Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
35 450 VII Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)
Nr. 3
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 16 juni 2020
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek
van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst
van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 2 juni 2020 voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties. Bij brief van 15 juni 2020 zijn ze door de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Ziengs
De griffier van de commissie, Roovers
1
Vraag:
Waarop is de meerjarenbegroting van de NCG gebaseerd? Van hoeveel te versterken panden
wordt daarbij uitgegaan?
Antwoord:
Voor de meerjarenbegroting van de NCG is in 2015 meerjarig een bedrag van € 430 mln.
beschikbaar gesteld. De middelen uit deze enveloppe die betrekking hebben op apparaat,
werk en onderzoeksbudget en woningmarkt zijn bij nota van wijzing overgemaakt naar
de BZK begroting.
Dit zijn publieke middelen die beoogd waren ingezet te worden naast de versterkingsoperatie.
In de versterkingsoperatie betaald NAM alle kosten die nodig zijn om gebouwen aan
de veiligheidsnorm te laten voldoen.
Na het Mijnraadadvies van 2018 heeft de versterkingsoperatie een ander karakter gekregen.
In 2019 is versterkingsoperatie is publiek gemaakt. Voorheen werd de versterking uitgevoerd
door het Centrum voor Veilig Wonen in opdracht van NAM. Deze rol is vanaf 2020 overgenomen
door de NCG.
Het uitgangspunt is dat circa 26.000 woningen worden opgenomen en beoordeeld of deze
aan de veiligheidsnorm voldoen. Wanneer zij daar niet aan voldoen worden zij op kosten
van de NAM versterkt.
De meerjarenbegroting van de NCG wordt gebaseerd op het aantal gebouwen waarvan blijkt
dat ze vervolgens versterkt moeten worden en de daar voor benodigde apparaatskosten
van de NCG.
2
Vraag:
Welk percentage van alle kosten voor de versterking komt terecht bij gedupeerden?
Hoe staan die kosten in verhouding tot alle overige kosten van de versterking?
Antwoord:
De versterkingsoperatie werd tot 2020 uitgevoerd door het Centrum Veilig Wonen in
opdracht van NAM. NAM gaf geen informatie over welk percentage van alle versterkingskosten
bij de gedupeerden terecht kwam.
De versterkingsoperatie wordt sinds januari 2020 publiek uitgevoerd. De uitgaven zijn
in het eerste kwartaal op gang gekomen maar nog niet representatief genoeg om een
verhouding tussen de totale kosten en de kosten voor versterking die bij gedupeerden
terecht komen aan te kunnen geven. De verwachting is dat naarmate de versterkingsoperatie
op gang is gekomen hier meer over gezegd kan worden.
3
Vraag:
Welk percentage van alle kosten voor het toekomstperspectief is ten gunste van de
gedupeerden? Hoe staan die kosten in verhouding tot alle overige kosten betreffende
het NPG?
Antwoord:
Het NPG is bedoeld om toekomstperspectief te bieden voor Groningers en niet specifiek
gedupeerden. Dat betekent dat alle middelen worden ingezet om de leefbaarheid van
het gebied te verbeteren, maar dat er ook geïnvesteerd wordt in de energietransitie
en werkgelegenheid van de toekomst. Er is daarom niet aan te geven welk percentage
ten gunste komt van de gedupeerden.
4
Vraag:
Kan vanuit het perspectief van ruimtelijke ordening aangegeven worden wat de actuele
stand van zaken is van het Kustpact dat in 2017 is gesloten? Kan hierbij ook aangegeven
worden voor locaties in het duin- en kustgebied, waar het kustpact op ziet, er op
dit moment bouwplannen zijn en om hoeveel gebouwen het gaat?
Antwoord:
Het afgelopen jaar is de samenwerking tussen Kustpactpartners verder vorm gegeven
en gezamenlijk gestart met de uitwerking van een monitor voor recreatieve bebouwing
en kernkwaliteiten van de kust. Daarnaast is de vanuit het Kustpact ingezette wijziging
van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bijna afgerond. Zoals
op vragen van de fractie van GroenLinks in het wetgevingstraject eerder aangegeven
bestaat er op dit moment geen landelijk systeem waarin vergunningen voor bouwplannen worden bijgehouden (Kamerstukken II 2019/20, 29 383, nr. 334). Voor de monitor Kust is het de bedoeling dat er een uniforme datastructuur wordt opgezet zodat een beeld geschetst kan worden van de bebouwing in de kustzone.
Voor de zomer zal ik de Kamer via de jaarlijkse voortgangsbrief nader informeren over
de uitvoering van het Kustpact.
5
Vraag:
Op welke manieren kan met € 100 mln een maximale CO2-winst worden behaald binnen de gebouwde omgeving, bij woningen die buiten het Programma
Aardgasvrije Wijken vallen?
Antwoord:
In het kader van het Urgenda-vonnis is € 10 mln. van 2022 naar 2020 geschoven om de
versnelde reductie van CO2-uitstoot in de gebouwde omgeving te bereiken van gemengde Verenigingen van Eigenaars
(VvE´s). VvE’s kunnen eenvoudiger bij het NEF/Warmtefonds terecht. Daarnaast wordt
ingezet op reductie van energiegebruik via eenvoudige energiebesparende maatregelen
bij huishoudens in zowel huur als koopwoningen. Ook is besloten de regeling vermindering
verhuurderheffing opnieuw open te stellen. De inzet van deze instrumenten kunnen zowel
binnen als buiten het Programma Aardgasvrije Wijken plaats vinden. Het totaal van
deze middelen telt overigens ruim op tot boven de € 100 mln.
6
Vraag:
Is de verwachting dat er meer middelen nodig zijn voor de versterkingsoperatie in
Groningen en zo ja, waarom zijn deze niet reeds meegenomen in deze begroting?
Antwoord:
De kosten van de versterkingsoperatie worden op basis van daadwerkelijk gerealiseerde
uitgaven achteraf in rekening gebracht bij NAM. NAM betaalt alle kosten die nodig
zijn voor de veiligheid om gebouwen aan de veiligheidsnorm te laten voldoen.
