Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. antwoord op vraag van het lid Bruins, gesteld tijdens het Algemeen Overleg Belastingdienst van 4 maart 2020, over het gebruik van eHerkenning
31 066 Belastingdienst
Nr. 687
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 4 augustus 2020
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Staatssecretaris van Financiën over de brief van 14 april 2020 over antwoord
op vraag van het lid Bruins, gesteld tijdens het Algemeen Overleg Belastingdienst
van 4 maart 2020, over het gebruik van eHerkenning (Kamerstuk 31 066, nr. 619) en over de brief van 24 april 2020 toegezonden brief inzake «Wettelijke basis van
eHerkenning» (Kamerstuk 31 066, nr. 625).
De vragen en opmerkingen zijn op 14 mei 2020 aan de Staatssecretaris van Financiën
voorgelegd. Bij brief van 10 juli 2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Anne Mulder
Adjunct-griffier van de commissie, Freriks
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief over het gebruik van
eHerkenning en de brief over de wettelijke basis van eHerkenning. Deze leden willen
zich nogmaals uitspreken tegen het moeten betalen voor het kunnen doen van belastingaangifte.
Dit is in lijn met het algemeen overleg over de Belastingdienst van 4 maart 2020 waar
de aanwezige fracties zich unaniem hebben uitgesproken tegen een betaling voor het
kunnen doen van belastingaangifte1. Deze leden kijken uit naar de aangekondigde brief over de uitwerking van de verschillende
scenario’s en een vergelijking met omringende landen zoals toegezegd aan het lid Lodders
tijdens het algemeen overleg over de Belastingdienst op 4 maart 2020 en de kosten
van het doen van aangifte met eHerkenning2. Deze leden hebben over de brieven over het gebruik van eHerkenning en de wettelijke
basis nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat belastingplichtigen die geen gebruik maken van
software, een intermediair of eHerkenning via een formulier een voorlopige aanslag
vennootschapsbelasting (Vpb) kunnen aanvragen. Kan de Staatssecretaris bevestigen
dat dit formulier voor iedere belastingplichtige voor de Vpb beschikbaar is die geen
gebruikmaakt van software, een intermediair of eHerkenning? Waarom heeft de Staatssecretaris
gekozen voor een formulier in plaats van het langer in stand houden van het ondernemersportaal
bij de Belastingdienst voor juist die ondernemers die geen eHerkenning hebben zeker
ook omdat eHerkenning voor de aangifte omzetbelasting nog niet verplicht is en ondernemers
hiervoor nog wel gebruik kunnen maken van het oude portaal? Gezien het feit dat de
Kamer zich unaniem heeft uitgesproken tegen het moeten betalen voor het doen van aangifte
gaan deze leden ervan uit dat ook voor het doen van aangifte omzetbelasting het gebruik
van eHerkenning niet verplicht zal worden. Deze leden ontvangen hiervan graag een
bevestiging van de Staatssecretaris.
De leden van de VVD-fractie vragen of ondernemers ook actief worden gewezen op het
bestaan van dit formulier. Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier? De leden van
de VVD-fractie vragen naar de toekomstige beschikbaarheid van dit formulier. Kunnen
ondernemers ook volgend jaar van dit formulier gebruik maken voor hun voorlopige aanslag?
Graag een toelichting.
De leden van de VVD-fractie vragen of ook bedrijven die niet staan ingeschreven in
het handelsregister van het aparte formulier gebruik kunnen maken. In de brief van
3 maart over de aanschafkosten eHerkenning3 is een aantal van 350 rechtspersonen genoemd die niet in het handelsregister staan
maar wel (nog) aangifteverplichtingen (Vpb) hebben. De Belastingdienst zou deze 350
rechtspersonen in de weken na 3 maart benaderen. Deze leden hebben verschillende signalen
ontvangen van ondernemingen die in 2019 zijn uitgeschreven uit het handelsregister
maar nog wel over 2019 Vpb-aangifte moeten doen en in de afgelopen periode niet zijn
benaderd door de Belastingdienst. Deze leden vragen de Staatssecretaris ervoor zorg
te dragen dat voor alle rechtspersonen die niet (meer) in het handelsregister staan
een passende oplossing wordt gevonden zonder dat deze voor een eenmalige aangifte
meteen eHerkenning of software moeten aanschaffen of een intermediair moeten inhuren.
Op welke manier is de Staatssecretaris voornemens hier de zorg voor te dragen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV
Met interesse hebben de leden van de PVV-fractie kennisgenomen van de brieven van
de Staatssecretaris van Financiën van 14 april 2020 respectievelijk 24 april 2020
over eHerkenning.
De leden van de PVV-fractie hebben de veiligheid van personen en daarmee tevens rechtspersonen
hoog in het vaandel staan. De leden van de PVV-fractie achten dan ook dat een secure
en goed beveiligde internetomgeving bijdraagt aan het vertrouwen van belastingplichtigen
in de overheid.
Het is echter teleurstellend dat de EU ons regels oplegt omtrent veiligheidsniveau’s.
In Nederland zijn wij met onze kennis prima in staat een eigen veilige internetomgeving
te ontwikkelen.
Helaas moeten de leden van de PVV-fractie constateren dat er in brieven nog niet wordt
ingegaan op kosten van het doen van aangifte, de vergelijking met omringende landen
en welke alternatieve scenario’s er zijn.
Zeker nu veel rechtspersonen zich deze maand gaan opmaken voor het doen van de aangifte
Vpb 2019 zullen veel belastingplichtigen tot de conclusie komen dat ze nog niet beschikken
over het eHerkenningsmiddel. Daarnaast zullen ze tot de conclusie komen dat uitstel
vragen inzake de vennootschapsbelasting eveneens niet mogelijk is zonder eHerkenning.
Met als gevolg dat veel belastingplichtigen, volgens de leden van de PVV-fractie,
deze maand nodeloos kosten gaan maken voor het doen van hun belastingaangifte, een
en ander nog afgezien van de tijd die belastingplichtigen moeten steken in het aanvragen
van eHerkenning.
Een en ander brengt de leden van de PVV-fractie tot de volgende vragen en opmerkingen.
Waarom is er niet voor gekozen om vanuit de overheid rechtspersonen, vergelijkbaar
met DigiD, een kosteloze inlogmogelijkheid te geven?
Hierbij merken de leden van de PVV-fractie op dat we de antwoorden van de Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te kort door de bocht vinden.4 Dat het opzetten van een eHerkenningssysteem geld kost, ligt voor de hand. En dat
er bij, om en nabij, 400 overheidsorganisaties ingelogd kan worden, lijkt eerder een
voordeel voor de overheid dan voor de belastingplichtige. Bovendien kunnen particulieren
met DigiD eveneens bij legio overheidsorganisaties terecht zonder dat zij hoeven te
beschikken over een (betaald) abonnement.
De leden van de PVV-fractie vragen waarom rechtspersonen niet minimaal één alternatieve
kosteloze inlogmogelijkheid hebben, bijvoorbeeld via het Oude Portaal, totdat de discussie omtrent eHerkenning beslecht is.
Overweegt de Staatssecretaris in dit kader om de uitgefaseerde «DigiD voor bedrijven»
te herintroduceren?
Het eHerkeningsmiddel is in beginsel persoonsgebonden net als een DigiD. Waarom is
het niet mogelijk voor een directeur-grootaandeelhouder (hierna: dga) om bij de Belastingdienst (ten behoeve van een aangifte voor
een rechtspersoon) in te loggen met zijn DigiD en waarom kan een ondernemer (met bijvoorbeeld
een eenmanszaak) wel kiezen tussen DigiD en eHerkenning?
Is een DigiD niet veilig (genoeg), voldoet een DigiD niet aan het beveiligingsniveau
«substantieel»?
Liggen er plannen bij de overheid om de met DigiD samenhangende kosten door te berekenen
naar de Nederlandse burger?
