Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 19 en 20 oktober 2020 (Kamerstuk 21501-32-1254)
2020D40225 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben de onderstaande
fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit over de Landbouw- en Visserijraad op 19 en 20 oktober 2020.
De voorzitter van de commissie, Kuiken
De adjunct-griffier van de commissie, Verhoev
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
5
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
6
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
7
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
9
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
10
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
14
II
Antwoord/ Reactie van de Minister
15
III
Volledige agenda
15
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Geannoteerde agenda
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda, het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 21 september 2020 en de brief
over de Standing Commitee for Plants, Animals, Food and Feed (SCoPAFF) en hebben hierover
nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over de ontwikkelingen rond het Gemeenschappelijk
Landbouwbeleid (GLB). De afgelopen maanden is, mede door de coronacrisis, weinig voortgang
geboekt en het nadere financiële kader heeft lang op zich laten wachten. Deze leden
hechten aan een technische briefing over de voortgang en weten dat het aanbod vanuit
het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) voor het geven van een
Technische Briefing reeds is gedaan. Zij vragen of de Minister de voorgestelde route
van het Duitse Voorzitterschap om bij de Landbouw- en Visserijraad van 19 en 20 oktober
al tot een algemene oriëntatie van het GLB te komen en een gezamenlijke Raadspositie
vast te stellen realistisch vindt. Zo nee, waarom niet en zo ja, waarom wel?
De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister een terugkoppeling kan geven van
de discussie die op 7 oktober 2020 plaats heeft gevonden rond de horizontale verordening.
Welke onderwerpen stonden op de agenda en wat is de positie van Nederland in deze
discussie? Hoe heeft de discussie rond uitzonderingen van de controles op de conditionaliteit
voor kleine boeren zich ontwikkeld, welke uiteenlopende posities zijn er en wanneer
wordt erop teruggekomen?
De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister een uitgebreide toelichting kan
geven op de voorgestelde wijzigingen rond de Raadswerkgroep Landbouwproducten.
De leden van de VVD-fractie vragen naar de uitwerking van de raadsconclusies over
de Van-boer-tot-bord-strategie. Hecht de Minister, net als het Duits Voorzitterschap
ook aan een af te spreken raadsconclusie? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?
Kan de Minister toelichten wat een raadsconclusie voor betekenis heeft, aangezien
het geen rechtsgevolgen heeft? Wat zegt een gezamenlijke, unanieme verklaring over
de weg die de EU-landbouwministers in willen slaan wat betreft de Van-boer-tot-bordstrategie?
Wordt met een gezamenlijke, unanieme verklaring niet vooruitgelopen op de discussie
die binnen elke lidstaat hierover gevoerd moet gaan worden?
De leden van de VVD-fractie vragen tevens naar de stand van zaken met betrekking tot
het Nederlandse standpunt in relatie tot de andere lidstaten. Op welke onderwerpen
heeft Nederland welke lidstaten aan zijn zijde, op welke onderwerpen wordt de steun
van andere lidstaten gemist en welke lidstaten zijn dat? Deze leden ontvangen hier
graag een uitgebreide toelichting op. Daarnaast missen deze leden op dit punt de aandacht
voor een gelijk speelveld in Europees verband. Kan de Minister een toelichting geven
op het belang van het gelijke speelveld in relatie tot de beoogde verklaring rond
Van-boer-tot-bordstrategie?
De leden van de VVD-fractie lezen dat, als onderdeel van de inzet met betrekking tot
de Van-boer-tot-bordstrategie, ingezet wordt op ambitieuze en afdwingbare handelsafspraken
met derde landen. Deze leden vinden het ook noodzakelijk om goede handelsverdragen
te sluiten met derde landen om zo de exportmogelijkheden van Nederlandse agrarische
ondernemers te verbeteren. Het voornemen om «afdwingbare» afspraken te maken roept
bij hen echter vragen op. Kan de Minister toelichten hoe zij deze afdwingbaarheid
voor zich ziet? Op welke element van een handelsverdrag dient deze afdwingbaarheid
wat haar betreft toe te zien? Door middel van welk mechanisme dienen handelsafspraken
volgens haar afdwingbaar te zijn?
Deelt de Minister de opvatting dat de recente uitreiking van de Nobelprijs voor de
Scheikunde aan microbioloog Emmanuelle Charpentier en biochemicus Jennifer Doudna
voor de ontwikkeling van CRISPR-Cas andermaal onderstreept dat de internationale opvattingen
over het nut en de noodzaak van deze technologie opgeschoven zijn, terwijl het Europese
beleid ten aanzien hiervan hopeloos achter is gebleven? Zo ja, is zij bereid om ook
dit punt te agenderen in het kader van haar inzet bij de Van-boer-tot-bordstrategiestrategie
en in bredere zin ten aanzien van de noodzaak voor meer ruimte voor innovatieve biotechnologietechnieken?
Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie of de Minister kan toelichten hoe haar
inzet op het gebied van alternatieve eiwitten concreter en ambitieuzer kan zijn. Voor
welke «alternatieven» voor eiwit dient Europa wat haar betreft meer ambitie te tonen
en is er in het kader van deze ambitieuzere inzet ook aandacht voor innovaties zoals
voor bijvoorbeeld kweekvlees? Zo ja, is de Minister bereid om het belang van het stimuleren
van het onderzoek naar deze innovatie in Nederland te onderstrepen bij haar inzet
bij de Van-boer-tot-bordstrategie?
Met betrekking tot de vaststelling van de vangstmogelijkheden voor het jaar 2021 vragen
de leden van de VVD-fractie of het bereiken van een voorlopig akkoord over het saneren
van de Oostzeevloot impact heeft op de economische positie van Nederlandse vissers.
