Advies Afdeling advisering Raad van State en Nader rapport : Advies Afdeling advisering Raad van State en Nader rapport
35 529 Machtiging tot oprichting van de Nederlandse financierings- en ontwikkelingsinstelling Invest International (Machtigingswet oprichting Invest International)
Nr. 4 ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
d.d. 3 juni 2020 en het nader rapport d.d. 10 juli 2020, aangeboden aan de Koning
door de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, mede namens
de Minister van Financiën. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
is cursief afgedrukt.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 9 april 2020, nr. 2020000763,
machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake
het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies,
gedateerd 3 juni 2020, nr. W02.20.0109/II, bied ik U hierbij aan.
De tekst van het advies treft u hieronder aan, voorzien van mijn reactie.
Bij Kabinetsmissive van 9 april 2020, no. 2020000763, heeft Uwe Majesteit, op voordracht
van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, mede namens
de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging
aanhangig gemaakt het voorstel van wet, houdende machtiging tot oprichting van de
Nederlandse financierings- en ontwikkelingsinstelling Invest International (Machtigingswet
oprichting Invest International), met memorie van toelichting.
Het voorstel strekt tot oprichting van Invest International, een nieuwe instelling,
voor de uitvoering van activiteiten op het terrein van exportfinanciering en buitenlandse
investeringen.
De Afdeling advisering van de Raad van State maakt naar aanleiding van het wetsvoorstel
een aantal opmerkingen. Zij begrijpt de wens om aan ondernemers, middels één loket,
dienstverlening en expertise aan te bieden voor de ontwikkeling van internationale
projecten waarin de markt zelf nog niet voorziet. Tegelijkertijd roept het voorstel
problemen op in de vormgeving en besturing (governance) van (de besloten vennootschap)
Invest International, en is de doelomschrijving van het voorstel onvoldoende afgebakend.
Ook is onduidelijk welk normrendement geldt bij de financieringsactiviteiten van Invest
International. In verband daarmee dient het wetsvoorstel nader te worden overwogen.
1. Inleiding
Dit wetsvoorstel vloeit voort uit het regeerakkoord «Vertrouwen in de toekomst» waarin
is aangegeven dat het kabinet de oprichting van de Nederlandse financierings- en ontwikkelingsinstelling
Invest-NL doorzet. Aanvankelijk zou Invest-NL, additioneel aan de markt, niet alleen
ondersteuning bieden aan ondernemingen die een bijdrage leveren aan de economie in
Nederland, maar ook aan ondernemingen en internationale projecten in het buitenland.
Het gaat onder meer om projecten die voorzien in oplossingen voor wereldwijde vraagstukken,
zoals de Sustainable Development Goals (SDG’s) van de Verenigde Naties. Er wordt ondersteuning
geboden in de vorm van financiering, projectontwikkeling, en subsidieregelingen. Ten
behoeve van de ondersteuning van projecten in het buitenland, zou Invest-NL een samenwerkingsverband
met de Nederlandse Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden N.V. (FMO)
aangaan.2
Bij indiening van het wetsvoorstel voor de oprichting van Invest-NL bij de Tweede
Kamer werd aangekondigd dat van het voornemen van een samenwerkingsverband tussen
Invest-NL en FMO is afgezien en dat een separate instelling zou worden opgericht voor
het internationale onderdeel van Invest-NL. Reden voor deze wijziging, aldus het kabinet,
was gelegen in de complicaties in de governance die het onderbrengen van de internationale
taken in Invest-NL zou opleveren. Inmiddels is het (aldus aangepaste) voorstel voor
een machtigingswet tot oprichting van Invest-NL aangenomen door de Eerste en Tweede
Kamer en is Invest-NL ook al in werking getreden.3
Dit wetsvoorstel beoogt – in de plaats van het oorspronkelijke plan – Invest International
B.V. op te richten, een joint venture van de Staat (51%) en de publiek-private ontwikkelingsbank
FMO (49%).4 De toelichting op het voorstel vermeldt dat de eerder beoogde joint venture tussen
Invest-NL en FMO dusdanig ingewikkeld was dat governance issues optraden en dat ook
de overlap tussen de nationale en internationale doelgroepen van Invest-NL en FMO
te beperkt zou zijn.5 Daarnaast zou de vermeende synergie tussen de nationale en internationale activiteiten
gering blijken te zijn. Daarom is gekozen voor de oprichting van een afzonderlijke
entiteit naast Invest-NL.
De opzet van het voorstel voor de nieuwe vennootschap Invest International is dezelfde
als die is gekozen voor Invest-NL. Zo is bepaald dat Invest International aanvullend
op de markt opereert. Verder kent Invest International een investeringstaak, een ontwikkelingstaak
en een regelingentaak (uitvoering van subsidieregelingen en subsidiebesluiten).6
Bijzonderheid bij Invest International is evenwel dat dit een samenwerkingsverband
betreft tussen de publiek-private ontwikkelingsbank FMO en de Staat. Zoals gezegd
is de Staat voor 51% aandeelhouder in Invest International.7 FMO, die 49% aandeelhouder van Invest International wordt, is zelf een staatsdeelneming,
maar voor slechts 51%.
Uit de toelichting blijkt dat Invest International verder zal samenwerken met vele
partijen.8 Zo zal er worden samengewerkt met Atradius Dutch State Business (DSB), FMO, Rijksdienst
voor Ondernemend Nederland (RVO) en tevens Invest-NL B.V. om de financiële kennis,
advisering en dienstverlening bij elkaar te brengen zodat bedrijven vanuit één loket
goed worden bediend en partijen zo nodig worden doorverwezen. De samenwerking tussen
de partijen wordt vormgegeven door middel van samenwerkingsprotocollen. Verder zal
Invest International intensief samenwerken met uiteenlopende partijen zoals Nederlandse
banken en – op internationaal niveau – met buitenlandse banken en overheden, ngo’s,
ambassades, toezichthouders, projectinitiators en internationale financiële instellingen.
