Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over kabinetsinzet Toeslagen (IBO Toeslagen Deelonderzoek 2) (Kamerstuk 31066-624)
2020D20736 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 27 mei 2020 enkele vragen en opmerkingen
aan de Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane voorgelegd over de door
de Staatssecretaris op 30 april 2020 toegezonden brief inzake de Kabinetsinzet Toeslagen
(Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Toeslagen – deelonderzoek 2) (Kamerstuk
31 066, nr. 624).
De voorzitter van de commissie, Anne Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Schukkink
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het tweede deelonderzoek
IBO Toeslagen en de Kamerbrief en hebben nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de van VVD-fractie delen de mening van het kabinet dat een ander toeslagenstelsel
noodzakelijk is. Het huidige stelsel is te complex en brengt daardoor te veel problemen
en onzekerheden met zich mee. Deze leden delen de urgentie van de problematiek en
de noodzaak om op korte termijn een aantal maatregelen te nemen om het huidige toeslagenstelsel
te verbeteren. Deze leden lezen voorts de opmerking van de werkgroep dat het wenselijk
is om te kijken naar het hele stelsel waarbinnen de toeslag zijn functie heeft, maar
dat dit vanwege de taakopdracht door de IBO-werkgroep niet is gedaan. Deze leden snappen
de taakafbakening, maar spreken de verwachting uit dat de vervolgstap een onderzoek
moet zijn naar het hele stelsel waar de toeslagen een onderdeel van zijn. Deze leden
lezen over een aantal verkennende opties die toezien op de achterliggende stelsels.
Kan de Staatssecretaris overzichtelijk weergeven naar welke varianten (toeslagengerelateerd
en breder) in de beoogde routekaart onderzoek wordt gedaan en waarom? Wat is de taakstelling
en hoe ziet de verdere uitwerking eruit?
De leden van de VVD-fractie vragen naar een toelichting op de extra investeringen
van het kabinet in de dienstverlening, de drempel voor kleine terugvorderingen en
nabetalingen en de maatregelen tot vereenvoudigingen. Aan welke extra investeringen
in de dienstverlening wordt gewerkt en waarom? Wat is het beoogde effect van een extra
investering in de dienstverlening? Hoe wordt deze beoordeeld? Aan welke drempel tot
kleine terugvorderingen denkt de Staatssecretaris en waarom? Deze leden steunen het
instellen van een drempel maar vragen de Staatssecretaris naar de financiële gevolgen
voor het Rijk en de gevolgen voor de uitvoerbaarheid. Aan welke maatregelen tot vereenvoudiging
denkt de Staatssecretaris en waarom? Welke maatregelen zijn onderdeel van het afzonderlijke
wetsvoorstel bij het Belastingplan 2021? Op welke manier wordt hiermee volgens de
Staatssecretaris uitvoering gegeven aan de motie van het lid Lodders c.s. (Kamerstuk
31 066, nr. 582) die vraagt om bij het Belastingplan 2021 al de eerste verbeteringen en alternatieven
door te voeren om te komen tot een beter en menselijker systeem?
De leden van de VVD-fractie vragen op welke manier de effecten van de betaalbaarheid,
de toegankelijkheid en de kwaliteit zijn meegenomen door de werkgroep IBO
De leden van de VVD-fractie wijzen op het feit dat als terugbetaling uitblijft de
Belastingdienst direct overgaat tot dwanginvordering. Is het mogelijk om vanaf een
bepaald bedrag aan terugvordering, wanneer de standaard betalingsregeling de draagkracht
te boven gaat én blijkt dat terugbetaling aan de Belastingdienst uitblijft, de Belastingdienst
zelf direct contact zoekt met de betreffende burger om een maatwerkafspraak over terugbetaling
te maken?
De leden van de VVD-fractie vragen naar de gevolgen wanneer de huidige mogelijkheid
van het verrekenen van een belastingschuld met andere toeslagen niet meer tot de mogelijkheden
zou behoren? Hoeveel burgers zouden hierdoor niet verder in de problemen komen?
