Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de Informele EU-Gezondheidsraad d.d. 12 mei 2020
21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
Nr. 562 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 8 juni 2020
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan het kabinet over de brief van 11 mei 2020 inzake de geannoteerde agenda
voor de extra informele videoconferentie van EU-gezondheidsministers van 12 mei 2020
(Kamerstuk 21 501-31, nr. 558).
De vragen en opmerkingen zijn op 8 mei 2020 aan het kabinet voorgelegd. Bij brief
van 5 juni 2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Lodders
De adjunct-griffier van de commissie, Krijger
Inhoudsopgave
blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II.
Reactie van het kabinet
6
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
De leden van de VVD hebben kennisgenomen van de stukken voor de schriftelijke inbreng
ten behoeve van de Informele EU-Gezondheidsraad op 12 mei aanstaande. Zij hebben hierbij
nog enkele vragen.
Deze leden hebben kennisgenomen van het verslag van het schriftelijk overleg met betrekking
tot de extra informele videoconferentie van EU-gezondheidsministers van 15 april jl.1 Deze leden lezen hierin dat Nederland tijdens zijn interventie opgeroepen heeft tot
een gedeeld afwegingskader voor het afschalen van maatregelen. Dit kan lidstaten ondersteunen
om op enig moment op basis van de nationale situatie maatregelen te versoepelen. Het
kabinet acht onderlinge communicatie daarover tussen lidstaten, en tussen buurlanden
in het bijzonder, cruciaal. Kan het kabinet toelichten hoe deze oproep door de overige
lidstaten ontvangen is?
Genoemde leden hebben tevens kennisgenomen van de door de Europese Commissie gepubliceerde
richtsnoeren die ervoor moeten zorgen dat klinische proeven in de Europese Unie kunnen
worden voortgezet tijdens de COVID-19-pandemie.2 Kan het kabinet toelichten of grootschalige klinische onderzoeken vertraging hebben
opgelopen vanwege de COVID-19-pandemie, en zo ja, op welke gebieden deze onderzoeken
zich toespitsen? Kan het kabinet tevens toelichten hoe hij de aanbevelingen uit de
richtsnoeren beoordeelt?
De leden van de VVD-fractie vragen aangaande de exit-strategieën die verschillende
lidstaten hebben gepresenteerd in hoeverre er coördinatie plaatsvindt tussen buurlanden.
De leden van de VVD-fractie hebben de indruk dat er veel discussie lijkt te zijn over
de bouw van de apps (gecentraliseerd versus gedecentraliseerd) en dan met name de
plaats van opslag van de gegevens in het kader van de persoonlijke levenssfeer. De
Raad van Europa, het Europees Parlement en de Europese Commissie geven aan dat een
gedecentraliseerde aanpak, waarbij de gegevens zoveel mogelijk worden opgeslagen op
de telefoon, beter zou zijn in het kader van privacy en gegevensbescherming.3 Het Europees Comité voor gegevensbescherming (EDPB) geeft aan dat beide opties acceptabel
zouden kunnen zijn, maar dat de gedecentraliseerde aanpak gemakkelijker in lijn te
brengen is met het principe van minimale gegevensopslag. Kan het kabinet aangeven
hoe hier in Nederland tegenaan wordt gekeken bij de ontwikkeling van de apps?
De leden van de VVD-fractie constateren dat om ondersteuning te bieden bij het voorkomen
en het mitigeren van verstoringen in het aanbod van geneesmiddelen, samen met de farmaceutische
industrie gewerkt wordt aan het opzetten van het i-SPOC (industry single point of
contact) systeem om de interactie over tekorten tussen de industrie en de EU uitvoerende
stuurgroep te versnellen.4 Kan het kabinet aangeven door welke landen meldingen zijn gedaan van geneesmiddelentekorten
als gevolg van de gezondheidsnoodsituatie? Zijn er in Nederland (dreigende) tekorten?
Hebben de tekorten in andere lidstaten ook gevolgen voor Nederland?
Kan het kabinet tevens toelichten wat de stand van zaken is met betrekking tot de
beschikbaarheid van persoonlijke beschermingsmiddelen in de verschillende lidstaten?
In reactie op de vraag in van de leden van de VVD-fractie in genoemd schriftelijk
overleg over de appreciatie van het voorstel voor een patent pool, dat is ingediend
bij de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), wordt in het antwoord gesteld dat de regering
voorafgaand, en tijdens, de jaarlijkse WHO-vergadering leiderschap zal tonen en zich
expliciet zal uitspreken voor zo’n wereldwijde COVID-19 pool en de WHO hierbij actief
zal steunen. Ook in EU verband zal Nederland dit voorstel actief steunen.5 Genoemde leden vragen of het kabinet kan toelichten hoe overige lidstaten op het
voorstel gereageerd hebben.
Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de agenda van de Informele EU-Gezondheidsraad
d.d. 12 mei 2020. Deze leden hebben hierbij een enkele vraag. De leden van de CDA-fractie
vragen of het kabinet kan ingaan op de stand van zaken met betrekking tot de ontwikkelingen
van corona apps in andere lidstaten. De leden van de CDA-fractie lezen in het verslag
van de informele videoconferentie van 15 april jl. dat: «Voorts vroeg Nederland wederom
aandacht voor het beslechten van interne Europese handelsbelemmeringen voor medische
producten (waaronder persoonlijke beschermingsmiddelen en geneesmiddelen). Solidariteit
tussen lidstaten acht Nederland in tijden van crisis cruciaal.»6 Genoemde leden vragen of het kabinet de laatste stand van zaken kan aangeven, wat
de concrete effecten zijn voor Nederland en wanneer deze handelsbelemmeringen worden
opgeheven. Tevens vragen zij welke landen het betreft.
De leden van de CDA-fractie vragen in welke landen meldingen zijn gedaan van geneesmiddelentekorten
als gevolg van de gezondheidsnoodsituatie. Hebben de tekorten in deze andere landen
ook gevolgen voor Nederland? Tevens vragen deze leden wat wordt gedaan met de reeds
gemaakte meldingen in het i-SPOC systeem over (dreigende) geneesmiddelentekorten als
gevolg van de COVID-19 crisis.
De leden van de CDA-fractie vragen ten slotte welke afstemming er met buurlanden is
over de exit-strategie. In hoeverre vindt er coördinatie plaats?
Vragen en opmerkingen van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat goede Europese samenwerking op het
gebied van gezondheidszorg onmisbaar is bij deze coronacrisis. Zij hebben kennisgenomen
van de mogelijkheid tot een schriftelijke inbreng in voorbereiding op de Informele
EU-Gezondheidsraad van 12 mei 2020 en willen het kabinet nog vragen stellen en enkele
punten meegeven. Op het moment van schrijven is er nog geen agenda bekend.
