Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het Ontwerp wijziging Besluit energie vervoer (Kamerstuk 34717-27)
32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
Nr. 571 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld op 6 oktober 2020
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over:
– De brief van 15 juni 2020 over het ontwerp Wijziging Besluit energie vervoer (Kamerstuk
34 717, nr. 27) en
– De brief van brief 29 juni 2020over een update implementatie RED2: aanbieden integrale
ketenanalyse biobrandstoffen, rapportage energie vervoer 2019 en wijziging Besluit
energie vervoer 2021 (Kamerstuk 32 813, nr. 553)
De vragen en opmerkingen zijn op 1 september 2020 aan de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 5 oktober 2020 zijn deze door haar beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Rijkers
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inhoudsopgave
blz.
Inleiding
2
VVD-fractie
2
CDA-fractie
3
D66-fractie
3
GroenLinks-fractie
3
SP-fractie
5
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken ten
behoeve van het schriftelijk overleg over het Ontwerpbesluit ter wijziging van het
besluit energie vervoer en hebben nog enkele opmerkingen en vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit en hebben
nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het ontwerpbesluit
en hebben aanvullende vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het
ontwerpbesluit. Deze leden maken zich zorgen over de mondiale gevolgen en twijfelen
sterk aan de praktische implementatie van handhaving en toezicht. Deze leden hebben
dan ook vragen en opmerkingen bij het ontwerpbesluit.
De leden van de SP hebben kennisgenomen van voorliggend ontwerpbesluit. Zij stellen
de volgende vragen.
VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie merken op dat de biobrandstoffensector getroffen is door
de coronacrisis. Waar nu langzaam sprake is van herstel, is het van belang dat dit
herstel blijft doorzetten. Deze leden vinden het van belang dat de sector een kans
wordt geboden zich uit deze crisis te werken en zich verder te ontwikkelen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de jaarverplichting voor 2021 stijgt van 16,4%
naar 17,5%. Deze leden vragen de Staatssecretaris in overweging te nemen dit percentage
te verhogen. Dit heeft namelijk een positief effect op de markt. Is de Staatssecretaris
van plan, rekening houdend met de coronacrisis en de enorme dip die deze sector heeft
gehad, het percentage verder te verhogen? Zo nee, wat is de reden om dit niet te doen?
Het verhogen van het percentage heeft namelijk ook een positief effect op het behalen
van klimaatdoelen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het gebruik van conventionele brandstoffen momenteel
een limiet van 5% kent en dat dit ook voor 2021 wordt voorgesteld. Deze leden zijn
van mening dat dit een juiste keuze is gelet op het behouden van stabiliteit in de
markt. Het verder verlagen van dit percentage heeft een negatief effect. Deze leden
raden het dan ook af om op dit moment het percentage te verlagen.
CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris wat het effect van de coronacrisis
is geweest op het verbruik van benzine, diesel en biobrandstoffen. In hoeverre is
hier sprake van een trendbreuk met voorgaande jaren? Wat is het effect van de coronacrisis
op de voorgestelde jaarverplichting in het ontwerpbesluit energie vervoer 2021?
De leden van de CDA-fractie lezen dat in het ontwerpbesluit een jaarverplichting van
17,5% wordt voorgesteld. Wat is de reactie van de Staatssecretaris op de veronderstelling
dat het verbruik van hernieuwbare bronnen lager uitvalt dan voorzien doordat de jaarverplichting
relatief is, waardoor het verbruik in absolute aantallen daalt? Is de Staatssecretaris
bereid hier iets aan te doen?
De leden van de CDA-fractie lezen dat er een limiet wordt voorgesteld op conventionele
biobrandstoffen van 5% in 2021. Kan de Staatssecretaris dit nader toelichten? Waarom
is de limiet die de Europese Unie (EU) voorschrijft 7% en wordt in Nederland een limiet
van 5% voorgesteld? Is er een verschil in de groep grondstoffen waarvoor een limiet
geldt zoals deze is geregeld in het Klimaatakkoord en de limiet van 5%, zoals voorgesteld
in onderhavig ontwerpbesluit? Zo ja, wat zijn deze verschillen?
D66-fractie
De leden van de D66-fractie vragen hoe de Staatssecretaris kijkt naar de toekomstige
inzet van conventionele biobrandstoffen bij Nederlandse tankstations. Ook vragen deze
leden wat de verwachte kosten zijn per gereduceerde ton CO2 van biobrandstoffen en elektrisch rijden? Welke rol speelt elektrisch rijden in het
besluit hernieuwbare energie vervoer?