7
Vraag:
Waarom is er in 2019 16.7 miljoen overgebleven uit het EZK budget voor de versterking
in Groningen en is dit bedrag niet gebruikt voor de reeds vertraagde versterking?
Antwoord:
Deze middelen zijn bedoeld voor de verduurzaming van woningen die op kosten van NAM
worden versterkt. Hiervoor is € 7.000 per woning beschikbaar. In 2019 zijn er middelen
overgebleven omdat er minder huizen duurzaam zijn versterkt dan was voorzien. Deze
middelen zijn weer toegevoegd aan de begroting 2020 en blijven beschikbaar voor de
verduurzaming van te versterken woningen.
8
Vraag:
Is het de verwachting dat later dit jaar bij een incidentele suppletoire begroting
het bedrag voor de huurtoeslag moet worden opgehoogd vanwege de coronacrisis?
Antwoord:
De effecten met betrekking tot huurtoeslag voor zowel de korte als op de lange termijn
zijn nog onzeker. Momenteel hebben de gevolgen van corona nog geen zichtbaar effect
gehad op de verstrekte voorschotten (stand tot en met mei). Als de effecten in de
realisatie zichtbaar worden zal dit voor het lopende jaar in de tweede suppletoire
begroting gemeld worden. De verwachting is dat voorjaar 2021 de economische effecten
en doorwerking daarvan op de omvang van de huurtoeslag voor de langere termijn voldoende
duidelijk zal zijn om in de raming en begroting te verwerken van de eerste suppletoire
begroting 2021 en begroting 2022.
9
Vraag:
Hoeveel geld blijft er na de eerste tranche voor de woningbouwimpuls precies op de
aanvullende post staan en wanneer wordt dat geld overgeheveld?
Antwoord:
Met een woningbouwimpuls van € 1 mld. wordt per 2020 gewerkt aan het inlopen van het
woningtekort en het meerjarig hoog houden van de bouwproductie. Bij de eerste suppletoire
begroting 2020 is € 600 mln. overgeheveld van de Aanvullende post van het Ministerie
van Financiën naar de begroting van BZK. Bij incidentele suppletoire begroting is
in het kader van de doorbouwopgave en corona aanvullend € 100 mln. overgeheveld naar
de begroting van BZK. Zodoende resteert € 300 mln. op de Aanvullende post van het
Ministerie van Financiën en € 700 mln. op de begroting van BZK. Het voornemen is bij
Voorjaarsnota 2021 te besluiten over de overboeking van de resterende middelen naar
de BZK-begroting.
10
Vraag:
Wanneer verschijnt er een bijgestelde raming voor de huurtoeslag, waarin ook de effecten
van de Corona crisis zijn verwerkt?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 8.
11
Vraag:
Welke «doorbouw-maatregelen» die eind mei werden aangekondigd vallen binnen de 200
miljoen euro voor de woningbouwimpuls, welke zijn aanvullend en wat is de dekking
van aanvullende maatregelen?
Antwoord:
Het kabinet heeft besloten middelen beschikbaar te stellen om te zorgen dat de bouw
ten tijde van de coronacrisis op gang wordt gehouden. Met een incidentele suppletoire
begroting worden de bedragen voor het jaar 2020 budgettair verwerkt. De begroting
van BZK wordt in 2020 verhoogd met een bedrag van totaal € 170 mln. Dit is onderverdeeld
naar € 20 mln. voor flexpools om gemeenten in staat te stellen vertraging in de planfase
aan te pakken en € 50 mln. voor renovatie en verduurzaming van maatschappelijk vastgoed.
Deze twee maatregelen zijn generaal van dekking voorzien. Daarnaast is € 50 mln. om
de huisvesting van kwetsbare groepen een stimulans te geven en wordt € 50 mln. van
de middelen voor de woningbouwimpuls eerder ingezet Deze laatste twee maatregelen
worden gedekt uit € 100 mln. middelen woningbouwimpuls op de Aanvullende Post in 2023
die worden overgeheveld naar de begroting van BZK en via een kasschuif in 2020 worden
ingezet.
12
Vraag:
Is in de loonbijstelling rekening gehouden met een nieuwe cao-rijksambtenaren?
Antwoord:
De loonbijstelling voor 2020 is gebaseerd op de uitkomsten van het referentiemodel.
Dit model volgt de loonontwikkeling in de markt, zodat de overheid in staat is deze
desgewenst te volgen.
13
Vraag:
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het komen tot een nieuwe cao-rijksambtenaren?
Antwoord:
Op 11 juni starten de onderhandelingen voor een nieuwe CAO Rijk. Omdat de huidige
cao op 1 juli 2020 afloopt, is het streven voor het zomerreces een akkoord met de
bonden te bereiken.
14
Vraag:
Kan nader worden toegelicht hoe het afromen van een surplus precies tot stand komt?
Antwoord:
In artikel 27 van de regeling agentschappen is bepaald dat het eigen vermogen van
een baten-lastenagentschap is gebonden aan een maximumomvang van 5% van de gemiddelde
jaaromzet, berekend over de laatste drie jaar. Artikel 10 van de regeling agentschappen
bepaalt dat het surplus – het deel dat de toegestane maximumomvang overschrijdt –
aan de eigenaar van het betreffende agentschap vervalt. In geval er een tekort is
het ook aan de eigenaar om dit aan te vullen. De eigenaar van een agentschap is veelal
de secretaris-generaal dan wel een directeur-generaal van het departement waaronder
het agentschap valt. Namens de eigenaar wordt het betreffende agentschap verzocht
het surplus af te storten aan de eigenaar. Na ontvangst van het surplus wordt deze
als ontvangst verantwoord op het betreffende begrotingsartikel.
15
Vraag:
Hoeveel budget is in de eindejaarsmarge doorgeschoven voor de woondeals? Voor welke
regio’s is hierbij hoeveel budget gereserveerd?