De brief van 24 april 2020 bevat de navolgende passage:
«Met terugwerkende kracht tot 1 januari 2020 is de Regeling EBV in overeenstemming
gebracht met de gestelde nadere eis over verplicht gebruik van inlogmiddelen die gelet
op de eIDAS-verordening voldoen aan beveiligingsniveau «substantieel» (niveau 3).»
Hoewel het hier niet direct belastingheffing (art. 104 GW) betreft, dwingt de terugwerkende
kracht belastingplichtigen om tegen betaling een abonnement aan te schaffen bij een
commerciële partij om aan haar wettelijke verplichtingen te kunnen voldoen. De leden
van de PVV-fractie vragen zich af of hier niet het legaliteitsbeginsel in het geding
komt. Zou de Staatssecretaris hierop willen reflecteren?
In het verlengde hiervan vragen de leden van de PVV-fractie zich af of het gelijkheidsbeginsel
eveneens niet in het geding komt. De ene ondernemer (die met een eenmanszaak bijvoorbeeld)
kan gewoon kosteloos inloggen middels DigiD en de andere ondernemer is verplicht zijn
persoonlijke gegevens kenbaar te maken aan een commerciële partij om vervolgens tegen
betaling een abonnement in het kader van eHerkenning aan te schaffen.
Zou de Staatssecretaris nader willen ingaan op de vraag of het gelijkheidsbeginsel
in deze niet wordt geschaad?
Acht de staatsecretaris het wenselijk dat (gevoelige) privé gegevens en data tegen
verplichte betaling in handen komen van commerciële partijen?
Welke waarborgen kan de Staatssecretaris geven, dat die privacygevoelige gegevens
in goede handen zijn bij deze partijen? Vindt er permanent toezicht plaats op deze
partijen en zo ja, door wie wordt dit toezicht gehouden?
Zoals hierboven reeds is aangehaald is eHerkenning verweven met commerciële bedrijven.
Het resultaat is dat belastingplichtigen nu niet meer, zonder eerst in contact te
komen met een commercieel bedrijf, bij de Belastingdienst aan hun wettelijke verplichtingen
kunnen voldoen.
Over het algemeen verrichten commerciële bedrijven hun werkzaamheden niet vanuit een
altruïstisch motief, zo ook bij eHerkenning. Direct resultaat hiervan is dan ook dat
belastingplichtigen gedurende de tijd dat hun rechtspersoon bestaat een betaald abonnement
moeten afsluiten bij een commerciële aanbieder.
Indien bedrijven vrijwillig gebruik willen maken van eHerkenning in het private domein,
omdat dat de communicatie met een aantal privéinstellingen eenvoudiger maakt, dan
hebben de leden van de PVV-fractie daar in beginsel geen moeite mee. De kern is echter
dat het op vrijblijvende basis dient te geschieden.
Bij fiscale aangelegenheden en overige overheidsinstanties dient een rechtspersoon
immer de mogelijkheid te hebben om kosteloos en veilig aan haar verplichtingen te
kunnen voldoen.
Gaat de Staatssecretaris het mogelijk maken dat belastingplichtigen kosteloos toegang
kunnen krijgen tot hun fiscale internetomgeving alsmede overige overheidsinstellingen
waar eHerkenning noodzakelijk wordt geacht?
Zo ja, krijgen belastingplichtigen, die reeds een eHerkenningsabonnement hebben afgesloten
(voor een, twee of 3 jaar), hun abonnementsgeld terug?
Gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat er een separate kosteloze eHerkenning komt
voor enkel het publieke domein?
Tot slot, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voorzag met een
beperkt stelsel van erkende leveranciers onder andere marktwerking, gezonde concurrentie
en verbeterende klantvriendelijkheid. De leden van de PVV-fractie voorzien echter,
met een beperkt stelsel van leveranciers en een direct betrokken overheid, de mogelijkheid
tot kartelvorming en derhalve geen prikkel voor de leveranciers om te concurreren
op prijs, kwaliteit en aanbod.
Deelt de Staatssecretaris de zorgen van de PVV-fractie met betrekking tot mogelijke
kartelvorming nu slechts ZES bedrijven (d.d. 12 mei 2020 betreft het: Digidentity,
We-ID, QUOVadis, KPN, Z Login en Reconi) de gehele markt bedienen?
Heeft de Autoriteit Consument en Markt (ACM) de huidige constructie omtrent eHerkenning
beoordeeld? Zo nee, is de Staatssecretaris bereid om alsnog een beoordeling door de
ACM te laten uitvoeren?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brieven van de Staatssecretaris
over de wettelijke basis van de verplichtstelling van eHerkenning en over de mogelijkheid
om zonder eHerkenning de voorlopige aanslag te wijzigen.
Deze leden zijn niet gelukkig met de risico’s, kosten en uitvoeringsproblemen met
eHerkenning. Daarom vragen zij allereerst of de Staatssecretaris kan bevestigen dat
DigiD, na het inscannen van het identiteitsdocument, betrouwbaarheidsniveau 3 heeft
en dus via een app gebruikt zou kunnen worden. Verder vragen zij de Staatssecretaris
op welk moment het besluit genomen is om eHerkenning te verplichten en op welk moment
het besluit genomen is om het oude portaal te sluiten.
In het vervolg van dit schriftelijk overleg zullen de leden van de CDA-fractie zich
echter beperken tot de juridische grondslag van de verplichtstelling van eHerkenning.
Zij hebben namelijk drie principiële bezwaren bij deze grondslag, die zij hieronder
zullen aangeven.
Allereerst hebben de leden van de CDA-fractie principiële bezwaren tegen het feit
dat het verplichten van eHerkenning niet is voorgelegd aan het parlement. Het kabinet
is immers ook niet bevoegd om eigenstandig te beslissen over een (kleine) belastingverhoging;
die beslissing is voorbehouden aan het parlement. Voor een belastingplichtige maakt
het niet uit of extra belasting moet worden betaald of dat er verplicht extra kosten
gemaakt moeten worden. Sterker nog: het maken van extra kosten is misschien nog wel
erger, omdat er geen democratisch gelegitimeerde besteding is van die gelden. Bovendien
is het in de brief genoemde artikel, namelijk 2:15, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht,
niet bedoeld om bewindspersonen in staat te stellen om zonder besluitvorming door
het parlement belastingplichtigen te verplichten om gebruik te maken van een betaald
identificatiemiddel. Het is logisch dat een inspecteur nadere technische eisen mag
stellen aan het gebruik van elektronisch verkeer door belastingplichtigen. Voor de
uitvoerbaarheid is het immers nodig dat belastingplichtigen het juiste formulier gebruiken
en niet naar believen de aangifte bijvoorbeeld per mail of met eigen programma’s insturen.
De belastingaangifte kan niet vormvrij zijn. Juist daarom moet de Belastingdienst
zorgvuldig omgaan met de bevoegdheid om technische eisen te mogen stellen. De leden
van de CDA-fractie verzoeken de Staatssecretaris aan te geven hoe hij de rol van het
parlement ziet, wanneer Nederland als enige land in de EU de toegang tot de Belastingdienst
voor onder andere het doen van aangifte volledig privatiseert. Heeft het parlement
bij zo’n besluit een rol in de ogen van de regering?
Ten tweede wijzen de leden van de CDA-fractie erop dat op het moment dat belastingplichtigen
werden geïnformeerd over de verplichting om gebruik te maken van eHerkenning het onderliggende
besluit, namelijk de Regeling elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst, nog niet
was aangepast. Sterker nog: die was nog niet aangepast toen op 1 januari de wijziging
inging. Deze leden menen dat het met terugwerkende kracht wijzigen van een besluit,
waardoor belastingplichtigen benadeeld worden, zeer onwenselijk is.