De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris wat de impact is van biobrandstoffen
op de luchtkwaliteit in vergelijking met fossiele brandstoffen. Wordt hier nog nader
onderzoek naar gedaan? Wordt rekening gehouden met de lokale en regionale effecten
bij het onderzoeken naar de impact op de luchtkwaliteit van zowel biobrandstoffen
als fossiele brandstoffen?
GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie vinden dat ons klimaatbeleid zo snel mogelijk moet
leiden tot emissievrije mobiliteit. Dat is goed voor het klimaat en goed voor de luchtkwaliteit.
Het verbranden van een andere brandstof in dezelfde motoren is als stap onvoldoende.
Het draagt weinig bij aan de vermindering van emissies en kan met emissies elders
het klimaatprobleem zelfs erger maken. Bovendien lopen we het risico dat we verdere
vervuiling, natuurvernietiging en ongewenste wijzigingen van landgebruik en andere
sociale en politieke problemen elders in de wereld aanjagen.
De leden van de GroenLinks-fractie willen niet dat een administratieve, papieren oplossing
hier leidt tot meer problemen elders. Deze leden vrezen dat een nieuwe brandstofinfrastructuur
met forse investeringen en lock-in’s niet bijdraagt aan een snelle uitfasering van
brandstofmotoren. Deze leden zijn dan ook kritisch op het doel van het ontwerpbesluit:
het vergroten van het percentage bijgemengde biobrandstof voor wegvoertuigen.
De leden van de GroenLinks-fractie menen dat de schaarse biobrandstoffen die aan strenge
duurzaamheidscriteria voldoen, vooral daar moeten worden ingezet waar emissievrije
aandrijving nog geen optie is, zoals in de luchtvaart.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn van mening dat het huidige certificerings-,
controle- en handhavingsinstrumentarium nog onvoldoende is ontwikkeld om fraude in
Nederland of het buitenland en andere misstanden met afdoende zekerheid te voorkomen.
Deze leden zijn dan ook van mening dat een afdoende stevig stelsel voor certificering,
fraudeopsporing en handhaving een voorwaarde is alvorens we (meer) biobrandstoffen
kunnen bijmengen. De door de Staatssecretaris uitgesproken ambities om het toezicht
te verscherpen en zich ook Europees in te zetten zijn bemoedigend. Deze leden zijn
blij dat de Staatssecretaris hiermee erkent dat toezicht nu tekort schiet. Deze leden
zijn tevens van mening dat een degelijke volgordelijkheid van beleid nodig is, waarbij
het toezichtstelsel niet achteraf kan worden toegevoegd als nu al duidelijk is dat
het tekortschiet. De ernstige fraudegevallen in het recente verleden bewijzen dat.
Deze leden vragen de Staatssecretaris dan ook om een stijging van de bijmengpercentages
minimaal te bevriezen tot het toezichtinstrumentarium op orde is.
De leden van de GroenLinks-fractie twijfelen ook aan de mogelijkheid om met particuliere
certificeringsinstituten vanuit de sector voldoende garanties voor de geleverde brandstoffen
te verkrijgen. Het in het Klimaatakkoord afgesproken integrale duurzaamheidskader,
dat de criteria moet vaststellen die vervolgens moeten worden gecertificeerd, is nog
niet eens af. Ook dit is, wat deze leden betreft, een belangrijke voorwaarde. Deze
leden vinden ook hier de volgordelijkheid verkeerd en zij vinden een verhoging van
de bijmenging daarom nog niet aan de orde.
De leden van de GroenLinks-fractie willen benadrukken dat de hele operatie van een
forse verhoging van de bijmenging, inclusief certificering en handhaving, alleen reëel
is, als dit ook tot een flinke afname van de klimaatschadelijke emissies leidt, zonder
grote negatieve effecten elders voor mens en milieu. Deze leden zijn er niet van overtuigd
dat dit kan. Deze leden willen een stop op conventionele biobrandstoffen zoals oliën,
vetten en alcohol uit landbouwgewassen. De nadelen, variërend van twijfelachtige klimaatwinst
tot natuurvernietiging en schending van mensenrechten, wegen te zwaar. Ook de Sociaal-Economische
Raad (SER) sprak zich uit tegen biobrandstoffen uit landbouwgewassen en de klimaattafels
hebben afgesproken dat het percentage niet mag groeien. De Kamer heeft tenslotte meerdere
moties aangenomen die oproepen tot terughoudendheid bij bijmengverplichtingen. Met
een maximaal aandeel van 5% conventionele biobrandstoffen en een huidig percentage
van 1,2%, kan dit ontwerpbesluit dus leiden tot een verviervoudiging. Eerder afgesproken
maxima hoeven we niet ook op te vullen, als er nog volvoldoende garanties zijn over
de herkomst.