Deze bundeling van bestaande dienstverlening, instrumenten en expertise, in combinatie
met additionele middelen voor projectontwikkeling en investeringen via een kapitaalstorting,
zal Nederlandse ondernemingen beter in staat stellen aan financiering te komen voor
grote maatschappelijke en ontwikkelingsrelevante investeringsprojecten buiten Nederland,
aldus de toelichting op het voorstel.9
2. Vormgeving, sturing en verantwoordelijkheden (governance)
Eén loket voor verschillende taken
De Afdeling begrijpt de wens om de bij verschillende organisaties beschikbare dienstverlening,
instrumenten en expertise bij elkaar te brengen. Het gevolg van het integreren van
verschillende taken in Invest International is echter wel dat er een «gedifferentieerde
vorm van aansturing en verantwoording» nodig zal zijn.10 Voor bepaalde taken van Invest International zal de Staat op afstand moeten worden
geplaatst (met name voor wat betreft de investeringstaak). Voor andere taken is er
juist weer aansturing van de Minister nodig (voor wat betreft de regelingentaak is
dit de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking). Er ontstaan
verantwoordelijkheden die goed van elkaar moeten worden onderscheiden. De (juridische)
vormgeving en daarmee ook sturing, verantwoording en verantwoordelijkheden (governance)
zijn uitermate complex.
Bij het voorstel voor de oprichting van Invest-NL – dat een hiermee sterk vergelijkbare
opzet kent – plaatste de Afdeling eerder al opmerkingen over de wijze van aansturing.11 In het bijzonder wees zij op het gevaar dat met een te sluiten aanvullende overeenkomst
de beoogde onafhankelijke positie bij de investeringstaken in gevaar komt. Verder
merkte zij op dat door de hiërarchische relatie bij de uitvoering van subsidieregelingen
(er is sprake van mandaat) de beoogde onafhankelijke positie bij de investeringstaken
in de knel kan komen, nu investeringstaken en subsidietaken vaak samengaan. Deze opmerkingen
zijn hier, omdat is gekozen voor eenzelfde opzet, mutatis mutandis van toepassing.
Daarenboven wijst de Afdeling op het volgende.
Aandeelhouderschap FMO
Het is de Afdeling niet op voorhand duidelijk waarom een verdere complicatie wordt
aangebracht door FMO medeaandeelhouder van Invest-International te maken. Zoals eerder
al is onderkend zouden ook bij een joint venture tussen Invest-NL en FMO ingewikkelde
governance vraagstukken opkomen. Besloten werd dan ook om af te zien van deze joint
venture. De toelichting zelf illustreert de complicaties die nu het gevolg zijn van
de keuze om de regelingentaak te integreren in Invest International en om FMO medeaandeelhouder
te laten zijn.12
Zo bespreekt de toelichting dat de financierings- en de regelingentaak niet in één
en dezelfde rechtspersoon kan worden samengebracht. Het risico kan immers ontstaan
dat oneigenlijke informatie-uitwisseling, dan wel wederzijdse beïnvloeding plaatsvindt.
Enerzijds kan de benodigde zakelijkheid en onafhankelijkheid bij het uitvoeren van
de investeringstaak in het geding komen, en anderzijds ook de neutrale uitvoering
van de subsidieregelingen overeenkomstig de beginselen van behoorlijk bestuur.13 Daarbij dient te worden bedacht dat FMO naast de Staat verschillende niet tot de
overheid behorende partijen als aandeelhouder heeft (te weten commerciële banken,
bepaalde vakbonden en andere private investeerders) wier belangen met die van de overheid
in een Invest International constructie niet op voorhand parallel lopen.
De investeringstaak en de regelingentaak worden daarom ondergebracht in twee afzonderlijke
dochterondernemingen. De aansturing van die dochterondernemingen vindt vervolgens
weer op verschillende wijzen plaats. De toelichting stelt dat de sturing (en verantwoording)
door de Staat niet via het aandeelhouderschap verloopt, maar via het wettelijk kader,
en verder wordt gewezen op de gebruikelijke rolverdeling tussen aandeelhouders en
het bestuur van de vennootschap. Er wordt een bijzondere sturing door de Minister
voor BHOS op de regelingentaak geïntroduceerd, en er wordt verwezen naar artikel 9
van het voorstel dat nadere regelgeving mogelijk maakt ten aanzien van de uitoefening
van taken.14
De Afdeling mist een uitleg over hoe een en ander samenhangt, wat dit betekent voor
de verschillende verantwoordelijkheden van de onderscheiden Ministers en voor de verantwoording
door het bestuur aan hen, als aandeelhouder respectievelijk beleidsverantwoordelijke,
en vervolgens hoe dit zich verhoudt tot sturing door en verantwoording aan de andere
aandeelhouder (FMO) en wat zulks vervolgens voor de verschillende aandeelhouders van
FMO kan betekenen.
Het voorgaande roept de vraag op of het niet veel eenvoudiger was geweest om met de
relevante organisaties, zoals FMO, een samenwerkingsprotocol vast te stellen zoals
dat ook is gebeurd ten aanzien van bijvoorbeeld Atradius DSB. De formele juridische
vormgeving van de samenwerking kan vervolgens praktisch worden ingevuld door de meest
relevante onderdelen van de verschillende organisaties zo efficiënt mogelijk te laten
samenwerken. Verder zou het ook nuttig kunnen zijn als de activiteiten van NL Business
van FMO worden overgenomen en worden voortgezet door Invest International. Die inbreng
kan tegen een marktconforme vergoeding plaats vinden; daar hoeft niet per se een mede-aandeelhouderschap
van FMO tegenover te staan. In de toelichting op het voorstel wordt daar niet op ingegaan.