De leden van de VVD-fractie vragen wanneer het kabinet voornemens is te reageren op
de door het lid Lodders (VVD) gevraagde brief over het artikel «Belastingdienst loopt
ruim 800 miljoen mis»1 en het rapport van de Algemene Rekenkamer «Toeslagen terugbetalen» ter voorbereiding
op het plenaire debat dat de Staatssecretaris van Financiën met de Kamer over dit
onderwerp gaat voeren. De Rekenkamer deed onderzoek naar het beleid van het terugbetalen
van toeslagen en de wens van het kabinet om het aantal terugvorderingen en de hoogte
daarvan te verlagen. De Rekenkamer deed onder andere de aanbeveling:
«De Algemene Rekenkamer beveelt het kabinet aan de beleidsinformatie aan het parlement
over toeslagen en terugvorderingen te verrijken met informatie op het niveau van het
huishouden en over financiële gevolgen gedurende de gehele looptijd van de toeslag
vanaf het moment van toekenning van de voorlopige toeslag tot de definitieve vaststelling».2
De toenmalige Staatssecretaris van Financiën heeft aangegeven de aanbeveling op korte
termijn niet implementeerbaar te achten3. Deze leden vragen naar de modernisering van de inningssystemen en de inhaalslag
die er momenteel wordt gemaakt op de ICT; wanneer acht de Staatssecretaris het mogelijk
de aanbeveling van de Rekenkamer wel te kunnen implementeren? Deelt de Staatssecretaris
de mening dat de verrijking zoals aanbevolen door de Rekenkamer beter inzicht geeft
in de «route» van de toeslag, de gebreken en daarmee ook de mogelijke verbeterpunten
en oplossingsrichtingen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, graag een toelichting.
Welke concrete acties wil de Staatssecretaris op korte termijn uitvoeren om het aantal
ten onrechte uitbetaalde toeslagen te verkleinen? De leden van de VVD-fractie verwijzen
hierbij naar berichtgeving uit juni 20194 dat de Belastingdienst over de afgelopen jaren miljarden ten onrechte aan toeslagen
heeft uitbetaald en dat er waarschijnlijk honderden miljoenen definitief oninbaar
zijn.
De leden van de VVD-fractie verwijzen naar eerder gestelde schriftelijke vragen van
de leden Lodders en Hermans over het bericht dat ouderen zich niet bewust zijn van
toeslagen5. Uit de beantwoording door de toenmalige Staatssecretaris van Financiën blijkt dat
een onderzoek naar niet-gebruik onderdeel uitmaakt van het IBO Toeslagen. Deze leden
lezen in de Kamerbrief bij dit IBO geen concrete acties om de begrijpelijkheid van
het bestaan en gebruik van toeslagen onder specifieke doelgroepen te vergroten. Deze
leden vragen naar de concrete acties van het kabinet om de communicatie vanuit de
Belastingdienst aan te passen zodat begrijpelijkheid en zekerheid richting Nederlanders
wordt vergroot. Wanneer verwacht de Staatssecretaris hiervan zichtbaar resultaat?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het partnerschap voor de zorgtoeslag voortaan
niet meer met terugwerkende kracht wordt vastgesteld. Hoe werkt het ontstaan van partnerschappen
in de andere toeslagen?
De leden van de VVD-fractie vragen naar de bevindingen van de werkgroep met betrekking
tot het gebruik van een harde grens of een afbouwpad. Wat zijn de gevolgen van het
gebruik van een harde grens voor de complexiteit, de gerichtheid en doelmatigheid
van toeslagen?
In de Kamerbrief lezen de leden van de VVD-fractie dat bij hetzelfde budgettaire beslag
een minder gericht stelsel leidt tot forse negatieve inkomenseffecten en dat bij vermijding
van deze effecten een forse budgettaire opgave ontstaat. Ook lezen zij dat de tijdigheid
terugbrengen de zekerheid wel verhoogt maar huishoudens met een financieel gat laat
zitten voordat zij compensatie krijgen. De leden van de VVD-fractie zijn dan ook benieuwd
of het klopt dat zonder aanpassingen aan de tijdigheid of gerichtheid het direct financieren
van de kinderopvang dan tot soortgelijke problemen met terugvorderingen en nabetalingen
zal blijven leiden. Zo nee, hoezo niet? Betekent dit dat de omarmde publiek gefinancierde
kinderopvang zowel directe financiering als een groter financieel beslag zou vereisen
om de uitvoering te kunnen verbeteren? Zo ja, klopt het dat met een vergelijkbare
intensivering als nodig voor een publiek gefinancierde voorziening ook in het huidige
stelsel met kinderopvangtoeslag de uitvoeringsproblematiek kan worden teruggebracht?