Antwoord:
In totaal afgerond € 2,8 mln. Dit betreft een bijdrage aan Amsterdam van € 2 mln.
voor de «Corridorstudie Amsterdam-Hoorn» voor de versnelling van woningbouw rondom
drie stationslocatie en een bijdrage aan de regio Arnhem/Nijmegen voor de inrichting
van de Versnellingstafel en het uitvoeringsprogramma van € 750.000,–.
16
Vraag:
Wanneer en op welke wijze wordt het volgende democratiefestival georganiseerd?
Antwoord:
Zoals aangegeven in mijn Kamerbrief van 21 februari 2020 (Kamerstukken II 2019/20,
35 300 VII, nr. 105), is het voornemen om het festival in 2021 te organiseren op Veur-Lent in Nijmegen.
De organisatie zal in handen liggen van een onafhankelijke stichting. De lessen uit
de evaluatie van de vorige editie worden bij de ontwikkeling van de volgende editie
meegenomen. Bij deze editie zal meer sprake zijn van sponsoring en bijdragen van fondsen,
meer programmapartners en een bredere inhoudelijke programmering. Om hiervoor de eerste
voorbereidingen te treffen heeft BZK aan de VNG een subsidie verstrekt. Daarnaast
ben ik van plan om een subsidie te verstrekken aan de onafhankelijke stichting die
het Democratiefestival in 2021 zal organiseren. BZK zal naast anderen één van de partners
van het Democratiefestival worden. Voor het festival in 2021 zal ook worden gewerkt
aan een alternatief scenario, voor het geval er dan nog corona-beperkingen gelden.
17
Vraag:
Kan nader worden toegelicht wat er concreet gebeurt om wooncoöperaties te ondersteunen?
Hoe wordt precies bepaald welk initiatief hoeveel geld ontvangt?
Antwoord:
Platform31 voert op dit moment een programma voor BZK uit waarbij wooncoöperaties
externe begeleiding kunnen krijgen. De bedoeling is dat met deze begeleiding het tostandkomen
van de coöperatie een stap dichterbij komt. De projecten zijn geselecteerd op basis
van in welke fase zij zich bevinden, de doelgroep en kans op succes. Over de voortgang
van de pilots zal de Tweede Kamer na het zomerreces worden geïnformeerd.
18
Vraag:
Hoeveel wooncoöperaties zijn er op dit moment (bij benadering) in Nederland? Aan hoeveel
initiatieven wordt (bij benadering) gewerkt?
Antwoord:
Een volledig overzicht van alle initiatieven is niet te geven, initiatieven kunnen
zich in allerlei (informele) stadia bevinden en hoeven zich niet bij mij te registreren
of hun voortgang te rapporteren. Een zeer uitgebreid overzicht is wel te vinden op
de website van Cooplink, het kennisnetwerk voor wooncoöperaties. Bij Cooplink zijn
op dit moment 67 initiatieven geregistreerd. Veel initiatieven hebben daarnaast een
eigen website waarop hun voortgang wordt bijgehouden.
19
Vraag:
Kunt u nader ingaan op de vertraging van de werkzaamheden in het kader van de wooncoöperaties
in 2019 en welke werkzaamheden in 2020 hiertoe worden verricht?
Antwoord:
Er is al enkele jaren doorlopend aandacht voor de wooncoöperatie. In 2020 is gestart
met het door Platform31 laten begeleiden van initiatieven. Daarnaast loopt op dit
moment een onderzoek naar de financiering van wooncoöperaties en mogelijke belemmeringen
daarbij. Over de voortgang van de pilots en het resultaat van het onderzoek zal de
Tweede Kamer rond de zomer worden geïnformeerd.
20
Vraag:
Voor hoeveel personen in totaal is via de tijdelijke regeling stimulering huisvesting
vergunninghouders een huisvestingsvoorziening georganiseerd?
Antwoord:
In het kader van de Tijdelijke regeling stimulering huisvesting vergunninghouders
zijn in totaal 562 vergunninghouders gehuisvest.
21
Vraag:
Op welke manier ontstaat een meevaller op de huurtoeslag door de adviezen van de commissie
Donner en welk bedrag is hiermee gemoeid?
Antwoord:
Door de adviezen van de commissie Donner ontstaat geen meevaller op de huurtoeslag.
Maatregelen die als gevolg van de adviezen van de commissie Donner worden genomen,
verhogen het budget huurtoeslag vanaf 2020 jaarlijks met ca. € 2,5 mln.
Deze bedragen worden gedekt vanuit de in maart 2020 geraamde incidentele meevaller
in de huurtoeslag.
22
Vraag:
Hoeveel mensen ontvangen op dit moment huurtoeslag?
Antwoord:
Momenteel ontvangen circa 1,4 miljoen personen huurtoeslag.
23
Vraag:
Hoeveel huurtoeslag krijgen ontvangers gemiddeld?
Antwoord:
Omdat de indieningstermijn voor het aanvragen van huurtoeslag over 2019 pas per 1 september
2020 verstrijkt en de huurtoeslag nog definitief moet worden vastgesteld, kunnen alleen
nog voorlopige cijfers worden verstrekt. De aantallen aanvragen met een positieve
toekenning kunnen door de controle nog afnemen. Voor het jaar 2018 is het beeld wel
betrouwbaar, omdat reeds meer dan 90% van de toekenningen definitief is vastgesteld.
Huurtoeslagontvangers ontvingen in 2018 gemiddeld € 2.575 huurtoeslag per jaar.
24
Vraag:
Hoeveel huishoudens die huurtoeslag ontvangen zitten boven de aftoppingsgrens?
Antwoord:
Omdat de indieningstermijn voor het aanvragen van huurtoeslag over 2019 pas per 1 september
2020 verstrijkt en de huurtoeslag nog definitief moet worden vastgesteld, kunnen alleen
nog voorlopige cijfers worden verstrekt. De aantallen aanvragen met een positieve
toekenning kunnen door de controle nog afnemen. Voor het jaar 2018 is het beeld wel
betrouwbaar, omdat reeds meer dan 90% van de toekenningen definitief is vastgesteld.
In 2018 had circa 26% van de huurtoeslagontvangers een huur boven de voor hen geldende
aftoppingsgrens.
