Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over jaarverslag en slotwet Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2019 en de resultaten verantwoordingsonderzoek 2019 (Kamerstuk 35 470-VIII-1/4)
2020D20897 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
over het jaarverslag en slotwet Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2019
en de resultaten verantwoordingsonderzoek 2019 (Kamerstuk 35 470 VIII, nrs. 1, 2, 3 en 4).
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, Verouden
Inhoud
blz.
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
•
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
3
•
Inbreng van de leden van de D66-fractie
4
•
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
6
•
Inbreng van de leden van de SP-fractie
7
•
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
9
II
Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Basis-
en Voortgezet Onderwijs en Media
11
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
Slotwet Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2019 (35 470 VIII)
De leden van de VVD-fractie vragen wat de Minister heeft gedaan met de € 143,8 miljoen
die wel geraamd was, maar niet verplicht bleek te zijn. Wat gaat de regering met deze
onderuitputting doen? Ziet de regering mogelijkheden om raming in de toekomst nauwkeuriger
te maken? Welke concrete maatregelen gaat de regering hiervoor nemen?
Jaarverslag Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2019 (35 470 VIII, nr. 1)
Beleidsprioriteiten
De leden van de VVD-fractie zijn positief over de conclusie van de Algemene Rekenkamer
dat er duidelijke kaders zijn gesteld voor de extra middelen om onderwijsachterstanden
bij peuters weg te werken. Wel zijn deze leden van mening dat de Minister de aanbevelingen
van de Algemene Rekenkamer moet uitvoeren om zo te kunnen nagaan of het doel van de
extra middelen om kinderen met een risico op onderwijsachterstand extra te ondersteunen,
ook wordt behaald. Op welke manier gaat de Minister de drie aanbevelingen van de Algemene
Rekenkamer rondom voorschoolse educatie uitvoeren? Heeft de Minister daarnaast aanwijzingen
dat ouders bewust geen gebruik maken van de extra geboden uren in de voorschoolse
educatie? Zo ja, welke redenen liggen daaraan ten grondslag?
Beleidsartikel 1 Primair onderwijs
Deze leden zijn blij met het extra geld dat beschikbaar is gesteld om het lerarentekort
tegen te gaan. Daarnaast zijn deze leden tevreden dat een deel van deze middelen in
2019 via de lumpsum aan scholen is uitgekeerd, zodat scholen deze middelen ook gelijk
in het schooljaar 2019–2020 konden inzetten. Wel maken de leden zich zorgen om de
conclusie van de Algemene Rekenkamer dat de Minister, net als vorig jaar, niet voldoende
informatie verzamelt om te kunnen vaststellen of de werkdruk door zijn beleid ook
daadwerkelijk afneemt. Deze leden vragen de Minister dan ook in te gaan op de conclusie
van de Algemene Rekenkamer en welke maatregelen de Minister gaat nemen om voortaan
wel voldoende informatie te verzamelen om te kunnen vaststellen dat de werkdruk door
zijn beleid ook daadwerkelijk afneemt.
Beleidsartikel 3 Voortgezet onderwijs
Voornoemde leden lezen eveneens dat de reserves van schoolbesturen in 2018 zijn opgelopen,
terwijl deze leden van mening zijn dat dit geld besteed moet worden aan onderwijs
en niet als reserve op de bank hoort te staan. Welke maatregelen gaat de Minister
nemen om dit tegen te gaan? Wel zijn de leden positief dat uit begrotingen van besturen
blijkt dat ze van plan zijn om de reserves de komende jaren uit te geven. Hoe gaat
de Minister waarborgen dat dit ook daadwerkelijke zal gaan gebeuren?
Beleidsartikelen 6 en 7 Hoger onderwijs
Deze leden lezen voorts in de resultaten verantwoordingsonderzoek 2019 dat, net als
in 2018, in 2019 er onvolkomenheden zaten in de informatiebeveiliging van het Ministerie
van OCW en dat deze nog niet zijn opgelost. Waarom zijn deze onvolkomenheden nog niet
opgelost? De aanval met gijzelsoftware bij de Universiteit Maastricht eind 2019 laat,
volgens deze leden, zien dat beschikbaarheid van digitale voorziening en de beveiliging
daarvan van groot belang is. De leden vragen daarom of de Minister bereid is om de
aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer rondom informatiebeveiliging over te nemen.
