. Er is onderzoek gedaan en dat moet nu tot concrete acties
leiden. Deze leden betreuren echter dat de gemeenschap van Jehova’s Getuigen niet
mee lijkt te werken. Zij spreken de hoop uit dat de gemeenschap alsnog zelf tot actie
overgaat door misbruik te melden en actief te bestrijden, maar steunen de Minister
op dit punt in het opvoeren van de druk.
De leden van de SP-fractie constateren echter dat de Minister van Justitie en Veiligheid
niet zo voortvarend te werk gaat. Zij verwijzen naar de beantwoording van Kamervragen7 waarin het gaat over de schokkende uitzending van het radioprogramma Argos «Glasscherven
en duistere rituelen»8. In die uitzending werd aan de hand van slachtofferverklaringen aandacht gevraagd
voor de problematiek van ritueel misbruik, ook wel georganiseerd sadistisch misbruik.
Deze vorm van georganiseerd misbruik zou namelijk ook in Nederland voorkomen aangezien
zich bij Argos zo’n 140 slachtoffers meldden. Dat vinden de aan het woord zijnde leden
buitengewoon knap onderzoekswerk over een dergelijk gesloten onderwerp. Vanwege de
ernst stelden zij samen met de leden van de PvdA-fractie schriftelijke vragen over
het probleem. U blijkt echter hele andere cijfers te hebben, u sprak over 25 zaken
met rituele kenmerken sinds 1999, waarvan slechts drie de afgelopen zeven jaar. Maar
het ergste is nog wel dat u in de beantwoording van die vragen geen enkele urgentie
lijkt te uiten. Inmiddels heeft ook de gemeente Rotterdam aangegeven een onderzoek
te eisen9. Redenen genoeg voor de leden van de SP-fractie om deze zaken uitgebreid te behandelen.
De omvang van georganiseerd misbruik riep niet alleen vragen op bij de leden van de
SP-fractie. Sinds de uitzending hebben zich talloze geïnteresseerden, wetenschappers,
behandelaars en slachtoffers, die zichzelf «overlever» noemen, bij deze leden gemeld. De verhalen hadden vaak als gemene deler dat er daadwerkelijk
grote netwerken van georganiseerd misbruik actief zijn in Nederland, dat de cijfers
van u als antwoord op de schriftelijke vragen niet kloppen en dat de LEBZ als doelstelling
heeft om dergelijke onderzoeken af te kappen. Dit was een enorme schok in combinatie
met de lakse houding van u. Daarop concludeerden de leden van de SP-fractie dat de
onderste steen echt boven moet komen en u in actie moet komen.
Daarom grijpen de leden van de SP-fractie dit schriftelijk overleg aan om de volgende
vragen aan u te stellen. Waarom wilt u geen onafhankelijk onderzoek laten doen naar
de aard, omvang en aanpak van georganiseerd misbruik? Deelt u de mening van de leden
van de SP-fractie dat zelfs al zou er maar een deel waar zijn van al deze ernstige
verhalen van misbruik van soms zeer jonge kinderen, dat dat al voldoende reden zou
zijn voor een onafhankelijk onderzoek naar georganiseerd misbruik? Heeft u op enig
moment overwogen contact op te nemen met Argos om te bespreken wat u kan betekenen
voor de slachtoffers? Heeft u ook buiten de LEBZ gekeken naar informatie over georganiseerd
misbruik? Bent u bereid georganiseerd misbruik in Nederland te laten onderzoeken en
nog een tweede onafhankelijk onderzoek naar de LEBZ uit te laten voeren?
Zoals gezegd hebben niet alleen slachtoffers, maar ook verschillende hulpverleners
of hulpverlenende instanties zich de afgelopen tijd bij de leden van de SP-fractie
gemeld met grote zorgen over cliënten die te maken hebben met georganiseerd misbruik.
Zij verwezen daarbij o.a. naar het enorme onderzoek dat in Duitsland plaatsvindt naar
georganiseerd misbruik10. Deze hulpverleners hadden enkele verklaringen voor het beperkt aantal meldingen
van georganiseerd misbruik.
Ten eerste is er het verschil in inzicht over het fenomeen van hervonden herinneringen.
Het gaat daarbij over herinneringen van vóór het vierde levensjaar. Sinds het jaar
1999 zijn er nieuwe wetenschappelijke inzichten verworven die bevestigen dat het inderdaad
mogelijk is om traumatische ervaringen van vóór het vierde levensjaar te herinneren.
Maar bijvoorbeeld de LEBZ is gebaseerd op de wetenschappelijke school die dit ten
stelligste ontkent. Dus als iemand zich al zou melden met herinneringen aan georganiseerd
of sadistisch misbruik dan wordt nu aangenomen dat deze herinneringen zijn aangepraat.
Als de term «ritueel» in een aangifte voorkwam werd deze meteen terzijde geschoven.
Hoe staat u in deze discussie? Kunt u bevestigen dat de LEBZ inderdaad een uitgesproken
mening heeft in deze discussie?