Exit-strategieën lidstaten
De leden van de D66-fractie constateren dat elke lidstaat een eigen routekaart heeft
binnen zijn exit-strategie. Deze leden constateren dat dit geen probleem hoeft te
zijn als lidstaten elk in een andere fase zitten van de verspreiding. Deze leden vragen
het kabinet echter of deze versoepeling van maatregelen, en de snelheid waarmee dit
gebeurt, gedaan wordt met wetenschappelijke consensus tussen de lidstaten. In het
verlengde hiervan vragen deze leden of lidstaten hier ook voldoende van elkaar leren.
Bijvoorbeeld dat het openen van campings of horeca op hetzelfde moment wordt gedaan
binnen de routekaart en op dezelfde wijze. Mogelijk dat de versoepeling van specifieke
maatregelen effect heeft op de verspreiding van het virus. In welke mate leert de
ene lidstaat ervan als in een ander lidstaat door een bepaalde versoepeling een toename
ontstaat van de verspreiding van het coronavirus?
Daarnaast vragen genoemde leden op welke wijze de lidstaten afstemming met elkaar
zoeken als de toeristische sector weer open gaat. Het openen van de toeristische sector
zal leiden tot een toename van personenverkeer tussen de lidstaten. Op welke wijze
vindt hierover afstemming plaats tussen de lidstaten?
ECDC en controlemaatregelen in het openbaar vervoer
De leden van de D66-fractie ontvangen graag nadere informatie over het type persoonlijke
beschermingsmiddelen dat reizigers in de verschillende lidstaten in het openbaar vervoer
dienen te dragen. Het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC)
heeft een document opgesteld met daarin enkele overwegingen en adviezen voor infectiepreventie
en controlemaatregelen in het openbaar vervoer in het kader van de coronacrisis.7 Hierin wordt vermeld dat het gebruik van mondkapjes moet worden overwogen. Deze
leden constateren dat vrijwel alle lidstaten, inclusief Nederland, hier gehoor aan
geven. Deze leden constateren echter wel dat er verschil is in het type mondkapjes
dat reizigers moeten dragen. Klopt het dat in België een zelfgemaakt mondmasker vanuit
een sok wordt geaccepteerd, maar dat in Nederland nog onderzocht wordt wat de juiste
materialen zijn? Kan het kabinet sturen op Europese gemeenschappelijke richtlijnen
over de juiste en minimaal vereiste materialen voor bescherming in het openbaar vervoer?
Met de voorkeur voor materialen die maximale toegevoegde waarde hebben voor het beperken
van verspreiding. Deze leden vragen tevens of het kabinet het met de leden van de
D66-fractie eens is dat gemeenschappelijke richtlijnen zorgen voor eenduidigheid voor
de burger en in de handhaving, indien een inwoner van het ene land reist naar het
andere land, met name met internationale trein- of busverkeer.
Vragen en opmerkingen van de PvdA-fractie
De leden van de fractie van de Partij van de Arbeid (PvdA) hebben enkele vragen ter
voorbereiding op de ingelaste Informele EU-Gezondheidsraad die in het teken zal staan
van COVID-19. Genoemde leden hebben enkele zorgen waarover zij graag opheldering ontvangen.
De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat goede Europese samenwerking op het
gebied van onderzoek en de ontwikkeling van medicijnen en een vaccin van groot belang
zijn. Zij vinden het goed nieuws dat tijdens de donateursconferentie op 4 mei 2020,8 georganiseerd door de Europese Commissie, bijna 7,5 miljard euro is opgehaald. Deze
leden willen echter hun zorgen uiten over de wereldwijde beschikbaarheid en toegankelijkheid
van een toekomstig(e) corona-behandeling of vaccin. De leden van de fractie van de
PvdA vragen het kabinet hoe wordt voorkomen dat publieke investeringen op verkeerde
plekken terecht komen en vragen voorts welke voorwaarden worden of zijn gesteld aan
de Nederlandse en Europese bijdragen aan onderzoek naar COVID-19 behandelingen, tests
en vaccins. Welke voorwaarden zijn gesteld aan de bijdragen die zijn toegezegd bij
bovengenoemde donorconferentie op 4 mei jl.? Voorts vragen genoemde leden of er voorwaarden
zijn of worden gesteld aan het verplicht opnemen van intellectueel eigendom verkregen
met door EU-gefinancierd onderzoek in een patent pool. Worden voorwaarden gesteld
aan wereldwijde niet-exclusieve licentiering? Deze leden vragen verder of er afspraken
gemaakt zijn over het wereldwijd beschikbaar stellen tegen een aannemelijke prijs.
Kan het kabinet toelichten hoe het stellen van strikte voorwaarden door andere EU-lidstaten
en binnen EU-verband wordt beoordeeld? Kan een overzicht worden gegeven van de begunstigde
organisaties en instellingen, zo vragen deze leden tenslotte.
Vragen en opmerkingen van de 50PLUS-fractie
De leden van de fractie van 50PLUS hebben kennisgenomen van de stukken.
In de gewijzigde EU-begroting is 115 miljoen euro vrijgemaakt voor de cofinanciering
van maatregelen zoals het repatriëren van burgers en het verkrijgen van persoonlijke
beschermingsmiddelen. De leden van de 50PLUS-fractie vragen hoeveel daarvan gebruikt
wordt voor repatriëring en hoeveel voor persoonlijke beschermingsmiddelen.
De leden van de 50PLUS-fractie constateren dat de beschikbaarheid van persoonlijke
beschermingsmiddelen nogal verschilt per land. Zo lijkt Frankrijk er voldoende van
te hebben, maar Nederland nog steeds te weinig. Hoe wordt deze verdeling vormgegeven?
Krijgen landen met tekorten voorrang bij de verdeling?
De leden van de 50PLUS-fractie vragen of door de coronacrisis op dit moment sprake
is van medicijntekorten. Zo ja, in welke landen speelt dit en om welke medicijnen
gaat het?
Er zullen in Europa voorraden aangelegd worden. Is deze maatregel alleen geldig tijdens
de coronacrisis of wordt dit een structurele maatregel? Genoemde leden zouden graag
zien dat in de Europese Unie structureel voorraden aangelegd worden voor middelen
en medicijnen die cruciaal zijn voor de gezondheidszorg.
De leden van de 50PLUS-fractie zijn van mening dat het goed is dat het Europees Geneesmiddelenbureau
(EMA)een «fast-track» procedure heeft ingesteld waardoor de procedure voor de ontwikkeling
en goedkeuring van medicijnen en vaccinaties voor COVID-19 flink kan worden verkort.9 Zijn er al producenten die zich hebben aangemeld voor deze fast-track procedure?