Kan de Minister afzonderlijk op elke aanbeveling ingaan? Als de Minister niet van
plan is om de aanbevelingen over te nemen, waarom niet? Indien dat wel het geval is,
op welke manier gaat zij dit doen? Daarnaast heeft de Algemene Rekenkamer aanbevelingen
gedaan rondom jaarplannen over informatiebeveiliging en processen rondom risicomanagement
en incidentmanagement. Gaat de Minister deze aanbevelingen opvolgen? Zo ja, op welke
manier? Zo nee, waarom niet?
Beleidsartikel 4 Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
De aan het woord zijnde leden lezen in het rapport van de Algemene Rekenkamer dat
het ministerie voorbij is gegaan aan € 347 miljoen aan verplichtingen. Het ministerie
heeft onterecht geconcludeerd dat deze verplichtingen ten laste van 2020 geboekt moesten
worden terwijl de verplichtingen in 2019 zijn aangegaan. Kan de Minister uitleggen
hoe dit heeft kunnen gebeuren en hoe herhaling hiervan voorkomen gaat worden? Daarnaast
lezen de leden dat de Minister meer verplichtingen is aangegaan dan vooraf aan de
Kamer is gemeld. Het gaat om de verplichtingen over de subsidieregeling Sterk techniekonderwijs.
Waarom heeft de Minister de bijbehorende financiële verplichting niet tijdig gemeld?
Voornoemde leden lezen dat de Algemene Rekenkamer de aanbeveling doet om maatregelen
te treffen om het begrotingsbeheer op de verplichtingen te verbeteren zodat het parlement
tijdig en volledig wordt geïnformeerd over beleidswijzigingen en significante begrotingsonrechtmachtigheden
worden voorkomen. Is de Minister het eens met de conclusie van de Algemene Rekenkamer
rondom het begrotingsbeheer? Zo nee, waarom niet? Welke maatregelen gaat de Minister
nemen om het begrotingsbeheer op de verplichtingen te verbeteren? Op welke manier
gaat de Minister de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer over dit onderwerp opvolgen?
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken. Deze
leden hebben nog enige vragen.
Jaarverslag Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2019 (35 470 VIII, nr. 1)
Op pagina 33 van het jaarverslag lezen de leden van de CDA-fractie dat er een onderbesteding
is van € 2,8 miljoen op de aan scholen gegeven middelen voor specifieke doelen vanwege
minder gebruik van de regeling vervanging schoolleiders en regeling hoogbegaafdheid.
Deze leden vragen de Minister wat de reden is van de onderbesteding op deze twee regelingen
en wat er gebeurt met deze onderbesteding. Deze leden stellen dezelfde vraag over
de onderbesteding van € 11,4 miljoen op de subsidies en hoe wordt voorkomen dat er
in 2020 weer sprake is van onderbesteding op deze posten.
Op pagina 38 lezen deze leden dat er sprake is van een onderbesteding van € 2,5 miljoen
op de post opdrachten. Deze leden vragen de Minister wat met deze onderbesteding wordt
gedaan en hoe ervoor wordt gezorgd dat er realistischer wordt begroot op deze en de
voorgaande posten.
Voornoemde leden lezen op pagina 68 dat er een meevaller is van € 4,5 miljoen op de
Lerarenbeurs omdat er minder subsidies zijn aangevraagd. Deze leden willen graag weten
wat de reden is voor deze onderbesteding van de Lerarenbeurs nu al een aantal jaren.
Deze leden vragen wat er met de onderbesteding gebeurt en hoe deze onderbesteding
voor de komende jaren wordt tegen gegaan.
Resultaten verantwoordingsonderzoek 2019 bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap (35 470 VIII, nr. 2)
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de aanbevelingen van de Algemene
Rekenkamer op het terrein van de investeringen in de voorschoolse educatie. De leden
vragen de Minister op welke wijze hij de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer
ten aanzien van onder andere het gebruik maken door de ouders van het extra urenaanbod
het monitoren van de beschikbaarheid van hbo1-opgeleid personeel.