Ten tweede is er het probleem van de personen met een dissociatieve identiteitsstoornis
(DIS). Als gevolg van traumatische ervaringen kunnen slachtoffers aan deze stoornis
lijden. Dit leidt er helaas toe dat als zij verklaringen afleggen aan de politie of
aan justitie dat deze kunnen verschillen. Die verklaringen worden dan als onzin bestempeld,
maar dat hoeft het niet te zijn. Ondertussen lijken politie en justitie zich te baseren
op onderzoeken naar herinneringen die zijn gebaseerd op mensen zonder stoornis, onderzoeken
die dus helemaal niet representatief zijn. Hoe kijkt u naar deze discussie? Bent u
bereid te kijken naar andere manieren van verhoren zoals door een Zwitserse expert
wordt geadviseerd?11
Ten derde is er het probleem dat verschillende slachtoffers verklaren dat in de georganiseerde
misbruikkringen zich ook hoogwaardigheidsbekleders bevinden. Wat hier ook van waar
is, dit vormt natuurlijk een enorme drempel om aangifte te doen. Herkent u dit gebrek
aan vertrouwen, en bestaat er enig idee hoe hiermee het beste omgegaan zou kunnen
worden, om er voor te zorgen dat het vertrouwen terugkeert?
Ten vierde lopen slachtoffers van de meest gruwelijke misdaden tegen grote problemen
aan bij de LEBZ. Volgens u is deze eenheid «een multidisciplinair samengestelde groep deskundigen met uitgebreide wetenschappelijke
kennis en expertise op het vlak van klinische psychologie, orthopedagogiek, cognitieve
psychologie, rechtspsychologie, zedenrecherche en recherchepsychologie.»12 Maar inmiddels worden door andere experts vraagtekens gezet bij de wetenschappelijke
inzichten, doelstellingen en werkwijze van deze expertisegroep. Hoe ziet u deze discussie?
Zo zou de LEBZ te snel en te gemakkelijk besluiten om opsporingsonderzoeken te beëindigen.
Dit wordt ondersteund door cijfers, want in 78% van alle zaken die door de LEBZ worden
beoordeeld wordt negatief advies uitgebracht aan het OM en in slechts 4% positief13. Wat zeggen deze cijfers u?
De leden van de SP-fractie vragen ook aandacht voor de zin die op de website van de
LEBZ heeft gestaan: «heeft als voornaamste doel om onjuiste beschuldigingen op het
gebied van seksueel misbruik te herkennen en daarmee onterecht beschuldigden te beschermen
tegen vervolging.»14. Deze zin is ook op andere plekken door de LEBZ gebruikt, zo is gebleken aan de hand
van een PowerPointpresentatie van de politie15. Waarom is deze zin toch verdwenen van de website? Dit roept toch vragen op over
de doelstellingen van de LEBZ? Dit leidt er sowieso toe dat slachtoffers zich niet
serieus genomen voelen en daardoor maar geen aangifte doen. Wat is uw reactie hierop?
Als laatste over de LEBZ willen de leden van de SP-fractie nog wijzen op de werkwijze
van de LEBZ. Want het is deze leden duidelijk geworden dat zij niet alleen zedenzaken
analyseren. Zo is gebleken dat de LEBZ zich zelfs bemoeide met de zorgstandaard voor
cliënten met DIS, door er voor te zorgen dat deze niet goedgekeurd of gecertificeerd
werd.16 Wat vindt u hiervan? Daar gaat de LEBZ toch niet over?
Dit alles roept veel vragen op over de LEBZ. Was het doel nu wel of niet al die jaren
vooral dat aangiftes voorkomen worden? Is de wetenschappelijke basis van de LEBZ niet
te smal of zelfs achterhaald? Wat heeft de werkwijze van de LEBZ opgeleverd? Gebeurt
hier nou wel of niet wat er zou moeten gebeuren, namelijk waarheidsvinding en bijdragen
aan gerechtigheid? Vormt de LEBZ nu op deze manier niet een obstakel bij het vaststellen
van georganiseerd misbruik in Nederland? De leden van de SP-fractie kijken uit naar
uw beantwoording op deze vragen.
Met de bovenstaande tekst hebben de leden van de SP-fractie duidelijk proberen te
maken dat er veel vragen zijn gerezen afgelopen tijd over hoe in Nederland wordt omgegaan
met de bestrijding van georganiseerd misbruik. Voor deze leden is uw reactie op de
schriftelijke Kamervragen van leden van de fracties van GL, SP en de PvdA zoals eerder
gezegd dan ook onvoldoende. Er zijn te veel vragen om de ernstige zaken, die door
Argos zijn aangekaart, te bagatelliseren en te denken dat de huidige aanpak volstaat.
Dat is namelijk niet het geval. De leden van de SP-fractie stellen daarom twee onderzoeken
voor. Ten eerste moet er een onderzoek komen naar de omvang en de aanpak van georganiseerd
misbruik in Nederland. Het is duidelijk dat de informatie van de LEBZ niet de lading
dekt en geen juist en volledig beeld geeft. Daarom zou er een onafhankelijk onderzoek
moeten komen op basis van verschillende wetenschappelijke inzichten en in samenwerking
met een breed scala aan experts en behandelaars. Daarin moeten de belangen van de
slachtoffers centraal staan.
Ten tweede is het nodig dat er een onafhankelijk en breed onderzoek komt naar de LEBZ.