De leden van de 50PLUS-fractie constateren dat er nogal discussie is over het gebruik
van apps bij de bestrijding van het coronavirus. Veel landen zijn hier mee bezig.
Genoemde leden vragen of het niet handiger is om één app te ontwikkelen vanuit de
EU, zodat niet iedereen het wiel hoeft uit te vinden. De discussie over centrale of
decentrale opslag van data staat hier los van. Het is mogelijk een centrale, uniforme
app te ontwikkelen en de data toch decentraal op te slaan. Hoe kijkt het kabinet hier
tegenaan?
Via het Europees COVID-19-gegevensplatform wordt snelle verzameling en uitwisseling
van beschikbare onderzoeksgegevens mogelijk gemaakt.10 De leden van de 50PLUS-fractie zijn van mening dat dit een mooi initiatief is. Door
wie kunnen die data geraadpleegd worden? Wordt geborgd dat wetenschappelijk materiaal,
dat verzameld is met publiek geld, niet voor commerciële doelen gebruikt wordt?
Verschillende landen hebben een verschillend beleid aangaande de exit-strategie. De
leden van de 50PLUS-fractie vragen of er betreffende Nederland-België en Nederland-Duitsland
verschillen zijn. Zo ja, welke zijn dat?
II. Reactie van het kabinet
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
De leden van de VVD hebben kennisgenomen van de stukken voor de schriftelijke inbreng
ten behoeve van de Informele EU-Gezondheidsraad op 12 mei aanstaande. Zij hebben hierbij
nog enkele vragen.
Vraag:
Deze leden hebben kennisgenomen van het verslag van het schriftelijk overleg met betrekking
tot de extra informele videoconferentie van EU-gezondheidsministers van 15 april jl.11 Deze leden lezen hierin dat Nederland tijdens zijn interventie opgeroepen heeft tot
een gedeeld afwegingskader voor het afschalen van maatregelen. Dit kan lidstaten ondersteunen
om op enig moment op basis van de nationale situatie maatregelen te versoepelen. Het
kabinet acht onderlinge communicatie daarover tussen lidstaten, en tussen buurlanden
in het bijzonder, cruciaal. Kan het kabinet toelichten hoe deze oproep door de overige
lidstaten ontvangen is?
Antwoord:
Tijdens de informele videoconferentie van EU-gezondheidsministers van 15 april jl.
verwelkomden lidstaten de op 15 april jl. gepubliceerde Routekaart van de Europese
Commissie voor de afbouw van lockdown-maatregelen en benadrukten het belang van goed
onderbouwde criteria (afwegingskader) die behulpzaam kunnen zijn bij de besluitvorming
over afschalingsmaatregelen. Lidstaten wezen er hierbij op dat coördinatie nodig is,
maar dat lidstaten hun besluiten altijd zullen baseren op de nationale context met
betrekking tot de zorgcapaciteit en de epidemiologische situatie. Communicatie tussen
met name buurlanden werd dikwijls genoemd als een belangrijke factor.
Vraag:
Genoemde leden hebben tevens kennisgenomen van de door de Europese Commissie gepubliceerde
richtsnoeren die ervoor moeten zorgen dat klinische proeven in de Europese Unie kunnen
worden voortgezet tijdens de COVID-19-pandemie.12 Kan het kabinet toelichten of grootschalige klinische onderzoeken vertraging hebben
opgelopen vanwege de COVID-19-pandemie, en zo ja, op welke gebieden deze onderzoeken
zich toespitsen?
Antwoord:
Alleen klinisch onderzoek dat COVID-19 gerelateerd is of een ernstig ziektebeeld betreft,
waarvoor geen passende standaardbehandeling voorhanden is, is voortgezet. Voor al
het overige klinisch onderzoek is de inclusie van nieuwe proefpersonen tijdelijk stopgezet
en is per onderzoek bekeken op grond van een risico-inventarisatie of het onderzoek
in aangepaste vorm met inachtneming van de beperkende maatregelen met de reeds geïncludeerde
deelnemers door kan gaan. De uitvoering van veel studies is volledig opgeschort. Dit
geldt ook voor Fase-I-onderzoek. Doordat monitoring en source data verification van
klinisch onderzoek door de COVID-19 situatie in het gedrang kwam, is – naast de bovengenoemde
categorieën studies – voor deze onderdelen ook een uitzondering gemaakt voor studies
die in een zodanige fase verkeren, dat registratie van het geneesmiddel in het gedrang
komt.
Nu de reguliere zorg weer op gang komt, wordt ook gekeken hoe en welke studies weer
opgestart kunnen worden. Opstarten dient risicogestuurd plaats te vinden. De RIVM-maatregelen
dienen in acht te worden genomen en veiligheid van (kwetsbare) proefpersonen en onderzoekmedewerkers
staan voorop13. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en de Centrale Commissie Mensgebonden
Onderzoek (CCMO) werken hierbij, vanuit de eigen taakstelling, nauw samen en sluiten
relevante koepels zoals Federatie Medisch Specialisten en de Dutch Clinical Research
Foundation (DCRF) aan. Veldvragen worden zo spoedig mogelijk, veelal dezelfde dag
maar uiterlijk binnen 3–4 werkdagen beantwoord, waarbij de focus ligt op wat wel mogelijk
is in plaats van wat niet kan.
Vraag:
Kan het kabinet tevens toelichten hoe hij de aanbevelingen uit de richtsnoeren beoordeelt?
Antwoord:
De EU-Guidance heeft als doel om de gevolgen van de COVID-19 situatie op de uitvoering
van klinisch onderzoek te matigen en noodzakelijk klinisch onderzoek niet onmogelijk
te maken of onnodig te beperken. De rechten, veiligheid en welzijn van proefpersonen
(ook in lopende studies) staat voorop (maar ook wordt het maatschappelijk belang bijvoorbeeld
in geval van COVID-19 gerelateerde studies meegenomen). De EU-Guidance is tot stand
gekomen op initiatief van de GCP Inspectors Working Group van het Europees Geneesmiddelenagentschap
(EMA) en afgestemd met de Clinical Trials Expert Group van de Europese Commissie en
de clinical trials facilitation group van de Heads of Medicines Agencies. Alle lidstaten
waren bij beide processen betrokken. In de EU-Guidance is ruimte voor nationale wet-
en regelgeving. Vanwege de gevolgen voor (niet) naleven van nationale wet- en regelgeving
is de 3e versie van de EU-Guidance bekrachtigd met ministeriële goedkeuring in de EC op 27 april
jl. Internationaal wordt gestreefd naar harmonisatie. Internationaal samengestelde
werkgroepen van het EMA buigen zich over vraagstukken die nu urgent zijn, zoals inspecteren
op afstand en source data verification op afstand en monitoring. IGJ en CCMO zijn
actief bij de totstandkoming betrokken geweest. Ze hebben in onderlinge afstemming
op de respectievelijke websites een aantal onderwerpen verduidelijkt wat de nationale
wet- en regelgeving betreft. De EU-Guidance en de daaruit voortvloeiende standpunten
van IGJ en CCMO (gebaseerd op nationale wet- en regelgeving) zijn alleen geldig zolang
de COVID-19 situatie voortduurt. De genoemde documenten zijn zogenaamde «levende»
documenten. Als de situatie daar aanleiding toe geeft, worden aanpassingen gedaan.