Bij de bespreking van de alternatieve mogelijkheden wordt enkel uitgelegd dat FMO
en RVO de bestaande knelpunten bij export- en internationale financiering niet kunnen
oplossen, vanwege de beperkte sector- en landenfocus en de beperkte financieringsmogelijkheden
van deze instellingen.15
Regelingen- en ontwikkelingstaak
In het advies over Invest-NL is ook gewezen op de governance-vraagstukken die rijzen
wanneer activiteiten van verschillende aard, met verschillende sturings- en verantwoordingsvoorwaarden,
worden samengevoegd; in het bijzonder wees de Afdeling in dat verband op de investeringstaak
en de regelingentaak in Invest-NL.16
Uit de voorbeelden in de toelichting blijkt op zichzelf het nut van samenwerking tussen
FMO, de Staat en diverse andere organisaties, maar niet dat het per se noodzakelijk
is om de regelingentaak en ontwikkelingstaak onder te brengen in dochterondernemingen
van Invest International.17 Bij het voorbeeld van de Nederlandse MKB-onderneming in een opkomende markt wordt
door Invest International een integrale oplossing geboden die bestaat uit zes verschillende
elementen, zoals leningen, garanties, een ontwikkelbudget en export kredietverzekering.
Hierbij wordt wat betreft de export kredietverzekering samengewerkt met Atradius DSB.
Niet wordt besproken waarom in dit geval een dergelijke samenwerking niet ook mogelijk
is voor het ontwikkelbudget van RVO. Bij het voorbeeld van het havenproject in Afrika
wordt als voordeel van Invest International aangegeven dat door commerciële kredietverlening
en subsidie van RVO via een «one stop shop» aan te bieden de onzekerheid en vertraging
wordt beperkt. Niet wordt besproken waarom dit niet ook het geval kan zijn bij een
nauwe samenwerking met RVO, zoals kennelijk ook mogelijk is bij de nauwe samenwerking
met Atradius DSB bij het vorige voorbeeld.
De Afdeling adviseert in de toelichting nader op beide voorgaande opmerkingen in te
gaan, mede in het licht van de opmerkingen die de Afdeling in het vorige advies over
Invest-NL maakte over de wijze van aansturing en de regelingentaak, en het voorstel
wat betreft de vormgeving aan te passen.
Eén loket voor verschillende taken
De Afdeling merkt op dat de (juridische) vormgeving en daarmee ook sturing, verantwoording
en verantwoordelijkheden (governance) uitermate complex zijn.
Omdat de opzet van Invest International sterk vergelijkbaar is met die van Invest-NL
wordt door de Afdeling verwezen naar eerdere opmerkingen, uit het advies over de Machtigingswet
oprichting Invest-NL, over de wijze van aansturing.
Het kabinet onderkent dat de opzet van Invest International complex is. Deze complexiteit
is echter het gevolg van het samenbrengen van reeds bestaande en nieuwe dienstverlening.
Het is een uitdrukkelijk wens van het kabinet en van de gebruikers om de regelingen
en de financieringsactiviteiten samen te brengen in een gespecialiseerde en op financiering
gerichte financiële instelling. In de vormgeving hiervan zijn verschillende keuzes
te maken. Hieronder zal nader worden toegelicht waarom het kabinet de gekozen opzet
als beste optie beschouwt.
Een belangrijke aanleiding voor de oprichting van deze nieuwe instelling is het samenbrengen
van middelen en expertise in één organisatie met als doel het zo goed mogelijk bedienen
van de Nederlandse onderneming die exporteert en investeert buiten Nederland, waarbij
alle expertise als het gaat om het financieren en ontwikkelen van projecten in het
buitenland is ondergebracht bij één gespecialiseerde partij. De gekozen opzet van
Invest International zorgt voor een goede toegang en duidelijkheid voor het Nederlands
bedrijfsleven: de organisatie biedt een one-stop-shop voor Nederlandse ondernemers die internationaal zaken willen doen. De organisatie
zal direct contact onderhouden met andere financiers en een platformfunctie vervullen
richting overige financieringspartijen, waardoor een onderneming niet zelf zijn weg
hoeft te zoeken bij de bestaande financieringsopties. Ook zal Invest International
een duidelijk aanspreekpunt bieden aan buitenlandse overheden die op zoek zijn naar
financiering voor (publieke infrastructuur-)projecten. Daarnaast is sprake van synergie
tussen financieringsinstrumenten; Invest International biedt een breed financieringsaanbod
gericht op de hele range aan internationale activiteiten (projectontwikkeling, export-, investerings-, en
projectfinanciering) voor zowel het MKB en grootbedrijf als voor buitenlandse overheden.
De organisatie gaat werken met een projectontwikkelingstak, waardoor er een gezamenlijke
projectenpijplijn wordt opgebouwd en die ertoe leidt dat activiteiten worden ontplooid
die de markt vaak (nog) niet oppakt. Door het brede financieringsaanbod kan de organisatie
gericht inspelen op de behoeften van de klant. Intern wordt gekeken naar de beste
financieringsopties en mogelijke blending van verschillende instrumenten. De klant krijgt op deze wijze een maatwerk-financieringsoplossing
aangeboden. Daarnaast kunnen klanten efficiënter worden bediend door bijv. de procedures
voor de toetsing aan geldende IMVO-eisen en due diligence-regels te harmoniseren.
Door het bundelen van de regelingen en de projectontwikkeling met het investeringskapitaal
worden een groot aantal financiële professionals samengebracht met expertise op verschillende
terreinen, waaronder export- en investeringsfinanciering, publieke projecten, IMVO,
geografische regio’s, risicomanagement en portfoliobeheer, die nu werkzaam zijn bij
verschillende instellingen. Door het samenbrengen van deze expertises zal er formele
en informele uitwisseling van kennis, best practices, procedures e.d. plaatsvinden.
Ook kan Invest International zich in de markt positioneren als interessante financiële
partij en zo talent aantrekken.
De uitvoering van de wettelijke taken wordt van elkaar gescheiden op een zodanige
wijze dat de onafhankelijke beoordeling over het al dan niet toekennen van een subsidie
of het verstrekken van een lening niet in het geding komt. Dit wordt uitgewerkt in
de interne processen van Invest International. Er zijn voorbeelden waarbij verschillende
taken ook binnen één onderneming zijn georganiseerd. Een voorbeeld is FMO, die zowel
via de eigen balans als via de door haar uitgevoerde publieke programma’s activiteiten
ontplooit. Een ander voorbeeld hiervan is Atradius NV, die zowel een commerciële kredietverzekeraar
is (Atradius NV) en daarnaast als staats-exportkredietverzekeraar (Atradius Dutch
State Business NV; ADSB) functioneert.