Als derde wijzen de leden van de CDA-fractie erop dat de kenbaarheid van besluiten
van een overheid voor burgers verder gaat dan alleen de bekendmaking van het nieuwe
besluit zelf. Door de openbaarheid van de parlementaire besluitvorming kan een belastingplichtige
niet alleen kennisnemen van het besluit zelf, waarover de Belastingdienst belastingplichtigen
al individueel per brief geïnformeerd had, maar ook over de motieven achter een besluit.
Bovendien stelt dit belastingplichtigen en maatschappelijke of commerciële organisaties
in staat om deze motivering te betwisten en relevante informatie te delen met kabinet
of parlement. Voor de naleving van een door het kabinet genomen besluit is deze motivering
dus van groot belang.
De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris om voor al deze redenen te
bevestigen dat besluiten die financiële gevolgen hebben voor belastingplichtigen,
via een wet of een brief, aan het parlement gemotiveerd dienen te worden voorgelegd
en dat dit ook zal gebeuren.
Tot slot hebben de leden van de CDA-fractie nog een vraag over de juridische grondslag
van het elektronische verkeer zelf. Artikel 2:15, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht bepaalt dat een bericht elektronisch naar een bestuursorgaan kan worden verzonden. De Algemene wet inzake rijksbelastingen gaat als lex specialis
voor op de Algemene wet bestuursrecht. In artikel 3a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
(AWR) wordt bepaald dat in afwijking van artikel 2:14, eerste lid, van de Algemene
wet bestuursrecht het berichtenverkeer tussen belastingplichtigen of inhoudingsplichtigen
en de inspecteur uitsluitend elektronisch geschiedt. Artikel 2:14, eerste lid, van
de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat een bestuursorgaan een bericht elektronisch
kan verzenden. De leden van de CDA-fractie concluderen hieruit dat artikel 3a van de
AWR wel regelt dat het berichtenverkeer van de Belastingdienst aan de belastingplichtige
verplicht elektronisch plaatsvindt, niet tegenstaande de uitzonderingen die verder
in de wet zijn opgenomen, maar dat in artikel 3a niet wordt geregeld dat het berichtenverkeer,
waaronder ook de belastingaangifte, van de belastingplichtige naar de Belastingdienst
elektronisch moet plaatsvinden. Kan de Staatssecretaris aangeven wat de juridische
grondslag in de wet is om elektronische aangifte te verplichten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brieven over eHerkenning.
Deze leden benadrukken het belang van een goed en betrouwbaar inlogmiddel bij contact
tussen de overheid en burger. Zo moeten overheidsinstanties, zoals de Belastingdienst,
in overeenstemming met de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) handelen
en moeten er op grond van de AVG passende technische beveiligingsmaatregelen worden
genomen. Het is logisch dat daar kosten aan zijn verbonden. Tegelijkertijd vinden
deze leden het in beginsel ongewenst dat burgers en bedrijven moeten betalen om belastingaangifte
te doen. Deze leden hebben nog een aantal vragen.
De leden van de D66-fractie vragen in hoeverre er gebruik wordt gemaakt van het beschreven
formulier. Deze leden vragen wat er precies wordt bedoeld met de omschrijving dat
het formulier in het bijzonder bedoeld is voor binnenlandse belastingplichtigen. Betekent
dit dat buitenlandse belastingplichtigen er helemaal geen gebruik van kunnen maken?
Of dat die ruimte er wel is, maar dat dit niet beoogd is?
De leden van de D66-fractie vragen om een toelichting over de opmerking op het formulier
dat een voorlopige aanslag maximaal drie keer verhoogd kan worden.
De leden van de D66-fractie vragen naar de beoogde termijn van de beschikbaarheid
van deze voorziening, dat wil zeggen de mogelijkheid om van het beschreven formulier
gebruik te maken.
De leden van de D66-fractie vragen wanneer de Tweede Kamer de andere brieven ontvangt
over de gedane toezeggingen over eHerkenning met betrekking tot de kosten van het
doen van aangifte, de vergelijking met omringende landen en welke alternatieve scenario’s
er zijn.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GL
De leden van de fractie van GroenLinks vragen de Staatssecretaris om een actuele stand
van zaken omtrent de knelpunten die ondernemers ervaren bij het gebruik van eHerkenning.
In hoeverre zijn deze knelpunten oplosbaar? Is het kabinet bereid om deze knelpunten
op te lossen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP
De leden van de SP-fractie waarderen het dat de Staatssecretaris mogelijk heeft gemaakt
dat aangifte alsnog zonder gebruikmaking van eHerkenning kan plaatsvinden. Zij constateren
echter dat de door de Staatssecretaris in de antwoorden op vragen van het lid Bruins
genoemde wijze om zonder eHerkenning aangifte te doen niet op de site van de Belastingdienst
is te vinden als wordt gezocht op aangifte vennootschapsbelasting of wordt gekeken
bij de diverse inlogschermen voor ondernemers. Zij vragen de Staatssecretaris er zorg
voor te dragen dat deze methode nadrukkelijk onder de aandacht wordt gebracht via
de site van de Belastingdienst. Voorts vragen deze leden de Staatssecretaris welke
voornemens hij heeft om het vervolg van dit traject beter onder de aandacht van ondernemers
te brengen. Zij verzoeken de Staatssecretaris de Kamer hierover uitvoerig te informeren.
De leden van de SP-fractie lezen in de brief van de Staatssecretaris over de wettelijke
basis voor eHerkenning dat de eIDAS-verordening5 vereist dat eHerkenning wordt gebruikt om digitaal aangifte te doen. Deze leden benadrukken
hierop de noodzaak van een gratis publiek middel voor eHerkenning en vragen de Staatssecretaris
hoe hij verantwoordt dat door deze verordening kleine ondernemers op kosten worden
gejaagd om überhaupt aangifte te kunnen doen. Deze leden vragen de Staatssecretaris
of dit in de onderhandelingen over de eIDAS-verordening is besproken, welk standpunt
de regering hierop heeft ingenomen en in hoeverre dit overeenkomt met de think small first-gedachte die de Europese Commissie zegt als uitgangspunt te nemen.
II Reactie van de Staatssecretaris van Financiën
Vraag 1
De leden van de VVD-fractie hebben over de brieven over het gebruik van eHerkenning
en de wettelijke basis nog enkele vragen en opmerkingen. De leden van de VVD-fractie
lezen dat belastingplichtigen die geen gebruik maken van software, een intermediair
of eHerkenning via een formulier een voorlopige aanslag vennootschapsbelasting (Vpb)
kunnen aanvragen. Kan de Staatssecretaris bevestigen dat dit formulier voor iedere
belastingplichtige voor de Vpb beschikbaar is die geen gebruik maakt van software,
een intermediair of eHerkenning?
Antwoord 1
Dit formulier kan gebruikt worden door alle binnenlands belastingplichtigen. Buitenlands
belastingplichtigen kunnen gebruik maken van het formulier voor buitenlands belastingplichtigen6
Voor belastingplichtigen die in het bezit zijn van eHerkenning heeft het de voorkeur
dat zij de voorlopige aanslag vennootschapsbelasting via het reguliere digitale proces
aanvragen of wijzigen. Het formulier is ontwikkeld als snel te implementeren oplossing
om op korte termijn tegemoet te komen aan de bezwaren van het aanschaffen van eHerkenning.
Vraag 2
Waarom heeft de Staatssecretaris gekozen voor een formulier in plaats van het langer
in stand houden van het ondernemersportaal bij de Belastingdienst voor juist die ondernemers
die geen eHerkenning hebben, zeker ook omdat eHerkenning voor de aangifte omzetbelasting
nog niet verplicht is en ondernemers hier nog gebruik kunnen maken van het oude portaal?
De leden van de VVD-fractie vragen of ondernemers ook actief worden gewezen op het
bestaan van dit formulier. Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier?
De leden van de VVD-fractie vragen naar de toekomstige beschikbaarheid van dit formulier.
Kunnen ondernemers ook volgend jaar van dit formulier gebruik maken voor hun voorlopige
aanslag? Graag een toelichting.