Vraag:
De leden van de VVD-fractie vragen aangaande de exit-strategieën die verschillende
lidstaten hebben gepresenteerd in hoeverre er coördinatie plaatsvindt tussen buurlanden.
Antwoord:
Ieder land heeft een eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van het nemen van maatregelen
om risico’s op besmetting door Corona zoveel mogelijk tegen te gaan. Dat geldt ook
voor het stapsgewijs versoepelen van maatregelen. Hierbij speelt immers de regionale
situatie een grote rol. Nederland wisselt regelmatig met de buurlanden (België en
de Duitse deelstaten Nedersaksen en Noordrijn-Westfalen) uit welke maatregelen worden
genomen en/of worden versoepeld. Doel hiervan is om problemen in de grensregio’s zoveel
mogelijk te voorkomen en de bewoners in de grensregio’s zo goed mogelijk te informeren.
Het uitwisselen en zo mogelijk afstemmen van maatregelen heeft bijvoorbeeld betrekking
op eventuele maatregelen aan de grens, het zorgdragen dat grensarbeiders zo ongestoord
mogelijk kunnen blijven werken, grensoverschrijdend openbaar vervoer, etc.
Naast deze afstemming via de ambtelijke Taskforce Grensoverschrijdende Samenwerking
Corona (GROS) vindt er ook bilateraal overleg plaats tussen Nederland en buurlanden
(ook op bewindslieden-niveau) en in Benelux-verband.
Vraag:
De leden van de VVD-fractie hebben de indruk dat er veel discussie lijkt te zijn over
de bouw van de apps (gecentraliseerd versus gedecentraliseerd) en dan met name de
plaats van opslag van de gegevens in het kader van de persoonlijke levenssfeer. De
Raad van Europa, het Europees Parlement en de Europese Commissie geven aan dat een
gedecentraliseerde aanpak, waarbij de gegevens zoveel mogelijk worden opgeslagen op
de telefoon, beter zou zijn in het kader van privacy en gegevensbescherming.14 Het Europees Comité voor gegevensbescherming (EDPB) geeft aan dat beide opties acceptabel
zouden kunnen zijn, maar dat de gedecentraliseerde aanpak gemakkelijker in lijn te
brengen is met het principe van minimale gegevensopslag. Kan het kabinet aangeven
hoe hier in Nederland tegenaan wordt gekeken bij de ontwikkeling van de apps?
Antwoord:
Met het oog op het waarborgen van de privacy en de gegevensbescherming wordt uitgegaan
van data minimalisatie en wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een app conform het
decentrale model.
Vraag:
De leden van de VVD-fractie constateren dat om ondersteuning te bieden bij het voorkomen
en het mitigeren van verstoringen in het aanbod van geneesmiddelen, samen met de farmaceutische
industrie gewerkt wordt aan het opzetten van het i-SPOC (industry single point of
contact) systeem om de interactie over tekorten tussen de industrie en de EU uitvoerende
stuurgroep te versnellen.15 Kan het kabinet aangeven door welke landen meldingen zijn gedaan van geneesmiddelentekorten
als gevolg van de gezondheidsnoodsituatie? Zijn er in Nederland (dreigende) tekorten?
Hebben de tekorten in andere lidstaten ook gevolgen voor Nederland?
Antwoord:
Het i-SPOC netwerk is actief sinds 17 april 2020 en is opgezet om de informatie-uitwisseling
te versnellen tussen industrie en het EMA en nationale medicijnautoriteiten in de
EU. Tussen de medicijnautoriteiten bestaat er reeds een SPOC netwerk sinds april 2019.
Binnen het i-SPOC netwerk zijn tot nu toe vooral meldingen van dreigende tekorten
ontvangen, van medicijnen gebruikt op de IC’s (zoals antibiotica, anesthetica en pijnstillers).
Deze tekorten hebben te maken met een stijging van de vraag aan deze medicijnen en
verschillen in voorschrijfgedrag. De meldingen worden gedaan door Single Point of
Contacts van de farmaceutische industrie (koepels) aan de autoriteiten. Voor welke
landen er meldingen zijn gedaan kan niet worden aangegeven omdat dit vertrouwelijke
informatie betreft, om eenzijdige, nationale acties te vermijden (zoals onnodige voorraadvorming
en exportrestricties). Het risico op tekorten blijft hoog. Hoewel de monitor zich
nog in een opstartfase bevindt, bereiken mij de eerste losse signalen over dreigende
tekorten. Ook worden maatregelen genomen om tekorten te voorkomen, zodat er zo beperkt
mogelijk impact is op patiënten. Tekorten in andere landen hebben niet direct gevolgen
voor Nederland. Echter, nationale exportrestricties binnen de EU vormen een risico
voor de beschikbaarheid van geneesmiddelen in het algemeen in de EU.
Vraag:
Kan het kabinet tevens toelichten wat de stand van zaken is met betrekking tot de
beschikbaarheid van persoonlijke beschermingsmiddelen in de verschillende lidstaten?
Antwoord:
Op dit moment is nog steeds sprake van mondiale schaarste van persoonlijke beschermingsmiddelen.
Via het Clearing House heeft de Europese Commissie de lidstaten gevraagd bij welke
producten tekorten worden ervaren of verwacht worden. Lidstaten hebben aangegeven
dat vooral de mondmaskers, jassen en handschoenen nog steeds een probleem zijn.
Vraag:
In reactie op de vraag in van de leden van de VVD-fractie in genoemd schriftelijk
overleg over de appreciatie van het voorstel voor een patent pool, dat is ingediend
bij de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), wordt in het antwoord gesteld dat de regering
voorafgaand, en tijdens, de jaarlijkse WHO-vergadering leiderschap zal tonen en zich
expliciet zal uitspreken voor zo’n wereldwijde COVID-19 pool en de WHO hierbij actief
zal steunen. Ook in EU verband zal Nederland dit voorstel actief steunen.16 Genoemde leden vragen of het kabinet kan toelichten hoe overige lidstaten op het
voorstel gereageerd hebben.