Er zijn simpelweg te veel vragen over die expertisegroep en die vragen moeten beantwoord
worden. Ook hier is het belangrijk dat verschillende wetenschappelijke paradigma’s
betrokken worden bij het onderzoek. De leden van de SP-fractie wijzen er voor de volledigheid
op dat zij in samenwerking met de leden van de PvdA-fractie en de GL-fractie twee
moties17 met deze strekking hebben ingediend bij het wetgevingsoverleg Wet uitbreiding slachtofferrechten
op 5 oktober jongstleden.
Als laatste, voor nu, op dit thema willen de leden van de SP-fractie toch nog eens
vragen naar uw mening over de verhouding tussen dit thema en het opheffen van Sektesignaal.
Een onderdeel van de oplossingen voor bovenstaande problemen zou kunnen zijn dat er
een speciaal meldpunt komt voor slachtoffers van georganiseerd misbruik die vast zaten
in een netwerk, rituele groep of sekte. Nu had Nederland dit meldpunt tot enkele jaren
geleden, onder de naam Sektesignaal. Helaas is dit meldpunt door u wegbezuinigd, zeer
tegen de zin van deze leden. Denkt u ook dat Sektesignaal verschillende van de hierboven geconstateerde problemen, al dan niet gedeeltelijk,
had kunnen ondervangen? Bent u bereid erover na te denken om Sektesignaal toch te
heropenen? Erkent u nu dat Sektesignaal een specialistische aanpak had, die onvoldoende
aanwezig is en niet adequaat georganiseerd kan worden bij de hierin niet gespecialiseerde
politie, die al zo veel taken heeft?
Vervolgens willen de leden van de SP-fractie aandacht vragen voor de verantwoordelijkheid
van pornosites bij het aanpakken van non-consensuele naaktbeelden en pornografie. Hierover stelden zij recent schriftelijke Kamervragen18, maar ook hier vinden deze leden dat u niet doortastend genoeg reageert. Hebben deze
leden het goed begrepen dat de juridische verantwoordelijkheid van pornosites in de
strijd tegen onder andere kinderporno en wraakporno beperkt is, totdat zij een melding
krijgen van illegale beelden of wanneer de pornosite op de hoogte is of redelijkerwijs
op de hoogte behoort te zijn van de illegaliteit van beelden? Dit houdt dan toch in
dat pornosites hun ogen mogen sluiten voor al het illegaal materiaal wat er tussendoor
glipt, waar zij niet actief op gewezen worden, terwijl zij daar wel geld aan verdienen?
Tast dit niet uw rechtvaardigheidsgevoel aan?
De leden van de SP-fractie vinden deze juridische verantwoordelijkheid te beperkt.
Ten eerste zijn zij erg benieuwd hoe een pornosite, waarop gebruikers zelf materiaal
kunnen uploaden, moet weten of dit met toestemming is gebeurd van de acteurs en of
zij wel meerderjarig zijn. Want als deze site dat niet kan of hoeft te controleren,
kan de site toch vast blijven houden dat zij het materiaal niet hoeven te verwijderen?
Geldt inderdaad dat slachtoffers van kinderporno zelf op zoek moeten gaan om materiaal
te laten verwijderen? Is dat daadwerkelijk wat u voor ogen heeft? De aan het woord
zijnde leden begrijpen dat organisaties zoals het EOKM daar bij helpen, maar dat is
nog steeds te passief aangezien kostbare tijd verloren gaat. Deelt u deze mening?
Hoe moeten die sites weten wanneer het materiaal illegaal is, aangezien het om enorme
hoeveelheden data gaat? Al met al denken de leden van de SP-fractie dat de huidige
juridische verantwoordelijkheid te beperkt is. Deze sites kunnen namelijk te makkelijk
achterover leunen en geld verdienen totdat ze ergens een berichtje krijgen dat een
bepaalde video verwijderd zou moeten worden.
De leden van de SP-fractie doen daarom het volgende voorstel. Bent u bereid deze websites,
waar pornografisch materiaal geüpload kan worden door gebruikers, verantwoordelijk
te maken voor al het materiaal op de website door deze website te verplichten te controleren
of de personen die verschijnen in het materiaal meerderjarig zijn en toestemming hebben
gegeven voor het materiaal? Dit is volgens deze leden de enige manier om te voorkomen
dat deze sites geld verdienen aan slachtoffers van heimelijk beeldmateriaal, wraakporno
en kinderporno. Graag uw reactie hierop, of een toezegging van de verkenning van de
juridische mogelijkheden om dit te bereiken.
De leden van de SP-fractie willen ook nadrukkelijk aandacht vragen voor het EOKM.
Het EOKM speelt een belangrijke rol in het verwijderen van kinderporno, het bieden
van voorlichting en hulpverlening aan slachtoffers. Ook u heeft hier goede woorden
voor over: «Ik juich het toe dat de Stichting Stop Online Shaming en de Stichting Expertisebureau
Online Kindermisbruik opkomen voor het belang van slachtoffers door platformen civielrechtelijk aansprakelijk te stellen voor de schade die zij veroorzaken.»19 U heeft ook warme woorden voor Stop It Now, tevens onderdeel van het EOKM: «Ook zet ik stevig in op preventie van daderschap, bijvoorbeeld door de specifieke
hulplijn Stop it Now voor mensen met pedofiele gevoelens (en hun naasten)»20. Hetzelfde geldt voor Helpwanted.nl21. Toch moeten de leden van de SP-fractie constateren dat u de subsidiekraan aan het
EOKM dichtdraait. Niet voor het eerst! In de begroting voor 2021 is er € 65.000 minder
beschikbaar dan dit jaar22. Hoe kan dat nou? Wat is hiervoor de verklaring? Welke activiteiten moet het EOKM
volgens u dan voortaan niet meer, of minder gaan doen?