25
Vraag:
In hoeverre is de verwachting dat door corona het verwachte aantal huishoudens met
huurtoeslag zal stijgen en met welk budgettair gevolg?
Antwoord:
Er is op dit moment nog geen goed beeld van de doorwerking van corona op het verwachte
aantal huishoudens met huurtoeslag. Zoals in het antwoord op vraag 8 is aangegeven
heeft corona momenteel nog geen zichtbaar effect gehad op de verstrekte voorschotten
en zijn de effecten met betrekking tot huurtoeslag op zowel de korte als de lange
termijn onzeker.
26
Vraag:
Kunt u nader ingaan op het gevolg van de uitkomsten van commissie Donner voor de raming
van de huurtoeslag in de komende jaren?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 21
27
Vraag:
In hoeverre ontvangen andere regio’s waar een woondeal is afgesloten financiële ondersteuning
vanuit het Rijk?
Antwoord:
Het Ministerie van BZK heeft een beperkt budget beschikbaar gesteld voor de uitvoering
van de gesloten woondeals. Deze middelen worden besteed aan onder andere versnellingslocaties
en de inzet van flexpools waarin gemeenten ambtelijke capaciteit delen. In de maatregelen
die het kabinet onlangs heeft gepresenteerd om de bouw op gang te houden ten tijde
van corona is extra budget beschikbaar gesteld om ondersteuning van dergelijke versnellingsacties
op regionaal niveau breder mogelijk te maken. Daarnaast is de financiële impuls van
€ 2 mld. die het kabinet op Prinsjesdag beschikbaar heeft gesteld voor woningbouw
is niet alleen gericht op de woondeals. Wel is het zo dat onder andere de woondealgemeenten
aanspraak maken op een hogere korting op de verhuurderheffing voor nieuwbouw. Voor
de woningbouwimpuls komen de regio’s met een substantiële woningschaarste prioritair
aan bod, dat zijn woningbouwlocaties in de woondealregio’s en daarnaast ook andere
regio’s met een woningtekort en -behoefte hoger dan het landelijke gemiddelde.
28
Vraag:
Welke inspanningen pleegt u onder het programma «Bevordering eigen woningbezit»?
Antwoord:
Het betreft hier de programmakosten voor de regelingen BEW oud (laatste betalingen
staan gepland in 2021) en BEW plus (laatste betalingen staan gepland in 2026).
29
Vraag:
Kunt u nader ingaan op de oorzaak dat veel aanvragen voor huisvesting statushouders
zijn ingetrokken?
Antwoord:
Een groot deel van de projecten waar budgetreservering in het kader van de Tijdelijke
regeling stimulering huisvesting vergunninghouders voor was aangevraagd zijn niet
tot uitvoering gekomen. Dit heeft diverse oorzaken, waaronder de dalende asielinstroom
en doordat partijen uiteindelijk voor een andere huisvestingsoplossing hebben gekozen.
30
Vraag:
Kunt u toelichten wanneer van de € 1 miljard die is uitgetrokken voor woningbouwimpuls
en waarvan nu € 600 miljoen aan de begroting van Binnenlandse Zaken wordt overgemaakt
(voor de jaren 2020, 2021 en 2022), de overige € 400 miljoen wordt ingezet?
Antwoord:
Het Kabinet heeft met Prinsjesdag 2019 € 1 mld. beschikbaar gesteld voor de woningbouwimpuls
voor het versneld bouwen van meer betaalbare woningen voor starters en mensen met
een middeninkomen. Bij de eerste suppletoire begroting is € 600 mln. overgeheveld
van de Aanvullende post van het Ministerie van Financiën naar de begroting van BZK.
Bij incidentele suppletoire begroting (Kamerstukken II 2019/20, 35 478, nr. 2) is aanvullend € 100 mln. overgeheveld naar de begroting van BZK. Zodoende resteert
€ 300 mln. op de Aanvullende post van het Ministerie van Financiën en staat € 700
mln. op de begroting van BZK. De resterende € 300 mln. is beschikbaar voor de jaren
2022 (€ 150 mln.) en 2023 (€ 150 mln.).
31
Vraag:
Acht u het, gelet op de aflopende kabinetsperiode volgend jaar, waarschijnlijk dat
de overige € 400 miljoen voor de woningbouwimpuls die nu nog niet aan de begroting
wordt toegevoegd, nog een bestemming krijgt in deze kabinetsperiode?
Antwoord:
Bij incidentele suppletoire begroting is in het kader van de doorbouwopgave en corona
€ 100 mln. overgeheveld naar de begroting van BZK van de Aanvullende post van het
Ministerie van Financiën. Deze middelen zijn naar voren gehaald uit het jaar 2023
naar het jaar 2020. Zo wordt een terugval in de bouwproductie voorkomen als gevolg
van corona en kan bijgedragen worden aan het versneld realiseren van betaalbare woningen,
waaronder voor kwetsbare doelgroepen als dak- en thuislozen. Tijdens het Wetgevingsoverleg
Verhuurderheffing van 19 mei jl. heb ik aangegeven dat ik samen met de sector verder
kijk naar wat in de volgende fase stap voor stap nodig is. Waar dat kan, zal ik daar
iedere keer vanuit mijn positie aan toevoegen wat helpt. Het voornemen is bij Voorjaarsnota
2021 te besluiten over de overboeking van de resterende middelen naar de BZK-begroting.
32
Vraag:
Waarom kiest u ervoor om van de middelen die beschikbaar zijn voor
woningbouwimpuls (€ 600 miljoen voor de jaren 2020, 2021 en 2022) via een zogeheten
kasschuif € 50 miljoen van 2020 naar 2021 te schuiven?
Antwoord:
Bij Voorjaarsnota is besloten om € 50 mln. van 2020 naar 2021 te schuiven, omdat ik
rond de start van de corona van gemeenten signalen kreeg dat zij als gevolg van corona
mogelijk meer tijd nodig hebben om aanvragen voor de woningbouwimpuls rond te krijgen.