De leden van de VVD-fractie vragen op welke termijn duidelijk is wanneer een voorstel
gedaan zal worden met betrekking tot de Totaal toegestane vangsten (Total Allowable
Catch (TAC)) voor met het Verenigd Koninkrijk gedeelde bestanden. Daarnaast spreken
deze leden hun steun uit voor de inzet van de Minister met betrekking tot het maken
van goede afspraken over de relatie op het gebied van visserij. Dit is voor de Nederlandse
vissers van het allergrootste belang. Onder goede afspraken verstaan zij onder andere
het tot een redelijke hoogte beperken van de Britse vangst in eigen wateren, het waarborgen
van de parallelliteit in de onderhandelingen en het voor de langere termijn vastleggen
van afspraken over quotumverdeling en toegang tot visgebieden. Zij vragen de Minister
of zij deze inzet deelt.
Verslag Landbouw &Visserijraad 21 september
Zoals eerder benoemd hebben de leden van de VVD-fractie zorgen bij de voortgang rond
het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Deze leden lezen dat de Commissie zorgen
heeft over de Raadspositie, terwijl het voorzitterschap op redelijk korte termijn
een Raadspositie in wil nemen. Kan de Minister dit verschil in inzicht verklaren en
tevens ingaan op de door de Commissie genoemde zorgen? Zij vragen welke open einden
er nog voor Nederland op tafel liggen.
De leden van de VVD-fractie delen de oproep tot behoud van de concurrentiekracht van
de Europese boer met betrekking tot de handel in landbouwproducten. Landen buiten
de EU moeten voldoen aan dezelfde hoge standaarden als de landen binnen de EU. Deze
leden willen benadrukken dat ook binnen de EU nog niet in alle landen dezelfde productiestandaarden
gelden en dat het voor de concurrentiekracht van onze eigen Nederlandse boeren ook
goed is als deze standaarden gelijk getrokken worden. Deelt de Minister dit standpunt
en welke stappen zet zij om dit te bewerkstelligen? Welke inbreng heeft Nederland
geleverd bij de discussie over de handel in landbouwproducten, naast de onderhandelingen
met Nieuw-Zeeland? Zij doelen hierbij specifiek op het Mercosur-akkoord en de Brexit-onderhandelingen.
De leden van de VVD-fractie vragen welke belanghebbende partijen om aanvullende verdiepingen
rond de SWOT-deelanalyses hebben gevraagd. Zijn er ook belanghebbende partijen die
om een verdieping hebben gevraagd die niet zijn meegenomen in een aanvullende analyse?
Zo ja, welke en waarom is dit verzoek niet meegenomen? Deze leden wachten de definitieve
SWOT-versie die voor het begin van 2021 voorzien is af.
De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor een actuele stand van zaken over
de besluitvorming over het Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). Deze leden lezen
al een verschil in inzicht tussen de regeringsleiders en de Europese Commissie welke
in het triloog besproken zal worden. Kan de Minister het traject schetsen vanaf het
punt dat beide wetgevers een standpunt hebben ingenomen tot het moment dat ook de
lidstaten akkoord zijn met het voorliggende GLB-voorstel? Op welke termijn zal dit
naar verwachting zijn en waarom? Zij doen het verzoek om in voorbereiding op komende
Landbouw &Visserijraden een uitgebreidere toelichting te geven op het GLB-budget dan
voorheen nu de overleggen met betrekking tot het innemen van een standpunt, volgens
het Duits Voorzitterschap, vergevorderd zijn.
De leden van de VVD-fractie vragen een toelichting op de GLB-gelden in de wetenschap
dat er naar verwachting pas in het voorjaar van 2021 een Triloog-akkoord ligt en er
een transitieperiode wordt verwacht van twee jaar. Hoe worden de voor 2021 beschikbare
gelden ingezet (eerste pijler 717,4 miljoen euro en tweede pijler 89,5 miljoen euro)?
Deze leden vragen wanneer definitief duidelijkheid wordt verwacht over de transitieperiode
van 1 of 2 jaar. Waarom wacht de Commissie zo lang met een formeel besluit?
De leden van de VVD-fractie zijn blij met de prominente plek van innovatie in het
nieuwe GLB. Op welke manier wil Nederland dit binnen het eigen Nationaal Strategisch
Plan (NSP) vormgeven? Deze leden vragen tevens naar welke extra stappen de Minister
voornemens is te zetten om innovatie aan te jagen en meer nadrukkelijk onderdeel te
laten zijn van de voorbereidende stappen bij de ontwikkeling van beleid.
De leden van de VVD-fractie hechten veel waarde aan het gelijke speelveld, zowel tussen
boeren in de verschillende lidstaten als tot boeren in landen buiten de EU. Deze leden
willen hierbij expliciet het voorbeeld van de suikerbietenteelt aanhalen. Een voorbeeld
waaruit blijkt dat het Europese gelijke speelveld ver te zoeken is, gezien de elf
landen die inmiddels wel derogatie hebben verleend (Documentnummer 2020D38819). Zij vragen de Minister uiteen te zetten hoe zij het gevraagde gelijke speelveld
in zijn algemeenheid en in de suikerbietenteelt in het bijzonder gaat borgen.
De leden van de VVD-fractie doen met klem een beroep op de Minister om duidelijkheid
te krijgen van de Commissie over het beoordelings- en goedkeuringsproces van het NSP.
Deze leden delen de mening dat een objectief en transparant proces noodzakelijk is,
maar hoe gaat de Minister zich inzetten om dit te bereiken? Daarnaast doen zij ook
een klemmend beroep op de Minister om rekening te houden met de reeds bereikte opgaven,
ook gezien het gewenste gelijke speelveld. De ene lidstaat heeft de afgelopen jaren
al veel grotere stappen gezet dan de andere lidstaat op specifieke onderwerpen. Zij
vragen om een toelichting op de genoemde extra dimensie van de Van-boer-tot-bordstrategiestrategie
en de Europese biodiversiteitsstrategie. Wat hebben beide strategieën gedaan met de
Nederlandse inzet op transparantie en welke gevolgen heeft dit gehad bij de steun
die Nederland kreeg en krijgt bij de oproep tot transparantie rond de voorwaarden
van het NSP?
