Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a.Jaarverslag Ministerie van Defensie 2019 (Kamerstuk 35470-X1)
2020D21013 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de aan de Minister van Defensie over het Jaarverslag Ministerie van Defensie 2019
(Kamerstuk 35 470 X, nr. 1) en het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2019 bij het Ministerie van Defensie
van de Algemene Rekenkamer (Kamerstuk 35 470 X, nr. 2).
De voorzitter van de commissie, Aukje de Vries
De griffier van de commissie, De Lange
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Algemeen
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het jaarverslag
van het Ministerie van Defensie en het verantwoordingsonderzoek van de Algemene Rekenkamer.
Zij hebben hierover een aantal vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het Jaarverslag
van het Ministerie van Defensie 2019 en Verantwoordingsonderzoek 2019 van de Algemene
Rekenkamer.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennis genomen van het Jaarverslag
2019, het ARK-rapport en de slotwet. Deze leden hebben nog enkele vragen aan de Minister
en de Staatssecretaris. Het doet deze leden goed om te zien dat Defensie hard werkt
aan herstel. Desalniettemin maken de leden van D66-fractie zich nog steeds zorgen
over de daadwerkelijke progressie die hierbij gemaakt wordt. De afgelopen jaren is
er na een duidelijke noodkreet van Defensie structureel EUR 1.5 miljard extra per
jaar bijgekomen om de krijgsmacht weer robuust en slagvaardig te maken. In het regeerakkoord
is met name ingezet op het in orde brengen van de basis. Ook dit jaar zien deze leden
weer in de verantwoordingsstukken terugkomen dat er nog veel stappen te zetten zijn
om deze basis volledig op orde te krijgen. Het bespreken van het jaarverslag, verantwoordingonderzoek
en de slotwet, gaat voor de leden van de D66-fractie langs drie lijnen: de prestaties,
de mensen en de (financiële) middelen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het Jaarverslag en danken
de betrokken ambtenaren voor het opstellen ervan. Deze leden hebben desalniettemin
enkele vragen die zij graag nog beantwoord zouden zien.
Jaarverslag 2019
De leden van de VVD-fractie lazen in het jaarverslag over een totaal aantal uitgezonden
militairen. Zij vragen welk percentage van het aantal bij Defensie werkzame militairen
in 2020 gemiddeld op uitzending was?
Volgens het jaarverslag is er geïnvesteerd in het op sterkte brengen van de veiligheidsorganisatie.
Wanneer gaan deze versterkingen gereed zijn, vragen de leden van de VVD-fractie. Voorts
heeft de Kamer naar aanleiding van de commissie-Giebels gevraagd om een visitatiecommissie.
Welke zaken heeft deze visitatiecommissie waargenomen en kan de Kamer daar op korte
termijn over worden geïnformeerd door de Minister?
Voorts vragen deze leden of de Minister kan zeggen waaruit de (beoogde) bijdrage aan
de enhanced NRF en het NATO Readiness Initiative gaat bestaan? Wat is de bijdrage
die Nederland op grond van de grootte van de economie en het bevolkingsaantal relatief
zou moeten leveren binnen de enhanced NRF en het NATO Readiness Initiative?
Tot slot maakt het jaarverslag op pagina 12 melding van «investeringen in het cyber-
en informatiedomein door het versterken van onze IT-infrastructuur.» De leden van
de VVD-fractie vragen om wat voor investeringen het hier gaat. Hoe verhoudt zich dit
tot het uitstel van GrIT?
De leden van de CDA-fractie constateren dat uitgaven aan kennis en innovatie volgens
het jaarverslag in 2019 zijn uitgekomen op 1,2% van de defensiebegroting, ruim onder
de gestelde norm van 2%. In het najaar van 2019 was de inschatting nog dat de uitgaven
aan kennis en innovatie uit zouden komen op 1,8% van de Defensiebegroting (Kamerstuk
35 300 X, nr. 15, antwoord op vraag 163). Ten opzichte van die schatting zijn de daadwerkelijke uitgaven
dus fors lager uitgekomen. Wat is de verklaring hiervoor? Wat gaan de bewindslieden
doen om de uitgaven voor kennis en innovatie zo snel mogelijk op de norm te krijgen?
Zo vragen de leden van de CDA-fractie.
Defensie telt hierbij niet alleen de uitgaven vanuit het centraal budget voor wetenschappelijk
onderzoek, maar ook uitgaven binnen investeringsprojecten. De norm waar de EDA-landen
zich aan hebben verbonden (2% van de Defensiebegroting) geldt specifiek voor uitgaven
aan Research & Technology. Dat is een deel van de uitgaven binnen de bredere categorie
Research & Development. De definities die EDA voor beide hanteert zijn als volgt:
Defence Research and Development (R&D) expenditure: any R&D programmes up to the point
where expenditure for production of equipment starts to be incurred. R&D includes
R&T.
Defence Research and Technology (R&T) expenditure: expenditure for basic research,
applied research and technology demonstration for defence purposes. It is a subset
of R&D expenditure. (https://www.eda.europa.eu/info-hub/defence-data-portal/Definitions)
Uit het jaarverslag wordt volgens de leden van de CDA-fractie niet duidelijk of de
kpi voor kennis en innovatie gaat over alle R&D-uitgaven of alleen de R&T-uitgaven.