De leden van de SP-fractie hebben begrepen dat er jaarlijks juist méér geld nodig
is om de huidige activiteiten voort te zetten. Het water staat aan de lippen, het
voortbestaan van het EOKM is zelfs in gevaar, er is zelfs sprake van een acuut liquiditeitsprobleem.
Bent u hier ook van op de hoogte? Hoe heeft u dit kunnen laten gebeuren? Waarom is
ervoor gekozen te bezuinigen op het EOKM? Bent u bereid het EOKM extra budget te verstrekken
om hun belangrijke werkzaamheden voort te zetten en zo mogelijk uit te breiden?
De leden van de SP-fractie constateren dat de bejegening van slachtoffers die aangifte
doen van online seksueel geweld soms onvoldoende is. Nog steeds horen we regelmatig
dat jongeren worden weggestuurd, waarbij bijvoorbeeld wordt gezegd «dat ze een beetje
dom geweest zijn om een foto te sturen». Door dit soort opmerkingen kan secundair
slachtofferschap ontstaan, dergelijke ervaringen helpen niet en zijn slecht voor het
vertrouwen. Wat kunt u doen ter verbetering van dit aangifteproces, door opleiding
en capaciteitsuitbreiding? Wat vindt u van de beeldvorming en de boodschap dat jongeren
géén naaktfoto’s moeten sturen, wat als gevolg kan hebben dat het vooral een «eigen
schuld» verhaal wordt en gevoelens van schaamte ontstaan, terwijl niet zo zeer het
maken maar vooral het verspreiden en verder doorsturen eigenlijk het echte probleem
is? Met het maken van foto’s is immers toch niet het recht op privacy verloren? Graag
een reactie hierop.
Ook ontvangen de leden van de SP-fractie graag een toelichting op het voorstel om
sekschatten strafbaar te stellen. Wat gaat deze strafbaarstelling precies inhouden?
De leden van de SP-fractie constateren dat vanaf 5 juni 2020 het moment van openbare
naming-and-shaming van hosts die zich onvoldoende inspannen om kinderporno te verwijderen plaats zou
vinden.23 Deze leden lezen dat de Kamer in september 2020 op de hoogte zou worden gebracht
van de monitor van de TU Delft en van de lijst met hosts die niet mee werken. Inmiddels
is het oktober 2020 en is hierover nog niets naar de Kamer gestuurd. Wanneer kan de
Kamer dit alsnog verwachten? Wat heeft tot deze vertraging geleid? Deelt u de mening
van voornoemde leden dat dreigementen alleen werken als je ze ook consequent uitvoert?
Welk signaal zendt u nu eigenlijk uit naar deze bedrijven? Kunt u ook een indicatie
geven wanneer de Kamer het wetsvoorstel met de bestuursrechtelijke aanpak van deze
hosts24 kan verwachten?
De leden van de SP-fractie hebben ook nog verschillende vragen over het internationale
sekstoerisme. Ook op dit terrein zijn de afgelopen jaren flinke stappen gezet. Toch
zijn er nog verbeterpunten. Zo stellen Terre des Hommes en Defence for Children dat
bijvoorbeeld het afpakken van paspoorten niet vordert omdat deze regel vrij onbekend
is. Zij willen graag weten welke stappen u zet om deze regels bekender te maken. De
aan het woord zijnde leden vragen een reactie hierop. In welke mate zijn reisbeperkende
maatregelen, zoals inname van het paspoort, opgelegd bij zedendelinquenten met een
hoog recidiverisico sinds de inwerkingtreding van de Wet Langdurig Toezicht? Kunt
u een update geven van de voortgang van het door WODC uit te voeren onderzoek «Rechtsvergelijking
maatregelen: seksueel misbruik minderjarigen door veroordeelde zedendelinquenten»?
Een ander middel om het sekstoerisme aan te pakken is door screeningsinstrumenten
in te zetten. In Nederland kennen we de Verklaring Omtrent het Gedrag waarbij we tegenwoordig
ook de Europese database van antecedenten via het European Criminal Record Information
System (ECRIS) kunnen raadplegen. Maar ook breder dan Europa worden er aan dergelijke
en vergelijkbare initiatieven gewerkt. Terre des Hommes en Defence for Children vragen
daar terecht aandacht voor. Daarom willen de leden van de SP-fractie graag u de volgende
vragen voorleggen. Kunt u een update geven in hoeverre de stimulering van het beter
gebruik van ECRIS structureel plaatsvindt? Kunt u aangeven welke inspanningen genomen
worden om een internationaal screeningsinstrument tot stand te laten komen? Kunt u
een update geven in hoeverre de stimulering van het beter gebruik van Green Notices
structureel plaatsvindt? Kunt u aangeven in hoeverre de stimulering van het gebruik
van Green Notices heeft geleid tot een toename van het gebruik ervan? Kunt u aangeven
hoe de informatiedeling met landen buiten de EU verder verbeterd kan worden? Ook zijn
de leden van de SP-fractie erop gewezen dat de bezetting en financiering van het Team
Bestrijding Kinderporno en Kindersekstoerisme achter loopt bij het aantal meldingen.