De leden van de GroenLinks-fractie pleiten voor een duurzaamheidskader dat voedselgewassen
zoveel mogelijk uitsluit. Daarmee hoeft het maximale bijmengpercentage van conventionele
biobrandstoffen wat deze leden betreft, niet te groeien. Is de Staatssecretaris bereid
het ontwerpbesluit op dit punt aan te passen en in lijn te brengen met de wensen van
deze leden?
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat de grote fraude met biobrandstoffen
gebruikt frituurvet (UCO) als basis had. Deze leden zijn er niet van overtuigd dat
deze reststroom in zulke grote hoeveelheden beschikbaar gemaakt kan worden dat dit
leidt tot een significante stroom zonder klimaatschade. Deze oliën hadden ook voordat
de vraag naar bijmengbrandstoffen door wetgeving werd gecreëerd, een zinvolle bestemming
voor bijvoorbeeld cosmetica. De kunstmatige vraag door de wettelijke bijmengverplichting
leidt ertoe dat deze restromen meer waard worden dan de oliën voor voedsel. De fraudedruk
neemt daarmee immens toe. Bovendien moeten de sectoren die eerst de afgewerkte frituurvetten
gebruikten, overschakelen op niet-gecertificeerde oliën uit de landbouw, palmolie
of andere oliën die we juist niet wilden bevorderen. Alle nadelen en risico’s van
deze brandstoffen ontstaan dan alsnog, vermeerderd met het grote frauderisico. Deze
leden pleiten ervoor om het maximaal verplichte bijmengpercentage zo laag mogelijk
vast te stellen.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn niet principieel tegen het ontwikkelen van
alternatieve brandstoffen. Juist voor sectoren die voorlopig nog niet op elektrisch
kunnen overstappen, zoals de luchtvaart, hebben we CO2-arme of CO2-vrije brandstoffen nodig. Het ontwikkelen van geavanceerde brandstoffen en het creëren
van een infrastructuur en een wettelijke basis is hiervoor nodig, maar de technische
mogelijkheden om het wegverkeer volledig elektrisch te laten rijden maken onderhavig
ontwerpbesluit eerder een hinder voor verdere verduurzaming van onze mobiliteit, dan
een stap voorwaarts. Zonder duurzaamheidsgaranties, met een degelijk handhavingsstelsel,
doet dit ontwerp meer kwaad dan goed. Deze leden verzoeken de Staatssecretaris om
dit eerst op orde te brengen alvorens nieuwe bijmengpercentages voor te stellen.
SP-fractie
De leden van de SP-fractie menen dat er fors ingezet moet worden op de verduurzaming
van vervoer en daarmee ook van brandstoffen. Deze leden zijn echter ook van mening
dat er geen voedselgewassen ingezet mogen worden om als biobrandstof te dienen, zoals
door een meerderheid van de Tweede Kamer en de SER gesteld. Waaruit bestaat het aandeel
voedselgewassen in 2020? Waarom wordt dit percentage uitgangspunt voor de komende
jaren, in plaats van een verbod op dit verbruik? Deze leden uiten hun zorgen over
de beschikbaarheid van duurzame bronnen, zoals echte afvalstromen. Is de Staatssecretaris
bereid de maximale limiet voor conventionele biobrandstoffen vast te leggen op 0%,
wat in lijn zou zijn met het recente SER-advies? Kan de Staatssecretaris dit toelichten?
