Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over Toekomstvisie Transgenderzorg (Kamerstuk 31016-289)
2020D30739 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport hebben enkele fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister
voor Medische Zorg d.d. 26 juni 2020 inzake Toekomstvisie Transgenderzorg (Kamerstuk
31 016, nr. 289).
De voorzitter van de commissie, Lodders
De adjunct-griffier van de commissie, Verouden
Inhoud
blz.
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
•
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de D66-fractie
3
•
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
5
•
Inbreng van de leden van de SP-fractie
7
•
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
9
•
Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie
9
•
Inbreng van de leden van de SGP-fractie
11
II
Reactie van de Minister voor Medische Zorg
12
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de Toekomstvisie Transgenderzorg
en de voortgangsbrief Kwartiermaker Transgenderzorg voorjaar 2020. Zij hebben hierbij
nog enkele vragen.
In de brief schrijft de Minister dat het opvallend is dat er, wat de wachttijd tot
een intake voor psychologische zorg betreft, een grote discrepantie is tussen UMC’s
en GGZ-instellingen. Bij de UMC’s is (en groeit) het aantal wachtenden harder dan
het zorgaanbod, terwijl bij de GGZ-aanbieders het aanbod groter is (en sneller stijgt)
dan het aantal wachtenden. Kan de Minister aangeven of er naar aanleiding van deze
constatering is gekeken of er samenwerking mogelijk is tussen de UMC’s en de GGZ-instellingen,
om bijvoorbeeld een deel van de zorgvraag over te nemen?
Daarnaast lezen deze leden in de brief dat er door partijen, onder toeziend oog van
de kwartiermaker, al ruim anderhalf jaar gewerkt is aan het terugdringen van de wachttijden,
maar dat deze inspanningen niet voldoende zijn om de stijging van de zorgvraag op
te vangen, laat staan om een substantiële verlaging van de wachttijden te realiseren.
Kan de Minister een concreter beeld schetsen van de te verwachten wachttijden voor
transgenderzorg? Als alle genoemde acties uit de brief worden ingezet, wanneer verwacht
de Minister dan dat de wachttijden op de norm uit de zorgstandaarden zit?
In de Toekomstvisie Transgenderszorg wordt gesteld dat het aantal transgender personen
dat zich meldt voor zorg al jaren toeneemt en dat zij gemiddeld jonger worden. Hoe
sluit het diagnostisch proces aan op het toenemend aantal jongere transgender personen?
Genoemde leden lezen dat de risico’s van de operatie en de kwaliteit van het resultaat
de belangrijkste redenen zijn om geen chirurgie te willen. Kan de Minister aangeven
wat de grootste risico’s bij een operatie zijn en welke maatregelen of onderzoeken
er worden ondernomen om deze risico’s te verkleinen? Wat wordt er verstaan onder kwaliteit
van het resultaat?
Hoe beoordeelt de Minister de oproep tot gewenste verdere ontwikkeling van netwerksamenwerking
in de transgenderzorg? Kan de Minister tevens aangeven of, en zo ja hoe groot het
percentage is van personen die voor transgenderzorg naar het buitenland gaat?
Deze leden vinden het positief te lezen dat de kwartiermaker in zijn voortgangsbrief
concludeert dat er, door de inzet van digitale middelen, een minimaal effect is van
de coronamaatregelen op de wachttijden en het aantal wachtenden in de psychologische
en endocrinologische zorg. Veel zorg heeft doorgang gevonden door middel van beeldbellen
en telefonische consulten. De zorgaanbieders hebben de kwartiermaker laten weten dat
zij in de toekomst graag telefonisch of via beeldbellen zorg willen blijven verlenen,
onder meer omdat dit een uitkomst is voor transgender personen die grote afstanden
moeten afleggen. Kan de Minister aangeven of er invulling gegeven kan worden aan deze
wens? Zo ja, hoe kan er invulling worden gegeven aan deze wens?
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief over
de actuele stand van zaken op het gebied van transgenderzorg. Het is bemoedigend om
te lezen hoeveel inspanning er wordt gepleegd bij zorgaanbieders en zorgverzekeraars
om de capaciteit van transgenderzorg te vergroten en zoveel mogelijk mensen van dienst
te kunnen zijn. Deze leden willen ook een compliment uitspreken richting alle betrokken
partijen en de kwartiermaker voor de toekomstvisie en alle acties om de transgenderzorg
in Nederland te verbeteren. Tegelijkertijd maken genoemde leden zich zorgen over de
grote stijging van de zorgvraag op de korte en lange termijn, waardoor de wachtlijsten
toenemen en de uitdaging groter wordt om transgenderzorg toegankelijk en beschikbaar
te houden. Omdat de leden van D66-fractie vinden dat iedereen zichtbaar zichzelf moet
kunnen zijn en transgenderzorg daar een essentiële en waardevolle factor in betekent,
hebben zij de volgende vragen.