In de huidige situatie hebben de betrokken organisaties ieder een eigen doel, verantwoordelijkheid
en werkwijze. Interne processen of interne eisen zijn vaak verschillend bij deze organisaties,
wat voor praktische problemen in de samenwerking zorgt. De Raad van Bestuur (RvB)
en de Raad van Commissarissen (RvC) krijgen de opdracht het doel en de strategie van
Invest International zo goed mogelijk uit te voeren en synergie te creëren. Het gescheiden
houden van de beslissingsbevoegdheid van de verschillende taken is bedoeld om onafhankelijke
besluitvorming te waarborgen en kruissubsidiëring te voorkomen, en staat hier los
van. Een dergelijke constructie is niet ongebruikelijk bij financiële instellingen.
Zo is binnen FMO de beslissingsbevoegdheid voor de debt en equity portefeuilles gescheiden. Een ander voorbeeld bestaat bij grootbanken waarbij de
fusie en overname begeleiders gescheiden zijn van het onderdeel waar leningen worden
uitgegeven.
Door diensten onder één dak te brengen, onder eindverantwoordelijkheid van één RvB
(met in achtneming van de ministeriële verantwoordelijkheid voor de regelingen), komt
een integraal aanbod van op export en buitenlandse investeringen gerichte financieringsinstrumenten
beschikbaar dat voor de ontvanger aantrekkelijker is dan in het door de Afdeling voorgestelde
alternatief, dat er met verschillende organisaties op basis van samenwerkingsprotocollen
en overeenkomsten gewerkt zou worden.
Aansturing en verantwoording
De Afdeling wijst specifiek op de extra complexiteit die het integreren van de regelingentaak
in de nieuwe instelling en het aandeelhouderschap van FMO met zich brengen. Met betrekking
tot het eerste punt vraagt de Afdeling om een toelichting op de samenhang tussen de
aansturing op de investerings- en regelingentaak, de verschillende verantwoordelijkheden
van de onderscheiden Ministers en de verantwoording van het bestuur aan hen.
Voor het algehele functioneren van Invest International in financiële en bedrijfsmatige
zin is de Minister van Financiën in de rol van aandeelhouder namens de Staat eerstverantwoordelijke.
De Minister van Financiën legt vervolgens in het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen
verantwoording af over de invulling van het aandeelhouderschap van Invest International
(en andere staatsdeelnemingen waaronder FMO). De Minister voor Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) draagt de politieke en beleidsinhoudelijke verantwoordelijkheid
voor de beleidsterreinen waarop Invest International actief is. De Raad van Bestuur
(RvB) van Invest International, belast met het dagelijks bestuur van de onderneming,
is verantwoordelijk voor het opstellen en ten uitvoer brengen van een overkoepelende
meerjarige strategie. In de strategie van de onderneming zal het geïntegreerde aanbod
(i.e. de bundeling van regelingen, investeringskapitaal en ontwikkeldiensten) worden
uitgewerkt, in lijn met de één-loketgedachte. Over deze overkoepelende strategie legt
het bestuur verantwoording af aan beide aandeelhouders.
Overigens merkt de Afdeling op dat de toelichting stelt dat de sturing (en verantwoording)
door de Staat niet via het aandeelhouderschap verloopt, maar via het wettelijk kader.
Dit geldt alleen voor de ontwikkeltaak en de regelingentaak. Voor de ontwikkeltaak
geldt dat de subsidievoorschriften uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing
zijn op subsidieverlening (paragraaf 4.2.8.5 van de Awb). Voor de regelingentaak geldt
dat Invest International uitsluitend schenkingsprogramma’s en subsidieregelingen uitvoert
krachtens een door de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
(BHOS) verleende volmacht respectievelijk mandaat. Anders dan voor de regelingentaak
en ontwikkeltaak wordt de investeringstaak door Invest International uitgevoerd met
behulp van eigen financiële middelen en verloopt de sturing en verantwoording door
de Staat via het aandeelhouderschap.
Om de governance en sturingsmogelijkheden van de beide bewindspersonen te verduidelijken
is onderstaand overzicht opgesteld. Dit overzicht is ook toegevoegd aan de memorie
van toelichting. De cijfers in het organogram corresponderen met de cijfers in de
tabel eronder.
Sturing
Toelichting
Verantwoording
1.
Het Ministerie van Financiën is namens de Staat aandeelhouder (51%) van FMO.
In lijn met het Deelnemingenbeleid stuurt de Minister van Financiën op de volgende
onderwerpen:
Strategie en investeringen
• Wordt geconsulteerd over de strategie
• Goedkeuringsrecht bij grote investeringen
Financiële positie
• Behoud van financiële waarde, o.a. door vaststelling normrendement
• Gezonde vermogensposities en goede risicobeheersing
Goed ondernemingsbestuur
• Benoemingen commissarissen
• Beloningsbeleid bestuurders en commissarissen
• Corporate governance en MVO.
De Minister van Financiën legt in het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen jaarlijks
verantwoording af over de manier waarop hij het aandeelhouderschap heeft ingevuld.
2.
De Minister voor BHOS heeft op een vijftal onderwerpen inspraak. Daarnaast heeft de
Minister voor BHOS via een aanvullende overeenkomst additionele sturing op de scope
en kaders van de investeringstaak. Tot slot heeft de Minister voor BHOS wettelijke
mogelijkheden tot sturing bij de regelingentaak en ontwikkeltaak.