Ook wanneer gekeken wordt naar de gehele keten, begrijpen deze leden niet waarom 2020
als uitgangspunt wordt genomen. Ook hier dienen de ambities veel forser te zijn. Kan
de Staatssecretaris reageren op de spagaat tussen het verhogen van de bijmengverplichting
en het garanderen van een duurzame herkomst? Het kan immers niet zo zijn dat er elders
op de wereld bossen worden gekapt, lokale bevolking wordt verjaagd of onder druk wordt
gezet en landbouwgrond voor lokale voedselproductie wordt aangetast om plaats te maken
voor het verbouwen van onze biobrandbrandstoffen. Hoe beoordeelt de Staatssecretaris
de zorgen en de kritiek die door verschillende adviesorganen zijn geuit dat het toezicht
nu niet voldoende gegarandeerd kan worden en fraude in de internationale keten op
de loer ligt? Hoe gaat de Staatssecretaris goed toezicht en voldoende controle garanderen?
Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen het advies van onder andere de milieubeweging
om de jaarverplichting 2021 niet te laten stijgen tot deze zaken afdoende zijn geregeld?
Hoe kan de Staatssecretaris garanderen dat de echte duurzame stromen voldoende zullen
zijn om aan de stijgende verplichting te kunnen voldoen?
De leden van de SP-fractie menen dat het percentage conventionele biobrandstoffen,
dat niet als echt duurzaam beoordeeld kan worden, nu absurd hoog is vastgesteld. Waarom
wordt dit niet verlaagd dan wel op nul gezet? Ook dit wordt door het recente SER-advies
als norm gesteld. Kan de Staatssecretaris hierop reageren?
De leden van de SP-fractie menen dat inzetten op de productiekant, dat wil zeggen
het maken van betaalbare emissieloze auto’s, te weinig van de grond komt. Hoe gaat
de Staatssecretaris zich daarvoor inspannen? Verder merken deze leden op dat door
meer te investeren in goed en betaalbaar openbaar vervoer, minder autoverkeer nodig
zal zijn. Hoe verhoudt de ambitie van deze Staatssecretaris zich tot het beleid van
de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, die niet of nauwelijks inzet op regionale
verbindingen?
II Reactie van de bewindspersoon
Antwoord van Staatssecretaris
Inleiding
Middels deze Kamerbrief ga ik in op de vragen die door de leden van de vaste commissie
voor Infrastructuur en Waterstaat zijn gesteld1 over het Besluit energie vervoer voor het kalenderjaar 2021 op 1 september jl. Dit
Besluit is uw Kamer op 29 juni 2020 aangeboden tezamen met de integrale ketenanalyse
duurzame biodiesel2. De wijziging van het Besluit energie vervoer 2021 betreft een verlenging van één
jaar binnen de huidige Wet milieubeheer, gebaseerd op de RED I. Het Besluit energie
vervoer 2021 dient uiterlijk 13 november 2020 vastgesteld te zijn om de noodzakelijke
inwerkingtreding op 1 januari 2021 mogelijk te maken. De Wet milieubeheer wordt momenteel
omgezet aan de hand van de RED II en het Klimaatakkoord. Deze Wet komt uw kamer dit
najaar toe. Op basis van de gewijzigde wetgeving wordt het Besluit energie vervoer
voor de periode 2022–2030 opgesteld.
Aanpassing Regeling energie vervoer 2021 om realisatie klimaat en energie doelen te
borgen bij groeiende inzet van biobrandstoffen in de zeevaart.
Het primaire doel van het instrument jaarverplichting is om, middels het verduurzamen
van voornamelijk wegvervoer, Europese verplichtingen te behalen en nationaal toerekenbare
CO2-reductie te realiseren. Het gaat om de Europese verplichtingen uit de RED, zowel
voor vervoer als de bijdrage aan de landsverplichting, als de verplichting uit de
Richtlijn brandstofkwaliteit (FQD). Nationaal gaat het om het Klimaatakkoord. Recent
heeft de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) mij gewezen op een ontwikkeling in de
markt die een sterk verstorend effect heeft op het behalen van de primaire doelstelling
van dit instrument. Het gaat om de sterke toename van leveringen van biobrandstoffen
aan de zeevaart met het doel om deze in te boeken.
