Lijst van vragen : Lijst van vragen over het voorstel procedure informeren Tweede Kamer bij het vermoeden van burgerslachtoffers ten gevolge van Nederlandse wapeninzet in het kader van art. 100 van de Grondwet (Kamerstuk 27925-723)
2020D28169 LIJST VAN VRAGEN
De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister
van Defensie over het voorstel voor een procedure tot informeren van de Tweede Kamer
bij het vermoeden van burgerslachtoffers ten gevolge van Nederlandse wapeninzet (Kamerstuk
27 925, nr. 723).
De voorzitter van de commissie, Aukje de Vries
De adjunct-griffier van de commissie, Mittendorff
Nr.
Vraag
1
Acht u het uw verantwoordelijkheid, in samenwerking met gespecialiseerde organisaties
op dit gebied, zoals ngo’s en monitoringsorganisaties, «civilian harm» nauwgezet te
analyseren en bij te houden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u toelichten hoe u dit
gaat doen?
2
Neemt u zich voor om bij een volgende militaire operatie wekelijks te informeren over
(mogelijke) betrokkenheid bij «civilian harm»? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u
toelichten hoe u dit gaat doen?
3
Acht u het uw verantwoordelijkheid om eveneens nauwgezet te analyseren en bij te houden
hoeveel vijandelijke strijders worden gedood en gewond raken en hierover te informeren?
Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u toelichten hoe u dit gaat doen?
4
Deelt u de opvatting dat bij een incident met een relatieve zekerheid van tientallen
burgerdoden de Kamer voortaan niet meer geïnformeerd mag worden met woorden als zouden
er bij een luchtaanval «zeer waarschijnlijk» burgerslachtoffers zijn gevallen of woorden
van vergelijkbare strekking? (Hoe) wordt dit gegarandeerd in de door u voorgestelde
procedure?
5
Hoe zouden de doden van Hawija aan de Kamer zijn gemeld met de procedure die u nu
voorstelt? Zou u daarbij nu wel een aantal noemen?
6
Kunt u toelichten wat u bedoelt met burgerslachtoffers «als direct gevolg van» Nederlandse
wapeninzet? Kunt u aan de hand van voorbeelden scenario’s noemen van Nederlandse indirecte
betrokkenheid bij (mogelijke) burgerslachtoffers (die de Kamer kennelijk niet gemeld
zullen worden)?
7
Zouden vergelijkbare casussen als Hawija en Mosul, die de Kamer pas jaren later zijn
gemeld, in de toekomst wel standaard en zo snel mogelijk gemeld worden? Zo ja, hoe?
8
Wat wordt verstaan onder «standaard en zo snel mogelijk»? Hoe snel is dat?
9
Langs welke meetlat oordeelt u of de Kamer openbaar geïnformeerd kan worden? Welke
uitgangspunten worden hier gehanteerd?
10
Kunt u concreet, in detail en zonder verwijzing naar eerdere Kamerstukken, aangeven
hoe de door u voorgestelde «procedure informeren Tweede Kamer bij een vermoeden van
burgerslachtoffers ten gevolge van Nederlandse wapeninzet in het kader van art. 100
van de Grondwet» afwijkt van het beleid dat voordien gold?
11
Hoe snel na een militaire inzet met aanwijzingen voor burgerslachtoffers dient uiterlijk
een onderzoek van Defensie hiernaar te volgen?
12
Start er in elk geval van (mogelijke) betrokkenheid bij burgerslachtoffers een onderzoek
door Defensie hiernaar of zijn er mogelijkheden dat dit niet gebeurt, dan wel niet
door het Defensie? Kunt u uw antwoord toelichten?
13
Blijft u erbij dat, vanwege veiligheidsredenen, het openbaar informeren van de Kamer
over wapeninzet met burgerslachtoffers in Hawija en Mosul niet eerder mogelijk was?
Zo ja, waarom?
14
Zouden de incidenten in Hawija en Mosul wel direct en concreet (dus herleidbaar tot
openbare informatie over de beide aanvallen) aan de Kamer zijn gemeld als de door
u voorgestelde procedure al zou hebben gegolden voor de inzet van Nederlandse F-16’s
in Irak in de strijd tegen IS? Zo nee, waarom niet? Zo ja, zou het in deze gevallen
dan om vertrouwelijk informeren gaan? Zo ja, waarom?