De volgende aandeelhoudersrechten worden door het Ministerie van Financiën in overeenstemming
met de Minister voor BHOS uitgeoefend:
• Benoeming voorzitter Raad van Commissarissen (RvC) en (voor zover de aandeelhouders
daarbij worden betrokken) van de voorzitter van de RvB,
• Uitgifte, overdracht, verkoop van aandelen in of activa van Invest International,
• Statutenwijziging,
• Beëindiging van activiteiten of faillissement van Invest International, en
• Bovendien zal de Minister voor BHOS het recht krijgen gehoord te worden over de
strategie van Invest International en – in de aanvullende overeenkomst – het recht
om de scope van Invest International goed te keuren.
In de aanvullende overeenkomst worden bovendien afspraken gemaakt over:
• Investeringsdomeinen
• Toepassen IMVO standaarden en good governance
Zie ook punt 5 en 6 t.a.v. de wettelijke mogelijkheden tot sturing bij de regelingentaak
en ontwikkeltaak.
De Minister voor BHOS draagt de politieke en beleidsinhoudelijke verantwoordelijkheid
voor de beleidsterreinen waarop Invest International actief is.
3.
Het Ministerie van Financiën vervult namens de Staat het aandeelhouderschap in Invest
International. Hierbij gelden de uitgangspunten van het deelnemingenbeleid.
Zie ook punt 1 t.a.v. het aandeelhouderschap
In een separate joint venture overeenkomst met FMO en Invest International worden
specifieke afspraken opgenomen over o.m. de wijze van samenwerking, de informatievoorziening
en de voorwaarden waaronder de samenwerking kan worden beëindigd.
Zie punt 1
4.
FMO is 49% aandeelhouder van Invest International.
De volgende aandeelhoudersbesluiten vergen een gekwalificeerde (2/3e) meerderheid van stemmen:
• De benoeming en de schorsing van leden van de RvC en het opzeggen van vertrouwen
in de RvC en het aanwijzen van de voorzitter van de RvC;
• Het vaststellen van de jaarrekening van Invest International;
• Goedkeuring van de overdracht van aandelen in het kapitaal van de vennootschap;
• Besluiten tot de uitgifte, inkoop en/of intrekking van (rechten op) aandelen in
het kapitaal van de vennootschap;
• Wijziging van de statuten van de vennootschap;
• Fusies en overnames, voor zover van ingrijpende betekenis;
• (Feitelijke) ontbinding of liquidatie van de vennootschap en/of betrokkenheid van
de vennootschap bij omzetting, juridische fusie of juridische splitsing;
• Besluiten over het aantal commissarissen.
FMO legt verantwoording af aan haar aandeelhouders (waaronder de Staat) over haar
deelneming in Invest International.
5.
De Minister voor BHOS heeft via het wettelijk kader specifieke sturingsbevoegdheden
ten aanzien van de ontwikkeltaak.
Voor de ontwikkeltaak geldt dat de subsidievoorschriften uit de Algemene wet bestuursrecht
(Awb) van toepassing zijn op subsidieverlening (paragraaf 4.2.8.5 van de Awb).
De Minister voor BHOS legt aan de Kamer verantwoording af over de regelingen en rapporteert
aan de Kamer over de behaalde resultaten.
6.
De Minister voor BHOS heeft via het wettelijk kader specifieke sturingsbevoegdheden
ten aanzien van de regelingentaak.
Voor de regelingentaak geldt dat Invest International uitsluitend schenkingsprogramma’s
en subsidieregelingen uitvoert krachtens een door de Minister voor BHOS verleende
volmacht respectievelijk mandaat. Afdeling 10.1.1 van de Awb is daarop van toepassing.
Invest International legt jaarlijks verantwoording af aan de Minister voor BHOS in
de jaarverslagen van de diverse regelingen.
De Minister voor BHOS legt aan de Tweede Kamer verantwoording af over de regelingen
en rapporteert aan de Kamer over de behaalde resultaten.
7.
Vanuit de Staat is er geen directe sturing op de investeringstaak, anders dan indirect
via het aandeelhouderschap (bijv. de Staat wordt geconsulteerd bij het vaststellen
van de strategie).
Aandeelhouderschap FMO
Wat het aandeelhouderschap betreft vraagt de Afdeling zich af hoe dit zich verhoudt
tot de aansturing door en verantwoording van de andere aandeelhouder Nederlandse Financierings-Maatschappij
voor Ontwikkelingslanden N.V. (FMO) en de achterliggende private partijen die weer
aandeelhouder zijn van FMO. Was het niet veel eenvoudiger geweest om met de relevante
organisaties, zoals FMO, een samenwerkingsprotocol vast te stellen, zo vraagt de Afdeling
zich af.
De huidige opzet is ingewikkelder dan wanneer er sprake zou zijn van één aandeelhouder.
Maar het kabinet ziet juist meerwaarde in het private aandeelhouderschap van FMO naast
het publieke aandeelhouderschap van de Staat. Via het aandeelhouderschap wordt de
betrokkenheid en inbreng van FMO op een duurzame wijze verankerd. Het bevordert meer
synergie in het productaanbod aan ondernemingen en buitenlandse partijen die met inzet
van Nederlandse kennis en kunde projecten willen ontwikkelen.
De door NL-Business reeds opgebouwde investeringsportfolio zal, zoals de Afdeling
voorstelt, tegen een marktconforme prijs worden overgenomen door Invest International.
Het aandeelhouderschap van FMO in Invest International stimuleert ook inzet en betrokkenheid
op de lange termijn. Daarnaast kan FMO zich via de aandeelhoudersrol met enige regelmaat
uitspreken over de door Invest International bepaalde strategie en de investeringsagenda.
Hier kan de nieuwe instelling nadrukkelijk van profiteren en daarmee denkt het kabinet
aldus het beoogde beleidsdoel beter te bereiken, dan in het door de Afdeling geschetste
alternatief.