Nationaal heeft Nederland, als enige lidstaat, in 2018 ervoor gekozen om zeevaart
onderdeel te maken van de verduurzamingssystematiek waarmee lidstaten de RED en FQD
beogen te realiseren. Deze mogelijkheid was voorzien om ervaring op te doen met het
bijmengen in de zeevaart, vanuit de gedachte om op beperkte schaal biobrandstof in
te zetten met het oog op toekomstige afspraken in internationaal verband. De grote
volumes aan leveringen die in de zeevaart worden ingeboekt, tellen echter niet mee
voor onze nationale klimaatafspraken en Europese verplichtingen voor hernieuwbare
energie en CO2-reductie. De eerste prognoses laten een factor 6 groei zien ten opzichte van het
vorige jaar. In totaal gaat het nu om een aandeel van 19% van zeevaart onder de jaarverplichting
in 2020 (raming NEa september 2020). Ondanks dat ook zeevaart dient te verduurzamen
is met dit instrument niet beoogd een dusdanige opschaling te faciliteren. Om een
disproportioneel beslag te voorkomen in 2021 en verder, ben ik voornemens, mede op
advies van de NEa, om de inzet in zeevaart die opereert buiten de Nederlandse wateren
al per 2021 op een beheerste wijze te beperken onder de randvoorwaarde dat de eerdergenoemde
wettelijk vastgestelde nationale en internationale doelen gehaald kunnen worden en
waarbij het handelings-perspectief voor de sector zoveel mogelijk behouden blijft.
Met de NEa werk ik dit voornemen uit. De uitwerking zal neerslaan in een wijzing van
de Regeling energie vervoer voor 2021. Ook de sector zal hierin op korte termijn geconsulteerd
worden.
Beantwoording vragen SO Besluit energie vervoer 2021
Onderstaand beantwoord ik de vragen die zijn gesteld door de leden van de vaste commissie
voor Infrastructuur en Waterstaat. Ik heb deze vragen geclusterd naar thema en ga
per thema in op de beantwoording van de diverse vragen.
Hoogte van de verplichting
De leden van de VVD-fractie lezen dat de jaarverplichting voor 2021 stijgt van 16,4%
naar 17,5%. Deze leden vragen de Staatssecretaris in overweging te nemen dit percentage
te verhogen. Dit heeft namelijk een positief effect op de markt. Is de Staatssecretaris
van plan, rekening houdend met de coronacrisis en de enorme dip die deze sector heeft
gehad, het percentage verder te verhogen? Zo nee, wat is de reden om dit niet te doen?
Het verhogen van het percentage heeft namelijk ook een positief effect op het behalen
van klimaatdoelen.
De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris wat het effect van de coronacrisis
is geweest op het verbruik van benzine, diesel en biobrandstoffen. In hoeverre is
hier sprake van een trendbreuk met voorgaande jaren? Wat is het effect van de coronacrisis
op de voorgestelde jaarverplichting in het ontwerpbesluit energie vervoer 2021?
De leden van de CDA-fractie lezen dat in het ontwerpbesluit een jaarverplichting van
17,5% wordt voorgesteld. Wat is de reactie van de Staatssecretaris op de veronderstelling
dat het verbruik van hernieuwbare bronnen lager uitvalt dan voorzien doordat de jaarverplichting
relatief is, waardoor het verbruik in absolute aantallen daalt? Is de Staatssecretaris
bereid hier iets aan te doen?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn van mening dat het huidige certificerings-,
controle- en handhavingsinstrumentarium nog onvoldoende is ontwikkeld om fraude in
Nederland of het buitenland en andere misstanden met afdoende zekerheid te voorkomen.
Deze leden zijn dan ook van mening dat een afdoende stevig stelsel voor certificering,
fraudeopsporing en handhaving een voorwaarde is alvorens we (meer) biobrandstoffen
kunnen bijmengen. De door de Staatssecretaris uitgesproken ambities om het toezicht
te verscherpen en zich ook Europees in te zetten zijn bemoedigend. Deze leden zijn
blij dat de Staatssecretaris hiermee erkent dat toezicht nu tekort schiet. Deze leden
zijn tevens van mening dat een degelijke volgordelijkheid van beleid nodig is, waarbij
het toezichtstelsel niet achteraf kan worden toegevoegd als nu al duidelijk is dat
het tekortschiet. De ernstige fraudegevallen in het recente verleden bewijzen dat.
Deze leden vragen de Staatssecretaris dan ook om een stijging van de bijmengpercentages
minimaal te bevriezen tot het toezichtinstrumentarium op orde is.
De leden van de GroenLinks-fractie twijfelen ook aan de mogelijkheid om met particuliere
certificeringsinstituten vanuit de sector voldoende garanties voor de geleverde brandstoffen
te verkrijgen. Het in het Klimaatakkoord afgesproken integrale duurzaamheidskader,
dat de criteria moet vaststellen die vervolgens moeten worden gecertificeerd, is nog
niet eens af. Ook dit is, wat deze leden betreft, een belangrijke voorwaarde. Deze
leden vinden ook hier de volgordelijkheid verkeerd en zij vinden een verhoging van
de bijmenging daarom nog niet aan de orde.