Depathologiseren van transgenderzorg
Genoemde leden vinden het van groot belang dat transgender niet meer gezien of behandeld
wordt als een mentale stoornis of een geestelijke ziekte. Toch komt dit nog op veel
plaatsen tot uitdrukking in de manier waarop men omgaat met transgender personen.
Zo wordt in de DSM-5-classificatie transgender nog beschouwd als een mentale conditie
en wordt deze classificatie gebruikt in de GGZ en de diagnosestelling. Deze leden
vinden dat niet passend omdat het kan bijdragen aan stigmatisering en drempelverhogend
werkt. Is de Minister het eens met deze leden? De kwartiermaker doet daarom ook de
aanbeveling om in de gehele transgenderzorg ICD-11 als basis te hanteren. Is de Minister
bereid om in gesprek te gaan met het Zorginstituut, Zorgverzekeraars Nederland (ZN),
Transvisie, Transgender Netwerk Nederland (TNN) en andere betrokken partijen om ICD-11
– de nieuwste versie van internationale classificatie van ziekten – als basis te hanteren
voor de gehele transgenderzorg in Nederland? Is de Minister het ermee eens dat dit
kan helpen bij de depathologisering van transgenderzorg? Is de Minister ook bereid
om in gesprek te gaan met betrokken beroepsverenigingen in hoeverre depathologisering
de norm is of kan worden in hun richtlijnen?
Deze leden wijzen daarnaast op de generieke voorwaarde dat er een uitgebreide psychische
evaluatie dient plaats te vinden. Deze leden zien dit als ander voorbeeld waar depathologisering
van de transgenderzorg nodig is om minder stigmatisering en beter toegankelijke transgenderzorg
te bewerkstelligen. Wil de Minister zich ervoor hard maken dat er geen uitgebreide
psychologische evaluatie als generieke voorwaarde wordt gehanteerd en daarbij lessen
betrekken van andere landen zoals Spanje en IJsland? Kan de Minister in het antwoord
ook betrekken welke bijdrage deze andere aanpak zou kunnen leveren aan het terugdringen
van wachtlijsten voor psychische transgenderzorg? Is de Minister het ook eens met
deze leden dat individueel noodzakelijke psychische transgenderzorg wel vergoed moet
blijven in de basisverzekering en beschikbaar voor mensen die daar behoefte aan hebben?
Genoemde leden wijzen bijvoorbeeld op landen als Malta, Denemarken en IJsland waarin
een psychologische diagnose niet als voorwaarde mag worden gesteld voor somatische
transgenderzorg. Kan de Minister reflecteren of dergelijke regelgeving ook in Nederland
tot een verbetering zou kunnen leiden van de positie van transgender personen?
De impact van de coronacrisis op de transgenderzorg
Genoemde leden vinden het bewonderenswaardig dat ondanks de coronacrisis, veel professionals
in de transgenderzorg hard hebben doorgewerkt om de impact zo klein mogelijk te houden.
Voor de chirurgische zorg zijn de wachttijden wel opgelopen door de coronamaatregelen.
In hoeverre is deze zorg voorbereid om snel af en op te schakelen bij een eventuele
tweede golf coronabesmettingen? Welke lessen kunnen volgens de Minister getrokken
worden uit de impact die de coronamaatregelen hebben gehad op de transgenderzorg?
Kan de Minister daarbij ook ingaan op de grote verschillen tussen ziekenhuizen inzake
de tijdsspanne die een ziekenhuis nodig heeft om weer op normale capaciteit te zitten?
Zo verwacht het Amsterdam UMC in juli weer terug te zijn op normale capaciteit, terwijl
Medisch Centrum Bloemendaal verwacht dat dit nog minimaal een half jaar gaat duren.
Kan de Minister daarnaast aangeven wat de impact is geweest van de bloedcontroles
die vaak zijn uitgesteld in de afgelopen maanden en of lopende hormoonbehandelingen
ondanks de coronamaatregelen nog wel adequaat gemonitord zijn geweest?
Verder laat de voortgangsbrief zien dat veel mensen het waardeerden om zorg op afstand
te kunnen ontvangen. In hoeverre zal dat nu meer de norm worden voor transgenderzorg,
indien de persoon het zelf wenst? Zijn volgens de Minister de richtlijnen en regelgeving
voldoende up-to-date om deze verschuiving voldoende ruimte te bieden? Is de Minister
bereid in gesprek te gaan met de kwartiermaker, professionals en transgender personen
over de knelpunten en het uitwerken van oplossingen?