De Afdeling merkt terecht op dat FMO ook een aantal private aandeelhouders heeft,
die gezamenlijk 49% van de aandelen in FMO bezitten. Deze aandeelhouders kunnen belangen
hebben die niet op voorhand parallel lopen met die van de Staat. Deze opmerking geldt
overigens voornamelijk voor FMO zelf, waar deze partijen direct aandeelhouder van
zijn. Het bestuur van Invest International moet zich richten op het belang van de
vennootschap, te weten het nastreven van de wettelijke en statutaire doelstelling,
en zal dus geen activiteiten mogen ondernemen die buiten dit mandaat vallen. De private
aandeelhouders van FMO kunnen hun eigen particuliere belang nastreven bij hun aandeelhouderschap
van FMO, maar hebben (in lijn met het ondernemingsrecht en de Nederlandse corporate
governanceverhoudingen) slechts zeer beperkte zeggenschap over de activiteiten van
Invest International. De verantwoordelijkheid voor het aandeelhouderschap van FMO
in Invest International ligt primair bij de RvB van FMO. FMO heeft zich als aandeelhouder
vervolgens te bewegen binnen haar eigen, door de Staat opgelegde, mandaat.
Het kabinet is overigens van mening dat het (indirecte) private aandeelhouderschap
bij zowel FMO als Invest International toegevoegde waarde heeft in het waarborgen
van de additionaliteit van beide instellingen ten opzichte van commerciële partijen
en ten opzichte van elkaar. Deze partijen kunnen hun beelden met elkaar uitwisselen
over het marktfalen, waar Invest International zich vervolgens op kan richten. Dit
geldt ook voor het bevorderen van samenwerking met marktpartijen om samen meer financiering
mogelijk te maken.
Regelingen- en ontwikkelingstaak
De Afdeling verwijst naar het eerdere advies over de Machtigingswet oprichting Invest-NL
en de opmerkingen die daarin zijn gemaakt over de governance-vraagstukken die rijzen
wanneer verschillende taken, in het bijzonder de investerings- en regelingentaak,
worden samengebracht. Onder verwijzing naar een in de toelichting bij het wetsvoorstel
genoemd voorbeeld merkt de Afdeling op dat uit die toelichting niet blijkt waarom
het nodig is om de regelingentaak en ontwikkelingstaak onder te brengen in dochterondernemingen
van Invest International. Nauwe samenwerking met RVO, zoals beoogd met Atradius Dutch
State Business NV (ADSB), zou ook een manier kunnen zijn om het beoogde doel te bereiken,
aldus de Afdeling.
Het Nederlandse bedrijfsleven pleit, met het oog op het internationaal gelijke speelveld
én vanwege de terugtrekkende beweging die Nederlandse grootbanken op dit terrein maken,
al jaren voor het oprichten van een op export en buitenlandse investeringen gerichte
publieke financieringsinstelling die oplossingen additioneel aan de markt biedt en
waarin verschillende instrumenten gebundeld worden. Door de regelingen, investeringen
en ontwikkelactiviteiten binnen één organisatie te bundelen kan de nieuwe organisatie
slagvaardiger opereren en wordt de versnippering van het aanbod van overheidsinstrumenten
flink ingeperkt. Dit is in het belang van de Nederlandse ondernemingen en de ontvangende
subsidienten die met hulp van Nederlandse steun impactvolle projecten ontwikkelen
en van buitenlandse klanten die Nederlandse exportproducten kopen of Nederlandse steun
ontvangen voor het adresseren van wereldwijde vraagstukken.
Invest International wordt opgezet als een marktgerichte organisatie die een brede
«gereedschapskist» aan financieringsoplossingen heeft om ondernemingen en projecten
beter te ondersteunen. De uitvoering van de taken wordt weliswaar ondergebracht in
verschillende dochterondernemingen, de overkoepelende strategie wordt straks op holdingniveau
bepaald en de bedrijfsvoering is in handen van het bestuur van één organisatie. Hierdoor
kan de klant veel beter en sneller bediend worden en zijn efficiëntievoordelen te
behalen, bijvoorbeeld doordat een financieringsvraagstuk integraal bekeken wordt en
een aanvraag niet door meerdere aan de overheid gelieerde partijen bekeken moet worden.
Het door de Afdeling voorgestelde alternatief van samenwerking met RVO, op dezelfde
voet als met de ADSB, neemt het kabinet niet over. De voordelen van een one-stop shop
zitten niet alleen in een gedeeld voorportaal, maar juist in het kunnen bieden van
een integrale financieringsoplossing waarvoor verdere integratie, ook aan de achterzijde,
nodig is. Dit vereist intensieve samenwerking op dagelijkse basis. De bundeling van
taken levert meer op dan de som der delen, niet alleen als gevolg van kostenefficiëntie
(bijv. door gedeelde staffuncties) maar juist ook door uitwisseling van kennis en
expertise. ADSB heeft als verzekeraar een fundamenteel andere rol dan een financieringsinstelling.
In een scenario waarin de verplichtingen uit hoofde van de activiteiten van ADSB onderdeel
worden van de balans van Invest International zou er een veel grotere overheidskapitalisatie
nodig zijn geweest. De verzekeringsactiviteiten vereisen bovendien een ander soort
expertise, die minder raakvlakken kent met de financierings- en ontwikkelactiviteiten
van Invest International. Zoals hierboven toegelicht is er voor de activiteiten van
RVO wel sprake van raakvlakken.
Op grond van het bovenstaande heeft het kabinet er niet voor gekozen de vormgeving
aan te passen, maar wel de verschillende verantwoordelijkheden van de bewindspersonen
en hun sturingsmogelijkheden zowel in dit nader rapport als in hoofdstuk 1 en 2 van
de memorie van toelichting te verduidelijken. Ook is het aandeelhouderschap van FMO
verduidelijkt en zijn de voordelen daarvan opgenomen in dit nader rapport en de toelichting.
3. Doelomschrijving
Artikel 3 van het wetsvoorstel bepaalt dat Invest International tot doel heeft ondersteuning
te bieden voor op het buitenland gerichte activiteiten van ondernemingen en internationale
projecten die een bijdrage leveren aan de Nederlandse economie, waaronder internationale
projecten die voorzien in oplossingen voor wereldwijde vraagstukken. Invest International
ontplooit haar activiteiten additioneel aan de markt, door middel van financiering
en projectontwikkeling.