Antwoord:
Nederland is in gesprek met Costa Rica over het initiatief om een patent pool voor
relevante Covid-19 technologieën op te zetten in samenwerking met WHO. Costa Rica
en de WHO hebben recent een concreet voorstel gedaan en de discussie hierover loopt.
Het is nog niet duidelijk welke landen het initiatief ondersteunen. Nederland is in
contact met verschillende landen om input te verzamelen op het voorstel en zo bij
te dragen om breed draagvlak te vinden. Nederland benadrukt hierbij het vrijwillige
karakter van een dergelijke pool. De reacties van landen zijn heel divers. De uiteindelijke
positie van landen zal afhangen van de concrete verder vormgeving van het voorstel.
Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie
Vraag:
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de agenda van de Informele EU-Gezondheidsraad
d.d. 12 mei 2020. Deze leden hebben hierbij een enkele vraag. De leden van de CDA-fractie
vragen of het kabinet kan ingaan op de stand van zaken met betrekking tot de ontwikkelingen
van corona apps in andere lidstaten.
Antwoord:
Op dit moment beschikken alleen de volgende EU/EER landen over een bron- en contactonderzoek
app: Oostenrijk, Cyprus, Tsjechië, Bulgarije, IJsland, Noorwegen.
In de volgende EU-landen weten is met zekerheid een app nog in ontwikkeling: Duitsland,
Frankrijk, Estland, Polen, Spanje, Italië.
Vraag:
De leden van de CDA-fractie lezen in het verslag van de informele videoconferentie
van 15 april jl. dat: «Voorts vroeg Nederland wederom aandacht voor het beslechten
van interne Europese handelsbelemmeringen voor medische producten (waaronder persoonlijke
beschermingsmiddelen en geneesmiddelen). Solidariteit tussen lidstaten acht Nederland
in tijden van crisis cruciaal.»17 Genoemde leden vragen of het kabinet de laatste stand van zaken kan aangeven, wat
de concrete effecten zijn voor Nederland en wanneer deze handelsbelemmeringen worden
opgeheven. Tevens vragen zij welke landen het betreft.
Antwoord:
Ten aanzien van persoonlijke beschermingsmiddelen heeft Frankrijk een decreet afgekondigd
tot en met 31 mei waarmee alle mondmaskers die op Franse bodem zijn of worden geproduceerd,
door de Franse overheid worden geconfisqueerd. Deze maatregel is op Europees niveau
bekritiseerd. Het effect van het decreet voor Nederland was dat bepaalde voorraden
die in Frankrijk lagen, niet of moeilijker geïmporteerd konden worden. Ook kunnen
Nederlandse bedrijven hun reguliere bestellingen van mondmaskers niet meer plaatsen
bij het Franse bedrijf dat deze produceert.
Zoals ik ook in mijn antwoord op de vragen van de VVD over geneesmiddelentekorten
heb aangegeven, vormen nationale exportrestricties binnen de EU een risico voor de
beschikbaarheid van geneesmiddelen in het algemeen in de EU.
Vraag:
De leden van de CDA-fractie vragen in welke landen meldingen zijn gedaan van geneesmiddelentekorten
als gevolg van de gezondheidsnoodsituatie. Hebben de tekorten in deze andere landen
ook gevolgen voor Nederland?
Antwoord:
Zie hiervoor mijn antwoord op de vragen van de VVD-fractie over geneesmiddelentekorten.
Vraag:
Tevens vragen deze leden wat wordt gedaan met de reeds gemaakte meldingen in het i-SPOC
systeem over (dreigende) geneesmiddelentekorten als gevolg van de COVID-19 crisis.
Antwoord:
Het i-SPOC netwerk is erop gericht om tekorten te voorkomen, door acties te initiëren
door de betreffende autoriteiten om de oorzaken van een dreigend tekort te bepalen
en mitigerende maatregelen te nemen (zoals regulatoire flexibiliteit of acties op
EU of nationaal niveau op het gebied van de distributie van medicijnen en grondstoffen).
Vraag:
De leden van de CDA-fractie vragen ten slotte welke afstemming er met buurlanden is
over de exit-strategie. In hoeverre vindt er coördinatie plaats?
Antwoord:
Zie mijn voorgaande antwoord op de vraag van de VVD-fractie over deze coördinatie.
Vragen en opmerkingen van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat goede Europese samenwerking op het
gebied van gezondheidszorg onmisbaar is bij deze coronacrisis. Zij hebben kennisgenomen
van de mogelijkheid tot een schriftelijke inbreng in voorbereiding op de Informele
EU-Gezondheidsraad van 12 mei 2020 en willen het kabinet nog vragen stellen en enkele
punten meegeven. Op het moment van schrijven is er nog geen agenda bekend.
Exit-strategieën lidstaten
Vraag:
De leden van de D66-fractie constateren dat elke lidstaat een eigen routekaart heeft
binnen zijn exit-strategie. Deze leden constateren dat dit geen probleem hoeft te
zijn als lidstaten elk in een andere fase zitten van de verspreiding. Deze leden vragen
het kabinet echter of deze versoepeling van maatregelen, en de snelheid waarmee dit
gebeurt, gedaan wordt met wetenschappelijke consensus tussen de lidstaten.
In het verlengde hiervan vragen deze leden of lidstaten hier ook voldoende van elkaar
leren. Bijvoorbeeld dat het openen van campings of horeca op hetzelfde moment wordt
gedaan binnen de routekaart en op dezelfde wijze. Mogelijk dat de versoepeling van
specifieke maatregelen effect heeft op de verspreiding van het virus. In welke mate
leert de ene lidstaat ervan als in een ander lidstaat door een bepaalde versoepeling
een toename ontstaat van de verspreiding van het coronavirus?
Antwoord:
De routekaarten van de verschillende lidstaten en de actuele situatie in de verschillende
lidstaten, zoals versoepelingen van maatregelen en de effecten hiervan worden op verschillende
niveaus gedeeld. Nederland neemt actief deel aan de EU Health Security Committee,
waar lidstaten de genomen maatregelen, versoepeling van deze maatregelen en de effecten
hiervan bespreken met de Europese Commissie en het Europees Centrum voor Ziektepreventie
en -bestrijding (ECDC). Dat zal in dit verband frequent blijven gebeuren in de aankomende
maanden. Ook het RIVM houdt de situatie in andere lidstaten nauwlettend in de gaten
en neemt ontwikkelingen uit het buitenland mee in eigen overwegingen en de advisering
aan het kabinet. Zo geeft het OMT in haar advies van 20 april aan met interesse te
kijken naar de gegevens uit Scandinavische landen rondom de opening van scholen. Daarnaast
monitort het ECDC de situatie binnen Europa, op basis hiervan publiceren zij regelmatig
Rapid Risk Assessments en op wetenschap gebaseerde richtsnoeren ter ondersteuning
van de lidstaten. Ook op ministerieel niveau wordt informatie uitgewisseld over de
maatregelen van de verschillende lidstaten tijdens de door Europese Commissie en het
Kroatisch Voorzitterschap georganiseerde videoconferenties.