Daarom vragen deze leden of u overwogen heeft om het aantal rechercheurs van dat team
uit te breiden door meer geld ter beschikking te stellen. Zo nee, waarom niet?
De leden van de SP-fractie hebben ook nog vragen over pro-anorexia coaches, waar eerder
dit jaar al een schriftelijk overleg over is geweest. Kunt u toezeggen dat u voor
de begrotingsbehandeling Justitie en Veiligheid 2021 met een uitgebreide uitwerking
komt hoe de aangenomen moties worden uitgevoerd? Kunt u aangeven of, met inachtneming
van extra middelen als gevolg van de motie Klaver c.s.25, voldoende middelen en expertise beschikbaar zijn voor de opsporingsdiensten om online
effectieve barrières op te werpen voor hen die online slachtoffers misbruiken en/of
uitbuiten? Kunt u reageren op de politie die heeft gesteld dat er geen capaciteit
beschikbaar is om pro-ana coaches aan te pakken26? Kunt u aangeven welke stappen er inmiddels zijn genomen voor een online opsporingsstrategie
waarin kwetsbare groepen, zoals mogelijke slachtoffers van pro-ana coaches, worden
aangepakt? Zo nee, waarom niet? Kunt u aangeven in hoeverre politie en OM sinds mei
2019 omgegaan zijn met de ernstige signalen? Kunt u bijvoorbeeld concreet aangeven
hoeveel zaken zijn opgepakt? Kunt u tevens aangeven wat er is gebeurd met de concrete
casus waarin strafrechtelijk belastend materiaal is overgedragen aan de politie27 door de Coalitie tegen seksuele kinderuitbuiting? Kunt u aangeven op welke wijze
zorgverleners al zijn toegerust om de gevaren van pro-ana coaches te signaleren?
6. Vragen en opmerkingen vanuit de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met teleurstelling kennisgenomen van de omzetting
van het algemeen overleg naar dit schriftelijk overleg. Deze leden zijn van mening
dat ondanks de beperkte kansen tot vergaderen de agenda van dit overleg van dusdanig
belang is dat het schriftelijk afdoen hier geen waarde aan doet.
Consultatie voorontwerp wetsvoorstel seksuele misdrijven
Deze leden zijn enthousiast over het feit dat u de verouderde wetgeving rondom seksueel
geweld wilt updaten en aanpassen aan de huidige normen en waarden van de samenleving
in het wetsvoorstel seksuele misdrijven. Echter maken zij, net zoals veel van de experts
die gehoord zijn in de technische briefing over zeden, zich zorgen over de toevoeging
van seks tegen de wil. Ziet u in dat de opsplitsing van seks tegen de wil en verkrachting
een onderscheid tussen de twee maakt in ernst en impact die niet noodzakelijk terecht
is, gezien de fysieke en psychische schade die het doet? Deelt u de mening dat het
onterecht is seks met iemand die zich niet kan verzetten minder zwaar bestraft wordt
dan seks met een slachtoffer dat zich heeft verzet?
De leden van de PvdA-fractie betreuren het feit dat de bejegening van slachtoffers
nog veel te vaak besproken moet worden. Hoe reageert u op de reactie van slachtoffers
van seksueel geweld dat deze nieuwe wet in feite vicitim blaming juridisch verankert?
Het is een positieve ontwikkeling dat het bevriezen van een slachtoffer wanneer zij/hij
verkracht wordt, wordt herkend als een lichamelijk respons die niet afdoet aan het
geweld dat tegen hen gebruikt wordt. Deelt u de mening dat het erkennen van deze lichamelijke
respons, die zo’n 70% van de slachtoffers ervaren, u verplicht ook in de strafmaat
wel degelijk deze lichamelijk respons te erkennen door verkrachting zonder verzet
tevens aan te merken als verkrachting en niet als seks tegen de wil? Deelt u de mening
dat alle seks tegen de wil verkrachting is, geen seks, omdat seks impliceert dat het
een handeling betreft waarvoor beide partijen consent hebben gegeven?
Kunt u reageren op de bezwaren en de zorgen die zijn geuit over het feit dat de toevoeging
in de wet van seks tegen de wil verwarrend kan werken in de samenleving? Ziet u ook
in dat een verschil tussen «echte verkrachting» en «minder echte verkrachting» een
slechte boodschap uitdraagt naar jongeren? Kunt u zich voorstellen dat dit kan voelen
als een klap in het gezicht van slachtoffers van verkrachting die bevroren en nu zien
hoe hun verkrachting tot een lagere strafmaat zal leiden dan een «klassieke verkrachting»
en daarmee ook sneller is verjaard? Welke boodschap heeft u voor de door Rutgers geschatte
70.000 slachtoffers van verkrachting die zich niet konden verzetten toen zij verkracht
werden?