In 2019 constateerde de Algemene Rekenkamer dat de Minister onvoldoende informatie
had verzameld om een onderbouwd besluit te kunnen nemen over de toekenning van een
deel van tweede tranche. Nu blijkt uit vervolgonderzoek van de Algemene Rekenkamer
dat de Minister ook voorafgaand aan de toekenning van het resterende deel van de tweede
tranche niet voldoende heeft geëvalueerd of het eerder toegekende geld wel effect
heeft gehad op de werkdruk van leerkrachten in het primair onderwijs. Voornoemde leden
vragen waarom de Minister de eerdere aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer ten
aanzien van de toekenning van het eerste deel van de tweede tranche niet heeft opgevolgd
en hoe hij gaat zorgen dat er wel voldoende informatie is over de effecten van de
besteding van de werkdrukmiddelen door de scholen.
Tot slot vragen deze leden wat de Minister gaat doen om te voorkomen dat er voortaan
weer onvolkomenheden in het begrotingsbeheer zitten van dezelfde omvang als in 2018
en 2019 en om te voorkomen dat de Kamer foutief wordt geïnformeerd over deze onvolkomenheden.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met kennisgenomen van onderhavige stukken en willen
nog enkele vragen voorleggen.
Jaarverslag Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2019 (35 470 VIII, nr. 1)
De leden van de D66-fractie constateren dat in 2019 het aantal thuiszitters is toegenomen.
Deze leden vragen de Minister of de coronacrisis met als gevolg twee maanden afstandsonderwijs
leidt tot een heroverweging van het beleid.
Deze leden vragen hoe het komt dat er bij de aanvullende regelingen van het primair
onderwijs minder gebruik is gemaakt van de regeling hoogbegaafdheid dan begroot, terwijl
tegelijkertijd de Kamer regelmatig signalen krijgt dat bij het onderwijs aan hoogbegaafden
een vrijwillige ouderbijdrage wordt gevraagd. Is er voldoende bekendheid met deze
regeling? Deze leden vragen voorts de onderuitputting op de regeling snel internet
nader toe te lichten.
Voornoemde leden vragen de Minister wat de achterliggende reden is waarom scholen
die deel hebben genomen aan de pilot «Recht op Maatwerk» geen verdere wettelijke verankering
willen van maatwerk. Hoe ziet het vervolg van deze pilot eruit en wanneer kan de Kamer
het onderzoek verwachten naar de voor- en nadelen van een brede invoering van diploma’s
met vakken op verschillende niveaus die ook toegang bieden tot bepaalde vervolgopleidingen,
zoals afgesproken in het regeerakkoord.
Deze leden vragen de Minister of bekend is hoeveel starters aan het zijinstroom-traject
de opleiding afronden en als leraar aan het werk gaan.
Voornoemde leden vragen naar de stand van zaken van de oprichting van de «Expertgroep
Toegankelijkheid hoger onderwijs». Op welke wijze zal de expertgroep worden samengesteld?
Slotwet Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2019 (35 470 VIII)
Beleidsartikel 6. Hoger beroepsonderwijs
De leden van de D66-fractie lezen dat er per saldo voor € 27,1 miljoen meer aan garantieverplichtingen
is aangegaan in het kader van schatkistbankieren. Deze leden vragen om een nadere
toelichting welke (categorie aan) instellingen gebruik maken van schatkistbankieren
en voor welke doeleinden.
Resultaten verantwoordingsonderzoek 2019 bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap (35 470 VIII, nr. 2)
De leden van de D66-fractie lezen in het rapport van de Algemene Rekenkamer dat er
nog aandachtspunten zijn voor de versterking van de voorschoolse educatie. Deze leden
vragen de Minister hoe hij deze aandachtspunten na gaat komen, zeker gezien er door
de coronacrisis waarschijnlijk een inhaalslag moet worden gemaakt.
Deze leden lezen voorts dat de Algemene Rekenkamer wijst op de beheersing van het
risico op staatssteun bij het verstrekken van subsidies. Welke subsidieartikelen worden
naar aanleiding van dit aandachtspunt nader onderzocht?
Voornoemde leden lezen in het rapport van de Algemene Rekenkamer dat er onzekerheden
in de rechtmatigheid van subsidies van begrotingsartikel 8 Internationaal Beleid bestaan.
Deze leden vragen de Minister toe te lichten welke risico’s er zijn en welke acties
ondernomen worden.
De aan het woord zijnde leden lezen in het rapport van de Algemene Rekenkamer dat
verscherpte aandacht voor het autorisatiebeheer van DUO2 nodig is. De Rekenkamer schrijft dat DUO bezig is met het langetermijnproject «Role
Based Autoriseren». Op welke termijn en met welke mijlpalen verwacht DUO deze tool
in gebruik te hebben, zo vragen deze leden.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben onderhavige stukken tot zich genomen. Deze
leden hebben nog enkele vragen hierover.