Antwoord 2
De techniek achter het oude portaal voor ondernemers (het «PDO») is zeer verouderd.
Het PDO kan om redenen van continuïteit niet langer in stand worden gehouden. Aanpassingen
aan het PDO zijn technisch niet meer mogelijk. Nieuwe formulieren, die nodig zijn
als gevolg van nieuwe wetgeving, kunnen niet meer op het oude portaal worden ontwikkeld.
Voor de Vennootschapsbelasting worden jaarlijks nieuwe formulieren ontwikkeld op basis
van nieuwe wet- en regelgeving. Deze nieuwe formulieren voor de Vpb 2019 zijn alleen
ontwikkeld in het nieuwe ondernemersportaal, Mijn Belastingdienst-zakelijk (MBDz).
Voor het aanvragen of wijzigen van de voorlopige aanslag Vpb is daarnaast een formulier
beschikbaar gesteld op de website van de Belastingdienst. Het oude portaal is nog
beschikbaar voor het doen van aangifte Vennootschapsbelasting 2018 en eerdere jaren.
Ook voor de omzetbelasting geldt dat aanpassingen aan het oude portaal niet meer mogelijk
zijn. Zolang er geen nieuwe wetgeving voor de omzetbelasting ingevoerd wordt, blijft
het vooralsnog mogelijk voor ondernemers om gebruik te maken van het oude portaal
voor de omzetbelasting.
Informatie over de mogelijkheden om de voorlopige aanslag voor de vennootschapsbelasting
aan te vragen of te wijzigen is te vinden op www.belastingdienst.nl
7 De mogelijkheden voor het aanvragen of wijzigen van de voorlopige aanslag vennootschapsbelasting
2020, waaronder de mogelijkheid om dit via het formulier te doen, zijn onder de aandacht
gebracht via een actueel bericht op de website van de Belastingdienst. Ook is hierover
een bericht op het forum fiscaal dienstverleners geplaatst, is in online media aandacht
besteed aan deze mogelijkheden (o.a. Taxlive)8 en is het actueel bericht op een later moment nogmaals op www.belastingdienst.nl onder de aandacht gebracht.
Het formulier voor buitenlands belastingplichtigen wordt jaarlijks aanboden via de
website en wordt ook volgend jaar beschikbaar gesteld. Binnenlands belastingplichtigen
kunnen de voorlopige aanslag Vpb volgend jaar aanvragen of wijzigen met via MBD-Z
(met eHerkenning), via een fiscaal dienstverlener of software en voor de groep die
geen eHerkenning kan aanschaffen blijft het formulier voorlopig beschikbaar.
Vraag 3
Gezien het feit dat de Kamer zich unaniem heeft uitgesproken tegen het moeten betalen
voor het doen van aangifte gaan deze leden ervan uit dat ook voor het doen van aangifte
omzetbelasting het gebruik van eHerkenning niet verplicht zal worden. Deze leden ontvangen
hiervan graag een bevestiging van de Staatssecretaris.
Antwoord 3
De Belastingdienst wil ondernemers graag stimuleren om gebruik te maken van het nieuwe
ondernemersportaal voor de aangifte omzetbelasting. Om in te loggen hebben ondernemers
eHerkenning nodig. Gezien de bezwaren van uw Kamer tegen de aanschaf van eHerkenning
voor slechts het doen van belastingaangifte wordt door leveranciers van eHerkenning
een speciaal Belastingdienst eHerkenningsmiddel niveau 3 geleverd. De aanschafkosten,
ter hoogte van het middel dat tegen de laagste prijs in de markt wordt aangeboden,
kunnen worden teruggevraagd vanaf augustus dit jaar. Met dit Belastingdienst eHerkenningsmiddel
kunnen ondernemers ook inloggen op Mijn Belastingdienst-zakelijk voor de aangifte
omzetbelasting.
Vooralsnog blijft het ook mogelijk om de aangifte omzetbelasting via het oude portaal
te doen.
Vraag 4
De leden van de VVD-fractie vragen of ook bedrijven die niet staan ingeschreven in
het handelsregister van het aparte formulier gebruik kunnen maken?
Antwoord 4
Ja, dat is mogelijk.
Vraag 5
In de brief van 3 maart over de aanschafkosten eHerkenning is een aantal van 350 rechtspersonen
genoemd die niet in het handelsregister staan maar wel (nog) aangifteverplichtingen
(Vpb) hebben. De Belastingdienst zou deze rechtspersonen in de weken na 3 maart benaderen.
Deze leden hebben verschillende signalen ontvangen van ondernemingen die in 2019 zijn
uitgeschreven uit het handelsregister maar nog wel over 2019 Vpb-aangifte moeten doen
en in de afgelopen periode niet zijn benaderd door de Belastingdienst.
Deze leden vragen aan de Staatssecretaris ervoor zorg te dragen dat voor alle rechtspersonen
die niet (meer) in het handelsregister staan een passende oplossing wordt gevonden
zonder dat deze voor een eenmalige aangifte meteen eHerkenning of software moeten
aanschaffen of een intermediair moeten inhuren. Op welke manier is de Staatssecretaris
voornemens hier de zorg voor te dragen?
Antwoord 5
Rechtspersonen die niet in het handelsregister ingeschreven kunnen worden en daarom
geen eHerkenning kunnen aanschaffen zijn, voorzover bij de Belastingdienst bekend
is dat ze binnen de doelgroep vallen, gevraagd gebruik te maken van commerciële software
of een fiscaal dienstverlener. Per brief van 12 juni is uw Kamer geïnformeerd dat
deze rechtspersonen gebruik kunnen maken van een mogelijkheid tot compensatie van
de gefactureerde kosten tot een maximum van 450 euro per jaar, ongeacht of dit software
of een fiscaal dienstverlener betreft.
Voor gestaakte ondernemingen is het inmiddels mogelijk om eHerkenning aan te vragen
bij één van de leveranciers van eHerkenning. Ook kunnen zij een speciaal Belastingdienst
eH3 middel verkrijgen en daarmee compensatie aanvragen. De aanvraag verloopt via een
aparte procedure. Hiervoor kan telefonisch of per e-mail contact opgenomen worden
met de helpdesk van de leveranciers.
Op www.belastingdienst.nl/eherkenning wordt uitgelegd wat ondernemers in deze specifieke situatie moeten doen. Uiteraard
heeft de Belastingdienst ondernemers met vragen hierover ook geïnformeerd.
Gestaakte ondernemingen die eHerkenning alleen nodig hebben voor de belastingaangifte,
kunnen het Belastingdienst EH3 inlogmiddel aanvragen en gebruik maken van de compensatieregeling
voor de kosten van eHerkenning.
Vraag 6
Waarom is er niet voor gekozen om vanuit de overheid rechtspersonen, vergelijkbaar
met DigiD, een kosteloze inlogmogelijkheid te geven?
Antwoord 6
Een kosteloze inlogmogelijkheid als DigiD voor bedrijven doet geen recht aan de bedoeling
van het Wetsvoorstel Digitale Overheid dat op 18 februari door de Tweede Kamer is
behandeld (Handelingen II 2019/20, nr. 55, item 9). Daarin is het uitgangspunt opgenomen dat voor authenticatiemiddelen in het bedrijvendomein
alleen private partijen actief zijn. In de brief van 12 juni aan uw Kamer zijn alternatieven
geschetst voor een kosteloze inlogmogelijkheid bij belastingaangifte (Kamerstuk 34 972, nr. 47). Compensatie is op dit moment de meest passende oplossing voor een «kosteloos» inlogmiddel
voor de belastingaangifte door bedrijven.
Vraag 7
De leden van de PVV-fractie vragen waarom rechtspersonen niet minimaal één alternatieve
kosteloze inlogmogelijkheid hebben, bijvoorbeeld via het Oude Portaal, totdat de discussie omtrent eHerkenning beslecht is.
Overweegt de Staatssecretaris in dit kader om de uitgefaseerde «DigiD voor bedrijven»
te herintroduceren?