Bent u bereid de wettekst dusdanig aan te passen dat enkel dwang en verzet worden
geschrapt uit de definitie van verkrachting in plaats van seks tegen de wil toe te
voegen, gezien het feit dat de «klassieke verkrachting» waar u naar verwijst niet
bestaat? Ziet u in dat een rechter verschillende strafmaten kan opleggen op basis
van de verzwarende omstandigheden in een zaak? Welke reactie heeft u voor de groep
slachtoffers die zich verenigden om op te roepen seks zonder toestemming ook aan te merken als verkrachting met de boodschap: «Introduceert u alstublieft
géén nieuw zedendelict seks tegen de wil. Dit bestaat namelijk niet. Dat is hetzelfde
als diefstal of inbraak benoemd wordt als een cadeau aan pleger zonder toestemming?28
Deelt u de opvatting dat binnen de opleidingen van hulpverleners aandacht moet worden
besteed aan het feit dat er geen klassieke verkrachting bestaat en aan de verschillende
fysieke responses die het lichaam kan vertonen? Bent u eveneens van mening dat er
meer moet worden gedaan aan het bestrijden van het idee dat verkrachting de schuld
van de vrouw zelf is vanwege kledij of gedrag, gezien het feit dat bijna een zesde
van de mannen onder de 30 van mening is dat vrouwen erom vragen verkracht te worden
wanneer zij zich sexy kleden? Op welke manier bent u voornemens het begrip consent
op te nemen in deze voorlichting alsook de voorlichting aan kinderen en jongeren?
De uitzending van Argos over ritueel misbruik
De leden van de PvdA-fractie uiten hun zorgen over het feit dat het lage aantal opsporingsonderzoeken
van het LEBZ van de afgelopen jaren volgens u reden zijn geen nieuw onderzoek te starten
naar ritueel misbruik. Deze leden zijn van mening dat de persoonlijke verhalen die
zijn opgedaan in het onderzoek van Argos, waarin slachtoffers aangaven keer op keer
te worden weggestuurd, wel degelijk reden zijn tot verder onderzoek. Kunt u daarop
reageren? Kunt u tevens ingaan op het feit dat het LEBZ de hoogste prioriteit geeft
aan het uitsluiten van valse aangiften en daarmee het bieden van hulp aan mogelijke
slachtoffers in het gedrang is gekomen? Kunt u ook ingaan op het feit dat het afdoen
van meldingen van slachtoffers als zijnde niet juist niet zal hebben bijgedragen aan
de meldingsbereidheid van slachtoffers en het lage aantal onderzoeken van het LEBZ
daarmee een drogreden is? Bent u net als voornoemde leden geschrokken van de persoonlijke
verhalen uit het Argos onderzoek waaruit blijkt hoe schadelijk de bejegening van het
LEBZ is geweest voor slachtoffers? Bent u bereid tot heroverweging om een onafhankelijk
onderzoek in te stellen om te voorkomen dat het LEBZ haar eigen vlees keurt en te
voorkomen dat slachtoffers verder onrecht wordt aangedaan?
Reactie op het Inspectierapport «Een onderzoek naar taakuitvoering van zedenrechercheurs
en hun bejegening van slachtoffers»
De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse het kritisch onderzoek van de Inspectie
Justitie en Veiligheid (Inspectie) gelezen. Het rapport concludeert ten eerste dat
de bejegening van zedenslachtoffers dermate wordt gekleurd door de ervaringen van
zedenrechercheurs dat de slechts kleine kans dat de zaak tot een veroordeling leidt
de boventoon voert. Hoe gaat u proactief de huidige zedenrechercheurs aansturen deze
nadruk uit het gesprek te houden, naast de communicatie die de politie zelf heeft
ondernomen in het Plan van Aanpak, daar dit een allerminst proactieve methode betreft?
Ten tweede concludeert het rapport dat zedenrechercheurs een standaard bedenktijd
hanteren voor slachtoffers voor het wel of niet overgaan tot aangifte ook al is dit
slechts een recht maar geen plicht en is maatwerk wel degelijk mogelijk. Hoe gaat
u hier proactief op ingrijpen zodat zedenrechercheurs deze bemoeilijkende regel loslaten?
Hoe zal u zedenrechercheurs beter in staat stellen een follow-up te doen bij slachtoffers
die aan het eind van de bedenktijd niks van zich laten horen?
Ten derde komt uit het rapport van de Inspectie naar voren dat slachtoffers zich onvoldoende
geïnformeerd voelen na het doen van aangifte. Hoe gaat u ervoor zorgen dat verwachtingen
en praktische mogelijkheden beter op een lijn komen? Welke extra stappen gaat u zetten,
naast de inclusie van de bovenstaande drie punten in het Plan van Aanpak, om te verzekeren
dat zedenslachtoffers zo goed mogelijk kunnen worden geholpen na hun traumatiserende
ervaring?
7. Vragen en opmerkingen vanuit de ChristenUnie-fractie
De leden van de CU-fractie hebben onder dankzegging kennisgenomen van de door u toegezonden
brieven. Genoemde leden merken op dat zij in september 2020 ook al schriftelijke vragen
hebben gesteld over het toegenomen aantal meldingen van seksueel geweld in afhankelijkheidsrelaties29, zij vragen u deze vragen spoedig te beantwoorden.