De Afdeling merkt op dat deze doelomschrijving zeer ruim is en daardoor weinig onderscheidend
vermogen heeft. Een bijdrage aan de Nederlandse economie wordt immers al snel geleverd
indien er sprake is van een relatie met Nederlandse bedrijven. Dat de oplossing van
wereldwijde vraagstukken daar ook onder moet worden begrepen draagt niet bij aan het
onderscheidend vermogen van de doelomschrijving. Zoals de Afdeling eerder heeft opgemerkt
over Invest-NL is de te sluiten aanvullende overeenkomst geen geschikt instrument
om tot een nadere afbakening te komen.18 Bij Invest-NL heeft het kabinet vervolgens zijn voorstel ook aangepast en is een
nadere afbakening van de doelomschrijving aangebracht, naast de ruimte die is gelaten
om in een aanvullende overeenkomst de terreinen aan te wijzen waarop Invest-NL zich
zal gaan concentreren.19
Niet gemotiveerd is waarom in het geval van Invest-International geen duidelijke beperking
is aangebracht. De doelomschrijving «de rest van de wereld» is nog minder onderscheidend
dan «Nederland».
De Afdeling adviseert in het voorstel zelf tot een nadere afbakening te komen van
de doelomschrijving, en het voorstel dienovereenkomstig aan te passen.
Artikel 3 geeft aan met welk doel Invest International wordt opgericht en kleurt daarmee
de aard van de activiteiten die de organisatie kan ontplooien. Artikel 4 regelt vervolgens
welke taken in dat kader worden opgedragen aan Invest International, waarbij een onderscheid
wordt gemaakt tussen de investeringstaak, de ontwikkeltaak en de regelingentaak.
Het vereiste van additionaliteit, dat in de tweede zin van artikel 3 is opgenomen,
is sterk bepalend voor de afbakening waarbinnen Invest International actief mag zijn
en leidt de facto al tot een nauwe doelstelling. Het is, ook internationaal gezien,
bij soortgelijke instellingen niet gebruikelijk om dit nog verder in te perken, omdat
dit de manoeuvreerruimte van de instelling om in te spelen op internationale ontwikkelingen
inperkt.
Additionaliteit betekent dat Invest International activiteiten onderneemt die niet
door marktpartijen worden ondernomen. Het additionaliteitsvereiste is voor de investeringstaak
en de ontwikkelingstaak niet beperkt tot de beoordeling van een specifieke markt;
het vereiste is sector- en brancheoverstijgend. Voor de regelingentaak geldt dat inzet
van Nederlandse financiering op internationale projecten wordt afgebakend door de
beleidsprioriteiten op landen en sectoren, zoals vastgesteld door de Minister voor
BHOS. Dit additionaliteitsbeginsel houdt in dat activiteiten van Invest International
niet tot verdringing van marktpartijen mag leiden, waarbij de activiteiten van Invest
International additioneel moeten zijn ten opzichte van hetgeen reeds op de markt beschikbaar
is. Door de activiteiten van Invest International te richten op het adresseren van
marktfalen en de mismatch tussen vraag en aanbod met betrekking tot risicokapitaal
en leningen te verminderen, wordt verdringing van private middelen en ongewenste concurrentie
voor private investeerders voorkomen. Additioneel handelen zal daarnaast inhouden
dat het bestaande aanbod op de markt wordt aangevuld in plaats van verdrongen, door
middel van «crowding-in» van private partijen.
Daarnaast geeft het laatste zinsdeel van de doelomschrijving aan dat Invest International
actief is op het terrein van financiering en projectontwikkeling. Ook deze specificatie
van de producten die Invest International levert, bakent de activiteiten van de nieuwe
organisatie af.
Desalniettemin heeft het kabinet – naar aanleiding van de opmerkingen van de Afdeling
– de doelomschrijving in artikel 3 van de wet aangepast en nader afgebakend. Hieronder
wordt ingegaan op deze aanpassingen.
In artikel 3 zijn de begrippen «Nederlandse economie» en «wereldwijde vraagstukken»
nader geduid door twee passages (onderstreept) toe te voegen, waardoor artikel 3 nu
als volgt luidt:
Invest International heeft tot doel ondersteuning te bieden voor op het buitenland
gerichte activiteiten van ondernemingen en internationale projecten die een bijdrage
leveren aan de Nederlandse economie door het verbeteren van de internationale concurrentiepositie
en het verdienvermogen, waaronder internationale projecten die voorzien in oplossingen
voor wereldwijde vraagstukken zoals bijdragen aan duurzame economische ontwikkeling.
Invest International ontplooit haar activiteiten additioneel aan de markt, door middel
van financiering en projectontwikkeling.
Met deze aanpassingen wordt een meer expliciete focus aangebracht in de doelomschrijving.
Door de aanpassingen is nader afgebakend wat wordt bedoeld met bijdragen aan de Nederlandse
economie, namelijk het verbeteren van de internationale concurrentiepositie en het
verdienvermogen. Hiermee heeft Invest International het doel om een gelijk speelveld
te creëren voor Nederlandse ondernemingen en hen beter te positioneren om internationaal
te opereren. Daarnaast is in de doelstelling «duurzame economische ontwikkeling» opgenomen
als focus binnen het oplossen van wereldwijde vraagstukken, waarbij in de praktijk
aangesloten zal worden bij de zogeheten Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s) van de
Verenigde Naties. De toegevoegde kwalificatie «zoals bijdragen aan duurzame economische
ontwikkeling» betekent dat Invest International zich niet gaat richten op alle wereldwijde
vraagstukken, maar dat de activiteiten in ieder geval gericht zijn op economische
vooruitgang die rekening houdt met omgevingseffecten voor de langere termijn. Hiermee
wordt verder richting gegeven aan Invest International en wordt invulling gegeven
aan dit deel van het advies van de Afdeling.