Wachtlijsten en andere ontwikkelingen in de transgenderzorg
Genoemde leden maken zich zorgen over de lange wachtlijsten voor transgenderzorg.
Zij willen betrokken partijen complimenteren voor alle actie die ondernomen wordt
om de wachtlijsten terug te dringen, maar hebben nog wel enkele vragen over de grote
uitdaging die overblijft. Zo vragen deze leden of de zorgverzekeraars op dit moment
en in de afgelopen jaren aan de eisen voldaan hebben die hen gesteld worden op basis
van de zorgplicht? Zo nee, in hoeveel gevallen kunnen zij niet binnen een redelijke
tijd en reisafstand zorg aanbieden voor hun verzekerden? Hoe vaak heeft de Nederlandse
Zorgautoriteit (NZa) verzekeraars aangesproken op hun zorgplicht en wat is hierna
gebeurd? Vindt de Minister de handhaving van de NZa op de zorgplicht voldoende bij
de transgenderzorg?
Welke actie gaat de Minister ondernemen om ervoor te zorgen dat er substantieel meer
transgenderzorg ingekocht gaat worden om de stijgende zorgvraag te kunnen bijbenen,
op de korte en op de lange termijn? Kan de Minister daarnaast ingaan op het verschil
tussen de rekenkundig gemiddelde wachttijd en de gewogen gemiddelde wachttijd en welk
ten grondslag ligt aan de keuze welke wachttijd gehanteerd wordt in de rapportages?
Is de Minister bereid om via de stuurgroep een verzoek in te dienen aan de NZa en/of
het Capaciteitsorgaan om samen te werken aan een capaciteitsraming of een landelijke
wachttijdenregistratie?
Deze leden constateren dat het aanbieden van zorg dichterbij in de eerste lijn kan
bijdragen aan het terugdringen van wachtlijsten. Is de Minister bereid in gesprek
te gaan met gemeenten en zorgverzekeraars om deze beweging aan te jagen? Is er regelgeving
die deze verschuiving bemoeilijkt? Voor een effectieve verschuiving van transgenderzorg
naar de eerste lijn is het ook van groot belang dat er snel een richtlijn ontwikkeld
wordt voor endocrinologische nazorg door de huisarts. Is de Minister het op dit punt
eens met deze leden? Welke knelpunten zijn er om te komen tot een richtlijn voor huisartsen
en welke actie gaat de Minister ondernemen om het opstellen van deze richtlijn prioriteit
te geven? Is de Minister bijvoorbeeld bereid om endocrinologische nazorg onderdeel
te laten uitmaken van het basisaanbod van de huisarts?
De leden van de D66-fractie vinden het goed dat zorgverzekeraars aan de slag gaan
met een concrete uitwerking van hun inkoopvisie en in samenwerking met de Vereniging
van Nederlandse Gemeenten (VNG), Movisie en deskundige zorgprofessionals een handreiking
voor gemeenten zullen opstellen. Wanneer kunnen beide stukken verwacht worden? Worden
hierbij ook belangenorganisaties voor transgender personen betrokken zoals Transvisie?
Is de Minister ook bereid om in gesprek te gaan met gemeenten over de signalen die
de kwartiermaker noemt in de voortgangsbrief over signalen vanuit zorgaanbieders en
de transgender community dat er bij gemeenten vaak onduidelijkheid bestaat over de
inrichting, bekostiging en samenwerking van zorg voor jongeren met genderdysforie.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Toekomstvisie
Transgenderzorg van de kwartiermaker en de reactie van de Minister. Toch hebben deze
leden nog een aantal vragen en opmerkingen.
Te beginnen met de toegankelijkheid en beschikbaarheid van de zorg. De Minister schrijft
in de brief dat veel zorg tijdens corona doorgang heeft gevonden, doordat aanbieders
zorg via beeldbellen of telefonisch hebben verleend. Aanbieders zijn ook van plan
dit na corona vol te houden, omdat dit ook een oplossing biedt voor transgender personen
die grote afstanden moeten reizen. Hoewel deze leden blij zijn met deze ontwikkeling,
is deze ook symptomatisch voor twee andere problemen. Ten eerste vragen deze leden
waarom consulten niet vaker telefonisch worden gedaan, als dit voor de transgender
personen die ver weg wonen een uitkomst is. Waarbij dit eigenlijk een fundamentelere
vraag is: in hoeverre beslissen zorgverlener en zorgvrager binnen de transgenderzorg
samen over wat de juiste zorg is en hoe die wordt verleend? Samen beslissen zou volgens
deze leden verder moeten gaan dan alleen samen beslissen over de behandelingen. Ook
meer gedeelde besluitvorming in de indicatiestelling is wenselijk, zoals ook de kwartiermaker
adviseert. Daarvoor is het belangrijk dat de Nederlandse transgenderzorg overgaat
op classificatie ICD-11, in plaats van DSM-5. De Minister geeft aan na de zomer in
samenspraak met het Zorginstituut met een reactie te komen. Genoemde leden vragen
op welke termijn deze reactie komt. En of, als de Minister en het Zorginstituut dit
advies besluiten op te volgen, deze verandering nog voor 1 januari 2021 in kan gaan.