Betreft het hier uitsluitend uitgaven aan Defensie Research and Technology (R&T),
en niet het gehele, bredere terrein van Defensie Research and Development (R&D)? In
hoeverre sluit de kpi voor uitgaven aan kennis en innovatie aan bij de EDA-norm en
gehanteerde definities?
De lee van de CDA-fractie verwelkomen de IT strategie 2019–2024 (Naar een informatiegestuurde,
technologisch hoogwaardige en toekomstbestendige krijgsmacht) die in 2019 is uitgebracht.
Zorgelijk is dat gesteld wordt dat «Het gebrek aan financiële middelen een beperkende
factor is binnen de IT-band» (blz. 76 Jaarverslag). In de Defensienota is opgenomen
dat dit tussen de € 100 en € 250 miljoen per jaar is. Onduidelijk is hoe groot het
gebrek aan financiële middelen binnen deze zogenoemde IT-band daadwerkelijk is. De
leden van de CDA-fractie vragen of dit komt door hoger uitvallende kosten van het
programma Grensverleggende IT of doordat er ook tekorten bij andere IT-uitgaven zijn.
Deze leden vragen een nadere uitleg hiervan. Wanneer is de heroverweging van GrIT
afgerond? Wanneer komt er een duidelijk beeld van de totale kosten, planning en personele
capaciteit om GrIT goed aan te kunnen sturen – waar de AR terecht op wijst?
Opvallend is dat er € 1,8 miljard minder verplichtingen zijn aangegaan dan ten tijde
van de Najaarsnota werd verwacht en waarmee de Kamer heeft ingestemd. In de Slotwet
is gemeld dat de aangegane verplichtingen maar liefst € 1,757 miljard lager zijn uitgevallen
dan werd verwacht ten tijde van de Najaarsnota, en waarvoor de Kamer de Minister had
geautoriseerd. In de brief van 16 december 2019 (Beleidsmatige mutaties na Najaarsnota
2019, Kamerstuk 35 400 X, nr. 48) is hierover ook niets aangekondigd. De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre
deze onderuitputting te voorzien was? Was het nodig om voor een dergelijk bedrag autorisatie
aan de Kamer te vragen?
De leden van de D66-fractie zijn zich er van bewust dat er een moeilijke taak ligt
voor Defensie om de prestaties van het departement op peil te brengen. Afgelopen jaren
heeft Defensie op vele fronten progressie laten zien, maar zijn er ook nog veel problemen
te constateren, zoals bij gereedstelling en inzetbaarheid, bij de bedrijfsvoering
op IT gebied, vastgoed en het personeelsbestand. Inmiddels zijn we drie jaar verder
en is het volgens deze leden van belang om te zien of het ingezette beleid en de inzet
van het kabinet ook heeft geleid tot verbeteringen.
De leden van de D66-fractie zijn verheugd over het feit dat er voor het eerst over
de energietransitie wordt gerapporteerd. De leden kijken uit naar het plan van aanpak
voor het energiegebruik en de energietransitie van Defensie. Deze leden kijken dan
ook uit naar het vastgoedoverleg, waarin deze zaken ook aan bod zullen komen.
De KPI’s over 2018 en 2019 geven een negatieve trend aan met betrekking tot de inzetbaarheid,
veiligheid en militaire vulling. De leden van de D66-fractie vragen hoe dit kan.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het feit dat de gereedheidsrapportage
onvoldoende betrouwbaar en onvolledig is. Er wordt ten eerste vermeld dat de beperkingen
van eenheden slechts kort worden toegelicht in de vertrouwelijke bijlage. Ten tweede
blijkt de beeldvorming te rooskleurig doordat niet alle onderdelen en al het materieel
worden meegenomen. Transparantie over de inzetbaarheid van de krijgsmacht is cruciaal
voor de controlerende rol van de Kamer met betrekking tot missies en inzet. Deze leden
vragen waarom niet alle ondersteunende eenheden en materieel zijn meegenomen in de
inzetbaarheidsrapportage? Om welke ondersteunende eenheden en materieel gaat dit?
Wordt naar uniformiteit in het invoeren van gegevens over operationele gereedheid
gestreefd? Zo ja, hoe?
Binnenkort staat een overleg over het personeel van Defensie op stapel. Desalniettemin
gaan de leden van de D66-fractie kort in op de problematiek rondom het personeel.
Deze leden verzoeken om een verklaring van een toename van 17% van meldingen van ernstige
veiligheidsincidenten. De leden van de D66-fractie maken zich, net als vorig jaar,
nog steeds zorgen over de personeelstekorten bij Defensie. Wat is het plan om dit
personeelstekort structureel op te lossen? Behelst dit plan ook een diversiteitsaanpak?
Deze leden vragen uitleg waarom er inmiddels meer burgers bij Defensie werken dan
militairen en waarom er inmiddels 150 burgers op militaire functies zitten?