De leden van de SP-fractie – Kan de Staatssecretaris reageren op de spagaat tussen
het verhogen van de bijmengverplichting en het garanderen van een duurzame herkomst?
Het kan immers niet zo zijn dat er elders op de wereld bossen worden gekapt, lokale
bevolking wordt verjaagd of onder druk wordt gezet en landbouwgrond voor lokale voedselproductie
wordt aangetast om plaats te maken voor het verbouwen van onze biobrandbrandstoffen.
Hoe beoordeelt de Staatssecretaris de zorgen en de kritiek die door verschillende
adviesorganen zijn geuit dat het toezicht nu niet voldoende gegarandeerd kan worden
en fraude in de internationale keten op de loer ligt? Hoe gaat de Staatssecretaris
goed toezicht en voldoende controle garanderen? Hoe kijkt de Staatssecretaris aan
tegen het advies van onder andere de milieubeweging om de jaarverplichting 2021 niet
te laten stijgen tot deze zaken afdoende zijn geregeld? Hoe kan de Staatssecretaris
garanderen dat de echte duurzame stromen voldoende zullen zijn om aan de stijgende
verplichting te kunnen voldoen?
De jaarverplichting hernieuwbare energie vervoer verplicht een percentage hernieuwbare
energie ten opzichte van het totale brandstofgebruik in voornamelijk wegvervoer in
een kalenderjaar. Ondanks dat de exacte gevolgen van de coronacrisis nog niet volledig
in beeld kunnen zijn, geven de cijfers van CBS3 over de periode januari tot en met juni een afname van 17% in benzinegebruik en 12%
in dieselgebruik. Door deze afname van het brandstofgebruik in 2020 wordt er per saldo
minder CO2 uitgestoten, maar is er tegelijkertijd ook een beperkter volume hernieuwbare energie
gerealiseerd met de jaarverplichting in 2020. Volgens de gegevens van de Nationale
Databank Wegverkeersgegevens (NDW), trekken de vervoersbewegingen nu weer aan, waardoor
het brandstofgebruik ook weer zal toenemen.
De Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) monitort deze situatie mede op basis van de
CBS-cijfers en gesprekken met de markt. De definitieve cijfers over het kalenderjaar
2020 zijn medio maart 2021 bij de NEa bekend. Vooruitkijkend naar 2021 valt het moeilijk
te voorspellen hoe de markt zich zal ontwikkelen door de coronacrisis. Met de kennis
van nu beoog ik met een stijgend percentage ten opzichte van 2020 perspectief te geven
voor de sector. Tegelijkertijd wil ik het percentage ook niet te snel laten stijgen
in deze onzekere markt. Mocht het brandstofgebruik zich herstellen dan betekent dit
namelijk een snelle toename van het volume aan biobrandstoffen. Ik wil de groei zoveel
mogelijk uit geavanceerde stromen halen en die zijn in 2021 nog onvoldoende beschikbaar
om deze toename te faciliteren. Vanuit dit perspectief zie ik geen aanleiding de jaarverplichting
voor 2021 verder te verhogen dan de voorgestelde 17,5%.
Anderzijds ben ik ook niet voornemens de jaarverplichting te bevriezen op het niveau
van 2020 (16,4%) vanuit de redenatie dat handhaving en toezicht niet voldoende op
orde zijn om duurzaamheid te borgen. Dat de juridische waarborgen pas vanaf 2022 in
werking treden, betekent namelijk niet dat er nu geen stappen worden gezet om het
toezicht te versterken en de transparantie te vergroten. De in de ketenanalyse voorgestelde
maatregelen worden opgepakt en zijn in gang gezet. Zo wordt al actief met verschillende
Europese collega's informatie uitgewisseld. Ook bereid de NEa zich proactief voor
op de uitbreiding van haar toezichtrol vanaf 2022. Gezien de in gang gezette acties
ten aanzien van toezicht en transparantie is er geen aanleiding de jaarverplichting
te bevriezen op het niveau van 2020. Tegelijkertijd laat ik de jaarverplichting minder
sterk stijgen dan wat de voorgaande jaren het geval is geweest. Een groeiende verplichting
zal altijd parallel moeten gaan met het evalueren en waar mogelijk het versterken
van toezicht en het vergroten van transparantie om de duurzaamheid te borgen. Het
verdere groeipad wordt bezien met de start van de RED II in 2022 en de daarbij geïntroduceerde
extra waarborgen, zoals de Uniedatabank die de RED II voorschrijft.