Mede via de Impulskamers is gebleken dat gemeenten de woningbouwimpuls als prioritair
dossier behandelen tijdens corona, en dat gemeenten voor een belangrijk deel voor
de jaren 2020 en 2021 aanvragen voorbereiden. Bij Incidentele suppletoire begroting
is de schuif daarom teruggedraaid door € 50 mln. uit 2023 naar 2020 te schuiven. Aanvullend
is € 50 mln. uit 2023 naar 2020 geschoven voor de bouw van betaalbare woningen voor
kwetsbare doelgroepen, zoals dak- en thuislozen en arbeidsmigranten.
33
Vraag:
Kunt u nader ingaan voor welke periode de woningbouwimpuls beschikbaar zal zijn met
de huidige budgettaire plafonds in de regeling?
Antwoord:
De woningbouwimpuls is beschikbaar voor de periode 2020 t/m 2023. Het kasritme is
als volgt (inclusief de middelen op de Aanvullende post van het Ministerie van Financiën):
x mln. euro
2020
2021
2022
2023
Kasritme woningbouwimpuls (waarvan AP)
300
300
250 (150)
150 (150)
34
Vraag:
In hoeverre bestaat er bij een groot animo voor de woningbouwimpuls de mogelijkheid
dat deze wordt verlengd dan wel geïntensiveerd?
Antwoord:
Tijdens het Wetgevingsoverleg Verhuurderheffing van 19 mei jl. heb ik het belang onderstreept
van het op gang houden van de bouw ten tijde van corona. Ik heb daarom 20 mei jl.
een pakket maatregelen gepresenteerd dat er op gericht is om in 2020 zoveel mogelijk
door te bouwen, door bijvoorbeeld het naar voren halen van middelen van de woningbouwimpuls
en als onderdeel daarvan de bouw van huisvesting voor kwetsbare groepen te versnellen.
Tijdens het Wetgevingsoverleg heb ik aangegeven dat ik samen met de sector verder
kijk naar of en zo wat in de volgende fase stap voor stap nodig is. Waar dat kan,
zal ik daar iedere keer vanuit mijn positie aan toevoegen wat helpt Dat zou ook binnen
de woningbouwimpuls kunnen.
35
Vraag:
Hoe wordt geborgd dat uitkeringen richting decentrale overheden in het kader van de
woningbouwimpuls ook daadwerkelijk aan het betreffende doel worden besteed?
Antwoord:
De bijdragen aan gemeenten betreffen specifieke uitkeringen. Een specifieke uitkering
is een instrument dat de mogelijkheid geeft om te sturen op de wijze waarop een doel
wordt bereikt door voorwaarden te stellen aan de inzet van middelen. Het versnellen
of realiseren van de bouw van betaalbare woningen wordt het beste bediend met een
specifieke uitkering en de voorwaarden en procedures die zijn beschreven in het Besluit
en de Regeling Woningbouwimpuls. Zo wordt er niet alleen gestreefd om de middelen
daar uit te geven waar ze het meest nodig zijn, maar daarnaast ook naar een zo efficiënt
mogelijke besteding. Indien tijdens de jaarlijkse verantwoording blijkt dat de middelen
niet of onvoldoende worden besteed aan het betreffende doel, dan kunnen de middelen
teruggevorderd worden.
36
Vraag:
Wat betekent het feit dat het resterende bedrag van de woningbouwimpuls nog op de
aanvullende post bij Financiën staat voor de mogelijkheden de uitgaven snel op te
schroeven bij een groot animo tot 2022?
Antwoord:
Tijdens het Wetgevingsoverleg Verhuurderheffing van 19 mei jl. heb ik het belang onderstreept
van het op gang houden van de bouw ten tijde van de coronacrisis. Ik heb daarom 20 mei
jl. een pakket maatregelen gepresenteerd dat er op gericht is om in 2020 zoveel mogelijk
door te bouwen, door bijvoorbeeld het naar voren halen van middelen van de woningbouwimpuls
en als onderdeel daarvan de bouw van huisvesting voor kwetsbare groepen te versnellen.
Deze middelen worden bij incidentele suppletoire begroting overgeheveld van de Aanvullende
post bij het Ministerie van Financiën naar de begroting van BZK. Tijdens het Wetgevingsoverleg
heb ik verder aangegeven dat ik samen met de sector verder kijk naar wat in de volgende
fase stap voor stap nodig is. Waar dat kan, zal ik daar iedere keer vanuit mijn positie
aan toevoegen wat helpt. Het voornemen is bij Voorjaarsnota 2021 te besluiten over
de overboeking van de resterende middelen naar de BZK-begroting.
37
Vraag:
Voor welk bedrag uit de woningbouwimpuls wordt naar verwachting aanspraak gemaakt
door partijen in het kader van de stikstofproblematiek?
Antwoord:
De woningbouwimpuls kan ook een oplossing zijn indien de stikstofdepositie een belemmering
vormt voor de startbouw. Bij sommige bouwprojecten blijken aanvullende maatregelen
nodig om de stikstofdepositie in stikstofgevoelige Natura-2000 gebieden te verlagen
of komen er extra kosten bij in de bouwfase, omdat er stikstofarm gebouwd moet worden.
De woningbouwimpuls kan ingezet worden indien dit soort elementen ertoe leiden dat
er bij de gemeente een publiek tekort ontstaat. Vanuit de Impulskamers weet ik dat
verschillende gemeenten aanvragen voorbereiden voor projecten die een relatie hebben
met de stikstofproblematiek, waarvan een deel voor de eerste tranche.
38
Vraag:
Hoeveel woningen worden dit jaar energiezuiniger gemaakt?
Antwoord:
Er is in 2020 € 8,5 mln. toegevoegd aan regeling Stimulering Energiebesparing Eigen
Huis.
Uit ervaringsgegevens blijkt het gemiddelde toegekende subsidiebedrag rond de € 1.500
te liggen. De verwachting is dat dat met dit budget 5.000 à 6.000 (koop) woningen
energiezuiniger gemaakt gaan worden.
39
Vraag:
Welke inspanningen pleegt u om de middelen die in 2019 in het kader van de Urgenda-middelen
niet zijn uitgegeven in 2020 wel tot uitputting te laten komen?