Vraag:
Daarnaast vragen genoemde leden op welke wijze de lidstaten afstemming met elkaar
zoeken als de toeristische sector weer open gaat. Het openen van de toeristische sector
zal leiden tot een toename van personenverkeer tussen de lidstaten. Op welke wijze
vindt hierover afstemming plaats tussen de lidstaten?
Antwoord:
Het klopt dat door het openen van toeristische sector er toename van personenvervoer
tussen lidstaten zal zijn, de focus op toerisme ligt echter in vrijwel alle EU landen
vooralsnog op binnenlands toerisme. Om te zorgen voor een goede afstemming heeft de
Europese Commissie op 13 mei een voorstel gepresenteerd met aanbevelingen om de verspoeling
en daarmee samenhangende effecten op toerisme en de interne markt in goede banen te
leiden, en daarmee ook de toename van het personenverkeer. De recreatiebehoefte vanuit
burgers en de economische voordelen van het opstarten van het toerisme moeten goed
worden afgewogen tegen de risico’s, waarbij de volksgezondheid de prioriteit is.
Op korte termijn zal uw Kamer een kabinetsappreciatie van dit Commissievoorstel ontvangen.
Overleg over deze maatregelen vindt plaats via (video)raadsformaties in Brussel. Zo
zal hier onder andere tijdens een videobijeenkomst van EU-gezondheidsministers onder
voorzitterschap van de Europese Commissie op 25 mei a.s. bij worden stilgestaan. Daarnaast
wordt er op regionaal niveau regelmatig overlegd over grensoverschrijdend personenverkeer
met onze buurlanden België en Duitsland.
ECDC en controlemaatregelen in het openbaar vervoer
Vraag:
De leden van de D66-fractie ontvangen graag nadere informatie over het type persoonlijke
beschermingsmiddelen dat reizigers in de verschillende lidstaten in het openbaar vervoer
dienen te dragen. Het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC)
heeft een document opgesteld met daarin enkele overwegingen en adviezen voor infectiepreventie
en controlemaatregelen in het openbaar vervoer in het kader van de coronacrisis.18 Hierin wordt vermeld dat het gebruik van mondkapjes moet worden overwogen. Deze
leden constateren dat vrijwel alle lidstaten, inclusief Nederland, hier gehoor aan
geven. Deze leden constateren echter wel dat er verschil is in het type mondkapjes
dat reizigers moeten dragen. Klopt het dat in België een zelfgemaakt mondmasker vanuit
een sok wordt geaccepteerd, maar dat in Nederland nog onderzocht wordt wat de juiste
materialen zijn? Kan het kabinet sturen op Europese gemeenschappelijke richtlijnen
over de juiste en minimaal vereiste materialen voor bescherming in het openbaar vervoer?
Met de voorkeur voor materialen die maximale toegevoegde waarde hebben voor het beperken
van verspreiding. Deze leden vragen tevens of het kabinet het met de leden van de
D66-fractie eens is dat gemeenschappelijke richtlijnen zorgen voor eenduidigheid voor
de burger en in de handhaving, indien een inwoner van het ene land reist naar het
andere land, met name met internationale trein- of busverkeer.
Antwoord:
Het klopt dat in Nederland geen specifieke kwaliteitseisen zijn gedefinieerd waar
aan moet worden voldaan, naar mijn weten zijn deze in de ons omringende landen ook
niet gesteld. Wel heeft het kabinet aangegeven dat een sok of shawl onvoldoende is
en dat alleen niet-medische mondkapjes zijn toegestaan in het OV. Daarnaast heb ik
het aanbod van de Stichting Koninklijk Nederlands Normalisatie Instituut (NEN) verwelkomd
om tot een document met aanbevelingen te komen over het maken en gebruiken van niet-medische
mondkapjes. Dit document is inmiddels opgeleverd en gepubliceerd op NEN.nl. Inmiddels
wordt op Europees niveau op basis van meerdere nationale aanbevelingsdocumenten door
het Europees Standaardisatie Comité (CEN) een document samengesteld dat naar verwachting
medio juni wordt opgeleverd. Ik wil de resultaten van dit traject afwachten voordat
ik al dan niet inzet op een Europese richtlijn.
Vragen en opmerkingen van de PvdA-fractie
De leden van de fractie van de Partij van de Arbeid (PvdA) hebben enkele vragen ter
voorbereiding op de ingelaste Informele EU-Gezondheidsraad die in het teken zal staan
van COVID-19. Genoemde leden hebben enkele zorgen waarover zij graag opheldering ontvangen.
Vraag:
De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat goede Europese samenwerking op het
gebied van onderzoek en de ontwikkeling van medicijnen en een vaccin van groot belang
zijn. Zij vinden het goed nieuws dat tijdens de donateursconferentie op 4 mei 2020,19 georganiseerd door de Europese Commissie, bijna 7,5 miljard euro is opgehaald. Deze
leden willen echter hun zorgen uiten over de wereldwijde beschikbaarheid en toegankelijkheid
van een toekomstig(e) corona-behandeling of vaccin. De leden van de fractie van de
PvdA vragen het kabinet hoe wordt voorkomen dat publieke investeringen op verkeerde
plekken terecht komen en vragen voorts welke voorwaarden worden of zijn gesteld aan
de Nederlandse en Europese bijdragen aan onderzoek naar COVID-19 behandelingen, tests
en vaccins. Welke voorwaarden zijn gesteld aan de bijdragen die zijn toegezegd bij
bovengenoemde donorconferentie op 4 mei jl.?