Hoogte van de limiet op voedsel- en voedergewassen (conventioneel)
De leden van de VVD-fractie lezen dat het gebruik van conventionele brandstoffen momenteel
een limiet van 5% kent en dat dit ook voor 2021 wordt voorgesteld. Deze leden zijn
van mening dat dit een juiste keuze is gelet op het behouden van stabiliteit in de
markt. Het verder verlagen van dit percentage heeft een negatief effect. Deze leden
raden het dan ook af om op dit moment het percentage te verlagen.
De leden van de CDA-fractie lezen dat er een limiet wordt voorgesteld op conventionele
biobrandstoffen van 5% in 2021. Kan de Staatssecretaris dit nader toelichten? Waarom
is de limiet die de Europese Unie (EU) voorschrijft 7% en wordt in Nederland een limiet
van 5% voorgesteld? Is er een verschil in de groep grondstoffen waarvoor een limiet
geldt zoals deze is geregeld in het Klimaatakkoord en de limiet van 5%, zoals voorgesteld
in onderhavig ontwerpbesluit? Zo ja, wat zijn deze verschillen?
De leden van de D66-fractie vragen hoe de Staatssecretaris kijkt naar de toekomstige
inzet van conventionele biobrandstoffen bij Nederlandse tankstations.
De leden van de GroenLinks-fractie pleiten voor een duurzaamheidskader dat voedselgewassen
zoveel mogelijk uitsluit. Daarmee hoeft het maximale bijmengpercentage van conventionele
biobrandstoffen wat deze leden betreft, niet te groeien. Is de Staatssecretaris bereid
het ontwerpbesluit op dit punt aan te passen en in lijn te brengen met de wensen van
deze leden?
De leden van de SP-fractie menen dat er fors ingezet moet worden op de verduurzaming
van vervoer en daarmee ook van brandstoffen. Deze leden zijn echter ook van mening
dat er geen voedselgewassen ingezet mogen worden om als biobrandstof te dienen, zoals
door een meerderheid van de Tweede Kamer en de SER gesteld. Waaruit bestaat het aandeel
voedselgewassen in 2020? Waarom wordt dit percentage uitgangspunt voor de komende
jaren, in plaats van een verbod op dit verbruik? Deze leden uiten hun zorgen over
de beschikbaarheid van duurzame bronnen, zoals echte afvalstromen. Is de Staatssecretaris
bereid de maximale limiet voor conventionele biobrandstoffen vast te leggen op 0%,
wat in lijn zou zijn met het recente SER-advies? Kan de Staatssecretaris dit toelichten?
Ik zet vanuit het transitieperspectief zoveel mogelijk in op beschikbare alternatieven,
zoals elektrisch vervoer en geavanceerde biobrandstoffen op basis van afvalstromen
en residuen. In het Klimaatakkoord is afgesproken dat voor het realiseren van de hernieuwbare
energiedoelstelling voor transport in ieder geval niet meer additionele biobrandstoffen
uit voedsel- en voedergewassen in Nederland worden ingezet dan het niveau van 20204. Een verbod doet geen recht aan deze afspraak uit het Klimaatakkoord. Deze voedsel-
en voedergewassen moeten, net als andere biobrandstoffen voldoen aan de duurzaamheidscriteria
en emissiecriteria uit de RED.
De exacte inzet van voedsel- en voedergewassen in Nederland over 2020 is nu nog niet
bekend. Medio maart 2021 heeft de NEa deze gegevens beschikbaar. De limiet voor 2020
is vastgesteld op 5% en komt voort uit de motie van de leden Van Veldhoven en Van
Tongeren5. De verwachting op basis van de trends uit de voorgaande jaren is dat deze inzet
lager uitvalt dan 5%. Binnen de huidige nationale kaders mogen partijen echter tot
5% aan voedsel- en voedergewassen inzetten in 2020.