Tot slot hebben de leden van de D66-fractie nog een aantal vragen en opmerkingen over
de financiële huishouding van Defensie en de bijbehorende Slotwet. Vorig jaar werd
door de rapporteurs opgemerkt dat door een kasschuif in 2018 van € 1,2 miljard het
investeringsquota achterbleef, en dat deze schuif naar 2020 en 2021 gegaan is. Zodoende
is 2019 bewust overgeslagen. Nu er in de Slotwet te lezen valt dat er sprake was van
een onderbesteding van € 1,8 miljard hebben de leden van de D66-fractie de volgende
vragen: er is voor € 1,8 miljard minder verplichtingen aangegaan dan ten tijde van
de Najaarsnota begroot. Wat is de verklaring voor dit verschil? Aangezien dit een
aanzienlijk bedrag is, waarom werd dit niet voorzien? En waarom is de Kamer hier niet
over geïnformeerd? Zijn de aanbestedingskalender, het contractenregister en de analyses
op inkoopuitgaven in orde bij de afdeling inkoopbeheer? Heeft de onderbesteding op
artikel 6 Investeringen (€ – 1, 2 miljard) te maken met lange wachttijden bij leveranciers?
Is er een helder overzicht van potentieel nieuwe leveranciers en worden deze overwogen
om investeringsprocessen te versnellen? Zo vragen de leden van de D66-fractie.
De leden van de SP-fractie hebben met groeiende verbazing kennisgenomen van het Jaarverslag
2019. Daarbij gaat onze verbazing over de «onvolkomenheden» die de AR over de gerapporteerde
gereedheidsinformatie zo eufemistisch signaleert, (jaarverslag onvoldoende betrouwbaar,
onvolledig en té rooskleurig), én ook over het missen van -vrijwel- alle doelstellingen
in het kader van de kpi’s. In ieder geval het missen van in de ogen van de SP-fractie
relevante kpi’s.
Deze leden vragen naar aanleiding van de bevindingen van de Algemene Rekenkamer aangaande
gereedheidsformatie het volgende. Hoe gaat de kritiek van de Algemene Rekenkamer worden
ondervangen? Wordt de opvatting gedeeld dat «onvoldoende betrouwbaar» een erg slecht
oordeel is? Wordt tevens de opvatting gedeeld dat «onvolledig» een belediging is voor
het parlement? Zo nee, waarom niet?
Het was de leden van de SP-fractie al eerder opgevallen dat het Defensie geen moeite
kostte het Defensiematerieelquotum te halen, ruim te halen zelfs. Maar dat is precies
wat de Defensieorganisatie het minste nodig had, ondanks alle bezweringsformules over
de lastige bezuinigingen uit het verleden aldus deze leden. De leden van de SP-fractie
hebben altijd gesteld dat het ambitieniveau moet worden aangepast naar een veel bescheidener
niveau, ook indertijd tijdens de bezuinigingen. Deze leden zijn ervan overtuigd dat
de bewapeningsprogramma’s die worden ondernomen een groeistuip vormen die niet door
de rest van de organisatie kan worden bijgebeend. Zij vragen een reactie op deze analyse.
In het jaarverslag wordt opgemerkt dat «te veel voorbehouden moet(en worden gemaakt)
bij onze internationale verplichtingen. De internationale verplichtingen blijven hoog,
ondanks dat het aantal militairen dat is ingezet in het buitenland relatief laag was».
Wordt de conclusie gedeeld dat een bescheidener ambitieniveau de enige reële conclusie
is, omdat, indien dat niet wordt bijgesteld, het personeel overbelast wordt, wat immers
ook tot uiting komt in afnemende vullingscijfers? Zo nee, welke conclusie wordt dan
getrokken?
De leden van de SP-fractie interpreteren het uitstel van de beoogde datum dat krijgsmacht
volledig inzetbaar moet zijn tot «midden jaren 20» en niet in 2021 een bewijs dat
het beleid faalt.
Wat Defensie nodig heeft, personeel, loopt nog steeds harder weg dan erbij komt. Dat
verandert niet, ondanks alle hightech wapens die worden aangeschaft en besteld. Dat
is en blijft het oordeel van de leen van de SP-fractie en deze leden voelen zich in
hun oorspronkelijke analyses gesterkt door dit Jaarverslag. Welke conclusies trekt
de Minister uit deze grote discrepantie tussen het ruim halen van materieelquotum
en het missen van zowel alle relevante kpi’s? Is deze discrepantie aanleiding om het
ambitieniveau bij te stellen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Hoe denkt de Minister de gerealiseerde inzetbaarheidsdoelen die 2019 67% bedroegen
voort te stuwen naar de beoogde 100% in enkele jaren, 2023? De leden van de SP-fractie
vragen hierop een toelichting?
Zij vragen een verklaring van de sterke toename van ernstige incidenten, alsmede een
toelichting daarop. Om hoeveel incidenten gaat het en welk soort incidenten zijn te
onderscheiden? Kan daarvan een grafisch overzicht worden gegeven? Beoordeelt de Minister
de toename als «incidentele piek» of ziet zij een structuur? Zo ja, welke?
Hoe worden de militaire vullingscijfers verhoogd? Waarom is dat niet in het Jaarverslag
aangegeven?
Voor de leen van de SP-fractie is het hoog tijd dat de dwingende norm van 2% BBP wordt
losgelaten, hoog tijd dat het ambitieniveau wordt aangepast en hoog tijd dat er evenwicht
komt in de diverse noodzakelijke indicatoren die een functionerende krijgsmacht vereist.