Brief SCoPAFF
De leden van de VVD-fractie vragen naar de gevolgen van het niet hernieuwen van de
goedkeuring van de werkzame stof Thiofanaat-methyl. Wat zijn de gevolgen voor de boer
en teler? Welke alternatieve vergelijkbare werkzame stoffen hebben zij nog tot hun
beschikking?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda en het
verslag van de Landbouw- en Visserijraad op 21 september 2020 en betreuren het instemmen
van het kabinet met verdere externe convergentie. Door de externe convergentie financiert
Nederland de Europese concurrenten van de Nederlandse boeren. Daarnaast zijn over
het algemeen de kosten voor de Nederlandse boeren veel hoger dan voor boeren in de
rest van Europa.
Kan de Minister reageren op een artikel waarin staat dat de Amerikaanse landbouwminister
van mening is dat Eurocommissaris Timmermans de Europese boeren een doodsteek geeft?1
In het artikel staat dat de door Timmermans bepleite forse daling van de landbouwoppervlakte
en van de landbouwexport in Europa alleen maar onheil gaat brengen in de vorm van
torenhoge kosten, een aanzienlijke daling van de landbouwproductie en een vernietiging
van het concurrentievermogen van de boeren in Europa. Hierdoor zullen de boeren gedwongen
zijn om aan te dringen op protectionistische maatregelen, die zoals bekend de handelsrelaties
verstoren. Ze kunnen zo immers niet concurreren op de wereldmarkt.
Kan de Minister ingaan op de Europese productiestandaarden die volgens de in het artikel
genoemde Amerikaanse Minister subjectief zijn en niet om gezondheids- of veiligheidsstandaarden
gaan, die een wetenschappelijke onderbouwing hebben?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de regering over
de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 19 en 20 oktober 2020 en willen de
Minister nog enkele vragen voorleggen.
De leden van de CDA-fractie lezen dat een van de voorstellen die in de compromistekst
voor de verordening strategische GLB-plannen wordt gedaan is dat lidstaten ervoor
kunnen kiezen om betalingen aan kleine boeren toe te kennen in de vorm van een forfaitair
bedrag of een bedrag per hectare tot een door de lidstaat vast te stellen limiet aan
hectaren. Deze leden vragen hoe de Minister dit concreet voor zich ziet. Stimuleert
dat kleine boeren niet juist om uit te breiden tot ze het limiet aan hectaren hebben
bereikt?
De leden van de CDA-fractie lezen dat een van de conclusies van de raadsconclusies
ten aanzien van de Van-boer-tot-bordstrategie is dat er meer aandacht moet komen voor
het belang van dierenwelzijn voor een duurzame voedselproductie. Kan de Minister toelichten
op basis waarvan deze conclusie getrokken is en wat deze conclusie voor betekenis
voor Nederland heeft?
De leden van de CDA-fractie lezen in de concept-raadsconclusies dat de lidstaten de
doelstelling steunen om minimaal 30% landoppervlakte van de EU en 30% van het zeegebied
te beschermen waarvan een derde strikt beschermd. Is het duidelijk hoeveel per lidstaat
wordt bijgedragen? Wat heeft deze doelstelling voor invloed voor Nederland?
De leden van de CDA-fractie vragen wat precies wordt gedaan met de conclusies uit
het VN-rapport «Global Biodiversity Outlook». Worden deze conclusies meegenomen in
de voorbereidingen voor de inzet van de EU tijdens de conventie van partijen bij het
Verdrag inzake Biologische Diversiteit (CBD)? Zijn de strategische doelstellingen
uit het rapport ook uitgesplitst naar land, zodat we kunnen zien welke landen het
wel of niet goed gedaan hebben?
De leden van de CDA-fractie constateren dat de Europese Commissie ambitieuze plannen
voor het nieuwe GLB heeft en dat in de plannen meer gevraagd wordt van de boeren,
terwijl er structureel minder geld tegenover staat. Deelt de Minister de mening dat
het niet zo kan zijn dat een situatie ontstaat waarin voor lagere bedragen aan landbouwsubsidies
toch meer (maatschappelijke) diensten worden verwacht van onze boeren?
De leden van de CDA-fractie maken zich zorgen om de blijvende graslandbescherming
in Natura 2000-gebieden, aangezien in het verleden alle blijvende graslanden in Natura
2000-gebieden aangewezen zijn als «gevoelig», wat voor boeren voor problemen heeft
gezorgd. Hoe zet Minister zich in om niet weer alle blijvende graslanden als gevoelig
aan te wijzen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de Geannoteerde agenda Landbouw-
en Visserijraad op 19 en 20 oktober 2020, het Verslag van de Landbouw- en Visserijraad
op 21 september 2020 en de brief over de Standing Commitee for Plants, Animals, Food
and Feed (SCoPAFF) van 29 september 2020 en hebben hierover enkele vragen en opmerkingen.
Verslag Landbouw- en Visserijraad op 21 september 2020
De leden van de D66-fractie lezen in het verslag van de Landbouw- en Visserijraad
op 21 september 2020 dat een aantal vragen op het gebied van de Europese 30%-doelstelling
in de Biodiversiteitsstrategie (EBS) niet beantwoord is. In de kabinetsappreciatie
van de EBS (Kamerstuk 22 112, nr. 2897) lazen deze leden dat het kabinet het niet noodzakelijk vindt dat de 30% automatisch
moet gelden voor iedere Europese lidstaat. Zij vragen de Minister nogmaals of zij
van mening is dat deze 30% dus niet voor Nederland als lidstaat dient te gelden. Welk
soort invulling zou de Minister graag zien van deze 30% in Europa en welke lidstaten
zouden dan het areaal moeten opvangen als Nederland deze doelstelling niet wil hanteren?
