Lijst van vragen : 35540 Verslag houdende een lijst van vragen inzake wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 2020 (Zevende incidentele suppletoire begroting inzake de verlenging verlaagde tarieven Belasting- en Invorderingsrente (BIR) en steunmaatregelen voor medeoverheden)
2020D36088 LIJST VAN VRAGEN
De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van dit
wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen
over het wetsvoorstel met de daarop gegeven antwoorden. De vragen zijn op 18 september
2020 voorgelegd aan de regering.
De ondervoorzitter van de commissie, Geurts
De adjunct-griffier van de commissie, Schukkink
Nr.
Vraag
1
Waarom is ervoor gekozen alleen de invorderingsrente laag te houden en niet de belastingrente?
2
Waarom wordt de belastingrente nu weer hoger vastgesteld op 4 procent, terwijl in
de nota naar aanleiding van het verslag op de Verzamelspoedwet Covid-19 is aangegeven
dat de belastingrente verlaagd werd om zowel ondernemers als particulieren in staat
te stellen om tijdelijk nagenoeg zonder kosten gebruik te maken van de mogelijkheid
van uitstel voor het doen van aangifte, zoals de Beconregeling?
3
Klopt het dat de belastingrente voor zowel particulieren, IB-ondernemers als VPB-ondernemers
op 4 procent wordt gesteld? Of geldt dit alleen voor ondernemers, aangezien de memorie
van toelichting aangeeft dat het gaat om de «belastingrente die in rekening wordt
gebracht als een aanslag door toedoen van de ondernemer te laat kan worden vastgesteld
of als in de aanslag wordt afgeweken van de aangifte»?
4
Wat zijn de kosten voor het verlengen van het tarief van 0,01 procent voor de invorderingsrente
voor het vierde kwartaal van 2020?
5
Wat zijn de kosten voor het verlengen van het tarief van 0,01 procent voor de invorderingsrente
voor 2021?
6
Wat zijn de kosten voor het verlagen van de VPB-belastingrente van 8 procent naar
4 procent voor het vierde kwartaal van 2020?
7
Wat zijn de kosten voor het verlagen van de VPB-belastingrente van 8 procent naar
4 procent voor 2021?
8
Wat zou het gekost hebben om de belastingrente in het vierde kwartaal van 2020 op
0,01 procent te houden?
9
Welk percentage van de belastingplichtigen heeft tijdig aangifte gedaan over het jaar
2019?
10
Welk percentage van de belastingplichtigen heeft tijdig de over het jaar 2019 verschuldigde
belasting afgedragen?
11
Welke legitieme redenen zijn er waarom een ondernemer op een later moment een voorlopige
aanslag aanvraagt?
12
Zijn er ondernemers die vanwege corona gewacht hebben met het aanvragen van een voorlopige
aanslag?
13
Waarom heeft het kabinet gekozen voor een verlenging van de verlaging van de invorderingsrente
en heeft het kabinet dit niet gedaan voor de belastingrente?
14
Kunt u ingaan op de rechtsongelijkheid die zou kunnen ontstaan als een ondernemer
om legitieme reden zijn/haar voorlopige aanslag nog niet heeft kunnen aanvragen, en
met de verhoging van de belastingrente vanaf 1 oktober 2020 geconfronteerd wordt met
een hogere belastingrente, in tegenstelling tot een ondernemer die eerder een voorlopige
aanslag heeft kunnen aanvragen en uitstel van belasting heeft aangevraagd?
15
Wordt een ondernemer die zijn voorlopige aanslag nog niet heeft aangevraagd (om welke
reden dan ook), en dit zal doen voor 1 oktober 2020, geconfronteerd met een belastingrente
van 4 procent? Zo ja, waarom?
16
Wordt een ondernemer die zijn voorlopige aanslag nog niet heeft aangevraagd (om welke
reden dan ook), en dit zal doen na 1 oktober 2020, geconfronteerd met een belastingrente
van 4 procent? Zo ja, waarom wordt deze ondernemer niet in de gelegenheid gesteld
alsnog een belastingaangifte te doen tegen een belastingrente van 0,01 procent?
17
Wordt rekening gehouden met ondernemers die vanwege corona hun belastingaangifte of
aanvraag voorlopige belasting tijdelijk hebben uitgesteld?
18
Wat is het financieel beslag van het verlengen van de verlaagde belastingrente tot
1 januari 2021?
19
Klopt het, door deze maatregel ontstane, volgende voorbeeld? Twee ondernemers, A en
B, hebben in 2019 allebei een winst van 1.000 euro behaald. Ondernemer A doet in april
2020 zijn (voorlopige) aangifte over 2019. Na ontvangst van de voorlopige aanslag
vraagt hij i.v.m. corona om uitstel. Ondernemer B is iets minder vlot als het gaat
om het indienen van een (voorlopige) aangifte 2019. Sterker nog: vanwege corona wacht
hij nog even af. Beide belastingschulden worden uiteindelijk betaald op 31 januari
2021. Ondernemer A betaalt 0.01 procent rente omdat hij al in de invorderingssfeer
verkeert, terwijl ondernemer B over 4 maanden 4 procent betaalt omdat hij nog in de
heffingssfeer zit.
20
Hoe voorkomt u dat er rechtsongelijkheid ontstaat tussen ondernemers die in de heffingssfeer
of invorderingssfeer zitten? Waarom is niet besloten om de belastingrentetermijn van
0,01 procent te verlengen tot bijvoorbeeld eind dit jaar?
21
Waarom heeft u ervoor gekozen om vanaf 1 januari 2021 zowel de nieuwe belastingverplichtingen
als ook de terugbetalingsregeling te laten starten?
22
Waarom heeft u er niet voor gekozen om de terugbetalingsregeling later te laten starten
dan de start van de nieuwe (reguliere) belastingverplichtingen (na uitstel)?
23
Kunt u toelichten waarom u gekozen heeft voor een betalingsregeling van 24 maanden?
24
Wat is het financieel beslag van het verlengen van de betalingsregeling naar 36 maanden
en naar 48 maanden?
25
Hoe ziet de feitelijke afbouw van de g-rekening eruit?
26
Wat wordt bedoeld met «Hierbij geldt als uitgangspunt dat de huidige voorschriften
met betrekking tot het coronavirus, waaronder de contactbeperkende maatregelen, niet
verder aangescherpt worden»?1 Hoe moet deze opmerking gelezen worden in de context van de aanstaande aanscherpingen
van beleid?
27
Kunt u specifieker toelichten hoe het uitstelbeleid voor de energiebelasting (EB)
en opslag duurzame energie (ODE) wordt afgebouwd?
28
Klopt het dat het uitstel voor de EB en de ODE met ingang van 1 oktober 2020 wordt
stopgezet?
29
Hoe ziet de betalingsregeling voor de EB en de ODE eruit?
X Noot
1
Kamerstuk 35 420, nr. 103, p.2.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
J.L. Geurts, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
M. Schukkink, adjunct-griffier
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen | Niet deelgenomen |
---|---|---|---|
VVD | 32 | Voor | |
PVV | 20 | Voor | |
CDA | 19 | Voor | |
D66 | 19 | Voor | |
GroenLinks | 14 | Voor | |
SP | 14 | Voor | |
PvdA | 9 | Voor | |
ChristenUnie | 5 | Voor | |
PvdD | 4 | Voor | |
50PLUS | 3 | Voor | |
DENK | 3 | Voor | |
SGP | 3 | Voor | |
FVD | 2 | Tegen | |
Krol | 1 | Voor | |
Van Haga | 1 | Voor | |
Van Kooten-Arissen | 1 | Niet deelgenomen |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.