Antwoord 7
Nee, ik overweeg niet om het «uitgefaseerde DigiD voor bedrijven» te herintroduceren.
Op 12 juni is uw Kamer per brief geïnformeerd over de mogelijkheid voor ondernemers
om kosteloos aangifte te kunnen doen bij de Belastingdienst met eHerkenning. Ondernemers
kunnen gebruik maken van het door leveranciers aangeboden Belastingdienst eHerkenningsmiddel
en tevens met dit authenticatiemiddel compensatie aanvragen voor de aanschafkosten
van het Belastingdienst eHerkeningsmiddel. Hierbij wordt het bedrag vergoed van het
middel dat tegen de laagste prijs wordt aangeboden, inclusief BTW (€ 24,20). In de
beantwoording van vraag 2 is toegelicht waarom bepaalde aangiftes niet via het oude
ondernemersportaal kunnen worden ingediend.
Vraag 8
Het eHerkenningsmiddel is in beginsel persoonsgebonden net als een DigiD. Waarom is
het niet mogelijk voor een directeur-grootaandeelhouder (hierna: dga) om bij de Belastingdienst
(ten behoeve van een aangifte voor een rechtspersoon) in te loggen met zijn DigiD
en waarom kan een ondernemer (met bijvoorbeeld een eenmanszaak) wel kiezen tussen
DigiD en eHerkenning?
Antwoord 8
Een dga handelt als vertegenwoordigingsbevoegde van een rechtspersoon. De vertegenwoordigingsbevoegdheid
van rechtspersonen wordt geverifieerd in het handelsregister. Deze verificatie is
onderdeel van het uitgifteproces van eHerkenning.
Bij DigiD gebeurt dit niet. Per natuurlijke persoon kan er slechts één eenmans-zaak
geopend worden. Daardoor is per definitie duidelijk dat deze natuurlijke persoon ook
bevoegd is te handelen namens zijn eenmanszaak.
Vraag 9
Is een DigiD niet veilig (genoeg), voldoet een DigiD niet aan het beveiligingsniveau
«substantieel»?
Antwoord 9
DigiD wordt gebruikt door burgers of eenmanszaken en kent verschillende niveaus van
betrouwbaarheid. Er is een niveau «laag» (gebruikersnaam en wachtwoord), een niveau
«midden» (DigiD app of sms controle) en een niveau substantieel (ID check).
De Belastingdienst stimuleert burgers en eenmanszaken gebruik te maken van de DigiD
app. Deze biedt een meerfactor authenticatie en is daarom betrouwbaarder.
Voor authenticatie bij de Belastingdienst wordt door burgers het niveau laag nog vaak
gebruikt. Dit is niet «onveilig» maar een gebruikersnaam en wachtwoord kunnen makkelijk
gedeeld worden met bijvoorbeeld mensen die hulp bieden bij aangifte of het aanvragen
van toeslagen. Op deze wijze ligt misbruik op de loer.
Vraag 10
Liggen er plannen bij de overheid om de met DigiD samenhangende kosten door te berekenen
naar de Nederlandse burger?
Antwoord 10
Zoals de Staatssecretaris van BZK in februari, tijdens de behandeling van de wet digitale
overheid (WDO), heeft aangegeven, regelt de WDO dat het gebruik van DigiD niet wordt
doorbelast aan de burger. Een ID-kaart kan in de toekomst een rol spelen bij authenticatiemiddelen
waarmee online kan worden ingelogd. Burgers betalen wel leges voor een ID-kaart. De
WDO regelt dat voor de aanschafkosten van zo’n ID-kaart leges kunnen worden geheven.
Burgers bestalen dan niet voor het doen van belastingaangifte.
Vraag 11
De brief van 24 april 2020 bevat de navolgende passage: «»met terugwerkende kracht tot 1 januari 2020 is de regeling EBV in overeenstemming
gebracht met de gestelde nadere eis over verplicht gebruik van inlogmiddelen die gelet
op de eIDAS-verordening voldoen aan beveiligingsniveau <<substantieel>> (niveau 3).»
Hoewel het hier niet direct belastingheffing (art. 104 GW) betreft, dwingt de terugwerkende
kracht belastingplichtigen om tegen betaling een abonnement aan te schaffen bij een
commerciële partij om aan haar wettelijke verplichtingen te kunnen voldoen. De leden
van de PVV-fractie vragen zich af of hier niet het legaliteitsbeginsel in het geding
komt. Zou de Staatssecretaris hierop willen reflecteren?
In het verlengde hiervan vragen de leden van de PVV-fractie zich af of het gelijkheidsbeginsel
eveneens niet in het geding komt. De ene ondernemer (die met een eenmanszaak bijvoorbeeld)
kan gewoon kosteloos inloggen middels DigiD en de andere ondernemer is verplicht zijn
persoonlijke gegevens kenbaar te maken aan een commerciële partij om vervolgens tegen
betaling een abonnement in het kader van eHerkenning aan te schaffen.
Zou de Staatssecretaris willen ingaan op de vraag of het gelijkheidsbeginsel in deze
niet wordt geschaad?
Antwoord 11
Het legaliteitsbeginsel in het bestuursrecht houdt in dat de uitvoerende macht enkel
de bevoegdheden bezit die haar uitdrukkelijk door de wet zijn toegekend. Bij wijze
van uitzondering kan terugwerkende kracht aan belastende maatregelen worden toegekend.
Daarvoor is vereist dat voldoende kenbaar is per wanneer een dergelijke maatregel
is gaan gelden. Aan deze voorwaarde is voldaan. Vóór 1 januari 2020 zijn de betrokkenen
belastingplichtigen per brief op de hoogte gesteld dat per 1 januari 2020 eHerkenning
nodig is voor het indienen van de aangifte loonheffingen en vennootschapsbelasting
via het portaal van de Belastingdienst. Daarnaast is de periode van terugwerkende
kracht beperkt gebleven tot de periode van 1 januari 2020 tot 2 maart 2020.
Wat betreft het gelijkheidsbeginsel merk ik op dat dit beginsel vereist dat gelijke
gevallen gelijk worden behandeld. Er is in casu geen sprake van gelijke gevallen.
DigiD geldt als een overheidsbreed geaccepteerd inlogmiddel voor natuurlijke personen.
Daarbij kan het gaan om particulieren die hun aangifte inkomstenbelasting doen maar
ook om zzp'ers die voor hun eenmanszaak hun belastingzaken willen regelen. Rechtspersonen
zoals bv's en stichtingen zijn geen natuurlijk persoon en kunnen daarom geen gebruik
maken van DigiD. Indien men niet handelt als natuurlijke persoon, maar als vertegenwoordigingsbevoegde
van een rechtspersoon, moet die vertegenwoordigingsbevoegdheid geverifieerd worden
in het Handelsregister. Deze check is een essentieel onderdeel van het uitgifteproces
van bedrijfsmiddelen zoals eHerkenning. Bij DigiD gebeurt dit niet. eHerkenning is
dus nodig om vast te stellen of een persoon bevoegd is te handelen namens een rechtspersoon.
Bij een eenmanszaak vallen de natuurlijke persoon en de ondernemer samen. Daaruit
vloeit logischerwijs voort dat de natuurlijk persoon bevoegd is te handelen namens
zijn eenmanszaak en een bevoegdheidsverificatie dus niet nodig is.
Vraag 12
Acht de Staatssecretaris het wenselijk dat (gevoelige) privé gegevens en data tegen
verplichte betaling in handen komen van commerciële partijen?
Antwoord 12
De Belastingdienst sluit aan bij het kabinetsbeleid met betrekking tot de wijze van
inloggen bij de overheid. Dit kabinetsbeleid is opgenomen in het voorstel voor de
Wet digitale overheid. De erkende leveranciers staan onder toezicht onder de verantwoordelijkheid
van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, waarbij onder meer wordt toegezien
op de waarborging van de bescherming van gevoelige gegevens. De Autoriteit Persoonsgegevens
houdt toezicht op de naleving van de wettelijke regels voor bescherming van persoonsgegevens
door de commerciële partijen.