Als dat evenwicht er niet is, gaat het door zoals het nu gaat. Een geforceerd optreden
om de bondgenoten te plezieren en personele uitputting in tal van facetten van de
krijgsmacht.
Verantwoordingsonderzoek 2019
De leden van de VVD-fractie merken op dat het onderzoek melding maakt van een moeizaam
herstel van de operationele gereedheid. De Minister blijkt genoodzaakt de streefdatum
voor het op orde hebben van de gereedheid wederom uit te stellen, nu tot midden jaren
20. Hier hebben de leden van de VVD-fractie enkele vragen over. Ten eerste, wat is
de oorzaak van het uitstel volgens de Minister? Ten tweede, wat zegt het telkens vooruitschuiven
van de streefdatum voor het op orde hebben van de gereedheid over de kwaliteit en
haalbaarheid van de plannen op dit terrein? Tot slot, wat is er dit keer anders aan
de plannen voor het op orde hebben van de gereedheid ten opzichte van de vorige plannen,
waardoor het niet nodig zal zijn de streefdatum opnieuw vooruit te schuiven?
Daarnaast hebben de leden van de VVD-fractie enkele vragen over een passage op pagina
43 uit het onderzoek van de Algemene Rekenkamer (AR): «de Minister van Defensie [neemt]
niet alle ondersteunende eenheden en al het materieel mee in haar rapportage. Dit
zorgt voor een onvolledig beeld van de gereedheid van de krijgsmacht. Dit kan betekenen
dat het het parlement ontbreekt aan voldoende informatie om zijn controlerende taak
uit te oefenen. Daarnaast bestaat het risico dat bij parlementaire discussie over
bijvoorbeeld inzet bij missies van een rooskleurig beeld wordt uitgegaan.» Als bij
rapportages over capaciteiten en gereedheid niet alle ondersteunende eenheden en materiaal
zijn meegewogen, zou het volgens de Minister dan mogelijk zijn dat er in rapportages
eenheden als gereed staan vermeld, terwijl zij door het ontbreken van ondersteuning
en materiaal in de praktijk niet inzetbaar zijn in alle mogelijke conflictsituaties?
De leden van de VVD-fractie wijzen de Minister op het belang van transparantie voor
het afwegingsproces bij uitzendingen van de Kamer. Erkent de Minister dat dit bemoeilijkt
kan worden indien de rapportage een onvolledig beeld van de gereedheid geeft?
Daarnaast hebben de leden van de VVD-fractie enkele vragen over het antwoord van de
Minister op de aanbevelingen van de AR rond gereedheidsrapportages. Zij schrijft dat
het meewegen van de gereedheid van alle ondersteunende eenheden een inspanning vergt
die niet opweegt tegen de verwachte verbetering. Hoe groot is die inspanning dan,
gemeten in FTE? Is de Minister het met de leden van de VVD-fractie eens dat een parlementaire
discussie over missies op basis van een compleet beeld over de gereedheid van eenheden
een forse verbetering is, die best inspanning waard is?
Rond dit punt vragen de leden van de VVD-fractie ook waarom het meewegen van alle
ondersteunende eenheden rond een gereedheidsrapportage zoveel inspanning vergt. Betekent
dit dat Defensie op dit moment niet over die informatie beschikt, maar het eerst nog
in kaart moet brengen? En als Defensie zelf geen goed beeld heeft van de gereedheid
van ondersteunende eenheden en materieel dat nodig is om andere eenheden uit te zenden,
hoe kan Defensie dan zelf een goede afweging maken over welke eenheden wanneer uitgezonden
kunnen worden?
De Minister schrijft in het antwoord op de AR vervolgens dat zij wel «meegaat in uw
oproep om de status van de ondersteunende eenheden mee te nemen in het totaaloordeel
van de gereedheid van de capaciteit.» Kan de Minister toelichten hoe dit meewegen
eruit ziet, als het kennelijk niet bestaat uit alle ondersteunende eenheden?
Tot slot wijzen de leden van de VVD-fractie erop dat de AR nog steeds tekortkomingen
in de administratie voor munitiebeheer heeft geconstateerd. Dat is zorgelijk, omdat
dit volgens de OVV ook een van de problemen was die ten grondslag lag aan het dodelijke
mortierongeval in Mali. Deze leden vragen welke veiligheidsrisico’s voor het personeel
er aan de nog steeds aanhoudende tekortkomingen bij de munitieadministratie kleven.
Is er ook al een plan met concreet tijdpad om dit op orde te hebben? Zo ja, wanneer
moet dit gebeurd zijn?
De leden van CDA-fractie zijn verheugd over de bevindingen van de AR dat de bedrijfsvoering
bij Defensie is verbeterd. Het opheffen van twee onvolkomenheden – logistieke keten
reserveonderdelen en informatiebeveiliging – verdient een pluim.