Ten tweede is de ontwikkeling richting beeldbellen, omdat transgender personen anders
ver moeten reizen, symptomatisch voor een ander probleem. Namelijk de beschikbaarheid
en toegankelijkheid van zorg. Tijdens deze kabinetsperiode is het actieprogramma de
Juiste Zorg op de Juiste Plek gelanceerd. Zorg die dichtbij kan worden verleend, moet
dichtbij worden georganiseerd. Ook voor transgenderzorg zou moeten gelden dat, waar
mogelijk, deze zo dichtbij mogelijk wordt georganiseerd. Deze leden maken zich zorgen
over de sterke centralisering van transgenderzorg in Nederland. Voor complexe operaties
is dat natuurlijk nodig, maar veel andere zorg, zoals psychische ondersteuning, maar
ook epilatie, pruiken, logopedie of bepaalde hormoonbehandelingen kunnen toch ook
veel dichterbij worden georganiseerd? Nu krijgen transgender personen geen van deze
behandelingen vergoed, omdat ze nog op de wachtlijst staan. Als we psychologen of
huisartsen ook de mogelijkheid geven om de indicatie te kunnen stellen en de zorg
dus iets te decentraliseren, dan kunnen transgender personen alvast starten met bepaalde
aspecten van de behandeling, zolang ze nog op de wachtlijst staan. Hoe kijkt de Minister
daar tegenaan en wat kan de Minister doen om dat te stimuleren?
Het is belangrijk voor transgender personen om niet te lang te moeten wachten op zorg.
Hoe eerder en sneller een transgender persoon geholpen wordt, hoe beter. Zoals in
de Toekomstvisie Transgenderzorg is beschreven, heeft «het langdurig leven in het
tussengebied tussen het oud en de nieuwe genderexpressie» grote gevolgen. Transgender
personen kampen vaak met gevoelens van machteloosheid, drugsgebruik, depressiviteit
en zelfs suïcidaliteit. In Nederland heeft ruim één op de vijf transgender personen
ooit een zelfmoordpoging gedaan. Volgens genoemde leden zou het kunnen helpen om minder
complexe (psychische) zorg dichter bij deze mensen te organiseren, zodat zij sneller
en makkelijker goede ondersteuning krijgen in dit proces. Zeker voor jongeren kan
dit erg belangrijk zijn. Jongeren zijn minder in staat zelfstandig ver te reizen.
Willen we de zorg voor hun goed organiseren, dan zal deze op maat en in de buurt moeten
zijn. Daarnaast kan goede toegankelijke transgenderzorg voor jongeren veel trauma
voorkomen, maar goede hulp in een vroeg stadium voorkomt ook dat transgender personen
in een later stadium secundaire geslachtskenmerken laten corrigeren. Door de zorg
dichterbij te organiseren ontstaat zo een win-win situatie: betere zorg en lagere
zorgkosten. Hoe denkt de Minister hierover? Heeft transgenderzorg ook een plek in
het actieprogramma de Juiste Zorg op de Juiste Plek? Wat kan en gaat de Minister nog
meer doen om deze zorg dichtbij te stimuleren?
Om zorg dichterbij te organiseren, zal de zorg sterker in een netwerksamenwerking
georganiseerd moeten worden, met specialisten, huisartsen en psychologen. De financiering,
deels uit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en uit de Zorgverzekeringswet
(Zvw) kunnen hierbij in de weg staan. Zou een meer eenduidige financiering rondom
transgenderzorg hier een bijdrage aan kunnen leveren, als er daardoor ook beter gestuurd
kan worden op samenwerking? Wat zijn er voor obstakels om tot eenduidige financiering
in de transgenderzorg te komen en hoe kunnen die worden weggehaald?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn blij met de aandacht die de Minister in de
brief schenkt aan de wachtlijsten in de transgenderzorg. Zoals hierboven beschreven,
kan lang moeten wachten op zorg grote effecten hebben op de gesteldheid van een transgender
persoon. De Minister beschrijft in de brief een aantal manieren waarop de kwartiermaker
een bijdrage zal leveren aan het reduceren van de wachttijden. De kwartiermaker en
partijen zijn al anderhalf jaar bezig om de wachttijden te reduceren en hebben ook
een sterke stijging van het zorgaanbod gerealiseerd. Maar ziet de Minister, met de
hoge wachttijden, niet nog een extra rol voor zichzelf weggelegd? Wat zou de Minister
nog meer kunnen doen om de wachtlijsten terug te dringen of de kwartiermaker te ondersteunen?