Antwoord:
Tijdens het genoemde pledging event op 4 mei jl. heeft de Minister-President aangegeven
dat Nederland in deze fase van de Corona-crisis 192 miljoen Euro gealloceerd heeft
voor de internationale aanpak hiervan. Voor onderzoek en ontwikkeling vanuit Nederlandse
bronnen (o.a. via NWO/ZonMw) is 42 miljoen beschikbaar. Voor de stimulering van internationaal
vaccinonderzoek via de Coalition for Epidemic Preparedness Innovations (CEPI) is 50 miljoen
beschikbaar. Het kabinet investeert in de ontwikkeling van vaccins en geneesmiddelen
die onder acceptabele voorwaarden beschikbaar komen voor patiënten. Hierbij worden
de principes van Maatschappelijk Verantwoord Licentiëren gehanteerd. Deze principes
zien onder meer toe op de toegankelijkheid en betaalbaarheid van therapieën. Veel
bedrijven hebben al aangegeven vaccins voor de kostprijs beschikbaar te willen stellen.
Voorwaarden die CEPI hanteert, waaraan Nederland 50 miljoen € gedoneerd heeft voor
vaccinontwikkeling, komen hiermee overeen. Ook ten aanzien van het Europese onderzoeksprogramma
Horizon Europe zet het kabinet zich in voor aandacht voor Maatschappelijk Verantwoord
Licentiëren.
Vraag:
Voorts vragen genoemde leden of er voorwaarden zijn of worden gesteld aan het verplicht
opnemen van intellectueel eigendom verkregen met door EU-gefinancierd onderzoek in
een patent pool. Worden voorwaarden gesteld aan wereldwijde niet-exclusieve licentiering?
Antwoord:
In mijn brief van 13 mei ben ik uitgebreid ingegaan op de positie van Nederland bij
het Costa Rica voorstel aan de WHO voor een patent pool. Ik heb daarin aangegeven
dat ik van mening ben dat een patent pool alleen meerwaarde heeft, wanneer een groot
aantal landen hieraan mee wil doen. Inhoudelijk is Nederland van mening dat private
partijen een belangrijke rol spelen bij het vinden, doorontwikkelen en produceren
van een mogelijk vaccin. Deze partijen moeten nadrukkelijk worden uitgenodigd om op
vrijwillige basis mee te doen aan een dergelijke pool. Hen hiertoe dwingen kan leiden
tot een afname van noodzakelijke private investeringen, welke van belang zijn bij
het vinden van een vaccin.
Zoals ik eerder heb aangegeven, willen we als Nederland enkel investeren in de ontwikkeling
van vaccins en geneesmiddelen die onder acceptabele voorwaarden beschikbaar komen
voor patiënten.
Vraag:
Deze leden vragen verder of er afspraken gemaakt zijn over het wereldwijd beschikbaar
stellen tegen een aannemelijke prijs. Kan het kabinet toelichten hoe het stellen van
strikte voorwaarden door andere EU-lidstaten en binnen EU-verband wordt beoordeeld?
Kan een overzicht worden gegeven van de begunstigde organisaties en instellingen,
zo vragen deze leden tenslotte.
Antwoord:
Er zijn geen afspraken gemaakt over het wereldwijd beschikbaar stellen tegen een aannemelijke
prijs. Het kabinet is niet op de hoogte hoe het stellen van strikte voorwaarden door
andere EU-lidstaten en binnen EU-verband wordt beoordeeld. Het meest recente overzicht
van door de Europese Commissie gefinancierde COVID-19 onderzoek van maart 2020, heb
ik bijgesloten20. Een geactualiseerde stand van zaken wordt gegeven op: https://ec.Europa.eu/info/research-and-innovation/research-area/health-….
Vragen en opmerkingen van de 50PLUS-fractie
De leden van de fractie van 50PLUS hebben kennisgenomen van de stukken.
Vraag:
In de gewijzigde EU-begroting is 115 miljoen euro vrijgemaakt voor de cofinanciering
van maatregelen zoals het repatriëren van burgers en het verkrijgen van persoonlijke
beschermingsmiddelen. De leden van de 50PLUS-fractie vragen hoeveel daarvan gebruikt
wordt voor repatriëring en hoeveel voor persoonlijke beschermingsmiddelen.
Antwoord:
De EU heeft verschillende instrumenten om Covid-19 gerelateerde hulpverzoeken te beantwoorden.
Onder het Europese Civiele beschermingsmechanisme bestaat het rescEU instrument dat
voor dit jaar een bedrag van 370 mln heeft ontvangen. Dit bedrag zal dit jaar vooral
aan de aanschaf en het aanleggen van bepaalde medische voorraden worden besteed. Thans
kan nog niet inzichtelijk worden gemaakt hoe dit budget is gebruikt. Het budget voor
de ondersteuning van lidstaten bij repatriëring in het kader van COVID19 via het UCPM
is met de eerste aanvullende EU-begroting met 45 miljoen verhoogd. Vervolgens is via
de overheveling van middelen binnen de EU-begroting hier nog 27,1 miljoen euro bijgekomen.
Er zijn tot begin mei 61,044 personen via het EU civiele beschermingsmechanisme gerepatrieerd
van wie 54,440 EU burgers. Er zijn in totaal 266 vluchten uitgevoerd.
Vraag:
De leden van de 50PLUS-fractie constateren dat de beschikbaarheid van persoonlijke
beschermingsmiddelen nogal verschilt per land. Zo lijkt Frankrijk er voldoende van
te hebben, maar Nederland nog steeds te weinig. Hoe wordt deze verdeling vormgegeven?
Krijgen landen met tekorten voorrang bij de verdeling?
Antwoord:
Er is geen verdeelsleutel op mondiaal niveau of binnen Europa met betrekking tot welk
land welke producten of voorraad kan inkopen. In de mondiale markt voor persoonlijke
beschermingsmiddelen, die behoorlijk gespannen is, zijn de reguliere leveranciers
op dit moment niet altijd voldoende in staat om voldoende middelen te leveren. Ieder
land probeert in deze crisis op zijn eigen manier om de beschikbaarheid van persoonlijke
beschermingsmiddelen te borgen. In Nederland zijn bijvoorbeeld additioneel via het
Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) grote getalen beschermingsmiddelen ingekocht.
Het LCH is op dit moment in staat te voorzien in de extra vraag die zij ontvangen
voor persoonlijke beschermingsmiddelen door Corona. Ook heeft Nederland ingezet op
de eigen productie van mondmaskers en andere beschermingsmiddelen.
Vraag:
De leden van de 50PLUS-fractie vragen of door de coronacrisis op dit moment sprake
is van medicijntekorten. Zo ja, in welke landen speelt dit en om welke medicijnen
gaat het?
Antwoord:
Zie hiervoor mijn antwoord op de vragen van de VVD-fractie over geneesmiddelentekorten.
Vraag:
Er zullen in Europa voorraden aangelegd worden. Is deze maatregel alleen geldig tijdens
de coronacrisis of wordt dit een structurele maatregel? Genoemde leden zouden graag
zien dat in de Europese Unie structureel voorraden aangelegd worden voor middelen
en medicijnen die cruciaal zijn voor de gezondheidszorg.