De voorgenoemde leden vinden het zorgelijk dat de Nationaal Rapporteur Mensenhandel
en Seksueel geweld tegen kinderen niet kan voldoen aan de rapportage-ambitie. Wat
betekent dit ook voor de andere monitoren die vanuit de Nationaal Rapporteur Mensenhandel
worden gepubliceerd? Kunt u in gesprek gaan met de Nationaal Rapporteur Mensenhandel
om te bezien waar de knelpunten liggen en een beeld te krijgen van het middelentekort?
Kan de Kamer hier voor de behandeling van de begroting Justitie en Veiligheid 2021
over worden geïnformeerd?
De leden van de CU-fractie hebben met grote zorgen kennisgenomen van de huiveringwekkende
verhalen van ritueel misbruik die een diepe duistere praktijk beschrijven. Genoemde
leden kunnen zich moeilijk voorstellen dat de vele getuigenverslagen maar ook de signaleringen
van behandelaars geen kern van waarheid bevatten en vragen of in Nederland niet te
terughoudend wordt omgegaan met deze signalen. Zij constateren dat in Duitsland door
de Nationaal Commissaris tegen Kindermisbruik vanuit de grondhouding wordt geopereerd
dat ritueel misbruik plaatsvindt en dat dit ook ruimte heeft geboden voor getroffenen
om zich te melden. Heeft u kennisgenomen van de aanpak in Duitsland? Erkent u dat
wanneer in Duitsland sprake is van ritueel misbruik op een significante schaal, het
niet onwaarschijnlijk is dat dit ook in Nederland plaatsvindt? Erkent u dat de zeer
terughoudende houding ten aanzien van ritueel misbruik een negatief effect kan hebben
op de meldingsbereidheid van slachtoffers? Erkent u tevens dat juist van de groep
minderjarigen die slachtoffer zijn van seksueel misbruik slechts een fractie (2 tot
3%) in beeld is, en dat ook veel verklaringen over ritueel misbruik verhalen over
seksueel misbruik van minderjarigen? Op welke wijze kunt u, gegeven deze factoren,
een meer open grondhouding bij opsporing en onderzoek voorstaan, zodat de zeer hoge
drempel voor melding in elk geval een klein beetje wordt verlaagd?
Een andere vorm van seksueel misbruik waar de leden van de CU-fractie zich grote zorgen
over maken, is het misbruik door pro-ana coaches. Op welke termijn kan de Kamer een
uitwerking van de aangenomen moties verwachten? Kunt u aangeven of voldoende middelen
en expertise beschikbaar zijn voor de opsporingsdiensten om online effectieve barrières
op te werpen voor hen die online slachtoffers misbruiken en/of uitbuiten? Kunt u reageren
op de reactie vanuit de politie die heeft gesteld dat er geen capaciteit beschikbaar
is om pro-ana coaches aan te pakken? Kunt u aangeven welke stappen er inmiddels zijn
genomen voor een online opsporingsstrategie waarin kwetsbare groepen, zoals (mogelijke)
slachtoffers van pro-ana coaches, worden aangepakt? Zo nee, waarom niet?
De leden van de CU-fractie spreken hun waardering uit voor uw inspanningen om hostingpartijen
aan te spreken op hun verantwoordelijkheid waar het kinderpornografisch materiaal
op hun servers betreft. Het is buitengewoon zorgelijk dat vermoedelijk de helft van
al het kinderpornografisch materiaal op internet vanuit Nederland wordt gehost. Genoemde
leden onderkennen dat het benoemen van betrokken partijen van waarde kan zijn, maar
denken ook dat het uitschrijven van boetes een optie moet zijn. Is dit voor u ook
een begaanbare route? Op welke manier zou überhaupt breder inzicht kunnen komen in
de inzet van hostingpartijen ten aanzien van de verwijdering van materiaal en ten
aanzien van het voorkomen van het uploaden van materiaal? Zou een Autoriteit Kinderporno
hierin een rol kunnen spelen?
De leden van de CU-fractie vragen ook naar de verbetering van de bereikbaarheid van
Stop It Now!, in lijn met de aangenomen motie van het lid Van der Graaf30 op dit punt, zodat downloaders en personen met seksuele gevoelens voor minderjarigen
altijd kunnen worden doorgeleid naar specialistische hulp. Deze leden vragen wanneer
deze verbetering zal worden bewerkstelligd en vragen tevens of er inzicht is in de
ontwikkelingen in hulpvragen bij de hulplijn de afgelopen zeven maanden.
In de Wet seksuele misdrijven, waar momenteel aan wordt gewerkt, zien de aan het woord
zijnde leden dat wordt gezocht naar een betere bescherming van slachtoffers van seks
tegen de wil. Toch vragen deze leden waarom niet is gekozen voor strafbaarstelling
van het ontbreken van instemming in plaats van strafbaarstelling van de aanwezigheid
van dwang. Hoe ziet u het gegeven dat met het enkel strafbaar stellen van dwang de
indruk wordt gewekt dat enkel wanneer iemand zich heeft verzet deze slachtoffer is
van verkrachting? Is het niet beter dit samen te voegen met de strafbaarstelling van
verkrachting, zoals ook de Nationaal Rapporteur Mensenhandel bepleit?