Deze leden hebben nog vragen over de clustering van lang- en kortwerkende testosteroninjecties.
De Minister schrijft: «wanneer nieuwe, gepubliceerde wetenschappelijke gegevens kunnen
aantonen dat langwerkend testosteron tot betere uitkomsten voor de patiënt leidt,
dan kan de fabrikant een verzoek indienen voor een herbeoordeling. Afhankelijk van
de uitkomsten van een eventuele herbeoordeling door het zorginstituut zou de bijbetaling
kunnen vervallen.» Hieruit maken deze leden op dat er nog geen verzoek is ingediend
tot herbeoordeling en er nog geen nieuwe wetenschappelijk gepubliceerde inzichten
zijn. Zij vragen of de Minister, al dan niet via ZonMw een onderzoeksopdracht kan
uitzetten naar de effecten van kort- en langwerkende testosteroninjecties bij transgender
personen. Deze mensen hebben vaak al enorm lang moeten wachten op een behandeling
en moeten daarna uit financiële overwegingen voor suboptimale medicatie kiezen. Ondertussen
zijn de signalen uit het veld zo sterk dat langwerkende injecties beter werken, dat
het in de ogen van deze leden beter zou zijn om proactief onderzoek te gaan doen,
in plaats van af te wachten. Transgender personen wachten al lang genoeg. Wat denkt
de Minister hiervan? Is de Minister bereid een onderzoek naar de werking van langwerkende
versus kortwerkende testosteroninjecties te financieren?
Ten slotte, aansluitend op het vorige punt, vragen genoemde leden of er onderzoeksbudget
beschikbaar komt voor UMC's om langdurig onderzoek te doen naar de zorg voor transgender
personen. De zorg voor mensen uit deze gemeenschap is sterk in ontwikkeling en het
zou daarom goed zijn om mensen die nu zorg krijgen langdurig te volgen, zodat we ook
op de lange termijn de gevolgen van behandelingen snappen. Dus als laatste vraag:
is de Minister bereid onderzoeksbudget vrij te maken ter bevordering van de kwaliteit
van transgenderzorg in Nederland?
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de Toekomstvisie Transgenderzorg.
Deze leden hebben naar aanleiding hiervan de onderstaande opmerkingen en vragen.
De ontwikkeling van de wachttijden
Zorgverzekeraars zijn door de kwartiermaker verzocht om een concrete inkoopvisie over
de transgenderzorg op te stellen. Deze leden vragen of alle zorgverzekeraars gehoor
zullen geven aan deze oproep en vragen tevens wanneer deze inkoopvisies naar verwachting
gereed zullen zijn. Gaan de zorgverzekeraars (daarbij) ook aangeven hoeveel zorg zij
van plan zijn om de komende jaren extra in te kopen om zowel de wachttijden in te
lopen als aan de stijgende zorgvraag te voldoen?
De vergoeding van een middel voor testosteronsuppletie
Genoemde leden lezen dat een forse bijbetaling geldt voor het middel voor testosteronsuppletie,
wat volgens de Kwaliteitsstandaard Transgenderzorg Somatisch de beste klinische resultaten
geeft. Dit als gevolg van de gekozen clustering in het Geneesmiddelenvergoedingssysteem.
Inmiddels lijkt het duidelijk te zijn dat de sector een voorkeur heeft voor langwerkende
testosteroninjecties. De sector is in overleg om tot een oplossing te komen. Wanneer
kunnen deze leden deze oplossing verwachten? Kan inzicht gegeven worden in de hoogte
van de forse bijbetaling die gemiddeld betaald moet worden? Zal met de herziening
van het Geneesmiddelenvergoedingssysteem, die gepland staat voor de tweede helft van
2021, de bijbetaling verdwijnen, zo vragen deze leden.
Voortgangsbrief Kwartiermaker Transgenderzorg voorjaar 2020
Invloed van de corona-maatregelen op de transgenderzorg
Tijdens de coronacrisis is een deel van de zorg online doorgegaan. Echter is bepaalde
zorg, met name de operaties, niet doorgegaan. Bij sommige aanbieders zal het een aantal
maanden duren voordat weer evenveel operaties uitgevoerd kunnen worden als voor de
coronacrisis. Genoemde leden vragen hoeveel mensen nu niet de geplande zorg hebben
gekregen en hoe lang het ongeveer duurt voordat deze mensen geholpen worden en de
achterstand wordt ingelopen. Hoe lang moeten mensen nu langer op de wachtlijst staan
dan vooraf voorspeld en hoe groot zijn de individuele gevolgen van deze extra wachttijden?