Antwoord:
De Europese Commissie legt via het Europese civiele beschermingsmechanisme, en daar
binnen via het zogeheten rescEU medical stockpiling, voor lange termijn bepaalde voorraden
aan om een ernstige medisch gerelateerde crisis aan te pakken. Het aanleggen van Europese
veiligheidsvoorraden heeft een structureel karakter. Onder rescEu medical stockpiling
vallen persoonlijke beschermingsmiddelen, laboratorium en intensive care middelen,
het ontwikkelen van vaccins en andere therapeutics. Daarnaast behoren het per vliegtuig
verplaatsen van ernstige besmette patiënten en het beschikbaar hebben van specialistische
medische teams onder rescEU medische response-capaciteiten.
Vraag:
De leden van de 50PLUS-fractie zijn van mening dat het goed is dat het Europees Geneesmiddelenbureau
(EMA) een «fast-track» procedure heeft ingesteld waardoor de procedure voor de ontwikkeling
en goedkeuring van medicijnen en vaccinaties voor COVID-19 flink kan worden verkort.21 Zijn er al producenten die zich hebben aangemeld voor deze fast-track procedure?
Antwoord:
Meerdere firma’s die zich hebben gemeld voor de versnelde variant van de verschillende
type beoordelingen die het EMA uitvoert, zoals bijvoorbeeld het versnelde wetenschappelijk
advies. Het EMA is ook een rolling review (doorlopende beoordeling) gestart voor het
geneesmiddel remdesivir voor de behandeling van Covid-1922.
Vraag:
De leden van de 50PLUS-fractie constateren dat er nogal discussie is over het gebruik
van apps bij de bestrijding van het coronavirus. Veel landen zijn hier mee bezig.
Genoemde leden vragen of het niet handiger is om één app te ontwikkelen vanuit de
EU, zodat niet iedereen het wiel hoeft uit te vinden. De discussie over centrale of
decentrale opslag van data staat hier los van. Het is mogelijk een centrale, uniforme
app te ontwikkelen en de data toch decentraal op te slaan. Hoe kijkt het kabinet hier
tegenaan?
Antwoord:
De Europese Commissie is niet voornemens om een Europese app te ontwikkelen. Dit komt
mede doordat de Europese Commissie beperkte competenties heeft op het gebied van zorg.
Maar ook omdat de ontwikkeling van een app onlosmakelijk verbonden is aan hoe het
zorgstelsel nationaal is ingericht. Dit bepaalt in grote mate de wijze waarop de «achterkant»
van een app nationaal is/wordt georganiseerd. De Europese Commissie stimuleert lidstaten
wel om de app zodanig te ontwikkelen dat zij grensoverschrijdend interoperabel zijn.
Daarin speelt het Europese eHealth Netwerk een belangrijke rol. Recentelijk heeft
zij een Europese Toolbox ontwikkeld dat handvatten biedt aan EU-lidstaten bij de ontwikkeling
en uitrol van een bron- en contactonderzoek app. Daarnaast komt zij op korte termijn
ook met een zogenoemde Interoperabiliteit Protocol dat gezamenlijke afspraken omtrent
grensoverschrijdende interoperabiliteit verwoord.
Vraag:
Via het Europees COVID-19-gegevensplatform wordt snelle verzameling en uitwisseling
van beschikbare onderzoeksgegevens mogelijk gemaakt.23 De leden van de 50PLUS-fractie zijn van mening dat dit een mooi initiatief is. Door
wie kunnen die data geraadpleegd worden? Wordt geborgd dat wetenschappelijk materiaal,
dat verzameld is met publiek geld, niet voor commerciële doelen gebruikt wordt?
Antwoord:
Het Europees COVID-19 gegevensplatform is gestoeld op de doelstellingen van de European
Open Science Cloud (EOSC). Het wordt ontwikkeld vanuit het European Molecular Biology
Laboratory (EMBL), eaen intergouvernementele organisatie opgericht in 1974 die als
missie heeft de promotie van het onderzoek naar moleculaire biologie in Europa, het
opleiden van jonge wetenschappers en het ontwikkelen van nieuwe technologieën. Het
European bioInformatics Institute (EBI) als onderdeel van EMBL modereert het Europees
COVID-19 gegevensplatform. Data zijn toegankelijk voor public health instituten en
andere wetenschappelijke instellingen die op nationaal of regionaal niveau data verzamelen
rond de COVID-19 outbreak. Een belangrijk onderdeel van de missie van EMBL-EBI is
het verder dragen van de nieuwste technologische inzichten naar de industrie om op
die manier zowel kosten te besparen als de efficiency te vergroten. Om dit soort pre-competitieve
samenwerkingen met de industrie vorm te geven, heeft EMBL-EBI een speciaal Industry
Programme, dat de samenwerking, inclusief toegang tot data, strak protocolleert.
Vraag:
Verschillende landen hebben een verschillend beleid aangaande de exit-strategie. De
leden van de 50PLUS-fractie vragen of er betreffende Nederland-België en Nederland-Duitsland
verschillen zijn. Zo ja, welke zijn dat?
Antwoord:
Veel maatregelen die onderdeel uitmaken van de exit-strategie van Nederland en de
buurlanden komen overeen. In zowel België, Nederland en de Duitse deelstaten zijn
de scholen onder voorwaarden stapsgewijs weer open. Ook blijft in ieder land zoveel
mogelijk thuiswerken en social distancing het uitgangspunt en worden mensen gevraagd
mondkapjes te dragen op plekken waar dit niet mogelijk is, zoals in het openbaar vervoer.
Het tempo en het type maatregelen die onderdeel uitmaken van de exit-strategieën kent
desalniettemin enige verschillen. Immers: de maatregelen zijn gebaseerd op regionale
situaties. Anders dan in Nederland zijn in de Duitse deelstaten (onder voorwaarden)
culturele voorzieningen zoals musea alweer (beperkt) open, evenals een deel van de
horeca en vakantieaccommodaties in bijvoorbeeld de grensstreek met Nederland. Ook
kunnen in Duitsland vanaf half mei weer voetbalwedstrijden van de Bundesliga worden
gespeeld (zonder publiek) en zijn fitnesscentra weer open. In België zijn er nog grenscontroles,
zijn sportclubs nog altijd gesloten, ligt de profsport stil en mogen bij begrafenissen
en huwelijken slechts een hele beperkte groep mensen aanwezig zijn en openen de horeca
en terrassen later. Ook hierover is contact tussen de landen hoe om te gaan met deze
verschillen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
H.W. Krijger, adjunct-griffier