Vraag 13
Welke waarborgen kan de Staatssecretaris geven, dat die privacygevoelige gegevens
in goede handen zijn bij deze partijen? Vindt er permanent toezicht plaats op deze
partijen en zo ja, door wie wordt dit toezicht gehouden?
Antwoord 13
Het toezicht op en het handhaven van de naleving is belegd bij de Staatssecretaris
van Binnenlandse Zaken. De Toezichthouder (Agentschap Telecom) houdt toezicht op de
naleving van de stelselafspraken door de Eigenaar, Beheerorganisatie, Deelnemers en
het BSN-koppelregister. Deze stelselafspraken hebben betrekking op de veilige en betrouwbare
werking van het Afsprakenstelsel.
De erkende leveranciers van eHerkenning moeten aan strenge privacy-eisen voldoen.
Als leveranciers hier niet (meer) aan voldoen, dan zal de Staatssecretaris van BZK
hun erkenning intrekken.
De leveranciers moeten uiteraard voldoen aan de Algemene Verordening Gegevensbescherming
(AVG), waarop de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) toeziet. In dit verband zijn ze
allemaal ISO27001 gecertificeerd. Dit is een internationale standaard voor informatiebeveiliging,
waarvoor aantoonbaar moet zijn dat wordt voldaan aan de privacy wet- en regelgeving.
Tevens voldoen ze aan de Europese eIDAS-eisen. Tot slot wordt aanvullend gebruik gemaakt
van Privacy Enhancing Technology.
Vraag 14
Gaat de Staatssecretaris het mogelijk maken dat belastingplichtigen kosteloos toegang
kunnen krijgen tot hun fiscale internetomgeving alsmede overige overheidsinstellingen
waar eHerkenning noodzakelijk wordt geacht?
Zo ja, krijgen belastingplichtigen, die reeds een eHerkenningsabonnement hebben afgesloten
(voor één, twee of drie jaar) hun abonnementsgeld terug?
Gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat er een separate kosteloze eHerkenning komt
voor enkel het publieke domein?
Antwoord 14
Op 12 juni is uw Kamer geïnformeerd over de mogelijkheid voor ondernemers om kosteloos
aangifte te kunnen doen bij de Belastingdienst met eHerkenning. Ondernemers kunnen
gebruik maken van het door leveranciers speciaal aangeboden Belastingdienst eHerkenningsmiddel.
Ondernemers kunnen vanaf augustus dit jaar bij RVO compensatie aanvragen.
Een ondernemer die reeds een meerjarig abonnement heeft afgesloten voor een algemeen
eHerkenningsmiddel kan dit bij zijn leverancier inwisselen voor een specifiek Belastingdienst
eHerkenningsmiddel. De leverancier doet de ondernemers een gepast aanbod.
Vraag 15
Deelt de Staatssecretaris de zorgen van de PVV-fractie met betrekking tot mogelijke
kartelvorming nu slechts ZES bedrijven (d.d. 12 mei betreft het Digidentity, WE-ID,
QUOVadis, KPN, Z Login en Reconi) de gehele markt bedienen?
Antwoord 15
Nee, die zorgen deel ik niet. eHerkenning staat doorlopend open voor nieuwe toetreders.
De Wet digitale overheid (WDO) zal het bovendien mogelijk maken dat, naast eHerkenning,
ook andere private aanbieders (combinaties) worden erkend. Tot slot heeft de Staatssecretaris
van BZK bij in werking treden van de WDO, op grond van het amendement Van der Molen/Middendorp,
de mogelijkheid om tariefregels te stellen voor bedrijfs- en organisatiemiddelen.
Deze bevoegdheid kan onder andere worden ingezet wanneer er te hoge prijzen zouden
worden gerekend door aanbieders.
Vraag 16
Heeft de Autoriteit Consument en Markt (ACM) de huidige constructie omtrent eHerkenning
beoordeeld? Zo nee, is de Staatssecretaris bereid om alsnog een beoordeling door de
ACM te laten uitvoeren?
Antwoord 16
Bij de totstandkoming van eHerkenning (omstreeks 2010) is onafhankelijk advies gevraagd
over de mededingingsaspecten en is de constructie getoetst door de directies Mededinging
en Consumenten en Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Economische
Zaken. Er is toen ook contact geweest met de Nederlandse Mededingingsautoriteit.
In 2015 heeft de ACM de tegenhanger van eHerkenning in het burgerdomein, Idensys,
beoordeeld en geen beperkingen van de mededinging in de zin van artikel 6 van de Mededingingswet
geconstateerd. Bij deze beoordeling in 2015 is opnieuw ook informatie verstrekt en
gesproken over het businessmodel van eHerkenning met de ACM. eHerkenning bestaat inmiddels
tien jaar. Tot nu toe is geen sprake van handhavend optreden. Het kabinet ziet daarom
geen noodzaak om alsnog een beoordeling door de ACM uit te laten uitvoeren
Vraag 17
De leden van het CDA zijn niet gelukkig met de risico’s, kosten, en uitvoeringsproblemen
met eHerkenning. Daarom vragen zij allereerst of de Staatssecretaris kan bevestigen
dat DigiD, na het inscannen van het identiteitsdocument, betrouwbaarheidsniveau 3
heeft en dus via een app gebruikt zou kunnen worden?
Antwoord 17
Ja, het is technisch mogelijk om na het inscannen van een identiteitsdocument via
een app DigiD op betrouwbaarheidsniveau 3 te brengen.
Vraag 18
Verder vragen zij de Staatssecretaris op welk moment het besluit is genomen om eHerkenning
te verplichten en op welk moment het besluit is genomen om het oude portaal te sluiten.
Antwoord 18
Op 28 juni 2017 is door zeven overheidsdienstverleners, waaronder de Belastingdienst,
een intentieverklaring ondertekend. Hiermee werd een eerste stap beoogd richting generieke,
overheidsbreed te gebruiken authenticatiemiddelen op hogere niveaus van betrouwbaarheid.
De Belastingdienst heeft de eigen Belastingdienst authenticatievoorziening (BDAV)
nog beperkt in gebruik. Deze voorziening maakt gebruik van gebruikersnaam en wachtwoord
en wordt gezien als onvoldoende betrouwbaar, afgezet tegen de eisen van de AVG en
de eIDAS verodening.
Medio 2018 is besloten functionaliteit van het oude portaal, het Persoonlijk Domein
Ondernemers (PDO) «as-is» en gefaseerd te migreren, onder andere naar een nieuw zakelijk
portaal; MijnBelastingdienst zakelijk (MBDz). Het PDO is technisch zeer verouderd.
Formulieren die vanwege nieuwe wetgeving moeten worden aangepast brengen de continuïteit
van PDO in gevaar.
Het PDO is nog niet gesloten. Het blijft voorlopig beschikbaar voor oudere jaren.
Ook blijft het beschikbaar voor de omzetbelasting mits formulieren niet aangepast
moeten worden als gevolg van nieuwe wetgeving.
De Belastingdienst wil dat gebruik gemaakt wordt van authenticatiemiddelen die gezien
aard van de gegevens en de Europese (eIDAS-)richtlijnen van voldoende betrouwbaarheidsniveau
zijn (substantieel). Op dit moment biedt daartoe alleen eHerkenning die mogelijkheid.
Vraag 19
De leden van de CDA-fractie hebben drie principiële bewaren bij de juridische grondslag
van de verplichtstelling van eHerkenning.
Allereerst hebben de leden van de CDA-fractie bezwaren tegen het feit dat het verplichten
van eHerkenning niet is voorgelegd aan het parlement. Het kabinet is immers ook niet
bevoegd om eigenstandig te beslissen over een (kleine) belastingverhoging; die beslissing
is voorbehouden aan het parlement. Voor een belastingplichtige maakt het niet uit
of extra belasting moet worden betaald of dat er verplicht extra kosten gemaakt moeten
worden. Sterker nog: het maken van extra kosten is misschien nog wel erger, omdat
er geen democratisch gelegitimeerde besteding is van die gelden.