Hoe ziet zij de doorvertaling van de 30% naar het niveau van de lidstaten? Welke rol
en verantwoordelijkheid ziet de Minister weggelegd voor Nederland om deze doelstelling
te halen op Europees niveau? Deze leden willen nogmaals benadrukken dat zij van mening
zijn dat het belangrijk is om eendracht uit te stralen en dat iedere lidstaat moet
streven naar 30% natuur, waarbij natuurgebieden door heel Europa moeten aansluiten
op elkaar.
Toekomst GLB
De leden van de D66-fractie lezen dat veel lidstaten hun steun hebben uitgesproken
voor het Duitse voorstel om voor boeren met een bedrijf van kleiner dan vijf hectare
een vereenvoudigd controlesysteem toe te staan, maar dat de Minister hierover minder
enthousiast is vanwege het risico dat de doelstellingen niet gehaald worden. Deze
leden steunen de Minister in deze opvatting. Hoe kansrijk is dit voorstel volgens
de Minister? Ziet de Minister mogelijkheden om dit voorstel tegen te houden? Zo ja,
welke?
De leden van de D66-fractie lezen ook dat de Europese Commissie zich zorgen maakt
over het feit dat de Raad optionele plafonneringen van directe betalingen binnen het
GLB voorstaat omdat dit de optimale verdeling van GLB-middelen in gevaar zou brengen.
Hoe beoordeelt de Minister deze zorgen?
De leden van de D66-fractie hebben gesignaleerd dat Frankrijk, met brede steun van
een groot aantal lidstaten, heeft gepleit om de productie van eiwithoudende gewassen
binnen de EU te versterken en de afhankelijkheid van invoer te verminderen. Deze leden
zijn positief dat de Minister stelt dat zij de verklaring niet steunt, aangezien ook
wordt gepleit voor gekoppelde steun voor de versterking van productie. Hoeveel lidstaten
hebben zich tot nu toe achter het voorstel van Frankrijk geschaard? Ziet de Minister
nog mogelijkheden om dit voorstel tegen te houden? Is de Minister bereid dit voorstel
te steunen, mits de voorwaarde van gekoppelde steun wordt losgelaten?
De leden van de D66-fractie hebben gelezen dat «men» het erover eens is dat de Commissie
de invoer van eieren uit landen met een lager dierenwelzijnskarakter moet gaan verbieden.
Deze leden zijn tevreden met dit standpunt en onderschrijven deze visie. Hoe groot
acht de Minister de kans dat deze regelgeving er komt? Hoe wordt beoordeeld welk land
voldoet aan het dierenwelzijnskarakter? Welke eisen vindt de Minister dat hierbij
zouden moeten worden gesteld aan landen?
De leden van de D66-fractie zien dat de Minister stelt dat zij nog steeds voorstander
is van volledige afbouw van productie aan gekoppelde steun. In dit standpunt kunnen
deze leden zich volledig vinden. Echter meldt de Minister dat het krachtenveld niet
gunstig is en dat veel lidstaten voorstander zijn voor behoud of uitbreiding van gekoppelde
steun. De Minister zet zich daarom in dat maximale budgetten niet toenemen en dat
het niet mag leiden tot toename van productie. Is de Minister nog steeds voornemens
om ook in te zetten op volledige afbouw van gekoppelde steun? Welke aangrijpingspunten
ziet de Minister om op dit vlak nog voortgang te boeken?
De leden van de D66-fractie hebben via Politico2 vernomen dat Italië en Oostenrijk vraagtekens hebben gezet bij het integreren van
de Van-boer-tot-bordstrategie en het GLB op basis van het subsidiariteitsargument.
De lidstaten stellen dat het nieuwe GLB heel erg bottom-up opgezet is, terwijl de
strategie veel meer top-down is ingestoken. Daarom stellen deze lidstaten de vraag
hoe de bottom-up resultaatgerichte benadering van het GLB verzekerd blijft. Wat is
de visie van de Minister op dit argument? Wat is de inzet van de Minister in deze
discussie?
De leden van de D66-fractie hebben ook vernomen dat een aantal Centraal- en Oost-Europese
lidstaten gezamenlijk een amendement hebben ingediend op artikel 86 van de «Strategic
Plan Regulation» onder het GLB en een de gezamenlijke verklaring hebben getekend.3 Hierin roepen zij de Europese Commissie op om de doelstellingen van de Van-boer-tot-bordstrategie
vrijwillig te maken en aan te passen aan de specifieke omstandigheden van elk land.
Hoe beoordeelt de Minister dit amendement en deze gezamenlijke verklaring? Welke consequenties
verwacht de Minister voor het krachtenveld omtrent het nieuwe GLB en de Van-boer-tot-bordstrategie?
Wat is de huidige inschatting van de Minister van het krachtenveld rondom de strategie,
met name wat betreft het bindende dan wel vrijwillige karakter van de doelstellingen?
Wat is de inzet van de Minister op dit vlak?
Waarschuwing aan Nederland op het gebied van pesticidegebruik
De leden van de D66-fractie hebben via Politico4 vernomen dat Eurocommissaris Kyriakides per brief lidstaten heeft gewaarschuwd over
de staat van dierenwelzijn en pesticidegebruik. Volgens het artikel heeft ook Nederland
waarschuwingen gekregen op het gebied van pesticidegebruik. Nederland zou slim gebruik
van pesticiden beter moeten verifiëren, verminderingen in gebruik van pesticiden meer
moeten aanmoedigen en een landelijk actieplan moeten updaten. Hoe beoordeelt de Minister
deze waarschuwingen? Welke acties onderneemt de Minister of gaat zij ondernemen om
gehoor te geven aan de waarschuwingen van Eurocommissaris Kyriakides?