Wat betekenen deze gegevens precies voor degenen waarvan de eerste intakes op korte
termijn waren gepland?
Ontwikkelingen in de wachttijden en het aanbod van zorg
Deze leden vinden het erg positief dat fors is ingezet op een daling van de wachtlijsten
van transgenderzorg en een toename van aanbod. Door een stijgende zorgvraag met maar
liefst 42% wordt deze toename echter tenietgedaan. Wordt daarbij erkend dat een wachttijd
van 67 weken (tussen moment van aanmelden en eerste inhoudelijke gesprek) nog steeds
veel te lang is. Deze leden vinden ook het verschil in wachttijden tussen GGZ-aanbieders
(26 weken voor volwassenen en 19 weken voor jongeren) en UMC’s (59 weken voor volwassenen
en 61 weken voor jongeren) opvallend. Hoe worden deze verschillen precies verklaard?
Wat verklaart daarnaast dat er sprake is van een toenemende discrepantie tussen beide
typen instellingen? Genoemde leden vinden het positief dat er hierbij aandacht is
voor «de verkeerde wachtlijst problematiek» of zorgbemiddeling, maar vragen wat precies
de verwachtingen zijn die deze inzet zal hebben.
Toekomstvisie Transgenderzorg
Vergoedingen
De kwartiermaker geeft aan dat het regelkader uit de Zorgverzekeringswet herzien moet
worden, met name omdat vergoedingen van transitiezorg voor secundaire geslachtskenmerken
is opgehangen aan het «verminkingscriterium» in deze wet. Wordt dit kader herzien?
Zo ja, wanneer kunnen deze leden een herziening verwachten?
Het belang van kortere wachttijden
De cijfers in de toekomstvisie maken duidelijk dat transgenders vaker dan gemiddeld
een suïcidepoging doen. Op welke wijze wordt op dit gebied specifiek aandacht aan
deze doelgroep besteed?
Aanbevelingen van de Kwartiermaker Transgenderzorg
De kwartiermaker beschrijft de noodzaak van een betere spreiding van transgenderzorg
over het land. Op welke wijze wordt hieraan gewerkt, zo vragen genoemde leden. Voldoen
de zorgverzekeraars op dit punt aan hun zorgplicht? Hoe wordt gestimuleerd dat zorgverzekeraars
zich aan hun taak houden om te stimuleren dat zorgaanbieders indien nodig extra aanbod
beschikbaar stellen?
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de Toekomstvisie Transgenderzorg
en de voortgangsbrief Kwartiermaker Transgenderzorg. Genoemde leden hebben hierover
een aantal vragen.
Deze leden constateren ondanks dat het aanbod van zorg is toegenomen wachttijden vrijwel
gelijk zijn gebleven en het aantal wachtenden op transgenderzorg fors is gestegen.
Zij maken zich zorgen over de psychologische en sociale problemen die ontstaan het
lange wachten op goede zorg. Wordt er door zorgverzekeraars voldoende zorg ingekocht
rekening houdend met de verwachte stijging van de zorgvraag en de wens om de wachttijden
te doen afnemen? Met welke stijging van de zorgvraag voor de komende jaren wordt daarbij
rekening gehouden? Wat kan aanvullend worden ondernomen om een verdere daling van
wachttijden te realiseren? Een van de aanbevelingen die door de kwartiermaker wordt
gedaan is verplaatsen van een deel van transgenderzorg naar de eerste lijn. Is de
Minister bereid om het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) te vragen om voorrang
te geven aan het ontwikkelen van een richtlijn voor hormoonbehandeling van transgender
personen? De grootste problemen met betrekking tot wachttijden liggen bij psychologische
transgenderzorg. In hoeverre kan depahtologiseren van transgenderzorg bijdragen aan
het terugdringen van de wachttijden?
Een van de aanbevelingen van de kwartiermaker is gedeelde besluitvorming. Hoe kan
volgens de Minister invulling worden gegeven aan deze «gedeelde besluitvorming»? De
Minister stelt dat uit meerdere zorgpaden moet kunnen worden gekozen. Hoe wordt aan
de verschillende zorgpaden invulling gegeven, zo vragen deze leden.
Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de Toekomstvisie Transgenderzorg
en de voortgangsbrief van Kwartiermaker Transgenderzorg. Zij hebben hierbij een aantal
opmerkingen en vragen.