Resultaten verantwoordingsonderzoek 2019 bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap (35 470 VIII, nr. 2)
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse het rapport van de Algemene
Rekenkamer gelezen. Deze leden lezen dat de Algemene Rekenkamer vaststelt dat de Minister
voorafgaand aan de toekenning van het resterende deel van de tweede tranche van de
werkdrukmiddelen in 2019, niet heeft geëvalueerd of het eerder toegekende geld wel
effect heeft gehad op de werkdruk van leerkrachten in het primair onderwijs. Kan de
Minister uitleggen waarom ervoor gekozen is om dat niet te doen? Mede omdat de Algemene
Rekenkamer in hun rapport vorig jaar ook al concludeerde dat de Minister onvoldoende
informatie had verzameld om een onderbouwd besluit te kunnen nemen over de toekenning
van een deel van tweede tranche. Welk besluit zit erachter om dat opnieuw niet te
doen? Heeft de Minister in beeld welk effect de werkdrukmiddelen hebben op de werkdruk
van de leerkrachten in het primair onderwijs?
Voornoemde leden lezen dat naast de € 300 miljoen voor het funderend onderwijs, in
2019 ook de middelen voor de regeling zijinstroom zijn uitgekeerd. Het Jaarverslag
2019 meldt dat de ophoging in de najaarsnota € 11,2 miljoen bedroeg, terwijl de tweede
suppletoire begroting een ophoging met € 13,2 miljoen laat zien. Kan de Minister het
verschil hiertussen uitleggen? Is deze ophoging van structurele aard?
De Algemene Rekenkamer constateert een onvolkomenheid in het begrotingsbeheer: «De
Minister heeft in eerste instantie € 347 miljoen aan verplichtingen onterecht ten
laste van 2020 laten boeken en deze fout niet zelf ontdekt. Dit leidt ertoe dat de
Minister in 2019 op een begrotingsartikel € 149 miljoen meer aan verplichtingen is
aangegaan dan binnen het begrotingsjaar aan het parlement is gemeld. Ook in 2018 constateerden
we al dat de Minister een beleidsmatige mutatie van € 379,4 miljoen ten onrechte niet
tijdig had gemeld aan het parlement.»3 Kan de Minister uitleggen hoe het kan dat er opnieuw een fout is gemaakt?
Jaarverslag Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2019 (35 470 VIII, nr. 1)
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat er minder aanvragen zijn binnengekomen
in 2019 voor de lerarenbeurs, en dat er een dalende trend is sinds 2016. Kan de Minister
deze trend verklaren? Is bekend waarom er steeds minder aanvragen zijn?
Beleidsartikel 1 Primair onderwijs
Deze leden lezen op pagina 33 van het jaarverslag dat een deel van de aanvullende
bekostiging van 2019 voor specifieke doelen niet volledig gebruikt is: «De totale
realisatie voor deze doelen ligt per saldo circa € 2,8 miljoen lager dan begroot.
Dit is te verklaren doordat er minder gebruik is gemaakt van de regeling vervanging
schoolleiders en de regeling hoogbegaafdheid dan verwacht.» Weet de Minister waarom
er minder gebruik is gemaakt van de regelingen? Wat gaat de Minister doen met het
geld dat niet gebruikt is? Blijft dat gereserveerd voor deze doelen? Of wordt het
op een andere manier ingezet?
Beleidsartikel 3 Voortgezet onderwijs
Voornoemde leden lezen dat er minder aanvragen zijn gedaan op de doorstroomregelingen.
Daardoor is de realisatie op de subsidies € 9,3 miljoen lager dan de oorspronkelijk
vastgestelde begroting. Kan de Minister verklaren waarom er zoveel minder aanvragen
zijn gedaan naar de doorstroomregelingen? Is dat omdat het doorstromen goed verloopt
of omdat de regelingen te onbekend zijn?
Beleidsartikel 4 Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
De aan het woord zijnde leden lezen dat er een bedrag van € 36,5 miljoen beschikbaar
was als prestatiebekostiging op het thema voortijdig schoolverlaten en dat dit bedrag
is uitgekeerd aan mbo4-instellingen die goede resultaten bereikten bij het tegengaan van voortijdig schoolverlaters.