Bovendien is het in de brief genoemde artikel, namelijk 2:15, eerste lid, Algemene
wet bestuursrecht, niet bedoeld om bewindspersonen in staat te stellen om zonder besluitvorming
door het parlement belastingplichtigen te verplichten om gebruik te maken van een
betaald identificatiemiddel. Het is logisch dat een inspecteur nadere technische eisen
mag stellen aan het gebruik van elektronisch verkeer door belastingplichtigen. Voor
de uitvoerbaarheid is het immers nodig dat belastingplichtigen het juiste formulier
gebruiken en niet naar believen de aangifte per mail of met eigen programma’s insturen.
De Belastingaangifte kan niet vormvrij zijn. Juist daarom moet de Belastingdienst
zorgvuldig omgaan met de bevoegdheid om technische eisen te mogen stellen.
De leden van de CDA-fractie verzoeken de Staatssecretaris aan te geven hoe hij de
rol van het parlement ziet, wanneer Nederland als enige land in de EU de toegang tot
de Belastingdienst voor onder andere het doen van aangifte volledig privatiseert.
Heeft het parlement bij zo’n besluit een rol in de ogen van de regering?
Antwoord 19
De Belastingdienst sluit met het gebruik van eHerkenning aan bij de ontwikkeling van
het overheidsbrede authenticatiestelsel voor bedrijven en anticipeert op de inwerkingtreding
van de Wet digitale overheid, die voorheen was voorzien op 1 januari 2020. Het parlement
heeft via de behandeling van de Wet digitale overheid een rol bij het bepalen van
de wijze waarop overheidsbreed toegang wordt gegeven tot dienstverlening. Vertraging
van de besluitvorming over de Wet digitale overheid leidt er niet toe dat in alle
gevallen de invoering van veiligere inlogmiddelen kan worden uitgesteld. Uitvoeringsorganisaties
hebben een eigen verantwoordelijkheid om hun gegevens adequaat te beveiligen. Op grond
van artikel 5, eerste lid, letter f, van de AVG moeten passende technische beveiligingsmaatregelen
worden genomen. In het begrip «passend» ligt besloten dat de beveiliging in overeenstemming
is met de stand van de techniek en het niveau van beveiliging correspondeert met de
mate van privacygevoeligheid van de persoonsgegevens. De Autoriteit Persoonsgegevens
(AP) houdt toezicht op de toepassing van de AVG en is al langere tijd van mening dat
het betrouwbaarheidsniveau van de inlogmiddelen van de overheid omhoog zou moeten.
Dit blijkt onder andere uit de last onder dwangsom die de AP in 2018 aan het UWV heeft
opgelegd. Om die reden is ook het UWV al vooruitlopend op de Wet digitale overheid
overgestapt op het verplichte gebruik van eHerkenning, niveau 3. Inmiddels voldoet
het UWV aan de eisen volgens de AP. Gezien het wijzigende dreigingslandschap en steeds
betere beveiligingsmogelijkheden heeft de Belastingdienst de eis gesteld dat organisaties
voor het doen van de aangiftes loonheffingen en vennootschapsbelasting via het ondernemersportaal
per 1 januari 2020 een inlogmiddel dienen te gebruiken dat ingevolge Verordening (EU)
nr. 910/2014 (de zogeheten eIDAS-verordening) voldoet aan het beveiligingsniveau «substantieel»
en bij de Europese Commissie is genotificeerd. Op dit moment is eHerkenning (niveau
3) het enige inlogmiddel dat hieraan voldoet.
Vraag 20
Ten tweede wijzen de leden van de CDA-fractie erop dat op het moment dat belastingplichtigen
werden geïnformeerd over de verplichting om gebruik te maken van eHerkenning, het
onderliggende besluit namelijk de Regeling elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst,
nog niet was aangepast. Sterker nog die was nog niet aangepast toen op 1 januari de
wijziging inging. Deze leden menen dat het met terugwerkende kracht wijzigingen van
een besluit, waardoor belastingplichtigen benadeeld worden, zeer onwenselijk is.
Ten derde wijzen de leden van de CDA-fractie erop dat de kenbaarheid van besluiten
van een overheid voor burgers verder gaat dan alleen de bekendmaking van het nieuwe
besluit zelf. Door de openbaarheid van de parlementaire besluitvorming kan een belastingplichtige
niet alleen kennisnemen van het besluit zelf, waarover de Belastingdienst belastingplichtigen
al individueel per brief over geïnformeerd had, maar ook over de motieven achter een
besluit. Bovendien stelt dit belastingplichten en maatschappelijke of commerciële
organisaties in staat om deze motivering te betwisten en relevante informatie te delen
met het kabinet of parlement. Voor de naleving van een door het kabinet genomen besluit
is deze motivering dus van groot belang.
De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris om voor al deze redenen te
bevestigen dat besluiten die financiële gevolgen hebben voor belastingplichtigen,
via een wet of een brief, aan het parlement gemotiveerd dienen te worden voorgelegd
en dat dit ook zal gebeuren.
Antwoord 20
Maatregelen die financiële gevolgen hebben voor belastingplichtigen zullen op een
wettelijke basis moeten berusten. Indien in wetgeving een delegatiegrondslag is geregeld,
kan een wettelijke grondslag zonder tussenkomst van het parlement worden geregeld
in uitvoeringsregelgeving. De vormgeving van delegatiebepalingen in wetgeving bepaalt
derhalve welke maatregelen aan het parlement dienen te worden voorgelegd.
Vraag 21
Tot slot hebben de leden van de CDA-fractie nog een vraag over de juridische grondslag
van het elektronische verkeer zelf. Artikel 2:15, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht
bepaalt dat een bericht elektronisch naar een bestuursorgaan kan worden verzonden.
De Algemene wet inzake rijksbelastingen gaat als lex specialis voor op de Algemene
wet bestuursrecht. In artikel 3a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR)
wordt bepaald dat in afwijking van artikel 2:14 eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht
het berichtenverkeer tussen belastingplichtigen of inhoudingsplichtigen en de inspecteur
uitsluitend elektronisch geschiedt. Artikel 2:14, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht
bepaalt dat een bestuursorgaan een bericht elektronisch kan verzenden. De leden van de CDA-fractie concluderen hieruit dat artikel 3a van de
AWR wel regelt dat het berichtenverkeer van de Belastingdienst aan de belastingplichtige
verplicht elektronisch plaatsvindt, niet tegenstaande de uitzonderingen die verder
in de wet zijn opgenomen, maar dat in artikel 3a niet wordt geregeld dat het berichtenverkeer,
waaronder ook de belastingaangifte, van de belastingplichtige naar de Belastingdienst
elektronisch moet plaatsvinden. Kan de Staatssecretaris aangeven wat de juridische
grondslag in de wet is om elektronische aangifte te verplichten?
Antwoord 21
Ik wil beginnen met de opmerking dat een wet als lex specialis voorgaat op een lex
generalis voor zover het gaat om onderwerpen die in beide wetten worden geregeld. De AWR gaat dus niet
als geheel voor op de Awb. Dat blijkt bijvoorbeeld uit artikel 1, derde lid, AWR,
waarin is bepaald welke onderdelen van de Awb buiten toepassing blijven. Artikel 2:15
Awb wordt daar niet genoemd en behoudt in beginsel dus toepasselijkheid. Artikel 3a,
tweede lid, AWR stipuleert dat bij ministeriële regeling wordt bepaald op welke wijze
het berichtenverkeer plaatsvindt. Dit omvat berichtenverkeer van de belastingplichtige
naar de Belastingdienst. De betreffende ministeriële regeling is de Regeling EBV.