SCoPAFF, Bijenrichtsnoer
De leden van de D66-fractie hebben samen met de leden van de Partij voor de Dieren,
de SP, GroenLinks, PvdA en PVV spoedvragen gesteld over de onderbouwing voor de Nederlandse
inzet voor de bescherming van honingbijen, hommels en wilde bijen in het bijenrichtsnoer
op 30 september 2020. Tot op heden hebben deze leden nog geen beantwoording mogen
ontvangen ondanks de vraag of deze vragen beantwoord konden worden op uiterlijk 2 oktober
2020 zodat eventuele vervolgvragen in dit schriftelijk overleg meegenomen konden worden.
Wat is de reden dat deze vragen nog niet zijn beantwoord? In het verslag van het schriftelijk
overleg over de geannoteerde agenda Informele Landbouwraad van 1 september 2020 wordt
gesteld dat de Nederlandse inzet omtrent het bijenrichtsnoer op het volgende feit
gebaseerd is: «Juist de gekozen werkwijze voor het vaststellen van het beschermdoel zorgt ervoor
dat de omvang van een bijenkolonie binnen de natuurlijke variabiliteit blijft, waardoor
verwacht kan worden dat de bestuivingsfunctie ook binnen de natuurlijke variabiliteit
blijft» Klopt dat? Kan hieruit geconcludeerd worden dat bijen en andere bestuivers met dit
rekenmodel (BEEHAVE) in de praktijk goed beschermd zijn tegen gewasbeschermingsmiddelen?
Welke onafhankelijke adviseurs zijn geraadpleegd over deze gekozen inzet?
Klopt het dat begin oktober in een technisch overleg ter voorbereiding van een vergadering
van het SCoPAFF gesproken zal worden over een te kiezen «percentiel» in het BEEHAVE-model,
dat de facto het beschermingsniveau voor bijen zal bepalen? Wat is de Nederlandse inzet in deze discussie?
Welke wetenschappelijke stukken die ten grondslag liggen aan deze inzet worden hierbij
meegenomen en kunnen deze gedeeld worden met de Tweede Kamer?
De leden hebben vernomen dat er meerdere leden van het Europees Parlement bezwaren
uiten omtrent het verlagen van de bescherming van bijen5. Wat is de appreciatie van de Minister omtrent deze bezwaren? Worden deze bezwaren
meegenomen in het tot stand komen van het Nederlandse standpunt omtrent het bijenrichtsnoer?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de documenten
ter voorbereiding op van de informele Landbouw- en Visserijraad die op 19 en 20 oktober
2020 zal worden gehouden. Het bijenrichtsnoer staat deze keer niet op de agenda, maar
deze leden houden dit nauw in de gaten. Zij kijken uit naar de antwoorden op de schriftelijke
vragen die zij samen met enkele leden van andere fracties over dit onderwerp hebben
gesteld.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben vragen over de niet-bindende richtlijnen
voor de klimaatdoelstellingen in het toekomstige GLB. Met de Green Deal zijn allemaal
nieuwe doelstellingen die veel groener zijn dan voorheen. Zeker nu sinds afgelopen
week ook de klimaatambities van Europa veel ambitieuzer zijn geworden. De Europese
Commissie zegt dat lidstaten hun Nationaal Strategisch Plan zo ambitieus kunnen maken
als zij zelf willen. De richtlijnen zijn immers niet bindend. De Europese Commissie
beoordeelt de plannen van de lidstaten wel, maar mogen de lidstaten niet dwingen tot
scherpere plannen. Deze leden zijn hier bezorgd over. Zij denken dat de niet-bindende
richtlijnen ervoor zorgen dat er grote verschillen zullen ontstaan tussen de ambities
van de lidstaten. Deelt de Minister deze zorgen? Kan zij dit toelichten?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen daarnaast dat het toekomstige GLB-lidstaten
zelf laat bepalen hoe hoog de maximum inkomenstoeslag per bedrijf wordt. Op dit moment
wordt de inkomenstoeslag bepaald aan de hand van het aantal hectare van een bedrijf.
Hierdoor krijgen de grootste bedrijven de grootste inkomenstoeslagen, terwijl zij
al het meeste verdienen. Deze leden zijn van mening dat het stellen van een maximum
aan de subsidietoeslag belangrijk is. Kleinere (familie)bedrijven hebben subsidies
immers harder nodig dan de grote bedrijven. Gaat Nederland een maximumsubsidie per
bedrijf invoeren in het NSP? Zo ja, hoe hoog zal deze worden? Zo nee, waarom niet?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben daarnaast nog vragen over klimaat- en biodiversiteitseisen
in het NSP. Is de Minister voornemens om extra eisen te stellen aan biodiversiteit
en klimaat voor grotere bedrijven die meer subsidie krijgen? In Nederland is al veel
discussie over de landbouw en bijbehorende klimaatdoelstellingen. Deze leden gaan
ervan uit dat Nederland ambitieuze plannen zal invoeren. Door de verschillende plannen
van lidstaten kan het zijn dat Nederlandse boeren veel meer moeten doen om subsidie
te krijgen dan boeren in andere lidstaten. Wat vindt de Minister hiervan? Hoe gaat
de Minister voorkomen dat de concurrentiepositie van Nederlandse boeren negatief beïnvloed
wordt?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat onderhandelingen tussen de EU en Noorwegen
over de visserij in 2020 later en anders zullen plaatsvinden dan normaal. Doordat
er wegens Brexit ook onderhandeld moet worden met het Verenigd Koninkrijk, kan er
nog niet concreet gesproken worden over EU-Noorwegenonderhandelingen. De Minister
schrijft daarnaast dat Noorwegen zelf de visserijovereenkomst die is gesloten in 1980
ook wil herzien. Het akkoord is volgens Noorwegen toe aan modernisering en ook de
Brexit speelt hierbij een rol. Heeft de Minister een idee op welke manier de Brexit
invloed gaat hebben op de EU-Noorwegenonderhandelingen? Kan zij dit toelichten?