Het financieel beheer is op orde. Het is positief dat de investeringen van dit kabinet
in de mensen, middelen en manieren van de Defensie hun vruchten afwerpen. Dat gezegd
hebbende, zal het herstel van Defensie nog vele jaren vergen. Zo is er een onvolkomenheid
bij gekomen, op het vlak van autorisatiebeheer, en is een bestaande onvolkomenheid
uitgebreid. Overige onvolkomenheden op het terrein van de IT-vernieuwing, inkoopbeheer
en vastgoedmanagement, blijken hardnekkig. Volgens de AR zal het «nog jarenlang grote
inspanningen en investeringen vragen om de problematiek aan het fundament van de organisatie
te verhelpen.» Daar waar de situatie van het Ministerie van Defensie op een aantal
plekken niet verbetert of zelfs verslechtert, stelt de AR dat dit niet alleen te wijten
is aan bedrijfsvoering die niet op orde is, maar ook «waar onvoldoende geld beschikbaar
is om problemen te verhelpen» (blz. 6)
De noodzaak van investeringen is een belangwekkende constatering, die de AR volgens
de leden van de CDA-fractie niet eerder zo openlijk deed.
Het sluit aan bij de reactie van de Minister dat «de financiële middelen, de achterstanden
binnen het vastgoed en de personeelstekorten, zowel kwalitatief als kwantitatief,
daarbij knelpunten zijn.» Knelpunten die in de nog op te stellen begroting 2021 en
Defensievisie belangrijke aandachtspunten vormen. De leden van de CDA-fractie kijken
hier met grote belangstelling naar uit.
Deze leden zijn er verheugd over dat de Defensie-uitgaven als percentage van het BBP
in 2019 zijn uitgekomen op 1,3% van het bbp; een forse stijging ten opzichte van 2018
(1,17%). Klopt het echter dat het gemiddelde van de Europese NAVO-lidstaten óók gestegen
is, naar ca. 1,6% in 2019 en inclusief Canada en de VS naar 2,5%? Ziet de Minister
hier nog een forse uitdaging weggelegd, ook in het licht van de afspraken van Wales?
De AR constateert terecht dat de Minister staat voor een lastige opgave staat. Zij
balanceert voortdurend tussen herstel, modernisering en inzet van haar organisatie.
Uit het overzicht van kritieke prestatie indicatoren (kpi’s) dat in het Jaarverslag
is opgenomen blijkt dat Defensie in 2019 met geen enkele kpi aan de gestelde norm
voldeed, met uitzondering van de vulling van burgerpersoneel. De financiële indicatoren
bewogen zich in de richting van de norm. Voor de inzetbaarheid, het aantal ernstige
incidenten en de militaire vulling is de trend negatief.
De kpi «gerealiseerde inzetbaarheidsdoelen» is fors lager uitgevallen. Volgens de
Minister laat de daling laat zien dat, onder andere door het personeelsgebrek, de
capaciteiten langzamer herstellen dan gepland. De Minister stelt daarbij dat een nieuw
tijdspad van herstel niet te geven is, doordat nog niet aan te geven is wanneer de
personele vulling verbetert, is (blz. 26 Jaarverslag). De AR spreekt echter van uitstel
van het geplande moment waarop de inzetbaarheid van de krijgsmacht volledig op orde
zou zijn (2021) naar midden jaren 20 (blz. 7 Jaarverslag). De leden van de CDA-fractie
vragen hierop een nadere toelichting?
Deze leden achten het zorgelijk dat de AR oordeelt dat de gereedheidsinformatie in
de bij het Jaarverslag behorende inzetbaarheidsrapportage onvoldoende betrouwbaar,
onvolledig en te rooskleurig is.
Te meer nu de Minister in het Jaarverslag spreekt van spanning die blijft bestaan
op de inzetbaarheidsdoelen en dat Defensie eerlijke en realistische grenzen moet blijven
aangeven en keuzes maken, ook in internationaal verband, zodat Defensie waar kan maken
wat wordt toegezegd, hetgeen van belang voor het vertrouwen, zowel binnen als buiten
de Defensieorganisatie. Defensie moet nu te veel voorbehouden maken bij onze internationale
verplichtingen. De leden van de CDA-fractie sporen de bewindslieden aan om onverminderd
te blijven werken aan verbetering van de gereedheid en inzetbaarheid. Wat gaat de
Minister doen om de gereedheidsinformatie te verbeteren?
De leden van de CDA-fractie complimenteren de bewindslieden met het behalen van een
investeringsquote die in 2019 is uitgekomen op 23,9%, een flinke stijging ten opzichte
van 2018 (18,9%). Het is mooi dat de bewindslieden het beschikbare geld in 2019 daadwerkelijk
(grotendeels) wisten te besteden, in tegenstelling tot voorgaande jaren. De investeringen
zijn fors toegenomen, tot meer dan € 2,5 miljard. Met deze uitgaven konden broodnodige
investeringen gedaan worden en kon nieuw en gemoderniseerd de krijgsmacht instromen.
Het herstel en de modernisering krijgt zo daadwerkelijk gestalte. Het is van groot
belang deze positieve trend door te zetten.
Daarbij blijft aandacht voor de verwervingsketen nodig – dit blijft een zwakke schakel
die onder druk staat.
De leden van de CDA-fractie vragen of de bewindslieden zich herkennen in de zorgen
van de AR dat deze hogere druk kan leiden tot problemen als vertraging, kostenoverschrijding
en onvoldoende aansluiting op de behoefte (blz. 35 Verantwoordingsonderzoek)? De maatregelen
die de Minister heeft aangekondigd worden nog niet overal structureel doorgevoerd.