In de Regeling EBV is bepaald dat bepaalde aangiften uitsluitend elektronisch kunnen
worden ingediend. Dat is dus de juridische grondslag om elektronische aangifte te
verplichten. Dat voor het indienen hiervan gebruik moet worden gemaakt van eHerkenning,
vindt zijn basis in uitoefening van de bevoegdheid van de inspecteur op de voet van
artikel 2:15, eerste lid, tweede zin, Awb om nadere eisen te stellen. Dat neemt niet
weg dat eHerkenning ook moet worden vermeld in de Regeling EBV, omdat als het gaat
om berichten die uitsluitend elektronisch naar de Belastingdienst kunnen worden verzonden,
zoals bepaalde aangiften, in de Regeling EBV steeds is vermeld welk authenticatiemiddel
(inlogmiddel) moet worden gebruikt.
Vraag 22
De leden van de D66-fractie vragen in hoeverre er gebruik wordt gemaakt van het beschreven
formulier. Deze leden vragen wat er precies wordt bedoeld met de omschrijving dat
het formulier in het bijzonder bedoeld is voor binnenlandse belastingplichtigen. Betekent
dit dat buitenlandse belastingplichtigen er helemaal geen gebruik van kunnen maken?
Of dat die ruimte er wel is, maar dat dit niet beoogd is?
Antwoord 22
Het op belastingdienst.nl gepubliceerde formulier is beschikbaar voor binnenlands
belastingplichtigen. Inmiddels hebben 27739 rechtspersonen gebruikt gemaakt van de mogelijkheid hun voorlopige aanslag aan te
vragen/te wijzigen middels een formulier.
Voor buitenlands belastingplichtigen kennen we een apart formulier, dat via de website
te bestellen is.
Vraag 23
De leden van de D66-fractie vragen om een toelichting over de opmerking op het formulier
dat een voorlopige aanslag maximaal drie keer verhoogd kan worden. De leden van de
D66-fractie vragen naar de beoogde termijn van de beschikbaarheid van deze voorziening,
dat wil zeggen de mogelijkheid om van het beschreven formulier gebruik te maken.
Antwoord 23
Een verzoek om een nadere voorlopige aanslag leidt tot een voorlopige aanslag met
een bijbehorend aanslagnummer. Elk aanslagnummer is uniek en heeft een bepaald volgnummer.
Het aantal posities dat beschikbaar is hiervoor, is echter beperkt. Om die reden is
het slechts mogelijk om 4 voorlopige aanslagen aan te vragen.
Het formulier is beschikbaar voor het aangiftejaar 2020 en blijft beschikbaar gedurende
de periode waarin het mogelijk is om een voorlopige aanslag 2020 aan te vragen of
te wijzigen. Hiervoor geldt een maximale termijn voor 6 jaar en één maand, of indien
dit eerder is, het moment waarop de aangifte vennootschapsbelasting 2020 is ingediend.
Vraag 24
De leden van de D66-fractie vragen wanneer de Tweede Kamer de andere brieven ontvangt
over de gedane toezeggingen over eHerkenning met betrekking tot de kosten van het
doen van aangifte, de vergelijking met omringende landen en welke alternatieve scenario’s
er zijn.
Antwoord 24
De brief is op 12 juni aan de Tweede Kamer verstuurd.
Vraag 25
De leden van de fractie van GroenLinks vragen de Staatssecretaris om een actuele stand
van zaken omtrent de knelpunten die ondernemers ervaren bij het gebruik van eHerkenning.
In hoeverre zijn deze knelpunten oplosbaar? Is het kabinet bereid om deze knelpunten
op te lossen.
Antwoord 25
In de brief aangaande eHerkenning die op 3 maart naar uw Kamer is verstuurd zijn twee
knelpunten genoemd die ondernemers ervaren bij het gebruik van eHerkenning op, onder
andere, de portalen van de Belastingdienst.
1. Rechtspersonen die geen eHerkenning kunnen aanschaffen omdat zij niet geregistreerd
kunnen worden in het handelsregister of omdat zij zijn uitgeschreven.
2. Kleinere bedrijven ervaren de aanschafkosten van eHerkenning als hoog wanneer zij
dit alleen gebruiken voor het doen van aangifte via de portalen van de Belastingdienst.
Wat betreft het eerste knelpunt. Aan rechtspersonen die geen eHerkenning kunnen aanschaffen en aangifteplichtig zijn voor LH en Vpb is gevraagd of zij
gebruik kunnen maken van commerciële software of een fiscaal dienstverlener. De kosten
hiervoor worden door de Belastingdienst vergoed tot een maximum van 450 euro. Daar
waar registratie in het handelsregister van rechtspersonen op langere termijn onmogelijk
blijft, zal de Belastingdienst zorgdragen voor registratie in een passende administratie
zodat een eHerkenningsmiddel kan worden uitgegeven. Een wijziging van de wet op het
handelsregister die op 1 januari 2021 in werking treedt maakt het mogelijk dat de
Hoge Colleges van Staat in het handelsregister kunnen worden opgenomen.
Rechtspersonen die uit het handelsregister zijn uitgeschreven maar nog wel Vpb plichtig
kunnen een Belastingdienst eHerkenningsmiddel aanschaffen.
Wat betreft het tweede knelpunt is uw Kamer bij brief van 1 juni geïnformeerd over
de aanpak.
Vraag 26
De leden van de SP-fractie waarderen het dat de Staatssecretaris mogelijk heeft gemaakt
dat aangifte alsnog zonder gebruikmaking van eHerkenning kan plaatsvinden. Zij constateren
echter dat de door de Staatssecretaris in de antwoorden op de vragen van het lid Bruins
genoemde wijze om zonder eHerkenning aangifte te doen niet op de site van de Belastingdienst
is te vinden als wordt gezocht op aangifte vennootschapsbelasting of wordt gekeken
bij de diverse inlogschermen voor ondernemers.
Zij vragen de Staatssecretaris er zorg voor te dragen dat deze methode nadrukkelijk
onder de aandacht wordt gebracht via de site van de Belastingdienst. Voorts vragen
deze leden de Staatssecretaris welke voornemens hij heeft om het vervolg van dit traject
beter onder de aandacht van ondernemers te brengen. Zij verzoeken de Staatssecretaris
de Kamer hierover uitvoering te informeren.
Antwoord 26
Alle informatie over eHerkenning en over de werkwijze in specifieke situaties is te
vinden op de website van de Belastingdienst. Zie: www.belastingdienst.nl/eherkenning.
Communicatie over eHerkenning vindt verder plaats via de digitale kanalen van de Belastingdienst
(Facebook, twitter, Forum Fiscaal Dienstverleners etc).
Daarnaast wordt de lijn om betreffende ondernemers gericht (per brief) te informeren
voortgezet.
Vraag 27
De leden van de SP-fractie lezen in de brief van de Staatssecretaris over de wettelijke
basis voor eHerkenning dat de eIDAS-verordening vereist dat eHerkenning wordt gebruikt
om digitaal aangifte te doen. Deze leden benadrukken hierop de noodzaak van een gratis
publiek middel voor eHerkenning en vragen de Staatssecretaris hoe hij verantwoord
dat door deze verordening kleine ondernemers op kosten worden gejaagd om überhaupt
aangifte te kunnen doen. Deze leden vragen de Staatssecretaris of dit in de onderhandelingen
over de eIDAS verordening is besproken, welke standpunt de regering hierop heeft ingenomen
en in hoeverre dit overeenkomst met de think small first-gedachte die de Europese Commissie zegt als uitgangspunt te nemen.
Antwoord 27
De eIDAS-Verordening schrijft niet voor hoe de kosten voor betrouwbare inlogmiddelen
gedekt moeten worden. Dat is een nationale keuze. De think small first-gedachte heeft daarom geen rol gespeeld in de Nederlandse inbreng.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. (Anne) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
J.F.C. Freriks, adjunct-griffier