Kan de Minister aangeven wat deze resultaten waren en op welke manier deze bereikt
zijn? Worden instellingen gestimuleerd om deze best practices te delen met andere
instellingen? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Deze leden lezen dat mbo-instellingen € 48,4 miljoen aan extra middelen ter versterking
van de salarismix in de Randstadregio’s hebben gekregen. Wat waren de kwalitatieve
en kwantitatieve eisen die aan extra werkdrukmiddelen gesteld werden en op welke manier
werden deze verantwoord?
In de Functiemix update 2020 van het Platform Medezeggenschap MBO lezen de leden dat
de streefpercentages zoals vastgelegd in het Convenant Leerkracht 2008 niet worden
gehaald. Welke verklaring heeft de Minister hiervoor? Wat vindt de Minister van het
feit dat volgens het betreffende rapport de functie/salarismix zowel landelijk als
Randstedelijk een neerwaartse trend in ontwikkeling vertoont? Klopt het dat niet te
controleren is of het geld dat via de lumpsum extra ter beschikking wordt gesteld
voor doorstroom, inderdaad voor dit doel gebruikt wordt? Welke mogelijkheden ziet
de Minister om te borgen dat de middelen wél terecht komen bij de direct betrokkenen
in het primaire proces?
Er is € 10 miljoen extra beschikbaar gesteld voor minderjarige bol5-studenten uit minima-gezinnen om te voorkomen dat zij om financiële redenen afzien
van een opleiding. Op welke manier wordt aan betreffende studenten gecommuniceerd
dat deze mogelijkheid er is? Heeft de Minister zicht op hoe effectief deze communicatie
verloopt?
Met betrekking tot de subsidieregeling praktijkleren lezen deze leden dat de budgetten
voor mbo en hbo niet toereikend waren om volledige praktijk- of leerplaatsen maximaal
uit te keren. Kan de Minister aangeven waarom de verschillen in maximaal geraamde
subsidies per praktijk- of leerplek relatief veel verschillen van de daadwerkelijk
maximaal uitgekeerde subsidies? Kan zij tevens aangeven of en hoe dit verschil in
de toekomst verkleind gaat worden? Zo nee, waarom niet?
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van onderhavige stukken. Zij hebben
daar nog enkele opmerkingen en vragen over.
Jaarverslag Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2019 (35 470 VIII, nr. 1)
Gelijke kansen creëren en talenten tot bloei brengen
De leden van de SP-fractie vinden het van groot belang dat de regering inzet op het
bevorderen van gelijke kansen tussen kinderen. Echter vragen zij of de gekozen aanpak
daadwerkelijk effectief is. Zo blijkt uit de laatste Staat van het Onderwijs6 dat nog steeds het opleidingsniveau van ouders bepalend is voor de schoolloopbaan
van kinderen. Deze leden vinden dit zeer onwenselijk. Zij vragen dan ook wat de daadwerkelijke
opbrengsten zijn van alle acties die de regering uitvoert in het kader van kansengelijkheid,
zoals het Actieplan Gelijke Kansen en de subsidieregeling Vrijroosteren leraren. In
hoeverre zijn deze acties voortgezet tijdens de huidige coronacrisis? Maakt de Minister
gebruik van voorbeelden uit het buitenland bij het bestrijden van kansenongelijkheid
in het onderwijs? Kan de Minister dit nader toelichten? Wat betreft passend onderwijs
vragen voornoemde leden de Minister om te reflecteren op zijn gevoerde beleid sinds
de start van dit kabinet. In hoeverre vindt de Minister dat de doelen van passend
onderwijs behaald zijn?
Sterke docenten
In hoeverre kloppen de laatste ramingen over het lerarentekort in het primair en voortgezet
onderwijs nog?7 Wanneer worden deze weer bijgesteld? Daarnaast vragen deze leden wat de status is
van de uitvoering van de motie van het lid Kwint over het registreren van het lerarentekort.8 Is het onderzoek van de PO-Raad al afgerond? Zo ja, wat waren de resultaten hiervan?
Zo nee, waarom niet? Heeft de PO-Raad in dit onderzoek ook de methodiek gehanteerd
die ze in Rotterdam gebruikt hebben om het lerarentekort te bepalen?9 Is de Minister bereid deze methodiek zelf te hanteren in onderzoek naar de huidige
hoogte van het lerarentekort in heel Nederland?