Deze leden zijn allereerst van mening dat transgender personen recht hebben op goede
zorg, waarbij ingrijpende beslissingen met grote zorgvuldigheid worden genomen. Gedeelde
besluitvorming is hierbij zeker belangrijk, maar het is ook belangrijk dat transgender
personen goede begeleiding krijgen van een psycholoog als zij besluiten een traject
in te gaan. Deze leden hebben zorgen over de vraag of jonge mensen zelfstandig in
staat zijn om ingrijpende volwassen keuzes te maken.
Ontwikkeling wachttijden
Genoemde leden maken zich zorgen over de sterke stijging van de zorgvraag. Kan de
Minister aangeven wat de achtergronden zijn van deze sterke stijging, met name bij
jonge meisjes? Is de Minister bereid nader onderzoek te laten verrichten naar de oorzaken
van de sterke toename van de zorgvraag?
Deze leden constateren dat de groei van het aanbod momenteel gelijke tred houdt met
de groei van de vraag, waardoor de wachttijden gelijk blijven. Is het realistisch
om te verwachten dat het aanbod nog sneller kan groeien?
Zij constateren dat er steeds meer specialistische GGZ-instellingen specifiek voor
transgenderzorg zijn. Het risico bestaat dat hierdoor de aansluiting met de overige
zorg, zoals bijvoorbeeld endocrinologische zorg, minder optimaal wordt. Is de Minister
het met deze leden eens dat psychologische transgenderzorg breder ingebed dient te
worden in de transgenderzorg en in de GGZ?
Deze leden constateren dat de kwartiermaker ervoor pleit om de zorg uit te breiden
in met name het midden en zuiden van het land. Kan de Minister toelichten waarom juist
hier er een behoefte is? Waar komt de terughoudendheid bij sommige ziekenhuizen vandaan?
Is het reëel om te verwachten dat er een landelijk dekkend aanbod komt van transgenderzorg?
Moet niet juist het bieden van kwaliteit in plaats van kwantiteit voorop staan?
Toekomstvisie Transgenderzorg
De leden van de christenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de inleiding van de
toekomstvisie. Zij vragen de Minister of hier niet een al te idealistisch scenario
wordt geschetst. Moet niet te allen tijde worden gestreefd naar de juiste zorg op
de juiste plek, waarbij voorkomen moet worden dat bepaalde patiëntgroepen een status
aparte krijgen?
Deze leden vragen welke landen nu reeds gebruik maken van de classificatie op basis
van de ICD-11. Is de Minister het met deze leden eens dat ook in de DSM-5 er een goede
ontwikkeling is waar te nemen, waar genderdysforie niet meer als stoornis wordt gezien,
maar waarbij tegelijkertijd wel aandacht is voor het lijden dat hiermee gepaard kan
gaan. Kan de Minister toelichten wat het verschil is tussen de classificaties in DSM-5
en ICD-11 en waarom de classificatie in de ICD-11 de voorkeur zou verdienen?
De kwartiermaker lijkt er voor te pleiten dat de rol van psychologen verder wordt
teruggedrongen. Wat vindt de Minister hiervan? Deze leden vragen de Minister of zij
verwacht dat endocrinologen en chirurgen bereid zullen zijn om de stap van psychologische
zorg over te slaan of akkoord te gaan met een sterk afgebakende rol van de psycholoog.
Deze leden zijn van mening dat het goed is om de nazorg bij de huisartsen neer te
leggen, maar dit betekent wel dat huisartsen voldoende moeten worden toegerust. Welke
acties worden hierop ondernomen?
De kwartiermaker hecht veel waarde aan gedeelde besluitvorming. Is de Minister van
mening dat hiervoor momenteel onvoldoende aandacht is en dat patiënten onvoldoende
invloed hebben op hun behandeling? Genoemde leden hebben namelijk het beeld dat patiënten
goed worden betrokken bij hun behandeling. Vraagt transgenderzorg niet juist om grote
zorgvuldigheid bij het maken van ingrijpende keuzes in het leven van jonge mensen?
Is de Minister het daarom met deze leden eens dat gedeelde besluitvorming bij jonge
transgenders inderdaad belangrijk is, maar wel op een andere wijze dient worden vormgegeven
dan bij reguliere zorg?
De kwartiermaker vraagt om een duurzame borging van de verzekering en financiering
van de transgenderzorg. Deze leden wijzen erop dat transgenderzorg in het buitenland
niet altijd vergoed wordt. Voorkomen moet worden dat hier een spanningsveld ontstaat
met andere vormen van zorg. Is de Minister bereid het Zorginstituut om advies te vragen
over de bekostiging van de transgenderzorg?