Daarnaast lezen deze leden dat het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen een bilaterale
visserijovereenkomst hebben getekend. Naar verwachting zullen er meerdere soortgelijke
bilaterale overeenkomsten met andere kuststaten door het Verenigd Koninkrijk worden
gesloten. In hoeverre moet in de EU-Noorwegenonderhandelingen naar deze vergelijkbare
overeenkomsten worden gekeken? Welke invloed hebben deze verschillende bilaterale
overeenkomsten op het Europese visserijbeleid? Zij houden de Brexit-onderhandelingen
met het Verenigd Koninkrijk nauw in de gaten en zijn benieuwd of de Minister een laatste
stand van zaken kan geven van de rol van de visserij in deze onderhandelingen. Kan
de Minister deze leden daar meer inzicht in geven?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zien in het nieuwe GLB voornamelijk
de subsidiëring van klimaatverandering. Zolang subsidies gaan naar directe inkomenssteun
voor het fokken, gebruiken en doden van het enorme aantal dieren in Europa – en niet
naar het verantwoord verminderen van het aantal dieren – is er geen sprake van een
«duurzaam» of «groen» GLB. Gezien de tijdspanne van het nieuwe GLB (tot 2027) en de
urgentie van de klimaatcrisis is dit volgens deze leden onverantwoord: nu moet begonnen worden met het afbouwen van het aantal dieren, om in 2030 de klimaatdoelen
te halen.
Deze leden hebben ook grote zorgen over de afbraak van de biodiversiteit die de industriële
Europese landbouw veroorzaakt. Meerdere analyses van het huidige GLB wijzen erop dat
de ecoschema’s en programma’s voor agrarisch natuurbeheer niets voor de natuur hebben
betekend en dat daarmee grote sommen geld zijn weggegooid. Kan de Minister aangeven
welke prestatie-indicatoren ter bevordering van de biodiversiteit zijn ontwikkeld
in het nieuwe GLB en op welke manier monitoring zal plaatsvinden? Kan de Minister
aangeven of met de huidige voorliggende plannen het budget dat geoormerkt is om de
biodiversiteit te bevorderen gegarandeerd het beoogde effect zal bereiken?
Deze leden benadrukken dat de landbouw, zowel in Nederland als in Europa voor een
zeer grote uitdaging staat om over te stappen op duurzame, regionale en meer plantaardige
landbouw om binnen de milieugrenzen te blijven. Het komende GLB moet volledig aan
die omschakeling bijdragen: o.a. meer productie van plantaardige eiwitten (voor menselijke
consumptie), gemengde teelten, ruimere gewasrotatie en het drastisch afbouwen van
gifgebruik. Boeren die geen stappen zetten richting verduurzaming dienen niet langer
subsidie uit het GLB te ontvangen. Ook de Minister heeft een visie voor een transitie
in de landbouw: hoe denkt zij deze te bewerkstelligen als directe inkomenssteun het
huidige intensieve landbouwsysteem blijft subsidiëren? Graag een reactie van de Minister.
Van-boer-tot-bordstrategie
De leden van de Partij voor de Dierenfractie moedigen de Minister aan om de Van-boer-tot-bordstrategie
aan te grijpen om daadwerkelijk handen en voeten te geven aan haar beleid voor de
transitie waar de landbouw voor staat. Deze leden roepen de Minister dan ook op om
binnen de Landbouw en Visserijraad te pleiten voor het vastleggen van bindende doelstellingen,
met een resultaatverplichting voor 2030. Beaamt de Minister dat er een significant
verschil zit tussen streefdoelen (een inspanningsverplichting) en een resultaatsverplichting?
Gaat de Minister zich inzetten voor een resultaatsverplichting van de kwantitatieve
doelstellingen? Zo nee, waarom niet?
Deze leden hebben vernomen dat de Minister in de Landbouw en Visserijraad pleit voor
EU-brede doelstellingen, die niet uniform in elk land moeten worden toegepast. Deze
leden vragen de Minister wat haar doel is met dit pleidooi. Verwacht de Minister dat
bepaalde doelstellingen minder ambitieus zullen uitpakken voor Nederland wanneer deze
EU-breed worden toegepast en zo ja, welke? Realiseert de Minister zich dat wanneer
gestuurd wordt op een Europees gemiddelde van de kwantitatieve doelstellingen, landen
alleen ondergemiddeld kunnen scoren als andere landen boven het gemiddelde zitten?
Op welke doelstellingen voorziet de Minister dat er landen zijn die bovengemiddeld
zullen scoren en welke landen zullen dit zijn? Voorziet de Minister dat Nederland
op bepaalde doelstellingen bovengemiddeld zal scoren en zo ja, op welke? Deelt de
Minister het inzicht dat de solidariteit en het rechtvaardigheidsgevoel van lidstaten
verhoogd wordt wanneer de doelstellingen voor alle landen (procentueel) gelijk worden
gesteld? Waarom pleit de Minister daar niet voor?
In een uitgelekte versie van de concept raadsconclusies over de Van-boer-tot-bordstrategie
hebben deze leden gelezen dat de Landbouw en Visserijraad wenst dat de Europese Commissie
impact assessments uitvoert alvorens met wetgeving te komen, waarbij rekening gehouden
moet worden met reeds behaalde successen, lopende Europese initiatieven en de aanvankelijke
niveaus van bedrijfsintensiteit van lidstaten. Is de Minister pleitbezorger van deze
wens? Zo ja, kan zij uitleggen wat zij bedoelt met «reeds behaalde successen» en op
welke manier deze al dan niet invloed zouden (moeten) hebben op de doelstellingen?
Naar welke lopende Europese initiatieven wordt hier verwezen en wat bedoelt de Minister
(indien dit haar inzet is) met het rekening houden met aanvankelijke niveaus van bedrijfsintensiteit
van lidstaten? Op welke manier zou dit van invloed (moeten) zijn op de doelstellingen?