Resultaten verantwoordingsonderzoek 2019 bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap (35 470 VIII, nr. 2)
De leden van de SP-fractie vragen de Minister op welke wijze hij aan de slag gaat
met de aandachtspunten die de Algemene Rekenkamer noemt naar aanleiding van de versterking
van de voorschoolse educatie. Daarnaast vragen zij de Minister waarom hij voorafgaand
aan de toekenning van het resterende deel van de tweede tranche van de werkdrukmiddelen
in 2019 niet heeft geëvalueerd of het eerder toegekende geld wel effect heeft gehad
op de werkdruk van leerkrachten in het primair onderwijs, aangezien de Algemene Rekenkamer
hier ook al een punt van maakte in het rapport over het Jaarverslag 2018.
Daarnaast vinden de leden het betreurenswaardig om te lezen dat er nog steeds problemen
zijn bij DUO omtrent informatiebeveiliging. Welke aanvullende maatregelen gaat de
Minister nemen om te voorkomen dat de Algemene Rekenkamer volgend jaar weer moet concluderen
dat het nog steeds niet op orde is? Gaat de Minister de aanbevelingen van de Algemene
Rekenkamer overnemen, zo vragen deze leden.
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavige
stukken en hebben enkele vragen en opmerkingen.
Jaarverslag Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2019 (35 470 VIII, nr. 1)
Gelijke kansen creëren en talenten tot bloei brengen
De leden van de PvdA-fractie hebben met instemming gelezen dat de beide bewindslieden
vinden dat elk kind zijn talenten moet kunnen ontplooien, ongeacht afkomst en geloof,
maar merken tegelijk op dat dit doel nog verre van gerealiseerd is. Het lerarentekort
treft immers niet alle scholen en niet alle leerlingen gelijkmatig. Gevolg is dat
het lerarentekort de kansenongelijkheid versterkt. Ook de weer groeiende problematiek
van leerplichtige kinderen die thuiszitten, de definities van basisondersteuning die
voor passend onderwijs per school verschillen, de ongelijke toegang van kinderen tot
huiswerkbegeleiding en stagediscriminatie zijn helaas hardnekkige oorzaken van kansenongelijkheid.
Wat willen de bewindslieden ondernemen om meer grip te krijgen op deze ontwikkelingen?
Heeft bijvoorbeeld ook het Meldpunt Stagediscriminatie dat werd opgericht inmiddels
meer inzichten opgeleverd in concrete manieren waarop stagediscriminatie in voorkomende
gevallen zou kunnen worden bestreden en of bestaande regelgeving hiervoor moet worden
aangevuld, zo vragen deze leden.
Sterke docenten
Terecht benoemt het jaarverslag dat leraren onmisbaar zijn voor onze samenleving omdat
dezen ervoor zorgen dat kinderen en (jong)volwassenen klaar zijn om de wereld in te
gaan, maar het lerarentekort loopt helaas hard op. Het jaarverslag verwijst naar extra
maatregelen, zoals een gerichte aanpak in de steden (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag,
Utrecht en Almere) met de grootste tekorten in het primair onderwijs en extra inzet
op de tekortvakken in het voortgezet onderwijs en de regionale aanpak en bovendien
naar het convenant aanpak lerarentekort10 dat op 1 november 2019 werd afgesloten met de sociale partners. Deze leden vragen
op welke termijn een kentering valt te verwachten in de groei van het lerarentekort.
Zou er niet structureel meer waardering moeten zijn voor het lerarenberoep, zowel
materieel als immaterieel om meer mensen te verleiden om in dit vak te (blijven) werken?
Maken de loonkloven tussen primair en voortgezet onderwijs, tussen voortgezet speciaal
onderwijs en tussen het lerarenberoep in het algemeen en andere beroepen die een vergelijkbaar
opleidingsniveau vereisen, het werk in het onderwijs niet onnodig onaantrekkelijk?
Wat zijn de verwachte gevolgen voor de omvang van de lerarentekorten per onderwijssector
in de komende jaren bij ongewijzigd beleid?