Antwoord:
De doorgeschoven middelen voor Urgenda voor de regeling reductie energiegebruik uit
2019 zijn in 2020 volledig uitgegeven. De niet benutte middelen voor de Subsidie Energiebesparing
Eigen Huis (SEEH) zijn toegevoegd aan 2020. In mijn brief van 20 mei jl. (Kamerstukken
II 2019/20, 32 847, nr. 650) zijn maatregelen benoemd die er op zijn gericht dat er ten tijde van in corona zoveel
mogelijk wordt doorgebouwd en dat investeringen niet worden uitgesteld. Een van de
elementen daarbij is een tijdelijke verhoging van de subsidiepercentages in de regeling
Stimulering Energiebesparing Eigen Huis. Verwacht wordt dat dit eigenaar-bewoners
een extra prikkel geven om verduurzaming niet uit te stellen, maar toch te treffen.
40
Vraag:
Waarom is in het kader van de STEP, gegeven het belang van de verduurzaming van de
huursector, er niet voor gekozen om het budget voor 2020 te verhogen in plaats van
het dekken van de tekorten van 2019 met de middelen van 2020?
Antwoord:
De uitgaven in 2019 voor de Stimuleringsregeling energieprestatie huursector (STEP)
zijn met 10,1 mln. hoger uitgevallen, omdat RVO.nl in 2019 meer vaststellingen heeft
behandeld dan verwacht, waardoor het uitgekeerde subsidiebedrag hoger uitkomt dan
het beschikbare budget op de begroting voor het jaar 2019. Dit heeft echter geen effect
op de uitbetaling van het totale oorspronkelijke beschikbare budget van € 395 mln.
en daarmee ook niet op de doelstellingen van de regeling. De regeling is in 2018 gesloten.
Er vindt nog uitbetaling plaats op de aanvragen en er vindt ook verlening en uitbetaling
plaats van projecten die op de wachtlijst staan, op basis van de vrijval van middelen
van projecten die niet gerealiseerd en tot betaling zijn gekomen.
41
Vraag:
Wat betekent het verlagen van de beschikbare middelen voor de STEP in 2020 voor het
ambitieniveau om uitstoot in de gebouwde omgeving terug te dringen?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 40.
42
Vraag:
Kunt u per jaar aangeven welke inspanningen u pleegt met de middelen ter beschikking
van de begrotingspost «warmtefonds en ontzorging»?
Antwoord:
De middelen voor financiering en ontzorging die nu op de begroting staan in de jaren
2021 tot en met 2024, worden ingezet voor het aanbieden van financiering voor woningeigenaren
en Verenigingen van Eigenaren via het Warmtefonds (nu nog de stichting Nationaal Energiebespaarfonds
dat wordt omgezet naar het Warmtefonds). Het Warmtefonds biedt deze financiering aan
door een combinatie van de genoemde rijksmiddelen en budget van private geldverstrekkers.
Voor de huidige doelgroepen van het Warmtefonds is de verhouding publiek en privaat
geld ongeveer 1:3. Voor de bijzondere doelgroepen die worden toegevoegd aan het Warmtefonds
wordt, omdat het waarschijnlijk nog om lage aantallen financieringen gaat, in de eerste
jaren alleen rijksgeld gebruikt. De rijksmiddelen worden via een subsidiebeschikking
verplicht en uitbetaald aan het Warmtefonds. Een deel van het rijksbudget zal revolveren
(terugkeren naar het Warmtefonds om meerdere malen ingezet te worden) en een deel
zal opgaan aan kosten. In welke verhouding is nu nog niet met zekerheid te zeggen.
Dat hangt onder meer af van het feitelijke gebruik van het fonds door de verschillende
doelgroepen.
43
Vraag:
Kunt u aangeven waarom er geen middelen zijn opgenomen voor de renovatieversneller?
Antwoord:
In de eerste suppletoire begroting 2020 van BZK zijn geen mutaties voor de Renovatieversneller
opgenomen. Dit jaar is hier ook geen budget voor beschikbaar. Per abuis is de regeling
onder het instrument subsidies wel in de budgettaire tabel opgenomen. Voor de Renovatieversneller
is in 2022 € 15 mln. beschikbaar. Dit bedrag loopt jaarlijks met € 10 mln. op tot
€ 45 mln. in 2025 (Kamerstukken II 2019/20, 35 300 VII, nr. 86).
44
Vraag:
Aan welke werkzaamheden worden de € 1,8 miljoen voor handhaving EPBD besteed?
Antwoord:
Op 10 maart 2020 zijn er in de bouwregelgeving nieuwe eisen ingevoerd voor de energieprestatie
van installaties (Staatsblad 2020, 84; Staatscourant 2020, 13004). Met deze eisen is de tweede herziening van de Europese richtlijn energieprestatie
van gebouwen (EPBD III) geïmplementeerd. Het gaat om eisen voor energiezuinigheid
voor installaties in gebouwen, keuringen van verwarmings- en airconditioningsystemen
en laadinfrastructuur voor elektrisch vervoer. Gemeenten zijn bevoegd gezag voor toezicht
en handhaving op de eisen. Door mijn ministerie wordt in 2020 € 1,8 mln. beschikbaar
gesteld voor toezicht en handhaving van deze eisen door gemeenten.
45
Vraag:
Kunt u nader duiden wat er in het kader van de herschikking binnen de middelen voor
de uitvoeringskosten van het energielabel plaatsvindt?
Antwoord:
Het betreft het technisch op de juiste instrumenten plaatsen van de middelen om deze
middelen op het juiste instrument te kunnen verantwoorden.
46
Vraag:
Welke werkzaamheden verrichten de expertteams voor de regionale energiestrategieën
en het team centrale warmte en aardgasvrij?