Wat gaan de bewindslieden daaraan doen? De leden van de CDA-fractie maken zich zorgen
over de constatering van de AR dat de bewindslieden de personeelstekorten in de uitvoeringsorganisatie
van het verwervingsproces nog niet hebben kunnen oplossen. Er is met name een tekort
aan personeel met technische en logistieke kennis. Ook blijken lang niet alle projectleiders
even ervaren of te beschikken over de juiste kwaliteiten of diploma’s voor projectmanagement.
Herkennen de bewindslieden zich in de diverse risico’s hiervan, die zich manifesteren
in een gebrek aan projectbeheersing en daardoor uitloop in tijd en geld? Erkennen
zij dat er een groter risico ontstaat dat het Defensie niet gaat lukken om de modernisering
van de krijgsmacht tijdig, effectief en efficiënt te realiseren?
De leden van de CDA-fractie maken zich in het bijzonder zorgen over de capaciteit
bij Defensie, in het bijzonder DMO, om invulling te geven aan de verwervingsstrategie
bij de vervanging van de onderzeebootcapaciteit, zoals beschreven in de B-brief. Te
meer daar Defensie kiest voor internationale concurrentiestelling met drie werven,
vanuit «asymmetrie» in de kennispositie met de werven. Hiervoor moet Defensie zelfs
haar toevlucht nemen tot externe inhuur, in een schaarse markt. Kan de Defensie dit
proces met drie werven wel aan, met alle geconstateerde problemen en knelpunten? Kan
de Staatssecretaris hier nader op ingaan, zo vragen deze leden.
De leden van de CDA-fractie vragen een reactie op de constatering van de AR dat evaluaties
van verwervingsprojecten nauwelijks worden uitgevoerd, en dat een structurele vergelijking
van ramingen en realisaties niet plaatsvindt? Deze leden of dit in de toekomst meer
zal worden gedaan.
De AR constateert terecht dat de vastgoedportefeuille een voorwaarde is voor een goed
functionerende krijgsmacht; een veilige werk- en leefomgeving is essentieel voor de
inzetbaarheid van mensen en materieel.
De leden van de CDA-fractie zijn geschrokken van de problemen bij het vastgoed. De
problemen in de aansturing van vastgoedbeheer zijn niet opgelost. Dat blijkt onder
meer uit de evaluatie van het opdrachtgever-opdrachtnemersconvenant tussen het Ministerie
van Defensie en het RVB. De evaluatie concludeert dat de sturing van het Ministerie
van Defensie van het RVB vooral financieel gericht is en nauwelijks gericht op resultaten.
Daarnaast kan het RVB als opdrachtnemer voor onderhoud van het vastgoed de vraag vanuit
het Ministerie van Defensie niet aan. Verder is de communicatie met het Ministerie
van Defensie voor het RVB niet optimaal; dit geldt ook voor de informatievoorziening
door het RVB aan het Ministerie van Defensie. Ten slotte was het plan voor duidelijker
beleggen van taken en verantwoordelijkheden in 2019 nog niet gereed. De leden van
de CDA-fractie vragen een beoordeling van deze evaluatie? Wat wordt gedaan met de
kritiek? Wat wordt gedaan aan de geconstateerde kloof tussen beleid op strategisch
niveau en uitvoering op operationeel niveau?
De AR constateert dat er al jarenlang onvoldoende budget en onvoldoende capaciteit
beschikbaar is voor het vastgoed. De leden van de CDA-fractie vragen of het klopt
dat het budget voor onderhoud net als in 2018 ook in 2019 vooral ingezet is om storingen
te verhelpen, terwijl dat budget daar niet voor bedoeld is? Klopt het dat dit ten
koste van het preventieve onderhoud, met als gevolg dat ook het achterstallige onderhoud
onvoldoende wordt weggewerkt? Zijn de onderhoudsachterstanden verder opgelopen? Herkent
de Staatssecretaris zich in de waarschuwing van de Rekenkamer uit 2015 dat een lager
niveau van onderhoud kan leiden tot extra kosten in de toekomst en dat dit toen geschetste
risico nu werkelijkheid wordt?
Klopt het dat het voorgestelde revitaliseringsprogramma voor het vastgoed een financieel
tekort ten opzichte van het beschikbare budget kent van € 220–280 miljoen per jaar
voor de komende 15 tot 20 jaar? En dat een plan B – wat te doen als er inderdaad te
weinig budget beschikbaar zou komen – vooralsnog ontbreekt? Zo vragen de leden van
de CDA-fractie.
Vorig jaar is al een bedrag van € 700 miljoen weggehaald bij broodnodige investeringen
in materieel, om de ergste gaten bij het vastgoed te dichten. Dreigen nu nog meer
middelen vanuit materieel naar vastgoed verschoven te worden? Hoe gaan de bewindslieden
dit uitleggen aan de NAVO? Hoe verhoudt zich dit tot de motie Van Helvert c.s. (Kamerstuk
35 300 X, nr. 27) om verder invulling te geven aan het Nationaal Plan bij de NAVO? Hoe verhoudt zich
dit bovendien tot het pleidooi van de leden van de CDA-fractie om materieelprojecten
waar mogelijk naar vóren te halen, in verband met de coronacrisis?