De RED II kent een wat ruimere limiet. De Richtlijn schrijft voor dat de limiet op
biobrandstoffen geproduceerd uit voedsel- en voedergewassen maximaal één procentpunt
hoger mag uitvallen dan het aandeel van deze categorie in 2020 in de lidstaat. De
EU stelt hierbij een maximum van 7%. Conform de afspraak uit het Klimaatakkoord kiest
Nederland er echter voor om bij de inwerkingtreding van de RED II in 2022, via het
Besluit energie vervoer voor 2022–2030 de limiet voor biobrandstoffen uit voedsel-
en voedergewassen gelijk te stellen aan de inzet in 2020. Nederland is daarmee strenger
in het toestaan van conventionele biobrandstoffen dan de EU.
De rol van hernieuwbare elektriciteit onder de jaarverplichting
Ook vragen deze leden (D66) wat de verwachte kosten zijn per gereduceerde ton CO2 van biobrandstoffen en elektrisch rijden? Welke rol speelt elektrisch rijden in het
besluit hernieuwbare energie vervoer?
De kosten per gereduceerde ton CO2 van de verschillende energiedragers zijn recent in beeld gebracht door PBL6. Daaruit blijkt dat elektrisch rijden steeds kosten effectiever wordt. De kosten
van biobrandstoffen variëren per grondstof, technologie en toepassing. Voor vervoer
worden onomkeerbare stappen gezet naar elektrificatie. Echter, biobrandstoffen blijven
voor zwaardere toepassingen nodig als overbrugginstoepassing.
Nederland is met de wijze waarop hernieuwbare elektriciteit meetelt voor het halen
van de jaarverplichting hernieuwbare energie vervoer en daarmee de vervoersdoelstelling
van de RED een voorloper in Europa. Recent onderzoek van Ecorys toont daarbij ook
aan dat het een positief effect heeft op onder andere de businesscase van laadinfrastructuur.
De jaarlijks rapportage energie vervoer van de NEa over 2019 toont aan dat elektriciteit
net als in eerdere jaren stijgend is, al is het totale aandeel nog steeds beperkt.
Het beperken van de inzet van gebruikt frituurvet (UCO)
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat de grote fraude met biobrandstoffen
gebruikt frituurvet (UCO) als basis had. Deze leden zijn er niet van overtuigd dat
deze reststroom in zulke grote hoeveelheden beschikbaar gemaakt kan worden dat dit
leidt tot een significante stroom zonder klimaatschade. Deze oliën hadden ook voordat
de vraag naar bijmengbrandstoffen door wetgeving werd gecreëerd, een zinvolle bestemming
voor bijvoorbeeld cosmetica. De kunstmatige vraag door de wettelijke bijmengverplichting
leidt ertoe dat deze restromen meer waard worden dan de oliën voor voedsel. De fraudedruk
neemt daarmee immens toe. Bovendien moeten de sectoren die eerst de afgewerkte frituurvetten
gebruikten, overschakelen op niet-gecertificeerde oliën uit de landbouw, palmolie
of andere oliën die we juist niet wilden bevorderen. Alle nadelen en risico’s van
deze brandstoffen ontstaan dan alsnog, vermeerderd met het grote frauderisico. Deze
leden pleiten ervoor om het maximaal verplichte bijmengpercentage zo laag mogelijk
vast te stellen.
Dit Besluit energie vervoer 2021 betreft een voortzetting binnen de kaders van de
huidige wetgeving die gebaseerd is op de RED I. In de RED I is er geen limiet op de
inzet van gebruikt frituurvet. In de nationale wetgeving is hiervoor ook nog geen
grondslag.
Luchtkwaliteit
De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris wat de impact is van biobrandstoffen
op de luchtkwaliteit in vergelijking met fossiele brandstoffen. Wordt hier nog nader
onderzoek naar gedaan? Wordt rekening gehouden met de lokale en regionale effecten
bij het onderzoeken naar de impact op de luchtkwaliteit van zowel biobrandstoffen
als fossiele brandstoffen?
Net als bij fossiele brandstoffen is de impact van biobrandstoffen op de luchtkwaliteit
afhankelijk van de motoren waarin het wordt verbrand. Aan deze motoren worden Europees
gezien steeds strengere eisen gesteld.
Ondanks dat de impact voornamelijk door de motor wordt bepaald is kennisopbouw op
dit thema belangrijk. Het RIVM doet daarom in een Europese coalitie onderzoek naar
de relatie van hogere blends op de luchtkwaliteit en daarmee de effecten op de volksgezondheid.
Dit onderzoek wordt mede door het Ministerie van IenW gefinancierd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
J. Rijkers, griffier