Opleiden voor de samenleving van de toekomst
Bij de middelen die de Minister voor onderwijs ter beschikking stelt, valt het extra
te betreuren dat onderwijsgeld niet altijd terecht komt bij mensen die daar het meest
baat bij kunnen vinden. Te denken valt aan mensen die zich op afstand bevinden van
de arbeidsmarkt, die slechts weinig bereikt worden bij het streven naar een leven
lang ontwikkelen, maar ook aan schoolbesturen die met onnodig hoge reserves onderwijsgeld
onttrekken aan het primaire proces. Wat is er naast de Subsidieregeling flexibel beroepsonderwijs
derde leerweg nodig om mensen op afstand van de arbeidsmarkt meer te laten deelnemen
aan activiteiten gericht op een leven lang ontwikkelen? Welke mogelijkheden willen
de ministers aangrijpen om te bereiken dat onderwijsgeld daadwerkelijk optimaal gaat
bijdragen aan de opleiding van zoveel mogelijk mensen voor de samenleving van de toekomst?
Wanneer zal de toegezegde ontwikkeling van de signaleringswaarde voor bovenmatige
reserves van besturen operationeel zijn?
Onderzoek van wereldformaat
Het regeringsbeleid is erop gericht om de toppositie van Nederlandse onderzoekers
te behouden. Deze leden betwijfelen echter of de manier waarop er nu wordt beknibbeld
op geestes- en sociale wetenschappen om geld vrij te spelen voor de bètawetenschappen
uiteindelijk de brede wetenschappelijke ontwikkeling ten goede komt. Dreigt het rendementsdenken
dat ten grondslag ligt aan de financieringssystematiek van het hbo en wo11 op lange termijn de kwaliteit van het onderzoek en het onderwijs te schaden? In tabel
53 is bij de kengetallen sprake van een daling van de «Publieke investering in R&D
als % bbp» van 0,72 naar 0,69. Hoe verklaart de Minister deze daling?
Emancipatie
Het jaarverslag benoemt dat er meer aandacht is voor de preventie van geweld tegen
vrouwen en in 2019 is besloten de aanpak voor Veilige Steden uit te breiden en met
drie jaar te verlengen. Zou het daarnaast niet nodig zijn om het melden van geweld
achter de voordeur laagdrempeliger te maken, de vervolging te vereenvoudigen, en de
opvangcapaciteit voor slachtoffers te vergroten? Wat doet het kabinet met de GREVIO12 aanbeveling om de aanpak van «huiselijk» geweld meer genderspecifiek te maken? Zou
het niet standaard moeten worden dat de pleger van geweld achter de voordeur bij het
instellen van een huisverbod een behandeling krijgt opgelegd?
Beleidsartikel 1 Primair onderwijs
Bij de kengetallen vermeld het jaarverslag in tabel 11 bij het aandeel leerlingen
dat de referentieniveaus lezen, taal en rekenen haalt, percentages die werden ontleend
aan de CvTE13-rapportage 2016–2017. Voor het primair onderwijs lijkt het beeld hier niet zo zorgwekkend.
Nu schetst het Onderwijsverslag, Staat van het Onderwijs14, dat in april 2020 verscheen een veel minder rooskleurig beeld: «In 2018 is de leesvaardigheid
van Nederlandse leerlingen gedaald ten opzichte van de leesvaardigheid van Nederlandse
leerlingen in 2015. Nederlandse leerlingen presteren op leesvaardigheid voor het eerst
onder het EU gemiddelde.» Hoe verklaart de Minister de discrepantie tussen deze beelden?
Beleidsartikel 3 Voortgezet onderwijs
Tabel 15 vermeldt verontrustende kengetallen over een groeiend aandeel thuiszittende
leerlingen dat drie of meer maanden thuis zit zonder passend onderwijsaanbod en een
groeiend aantal voortijdige schoolverlaters. In hoeverre hebben maatregelen die de
Minister heeft genomen in reactie op deze ontwikkelingen inmiddels effect gesorteerd?
Welke nadere maatregelen liggen nog in het verschiet?
Beleidsartikelen 6 en 7 Hoger onderwijs
Tabel 22 vermeldt bij de kengetallen dat de studenttevredenheid in het hbo is gedaald
en in het wetenschappelijk onderwijs de uitval tijdens het eerste jaar is gestegen.
Welke verklaringen heeft de Minister hiervoor? Op welke wijzen wil zij hier invloed
op uitoefenen, zo vragen deze leden.
II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor
Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media -
Mede ondertekenaar
E.M. Verouden, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.