De leden van de D66-fractie geven een compliment voor het oplossen van de onvolkomenheden
aangaande de logistieke keten reserveonderdelen en informatiebeveiliging. Er zijn
langlopende onvolkomenheden op IT-beheer, inkoopbeheer en munitievoorraden. Ook aangaande
autorisatiebeheer en vastgoed constateert de AR nog onvolkomenheden. De leden van
de D66-fractie hebben hierover een aantal specifieke vragen: Tegen welke problemen
lopen de medewerkers aan die de regels en procedures voor de centrale en decentrale
munitie voorraad moeten uitvoeren? Hoe bent u van plan deze op te lossen? Binnenkort
wordt er overlegd over het vastgoed van Defensie, maar voor nu in zijn algemeenheid:
Wat zijn de concrete plannen om een sprong voorwaarts te maken wat betreft het vastgoedmanagement
van Defensie? Wat zijn hierbij de afspraken tussen het Ministerie van Defensie en
de RVB om de communicatie en informatievoorziening te verbeteren?
Verder vragen de leden van de D66-fractie welke stappen er worden gezet om de IT-systemen
op orde te krijgen? Waarom was een volledige heroverweging van het GrIT programma
nodig? Is er inzicht in de herintroductie van dit IT-vernieuwingsprogramma? Heeft
de AR gelijk dat de beheerders van personele IT-systemen te ruime bevoegdheden hebben?
Reeds vorig jaar is de wens uitgesproken dat de betrouwbaarheid van de cijfers van
dusdanige aard moet zijn dat Kamerleden op basis van de juiste informatie het kabinet
kunnen controleren. Eveneens moet het mogelijk zijn deze informatie te kunnen betrekken
bij kabinetsbesluiten over militaire missies en inzet. De Minister geeft in reactie
op de AR aan dat wat betreft het rapporteren over capaciteiten en ondersteunende eenheden
meegewogen moeten worden, dat de inspanning niet opweegt tegen de verwachte verbetering.
Is de Minister het met de leden van de D66-fractie eens dat deze inspanning voor het
parlement wel van voldoende belang kan zijn om op een volledige manier mee te praten
over de inzet van militairen bij missies en de evaluaties daarvan?
De leden van de D66-fractie ontvangen diverse verhalen van militairen dat er in het
rapporteren discrepanties bestaan tussen zaken zoals die gemeld worden aan u en aan
de Kamer enerzijds, en zoals de situatie wordt ervaren door uitvoerders en planners
van de krijgsmacht anderzijds. Is de Minister het met de leden van de D66-fractie
eens dat dit beeld mogelijk tot veiligheidsrisico’s kan leiden, als de realiteit inderdaad
niet overeenkomt met datgene wat in de rapportages staat? De leden van de D66-fractie
vragen deze discrepanties nader te onderzoeken en wellicht over te nemen. Indien de
Minister dat niet wenst, vragen deze leden een nadere uitleg waarom niet?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn bezorgd te lezen dat de AR tekortkomingen
signaleert als het gaat om de opslag van munitie. De Rekenkamer concludeert dat er
nog altijd tekortkomingen zijn als het gaat om munitiebeheer, en dat de Minister geen
sturing geeft op het ondernemen van actie bij geconstateerde tekortkomen. Ook ontbreekt
een structurele tweedelijnscontrole. De leden van de GroenLinks-fractie vinden dit
onacceptabel, mede in het licht van de twee Nederlandse militairen die in Mali zijn
omgekomen, en een derde die ernstig gewond is geraakt, door het gebruik van onveilige
munitie. De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de gebrekkige naleving van regels
en sturing daarop er ook aan bij heeft gedragen dat een voorraad van € 25 mln aan
munitie bij de Enhanced Forward Presence in Litouwen moet worden vernietigd.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen om een helder overzicht te verschaffen van
de acties die gaan worden ondernemen om de aanbevelingen van de Rekenkamer ten aanzien
van het munitiebeheer uit te voeren en in control te geraken als het gaat om de veiligheid
van munitie.
Jaarrapportage van de Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht (IGK)
De leden van de VVD-fractie waren verheugd om te lezen dat de IGK positief gesteld
was over de medezeggenschap. Zij willen via deze weg graag benadrukken dat zij het
verder versterken van de medezeggenschap van belang vinden.
De leden van de VVD-fractie maken zich wel zorgen dat volgens de IGK «medewerkers
van CZMCARIB ervaren aan het einde van een logistieke keten te zitten, (…) onder meer
door het uitblijven van noodzakelijke aanpassingen aan de infrastructuur.» Wat vindt
de Minister daarvan? En wat gaat zij daaraan doen, zo vragen de leden van de VVD-fractie.
Volgens de IGK zijn er bij de opleidingseenheden van DOSCO weinig instructeurs met
(actuele) militaire ervaring beschikbaar. De leden van de VVD-fractie vragen wat het
probleem is als bij een opleiding voor paarse eenheden bij DOSCO de militaire component
onvoldoende is vertegenwoordigd. Bij welke opleidingen is dit geen probleem? Welke
mogelijkheden zijn er om deze opleidingen dan aan de civiele markt over te laten?