De leden van de Partij voor de Dierenfractie roepen de Minister op om te blijven pleiten
voor een moratorium op de vangst van de kortvinmakreelhaai. Wetenschappers stellen dat de snelste haai ter wereld op uitsterven staat,
onder andere doordat landen als Italië, Spanje en Portugal gericht op deze haai vissen,
maar ook doordat de haai bijvangst is bij de tonijnvisserij. Omdat de haai maar eens
in de drie jaar nageslacht krijgt en de populatie hierdoor heel langzaam toeneemt,
is de vangst van één haai volgens deze leden er al één te veel.
Binnenkort bepaalt Europa haar positie in voorbereiding op de bijeenkomst van de International
Commission for the Conservation of Atlantic Tunas (ICCAT). Alhoewel Europa’s positie
nu nog is dat mortaliteit van de makreelvis moet worden voorkomen door onder andere
een verbod op het vissen van de haai, zijn er landen als Spanje (maar ook Curaçao)
die zich hiertegen verzetten. Deze landen menen dat mortaliteit van de makreelhaai
niet kan worden uitgesloten, omdat deze ook dood kan gaan als bijvangst. Tijdens de
tonijnvangst echter wordt ook niet getracht om bijvangst van de makreelhaai te vermijden.
Zo wordt bijvoorbeeld niet ingezet op ander vistuig of voer.
Klopt het dat Curaçao op tonijn vist en dat daarmee gesteld kan worden dat het Koninkrijk
der Nederlanden ook aan tonijnvisserij doet? Kan de Minister uitleggen waarom Curaçao
een andere opstelling heeft in het ICCAT dan Nederland en welke afspraken er tussen
Curaçao en Nederland bestaan over gezamenlijk visserij- en natuurbeheer? Kan de Minister
toezeggen dat ze in Europa ervoor blijft pleiten dat de visserij op de makreelhaai
stopt en dat er concrete acties worden ondernomen om de bijvangst van de makreelhaai
te reduceren door het stoppen van het vissen met schadelijke vistuigen?
Walvissen en dolfijnen staan wereldwijd op uitsterven schreven meer dan 350 wetenschappers
uit 40 landen vorige week in een brandbrief.6 Voor meer dan de helft van negentig grote soorten walvissen, dolfijnen en bruinvissen
is er reden tot zorg. De oorzaken van de achteruitgang zijn het verstrikt raken in
vissersnetten, aanvaringen met boten, (plastic)vervuiling en klimaatverandering. De
wetenschappers roepen op tot actie. De leden van de Partij voor de Dierenfractie willen
weten of de Minister bekend is met de brandbrief.
Erkent de Minister dat elk jaar duizenden dolfijnen dood op stranden aanspoelen als
gevolg van vissersnetten? Beaamt de Minister dat het verstrikt raken in vissersnetten
de grootste oorzaak van sterfte is onder walvissen en dolfijnen in Europa? Zo nee,
waarom niet? Zo ja, is de Minister het ermee eens dat concrete actie moet worden genomen
om sterfte van walvissen en dolfijnen door vissersnetten aan te pakken?
Kan de Minister uitleggen waarom walvis- en dolfijnsterfte als gevolg van vissersnetten
nog veel voorkomt, aangezien Europese landen verplicht zijn om te zorgen voor strikte
bescherming van walvisachtigen en het minimaliseren van bijvangst volgens de EU Habitatrichtlijn?7 Kan de Minister uitleggen waarom een goede milieutoestand op zee, waaronder het voorkomen
van de achteruitgang van de biodiversiteit als gevolg van menselijke activiteiten,
nog niet bereikt is, ondanks de afspraak dat de goede milieutoestand op zee in 2020
bereikt zou zijn?8
Klopt het dat de monitoring van incidentele bijvangsten van zeezoogdieren nog onvoldoende
plaatsvindt? Kan de Minister uitleggen waarom monitoring nog onvoldoende plaatsvindt,
gezien de afspraak om in 2020 een goede milieutoestand op zee te bereiken en gezien
de verplichtingen volgens de EU- Habitatrichtlijn? Kan de Minister aangeven wat de
concrete acties met bijbehorende tijdlijn zijn van het voornemen van Nederland om
een internationaal project over monitoring en mitigatie van bijvangst, in samenwerking
met zoveel mogelijk buurlanden, te initiëren?9
Kent de Minister het reddingsplan »Blue Manifesto»10, dat opgesteld is door meer dan 100 milieuorganisaties, om het tij te keren op zee?
Is de Minister het eens met de concrete acties die worden genoemd in het reddingsplan,
zoals een snelle overgang naar visserijmethoden die leiden tot minder bijvangst? Is
de Minister het ermee eens dat de concrete acties uit het Blue Manifesto opgenomen
worden als onderdeel van de EU-Biodiversiteitsstrategie en mondiale biodiversiteitsverdrag,
die in 2021 worden vastgesteld? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat de Minister ondernemen
om deze acties te promoten en te implementeren?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben nog enkele vragen over de aanlandplicht.
De aanlandplicht is bedoeld om verspilling tegen te gaan, door vissers diersoorten,
die als bijvangst gevangen worden, aan land te laten brengen. Zonder deze aanlandplicht
zouden de bijvangst-soorten over boord gegooid worden. De gedachte achter de aanlandplicht
is dat het vissers dwingt om selectiever te gaan vissen, door hun netten en visserij
zo aan te passen dat er minder ongewenste bijvangst is.
Er zijn vissers die zeggen dat de aanlandplicht voor extra sterfte zorgt, omdat teruggegooide
vis een hogere overlevingskans heeft. Onderzoek toont aan dat de overlevingskans van
vis erg laag is en afhangt van allerlei niet te controleren variabelen, zoals seizoen,
weer en diepte van het vangstgebied. Het merendeel van de onderzochte soorten, te
weten tong, schol en schar, sterft.