4. Additionaliteit en normrendement
In de gekozen opzet treedt Invest International ingevolge het principe van additionaliteit
alleen op daar waar in de markt de financiering van initiatieven gericht op maatschappelijke
transitieprocessen niet of onvoldoende van de grond komt. Dit maakt deze financieringsactiviteiten
al snel risicovol. Tegelijkertijd is blijkens de toelichting het streven, uit oogpunt
van het uitgavenkader en de EMU, dat de kapitaalstorting van € 833 miljoen als financiële
transactie wordt gekwalificeerd en niet als uitgave voor het bereiken van bepaalde
beleidsdoelen.20 Daarbij hoort een bepaald normrendement. Het voorstel legt deze norm niet neer en
geeft hierover ook overigens geen uitsluitsel of normstelling.
Voor de ruimte die Invest International krijgt om effectief financiering in te zetten
en additioneel aan de markt te zijn, is het evenwel van groot belang op welk niveau
het normrendement wordt bepaald. Juist een beperkt negatief rendement zou goed kunnen
passen bij de relatief grote risico’s van de investeringen en de maatschappelijke
doelstelling van Invest International. Dit zou inderdaad kunnen betekenen dat de kapitaalstorting
niet als financiële transactie moet worden gezien, en dan onder het uitgavenkader
valt en ten laste van het overheidssaldo (EMU-saldo) komt. Maar waarom dat in dit
geval als een belangrijk nadeel geldt wordt niet gemotiveerd. Van belang is overigens
nog wel hoe het risicomanagement binnen Invest International gestalte wordt gegeven.
De Afdeling adviseert in de toelichting nader op het voorgaande in te gaan.
Normrendement
De eis voor het behalen van een voldoende positief rendement door Invest International
volgt, zoals de Afdeling terecht stelt, uit de wens om de kapitaalinjectie als een
financiële transactie te kwalificeren en deze buiten het EMU-saldo en het uitgavenplafond
te houden. Dit is een randvoorwaarde die volgt uit het regeerakkoord, waarmee de vereiste
budgettaire ruimte kon worden gecreëerd. Het verwachte rendement zal dan ook op de
langere termijn voldoende positief moeten zijn om aan de normen die gelden voor een
financiële transactie te voldoen. Bij de rendementsverwachting wordt overigens rekening
gehouden met de specifieke aard en omvang van financiering die ingezet zal worden
om additioneel aan de markt en effectief te zijn.
Een positieve rendementseis is bovendien ook een gevolg van de keuze Invest International
als staatsdeelneming (een private onderneming op afstand van de overheid) vorm te
geven. Deze keuze is onder meer ingegeven door de wens makkelijker samenwerkingsverbanden
en co-financiering met private marktpartijen aan te gaan («crowding in»). Een gezond
rendement draagt bij aan de continuïteit van de onderneming en daardoor ook aan het
borgen van de publieke belangen, vooral op de lange termijn.
Met het vaststellen van een normrendement kan de aandeelhouder bestuurders en commissarissen
krachtiger aanspreken op hun financiële prestaties. Een negatief rendement staat haaks
op dit uitgangspunt, omdat dat zou betekenen dat de onderneming inteert op het eigen
vermogen en daarmee mogelijk de continuïteit in gevaar brengt. Omdat in de opstartfase
rekening gehouden wordt met aanloopverliezen – gedane investeringen zullen pas op
termijn gaan renderen – zal het normrendement in een latere fase worden vastgesteld.
De Minister van Financiën doet dit overigens altijd in overleg met de beleidsverantwoordelijke
Minister en met inachtneming van de te borgen publieke belangen.
Risicomanagement
Er zal ruime aandacht zijn voor het beheersbaar maken van de risico’s die gepaard
gaan met de activiteiten van de onderneming. Het risicomanagement binnen de nieuwe
organisatie zal worden vormgegeven zoals dat gebruikelijk is bij een financiële instelling.
Dit is een van de redenen geweest om de expertise van FMO als aandeelhouder aan boord
te halen. Dit betekent dat er binnen verschillende lagen binnen de organisatie wordt
getoetst aan de interne richtlijnen voor risicobeheersing. Risicomanagement zal binnen
de directie als bijzonder aandachtspunt bij de Chief Financial and Risk Officer worden
belegd. Op basis van het bovenstaande acht het kabinet risicomanagement voldoende
geborgd binnen Invest International. De memorie van toelichting is op dit punt dan
ook niet gewijzigd. Wel zijn in de toelichting de aspecten normrendement en risicomanagement
toegevoegd in de tabel over de governance en sturingsmogelijkheden.
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal bezwaren bij het voorstel
en adviseert het voorstel niet bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen,
tenzij het is aangepast.
De vice-president van de Raad van State,
Th. C. de Graaf
Overigens is van de gelegenheid gebruik gemaakt om het wetsvoorstel en de memorie
van toelichting te verbeteren en aan te vullen. In overgangsbepaling, artikel 17 en
in de toelichting bij dat artikel, is een aantal woorden geschrapt, waardoor de bedoeling
van de overgangsregeling is verduidelijkt. In de memorie van toelichting, in paragraaf 4.3,
is de passage over staatssteun aangevuld met het positieve besluit daarover van de
Europese Commissie. Paragraaf 5.3.3 is aangevuld met een verduidelijkende zin over
afspraken die met RVO gemaakt worden over de uitvoering van de regelingentaak.
Ik verzoek U, mede namens de Minister van Financiën, het hierbij gevoegde gewijzigde
voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der
Staten-Generaal te zenden.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
Th.C. de Graaf, vicepresident van de Raad van State -
Mede ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 32 | Voor |
PVV | 20 | Tegen |
CDA | 19 | Voor |
D66 | 19 | Voor |
GroenLinks | 14 | Voor |
SP | 14 | Tegen |
PvdA | 9 | Voor |
ChristenUnie | 5 | Voor |
PvdD | 4 | Tegen |
50PLUS | 3 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
FVD | 2 | Tegen |
Krol | 1 | Voor |
Van Kooten-Arissen | 1 | Tegen |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.