De leden van de CU-fractie merken op dat seksueel misbruik ook kan plaatsvinden in
gevallen waar betaling voor seksuele diensten plaatsvindt. Zien deze leden het juist
dat waar een expliciet verbod op het kopen van seks komt van 16- of 17-jarigen, dit
er niet is voor seks tegen betaling met minderjarigen van 15 jaar of jonger, hetgeen
onder de algemene zedentitel valt? Bent u voornemens dit te corrigeren? Onderschrijft
u dat een expliciete strafgrond bij kan dragen aan opsporing, expliciete erkenning
van slachtofferschap en cijfermatig inzicht in het aantal zaken van sekskoop van minderjarigen?
Op welke wijze zal, anticiperend op de verhoging van de prostitutieleeftijd in de
Wet regulering sekswerk, ook seks tegen betaling met iemand onder de 21 in de wet
strafbaar worden gesteld?
Tot slot vragen deze leden op welke termijn de Kamer de Wet regulering sekswerk kan
verwachten. Zij brengen hierbij de toezegging van de Minister-President in herinnering
bij de Algemene politieke beschouwingen van 2019 dat de wet in het eerste kwartaal
van 2020 bij de Tweede Kamer zou worden ingediend. Genoemde leden spreken hun grote
teleurstelling uit dat dit tot op heden nog niet is gebeurd.
8. Vragen en opmerkingen vanuit de SGP-fractie
Naar aanleiding van de aflevering van Argos over ritueel misbruik hebben de leden
van de SGP-fractie enkele vragen omtrent de bestrijding van (ritueel) misbruik. Deze
leden vragen of u het begrijpelijk vindt dat slachtoffers van dit misbruik zich niet
durven te melden bij het LEBZ, dat tot doel heeft om onterecht beschuldigden te beschermen
en de aangifte van slachtoffers derhalve niet voldoende serieus neemt. Voornoemde
leden constateren dat het LEBZ aangeeft dat zaken met betrekking tot ritueel misbruik
geseponeerd worden in verband met een tekort aan bewijs. Het is echter opvallend dat
een onderzoek van Argos ruim 140 respondenten oplevert met veelal dezelfde verklaringen.
Hoe verklaart u deze sepots in het licht van dit onderzoek? Is er daadwerkelijk sprake
van een tekort aan bewijs of spelen andere factoren een rol? Hoe kan meer effectiviteit
geboekt worden?
De leden van de SGP-fractie wijzen erop dat als het gaat om strafbare feiten die binnen
het rituele misbruik plaatsvinden dit vergelijkbaar is met reguliere mishandelingen,
zij het dat dit nu vanuit ritueel oogpunt plaatsvindt. Te denken valt aan het verplichten
van meisjes om zwanger te worden, glasscherven die schade toebrengen aan geslachtsdelen,
gedwongen prostitutie. Ritueel misbruik gaat echter nog verder. Een voorbeeld hiervan
is het offeren van kinderen en zelfmoordprogramma’s. Gezien de heftigheid van de zaken
wordt dit aan het LEBZ overgelaten en wordt uiteindelijk 100% van de zaken geseponeerd.
Kunt u aangeven waarom er wel politiewerk gemaakt wordt van zaken waarin het gaat
om misbruik zonder het stempel «ritueel», maar wanneer het gaat om «ritueel misbruik»
hier onvoldoende aandacht aan wordt besteed? Het gaat ook hier om een grove schending
van de grondrechten van personen. Waarom wordt dit verschillend benaderd?
De aan het woord zijnde leden vragen uw aandacht voor de kwalificatie van organisaties
zoals de satanskerk waarover in de aflevering van Argos over ritueel misbruik gesproken
wordt. Vrijheid van godsdienst is al decennialang een grondrecht dat verankerd ligt
in de Nederlandse Grondwet. Kunt u aangeven of een satanskerk, waarin dit soort rituelen
plaatsvinden, deze vrijheid ook geniet? Het gaat hier om een opeenstapeling van strafbare
feiten waar tijdens een viering niet tegen kan worden opgetreden. Kunt u aangeven
tot waar deze vrijheid reikt en of u van plan bent in te grijpen in dit soort rituele
vieringen?
De leden van de SGP-fractie wijzen erop dat de Christelijke gemeente van Jehova’s
Getuigen in Nederland verzocht wordt om een meldpunt voor misbruikzaken in te stellen.
Enkele kerken kennen dit meldpunt ook en dit hoeft niet te betekenen dat er met enige
regelmaat misbruik plaatsvindt, maar biedt wel veiligheid voor slachtoffers indien
er misbruikzaken voorkomen dat zij zich daar kunnen melden. De Christelijke gemeente
van Jehova’s Getuigen in Nederland geeft aan geen noodzaak te zien in het oprichten
van een meldpunt daar zij beschikken over een eigen meldpunt en leden de vrijheid
geven om misbruik aan de autoriteiten te melden. In hoeverre is een meldpunt misbruik
volgens u noodzakelijk? Acht u het wenselijk dat iedere organisatie, religieus of
niet, een meldpunt misbruik instelt?
II. Reactie van de bewindspersonen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
H. Schoor, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.