De leden van de Partij voor de Dierenfractie merken op dat er uitzonderingen gelden
op de aanlandplicht voor bijvoorbeeld ondermaatse schol (t/m 2023), tarbot (t/m 2022),
wijting (t/m 2021) en garnalen (t/m 2023). Deze leden merken op dat voor de vangst
van garnalen sleepnetten of boomkorren worden gebruikt, waarbij grote hoeveelheid
bijvangst aanwezig is, ook van soorten die bedreigd zijn. Zij zijn daarom verbaasd
dat de aanlandplicht niet geldt voor garnalen.
Kan de Minister aangeven of er nog meer uitzonderingen zijn voor de Nederlandse visserij?
Zo ja, voor welke andere soorten geldt een ontheffing op de aanlandplicht? Kan de
Minister aangeven voor welke soorten, die worden gevangen als bijvangst, de aanlandplicht
niet geldt? Klopt het dat er geen aanlandplicht is voor bodemdieren, zeldzame soorten
en soorten die niet beheerd worden of bevist mogen worden, zoals haaien- en roggensoorten?
Wat zijn de overlevingskansen van bodemdieren en (zeldzame) soorten als ze overboord
worden gegooid? Kan de Minister aangeven hoeveel procent bijvangst een garnalenvisser
heeft en welke soorten worden gevangen? Hoeveel procent van de Nederlandse vissers
en welke vissers zijn specifieker gaan vissen als gevolg van de aanlandplicht?
De leden van de Partij voor de Dierenfractie merken op dat een discussie over het
bijenrichtsnoer geagendeerd staat voor het SCoPAFF-overleg van 22 en 23 oktober 2020.
Kan de Minister aangeven of in dat overleg gesproken zal worden over het beschermingsdoel
voor (wilde) bijen en hommels in de herziening van het richtsnoer? Zal een technische
briefing voorafgaan aan deze SCoPAFF en zo ja, wanneer vindt deze plaats? Kan de Minister
deze leden verzekeren dat zij de spoedvragen over de wetenschappelijke onderbouwing
en de Nederlandse inzet11 ruim op tijd met de Kamer deelt, zodat zij hier een oordeel over kan vormen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
Geannoteerde agenda
De leden van de SGP-fractie hebben een vraag over de verzwaarde conditionaliteit in
relatie tot de eco-regelingen. Het Duitse voorzitterschap lijkt in te willen zetten
op verplichte beschikbaarstelling van eco-regelingen en vereenvoudigde conditionaliteit
voor kleine boeren. De Europese Commissie heeft gekozen voor verzwaarde conditionaliteit,
mede vanwege het optionele karakter van de eco-regelingen. Welke mogelijkheden ziet
de Minister nog om in te zetten op vereenvoudigde conditionaliteit voor alle boeren
in combinatie met verplichte beschikbaarstelling van eco-regelingen?
De leden van de SGP-fractie maken zich grote zorgen over de doelstellingen in de Europese
Van-boer-tot-bordstrategie in relatie tot de nationale strategische plannen in het
kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Enerzijds geeft de Europese Commissie
aan dat de doelstellingen geen wettelijke verplichtingen zijn, maar wel dat de het
de bedoeling is dat lidstaten in de nationale strategische plannen heel veel aandacht
aan deze doelstellingen besteden. Kan de Minister nader aangeven welke bevoegdheden
de Europese Commissie heeft of krijgt ten aanzien van de invulling van het NSP van
lidstaten? Kan de Minister erop aandringen dat in de raadsconclusies met betrekking
tot zowel het GLB als de Van-boer-tot-bordstrategie wordt aangegeven dat de bemoeienis
van de Europese Commissie met de invulling van de nationale strategische plannen teruggedrongen
wordt, zeker in het licht van de (niet formeel geaccordeerde) doelstellingen van de
Van-boer-tot-bordstrategie?
De leden van de SGP-fractie maken zich grote zorgen over de inzet in de Van-boer-tot-bordstrategie
op 20% vermindering van het gebruik van alle meststoffen, zowel dierlijke als kunstmest.
Het kan grote gevolgen hebben voor de gewasproductie omdat de gebruiksnormen al afgestemd
zijn op de gewasbehoefte en de bodemvruchtbaarheid. Wil de Minister zich ervoor inzetten
dat in de Raadconclusies wordt opgenomen dat het moet gaan om het beperken van nutriëntenverliezen
en niet om het verminderen van het gebruik van meststoffen?
Standing Commitee for Plants, Animals, Food and Feed (SCoPAFF) van 29 september 2020
De leden van de SGP-fractie hebben een vraag naar aanleiding van de Kamerbrief over
het SCoPAFF. Zij hebben begrepen dat in de akkerbouw grote zorgen zijn over het mogelijk
niet verlengen van de toelating van de actieve stof benfluralin. Dit is de werkzame
stof in het gewasbeschermingsmiddel Bonalan, een belangrijk middel voor de cichoreiteelt.
De akkerbouw vreest voor het verdwijnen van de cichoreiteelt uit Nederland, een producent
van belangrijke voedingsstoffen. Kan de Minister aangeven wat de stand van zaken is
met betrekking tot herregistratie van benfluralin, zo vragen deze leden. Is de Minister
bereid zo nodig in te zetten op verlenging van de toelating? Zij willen erop wijzen
dat de toelatingshouder heeft aangegeven dat met 90–95% driftreductie veilig gebruik
mogelijk is. Deze driftreductie moet door Nederlandse telers al geleverd worden.
II Antwoord/ Reactie van de Minister
III Volledige agenda
Geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad op 19 en 20 oktober 2020. Brief regering d.d. 07-10-2020, 21 501-32, nr. 1254, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten
Verslag van de Landbouw- en Visserijraad op 21 september 2020. Brief regering d.d. 06-10-2020, 21 501-32, nr. 1253, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten.
Standing Commitee for Plants, Animals, Food and Feed (SCoPAFF) van 29 september 2020. Brief regering d.d. 23-09-2020, 27 858, nr. 517, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
M. Verhoev, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.