Antwoord:
De volgende werkzaamheden worden verricht:
– Werkzaamheden expertpool voor de regionale energiestrategieën
Als onderdeel van de ondersteuning van de regio’s bij het maken van de RES biedt het
Nationaal Programma RES een pool met experts voor de vragen van de regio’s over de
RES. Via een helpdesk kunnen de regio’s de experts inschakelen. Deze experts kunnen
vragen beantwoorden en/of ondersteuning bieden op diverse kennisvelden. Het gaat hier
om kennis op het gebied van analysekaarten, data en techniek, proces, organisatie
en participatie, ruimtelijke inrichting, systeem efficiëntie, RES & Klimaatakkoord
en warmtevraagstukken.
– Werkzaamheden experts ECW
Het Expertise Centrum Warmte (ECW) is een deskundig kenniscentrum. De experts van
dit centrum ondersteunen gemeenten technisch, economisch en wat betreft duurzaamheid
bij de warmtetransitie van de Nederlandse woningen en gebouwen in wijken en buurten.
Het ECW werkt nauw samen met het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), het Programma
Aardgasvrije Wijken (PAW) en het Nationaal Programma Regionale Energiestrategie (NP
RES).
47
Vraag:
Hoe wordt het geld voor de PRE besteed?
Antwoord:
De Programma Reductie Energiebesparing (PRE) middelen worden ingezet om particuliere
woningeigenaren te helpen om kleine energiebesparende maatregelen te nemen in hun
woningen. Eind 2019 zijn de verplichtingen hiervoor aangegaan, begin 2020 zijn de
middelen overgemaakt naar gemeenten die t/m 31 mrt 2021 de tijd hebben om de energiebesparende
maatregelen uit te voeren. Het doel van het PRE is het energiegebruik van particuliere
woningen in Nederland te reduceren met 0,2 Mton. Denk hierbij aan maatregelen zoals
ledlampen, radiatorfolie, optimaliseren CV installaties, energieadviezen, energieverbruiksmeters,
waterbesparende douchekoppen, energiebesparende stekkers en tochtstrips.
48
Vraag:
Welke werkzaamheden worden door gemeenten uitgevoerd met de specifieke uitkeringen
in het kader van de Urgenda-uitspraak, en welke meetbare doelen worden nagestreefd?
Antwoord:
Zie het antwoord bij vraag 47.
49
Vraag:
Hoeveel procent van de grond in Nederland is in bezit van de rijksoverheid?
Antwoord:
Het Kadaster heeft onderzoek gedaan naar de eigendomsverdeling buiten het stedelijke
gebied. Het buitenstedelijk gebied is gebaseerd op alle percelen buiten de bebouwde
kom van de basisregistratie Topografie (Top10NL).
In binnenstedelijk gebied gaat het vooral om vastgoedeigendom. De rijksoverheid heeft
daar procentueel gezien kleine aandelen volgens het Kadaster.
De Staat is, als verschillende rechtspersonen, eigenaar van grofweg een kwart van
alle grond in het buitengebied (dit komt overeen met totaal 1 miljard hectare grond).
Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat is als eigenaar van veel water, infrastructuur
en andere verkeersroutes de grootste grondbezitter. In totaal heeft IenW tweederde
van het totaal aan rijksgrond in bezit. Staatsbosbeheer volgt daarna (24% van het
totaal), waarbij het grondbezit vooral uit natuur en grasland bestaat. Andere rijkspartijen
in deze telling zijn Defensie, Rijksvastgoedbedrijf B, Financiën/Kroondomeinen en
Justitie&Veiligheid.1
Tabel;
RECHTSPERSONEN
AKKERLAND
NATUUR
GRASLAND
INFRA/WATER ROUTES
OVERIG
TOTAAL GROND (BUITENSTEDELIJK)
DE STAAT (IenW)
2.500
40.000
22.700
529.800
60.200
655.200
STAATSBOSBEHEER
22.700
132.700
44.600
11.100
20.100
231.200
DE STAAT (RVB)
33.000
3.000
8.000
800
5.800
50.600
DE STAAT (DEF)
500
12.300
800
600
7.700
21.900
DE STAAT (FIN. KROONDOMEIN)
800
4.500
500
100
100
6.000
DE STAAT (JenV)
–
500
–
–
–
500
TOTAAL
59.500
193.000
76.600
542.400
93.900
965.400
% Totaal NL
24%
eenheid; hectare
50
Vraag:
Met hoeveel opnames, beoordelingen en uitvoeringen wordt rekening gehouden in het
beschikbaar gestelde budget van € 177.589.000 in 2020?
Vraag:
De kosten voor opnames, beoordeling en uitvoeringen worden in rekening gebracht bij
NAM
De € 117.589.000 bestaat uit de bijdrage aan medeoverheden waarop de middelen van
het Nationaal Programma Groningen nu zijn geboekt, Dat programma ziet toe op het bevorderen
van de economische ontwikkeling en leefbaarheid van de regio. De overige middelen
zijn bestemd voor het werk en onderzoeksbudget van de NCG, het woonbedrijf, de bijdrage
aan batch 1488, en de subsidieregeling om woningen te verduurzamen wanneer deze worden
versterkt.
51
Vraag:
Worden er de komende jaren nog meer kosten voor onderhoud en asbestsanering verwacht?
Antwoord:
Zoals eerder aangegeven in de beantwoording van de schriftelijke vragen van de leden
Middendorp en Lodders (Kamerstukken 2019/20, aanhangsel 2372) bedraagt de huidige inschatting van de totale kosten rond de € 24 mln. om de onderhouds-
en asbestsaneringswerkzaamheden van de pachtboerderijen uit te kunnen voeren.
52
Vraag:
Kunt u nader duiden waarom de opbrengsten van het RVB lager uitvallen dan geraamd?
Antwoord:
De lagere (erfpacht)opbrengsten zijn het gevolg van dalende extern vastgestelde pachtprijzen
en de lagere huuropbrengsten zijn het gevolg van de vervreemding van objecten.
53
Vraag:
Met hoeveel opnames, beoordelingen en uitvoeringen wordt rekening gehouden in het
beschikbaar gestelde budget van € 10 miljoen voor 2021 en 2022?
Antwoord:
De kosten voor opnames, beoordeling en uitvoeringen worden in rekening gebracht bij
NAM. Het budget voor € 10 mln. in 2020 en 2021 is bedoeld om woningen te verduurzamen
wanneer deze op kosten van NAM worden versterkt. Hiervoor is € 7.000 per woning beschikbaar.