De leden van de VVD-fractie willen er bij de Minister op aandringen dat zij gehoor
geeft aan het advies van de IGK om zo snel mogelijk uitvoeringsrichtlijnen te geven
voor het nieuwe arbeidsvoorwaardenakkoord, teneinde recht te doen aan de gemaakte
afspraken. Is de Minister het met de IGK eens dat daarbij een selectie kan gemaakt
worden van onderwerpen die vrij risicoloos vooruitlopend op formalisering kunnen worden
ingevoerd, zogenoemde quick wins? Zo ja, binnen welke termijn gaat de Minister dat
doen, zo vragen de leden van de VVD-fractie.
Met betrekking tot veiligheid en sociale veiligheid binnen Defensie lezen de leden
van de VVD-fractie in de jaarrapportage van de IGK dat er volgens Defensiemedewerkers
naar hun gevoel nog weinig is veranderd, ondanks de groei van het aantal betrokken
organisaties. Even verderop lezen deze leden dat volgens de IGK de veiligheid van
Defensiemedewerkers in het geding kan komen ten gevolge van langdurige vacatures.
Erkent de Minister deze problemen? Zo ja, wat is zij van plan te doen om de risico’s
te mitigeren?
Verder schrijft de IGK over de kwaliteit van de desert gevechtslaarzen. Wordt er,
aangezien DMO niet op korte termijn een «structurele oplossing» kan bieden voor de
slechte kwaliteit van de gevechtslaarzen, gewerkt met tijdelijke oplossingen? Zo ja,
welke?
De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister mogelijkheden ziet om de toelages
van militairen en politiemensen bij de Dienst Speciale Interventies beter op elkaar
af te stemmen. Zo ja, wat zijn die mogelijkheden?
Tenslotte vestigen de leden van de VVD-fractie aandacht op de training binnen Defensie.
Zij vonden het zorgwekkend om te lezen dat individuele militairen nog op uitzending
gaan voordat hun voorbereiding, met name de vaardigheden met het persoonlijk wapen,
is afgerond. Is de Minister het met de leden van de VVD-fractie eens dat dit geen
juiste gang van zaken is? Zo ja, per wanneer kan dit probleem opgelost zijn? De leden
van de VVD-fractie willen meer weten over de militairen waar dit betrekking op heeft.
Gaat het hier louter om militairen die niet «de poort uitgaan» of heeft het ook betrekking
op andere categorieën? Zijn militairen zonder een afgeronde voorbereiding op het gebied
van schietvaardigheden ten alle tijden vergezeld van militairen die hun voorbereiding
op dit gebied wel hebben afgerond?
Verder vragen de leden van de VVD-fractie wat de Minister er van vindt dat het volgens
de IGK ontbreekt aan «regie en juiste afstemming» in de opleidingsketen. Ook vragen
deze leden of de Minister voornemens is initiatieven op zetten om de functie van instructeur
aantrekkelijker te maken. Hoe beoordeelt zij in dat kader de aanbevelingen van de
IGK om de functie van instructeur aantrekkelijker te maken?
De leden van de VVD-fractie hechten ook zeer aan een effectief reservistenbeleid,
omdat dit de krijgsmacht de beschikking kan geven over mensen die nodig zijn bij piekmomenten
of wanneer er vraag is naar specialistische kennis. Deze leden zijn dan ook ontevreden
dat de IGK moet concluderen dat de aanbeveling van een jaar geleden om de aanstellingsprocedure
te vereenvoudigen nog niet geheel is opgevolgd. Waarom blijft het lastig om een beroepsmilitair
die ontslag heeft genomen snel een reservistenaanstelling te geven? Is er een plan
om hier verbetering in te brengen? Zo ja, op welke termijn verwacht de Minister dit
probleem opgelost te hebben?
Daarnaast hebben de leden van de VVD een vraag over de discussie rond artikel 16 bis
AMAR. Kan de Minister ingaan op de aanbevelingen van de IGK om de leeftijdsgrens voor
de opleidingen te herzien en om de opleidingen een duidelijker verband te geven met
iemands huidige functie bij Defensie of een toekomstige functie buiten Defensie?
Jaarverslag van de Inspectie Militaire Gezondheidszorg
In het jaarverslag van de Inspectie Militaire Gezondheidszorg staat dat de inzetbaarheid
van een Role-2 hospitaal nog altijd niet kan worden gegarandeerd. De leden van de
VVD-fractie vragen de Minister apart in te gaan op ieder van de onvolkomenheden die
op pagina 13 worden beschreven en daarbij aan te geven of, en zo ja op welke termijn,
zij van plan is deze te verhelpen?
Daarnaast hebben de leden van de VVD-fractie enkele vragen over de keuringen. Kan
de Minister ingaan op de aanbevelingen van de IMG op pagina 22? Daarnaast vragen deze
leden waarop de eis om verklaringen na een half jaar te vernietigen is gebaseerd.
Is dit een wettelijke eis waarbij er geen mogelijkheden tot afwijken voor defensie
bestaan, is dit een interpretatie die Defensie geeft van een wettelijke regel, of
gaat het hier om intern beleid?
Volgens het jaarverslag van de IVD komt er een evaluatie aan. Wanneer is deze evaluatie
klaar en wanneer komt deze naar de Kamer, vragen de leden van de VVD-fractie.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. (Aukje) de Vries, voorzitter van de vaste commissie voor Defensie -
Mede ondertekenaar
T.N.J. de Lange, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.