Inbreng van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de voortgangsbrief van de kwartiermaker,
de Toekomstvisie Transgenderzorg en de reactie van de Minister hierop. Zij zijn bezorgd
over de ontwikkelingen die in de voortgangsbrief en de toekomstvisie worden geschetst.
Deze leden maken daarom graag van de gelegenheid gebruik om hierover enkele opmerkingen
te maken en vragen te stellen.
Toegenomen zorgvraag
Genoemde leden constateren dat de vraag naar (medische) transgenderzorg de afgelopen
jaren pijlsnel is gestegen. De groei van het aantal aanmeldingen voor medische behandeling
vindt plaats in alle leeftijdscategorieën, maar de toename is duidelijk het grootst
bij kinderen en (met name) adolescenten. Binnen die groep is de stijging vooral toe
te schrijven aan de toename van het aantal aanmeldingen van tienermeisjes, zo constateert
de kwartiermaker. Er is sinds enige jaren sprake van een plotselinge en forse oververtegenwoordiging
van meisjes met genderdysforie.
Deze leden vinden het zeer opmerkelijk dat in de toekomstvisie deze gigantische stijging
van de zorgvraag nauwelijks en alleen in zeer algemene bewoordingen wordt verklaard.
Deelt de Minister de zorgen van deze leden? Deelt zij de mening dat alleen wanneer
duidelijker is waarom de zorgvraag zo is gestegen, we deze mensen op de juiste manier
kunnen helpen? Is de Minister bereid om opdracht te geven tot een veel diepgaander
onderzoek naar de oorzaken van de gestegen zorgvraag, met name de toename onder vrouwelijke
adolescenten? Kan de Minister deze leden meer duidelijkheid geven over de eigenschappen
van de groep jongeren die zich meldt voor een geslachtsverandering? Kan de Minister
een overzicht geven van lopende onderzoeken op dit gebied in andere landen?
Behandelingen
Een geslachtsveranderende behandeling of operatie is onomkeerbaar en daarmee bijzonder
ingrijpend voor de persoon die het betreft en diens omgeving. Bij de begeleiding van
transgenders is dus de hoogste zorgvuldigheid geboden. Een psychologische diagnose
zou wat deze leden betreft daarom als voorwaarde moeten blijven gelden voor toegang
tot somatische behandelingen. Deelt de Minister deze opvatting? Waarom weigert de
Minister zich hier tot nu toe duidelijk over uit te spreken? Het gaat hier toch juist
nadrukkelijk niet om een medisch-inhoudelijke discussie, maar een bredere vraag hoe
we als samenleving en politiek denken over transgenderzorg en dit willen vormgeven?
Zou de Minister op z’n minst kunnen aangeven dat het niet wijs zou zijn om de Kwaliteitsstandaard
Transgenderzorg Somatisch nu al weer op zo’n cruciaal punt te wijzigen, terwijl deze
pas in november 2019 in werking is getreden? Deze leden vragen of er nog wel een legitieme
reden bestaat om behandelingen voor transgenders collectief te financieren, indien
zou worden meegegaan in het pleidooi om deze behandelingen volledig te depathologiseren.
Graag zien deze leden dat de Minister deze vragen afzonderlijk beantwoordt.
Detransitioning
Met de toename van het aantal mensen «in transitie», neemt ook het aantal mensen dat
hierop terugkomt toe. Onderkent de Minister het risico dat mensen (te) snel worden
bevestigd in onomkeerbare behandelingen of ingrepen? Welk zorg- en hulpaanbod bestaat
er in Nederland voor zogenoemde «detransitioners»?
Suïcidaliteit
Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat heel veel transgenders worstelen met suïcidale
gedachten. Genoemde lezen in de toekomstvisie dat dit vooral te maken zou hebben met
langdurig leven in het tussengebied tussen de oude en de nieuwe genderexpressie. Het
lijkt erop dat de kwartiermaker van mening is dat de belangrijkste oplossing hiervoor
vooral het versnellen van de behandeling en het vergroten van het zorgaanbod zou zijn.
Deze leden zijn ervan geschrokken dat in de toekomstvisie (nog) geen concrete maatregelen
worden genoemd op het gebied van zorg en ondersteuning om suïcide onder transgenders
tegen te gaan. Welke rol ziet de Minister op dit punt voor zichzelf weggelegd?
Is de Minister bekend met wetenschappelijk onderzoek waaruit blijkt dat er sprake
is van een risico op suïcide niet alleen vóór, maar ook tijdens en ná geslachtsveranderende
behandelingen of ingrepen?1 Wat is de reactie van de Minister hierop en wat betekent dit voor het nazorgtraject
dat aan transgenders wordt geboden?
II Reactie van de Minister voor Medische Zorg
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
E.M. Verouden, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.