54
Vraag:
Met hoeveel opnames, beoordelingen en uitvoeringen wordt rekening gehouden in het
beschikbaar gestelde budget van € 0 na 2022?
Antwoord:
De kosten voor opnames, beoordeling en uitvoeringen worden in rekening gebracht bij
NAM. Het budget op de begroting is bedoeld om woningen te verduurzamen wanneer deze
op kosten van NAM worden versterkt. Hiervoor is € 7.000 per woning beschikbaar. De
eerste middelen hiervoor zijn voor 2020 en 2021 overgemaakt vanuit de EZK begroting.
Voor de periode na 2021 zal aanvullend budget vanuit EZK worden overgemaakt
55
Vraag:
Is het bedrag van € 0 gekoppeld aan de gaswinning die nihil zal zijn vanaf oktober
2022?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 54.
56
Vraag:
Wat zijn de gemiddelde kosten van een te versterken woning? Van welke standaarddeviatie
gaat het kabinet uit?
Antwoord:
Van de 26.000 op te nemen en te beoordelen woningen zijn nog te weinig woningen versterkt
om uitspraken te doen over de gemiddelde kosten van een te versterken woning. Aangezien
de voor de veiligheid noodzakelijke kosten in rekening worden gebracht bij NAM wordt
er geen standaarddeviatie gehanteerd.
57
Vraag:
Kan uiteen gezet worden wat de werkelijke kosten voor het pand zijn en wat de uitvoeringskosten
zijn?
Antwoord:
Van de 26.000 op te nemen en te beoordelen woningen zijn nog te weinig woningen versterkt
om uitspraken te doen over de verhouding tussen de werkelijke kosten en de uitvoeringskosten
per pand. Alle kosten die nodig zijn om gebouwen in het aardbevingsgebied aan de veiligheidsnorm
te laten voldoen.
58
Vraag:
Hoeveel fte aan personeel heeft de rijksoverheid op dit moment?
Antwoord:
Ultimo 2019 waren er 119.185 fte (127.176 personen) in dienst bij de rijksoverheid.
De gegevens over het aantal fte dat werkzaam is bij de rijksoverheid zijn gepubliceerd
in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2019, pagina’s 7, 8 en pagina 95 (Tweede
Kamer, 2019–2020, 31 490-279).
59
Vraag:
Hoeveel langdurig niet ingevulde vacatures zijn er bij de rijksoverheid?
Antwoord:
De gegevens over aantal geplaatste vacatures zijn gepubliceerd in de Jaarrapportage
Bedrijfsvoering Rijk 2019, pagina’s 8, 9 en pagina 95. De gemiddelde openstellingsduur
van vacatures in 2019 bedroeg 29 dagen. Van ongeveer 15% van de vacatures in 2019
werd de openstellingstermijn verlengd of werd de vacature binnen een half jaar opnieuw
geopend. Rijksbreed wordt niet geregistreerd of en wanneer een vacature ingevuld is
(Tweede Kamer, 2019–2020, 31490–279).
60
Vraag:
Hoeveel externe inhuur is er op dit moment bij de rijksoverheid? Hoeveel personen
daarvan verdienen boven de WNT-norm?
Antwoord:
Vakministers rapporteren over externe inhuur in het departementale jaarverslag. Voor
2019 bedroegen de totale uitgaven aan externe inhuur bij het Rijk € 1,66 mld.
Voor externe inhuur buiten de zogeheten mantelovereenkomsten geldt een maximumuurtarief
van 225 euro (excl. btw), met het karakter van «pas toe of leg uit». Dit maximumtarief
volgt uit motie de Pater (2009), waarbij gevraagd werd om normering van externe inhuur
buiten de mantelovereenkomsten, uit de overweging dat de WNT-normering evenzeer diende
te gelden voor interim-managers en consultants die door de overheid worden ingehuurd.
Het maximumuurtarief is berekend op basis van de WNT-norm van 2010. In de departementale
jaarverslagen wordt, naast de uitgaven aan externe inhuur, ook gerapporteerd of er
is voldaan aan dit maximumuurtarief. Binnen het Rijk is er in 2019 vier keer sprake
geweest van een overschrijding.
Voorts wordt centraal niet gemonitord hoeveel externen er boven de huidige WNT-norm
verdienen. Voor niet-topfunctionarissen zonder dienstbetrekking geldt geen verantwoordingsplicht
in de zin van de WNT. Daarnaast is de WNT binnen het Rijk van toepassing op functionarissen
van de Top Management Group, maar binnen de Top Management Group wordt voor vervulling
van de topfuncties niet extern ingehuurd.
61
Vraag:
Kan aangegeven worden in percentages hoeveel procent van de huidige rijksambtenaren
dit jaar en in de komende vijf jaar met pensioen gaat?
Antwoord:
Ten opzichte van het aantal rijksambtenaren dat eind 2019 in dienst was heeft 8,0%
een pensioendatum die in de komende vijf jaar ligt. Daarvan heeft 0.8% een pensioendatum
in 2020. Deze percentages worden berekend op basis van de leeftijd van de werknemer.
Hierin is (voortijdige) uitstroom niet meegenomen.
62
Vraag:
In hoeverre zijn de achterstanden bij de huurcommissie verminderd?
Antwoord:
Op dit moment is de Huurcommissie nog niet ingelopen op haar werkvoorraad. Als gevolg
van corona konden geen onderzoeken ter plekke uitgevoerd worden en konden er ook geen
zittingen gehouden worden, waardoor deze fasen in het proces stil zijn komen te liggen.
Door diverse processen aan te passen probeert de Huurcommissie, daar waar mogelijk,
op een andere wijze de werkvoorraad terug te dringen. Deze maand wordt weer gestart
met onderzoeken ter plekke en zittingen waarmee deze processen weer op gang komen.
De Huurcommissie doet wat mogelijk is om haar doelen voor 2020 te halen.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
E. Ziengs, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
C.J.M. Roovers, griffier