15
Kunt u de omstandigheden toelichten waarin u openbaar informeren niet mogelijk acht?
16
Kunt u voorbeelden noemen van vertrouwelijk informeren van de Kamer over (mogelijke)
betrokkenheid bij burgerslachtoffers door Nederlands toedoen die, met het beleid dat
nu wordt voorgesteld, wel in openbaarheid zouden zijn gedaan?
17
Indien het niet mogelijk is om relevante informatie van derden te delen, in het geval
daar door de betreffende partij niet expliciet toestemming voor is verleend, bent
u dan in principe wel bereid proactief toestemming te vragen voor het delen van deze
informatie? Zo nee, waarom niet?
18
Vindt u het problematisch dat het besluit om informatie te delen met de Kamer enkel
ligt bij Defensie, dat zelf verantwoordelijk is voor de militaire inzet? Zo nee, waarom
niet?
19
Ziet u mogelijkheden tot het onafhankelijk toetsen van een eventuele keuze om informatie
niet openbaar maar vertrouwelijk te delen met de Kamer? Zo nee, waarom niet?
20
Bent u bereid door een onafhankelijke commissie te laten onderzoeken of er terecht
voor gekozen is om de Kamer vertrouwelijk en weinig gedetailleerd te informeren over
Hawija en Mosul? Zo nee, waarom niet?
21
Waarom voegt u de «afspraken binnen de coalitie waarin Nederland op dat moment opereert»
toe aan de overwegingen om informatie over burgerslachtoffers eventueel geheim te
houden?
22
Als veiligheidsredenen openbaarmaking niet verhinderen, acht u het dan wenselijk dat
«afspraken binnen de coalitie waarin Nederland op dat moment opereert» dat wel doen?
Kunt u deze overweging verwijderen uit de door u voorgestelde procedure?
23
Geeft u bij het vertrouwelijk aanbieden van informatie wel aan of er toestemming is
gevraagd aan derden voor het delen van informatie?
24
Maakt u -het kan voor derden immers van belang zijn hoe deze informatie gedeeld zal
gaan worden- bij het aanvragen van toestemming voor het delen van informatie van derden
duidelijk dat het gaat om het vertrouwelijk delen van die informatie?
25
Bent u voornemens om, in alle gevallen waarin informatie van derden beschikbaar is,
vooraf afspraken te maken over de wijze waarop en de mate waarin deze informatie gedeeld
kan worden? Zo nee, gaat u in alle afzonderlijke gevallen waarin het informatie van
derden betreft toestemming vragen op een zodanig moment dat tijdig duidelijkheid omtrent
de expliciete toestemming verkregen kan worden?
26
Waarom heeft u er niet voor gekozen afspraken te maken dat het u in beginsel toegestaan
is informatie van derden (al dan niet vertrouwelijk) te delen, tenzij er een expliciet
verbod is deze informatie te delen?
27
Hoe snel na de start van een onderzoek naar (mogelijke) betrokkenheid bij burgerslachtoffers
informeert u de Kamer uiterlijk?
28
Hoe snel na de afronding van een onderzoek naar (mogelijke) betrokkenheid bij burgerslachtoffers
informeert u de Kamer uiterlijk?
29
Klopt het dat u, als in de toekomst Nederland wederom betrokken is bij incidenten
met burgerslachtoffers, de mogelijkheid openhoudt de Kamer hierover niet in detail
te informeren, dat wil zeggen de Kamer bijvoorbeeld niet te informeren over het (mogelijke/waarschijnlijke)
aantal doden en de plaats van de aanval? Kunt u uw antwoord toelichten?
30
Wat is de definitie van «zo spoedig mogelijk» die u hier hanteert?
31
Waarom heeft u er niet voor gekozen de Kamer per omgaande (al dan niet vertrouwelijk)
te informeren indien er burgerslachtoffers zijn gevallen of indien er een vermoeden
is dat er burgerslachtoffers zijn gevallen, maar te wachten tot een onderzoek is gestart
en daarbij tevens te vermelden wat de overwegingen zijn om al dan niet een onderzoek
te starten?
32
Waarom moet er eerst een onderzoek gestart zijn alvorens u de Kamer (al dan niet vertrouwelijk)
informeert?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. (Aukje) de Vries, voorzitter van de vaste commissie voor Defensie -
Mede ondertekenaar
T.N.J. de Lange, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.