Zo nee, hoezo niet? Klopt het dat een publieke voorziening met gelijkblijvend financieel
beslag betekent dat een maximaal aantal uren volledig vergoed wordt? Zo ja, welke
gevolgen zou het gebruiken van kinderopvang boven het maximaal aantal vergoede uren
hebben op de marginale druk en daarmee op de arbeidsparticipatie? In de brief van
25 april 2018 (Kamerstuk 31 322, nr. 361) geeft het kabinet aan dat verbeteringen binnen het huidige stelsel de voorkeur geniet
boven het voorstel van directe financiering. Kan de Staatssecretaris aangeven of en
zo ja op welke inhoudelijke punten zijn visie is gewijzigd dat publieke financiering
tot betere resultaten zou leiden dan de huidige in gang gezette verbeteringen? Kan
de Staatssecretaris toelichten in welke mate het toen ingezette verbetertraject daadwerkelijk
heeft geleid tot verbeteringen in de uitvoering? Welke problemen bestaan er ondanks
dit traject nog altijd? In welke mate zijn deze problemen gevolg van de uitvoering
en in hoeverre zijn deze toe te schrijven aan de gerichtheid en tijdigheid die in
het stelsel zit? Kan de Staatssecretaris aangeven of het verkiezen van zekerheid en
begrijpelijkheid boven gerichtheid en tijdigheid ook in de huidige uitvoeringspraktijk
de toeslagproblematiek kan oplossen? Tot slot, hoe verhoudt een stelsel van een publiek
gefinancierde kinderopvangvoorziening zich ten opzichte van de uitvoering van deze
voorziening door bedrijven? Welke vrijheden kunnen zij in dat geval behouden in het
bieden van hun diensten en het beprijzen daarvan?
De leden van de VVD-fractie vragen welke criteria worden gebruikt bij onderzoek naar
publiek gefinancierde kinderopvang. En welke andere (publiek-private of private) stelsels
worden onderzocht? Welke aannames worden gebruikt bij de verwachte effecten op arbeidsmarktparticipatie?
Het kabinet stelt dat uit het IBO blijkt dat de hoge actualiteit tot nabetalingen
en terugvorderingen leidt. Tegelijkertijd was bij de voorloper van de huurtoeslag
(de huursubsidie) juist het gebrek aan actualiteit (t-2) een probleem. Is er niet
juist sprake van een te lage actualiteit, omdat bij inkomensveranderingen in de loop
van een jaar de voorschotbedragen niet automatisch bijgesteld worden, zo vragen de
leden van de VVD-fractie. In hoeverre is verkend wat er binnen het Nederlandse systeem
nodig is om de actualiteit te vergroten met (meer) real-time data? Waarom kan het
Universal Credit-systeem in het Verenigd Koninkrijk wel werken met real-time inkomensgegevens
en het Nederlandse systeem niet?
De leden van de VVD-fractie vragen welke varianten voor een normhuur nader worden
onderzocht. Worden hierbij ook budgetneutrale en besparingsvarianten (met eventueel
flankerend beleid) meegenomen, in tegenstelling tot de Brede Maatschappelijke Heroverwegingen?
De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd of de Staatssecretaris het standpunt deelt
dat de kindregelingen gerelateerd moet blijven aan de kosten die samengaan met het
opvoeden van een kind. Is er binnen het huidig stelsel sprake van te forse financiering
in verhouding tot de kosten van een kind? Zo ja, op welke wijze kan er beter worden
aangesloten bij de daadwerkelijke kosten? Welke neveneffecten verdwijnen uit het stelsel
en welke positieve daarvan – zoals arbeidsparticipatie – kunnen ook op een andere
wijze worden gerealiseerd?
De leden van de VVD-fractie vragen op basis waarvan een risico ontstaat op het exporteren
van toeslagen bij een «basisbehoeftentoeslag» en hoe dit verschilt van de bestaande
toeslagen. Wanneer rondt het kabinet het aanvullende onderzoek naar de voor- en nadelen
van de aanpassing van het minimumloon af? Wordt daarbij ook onderzocht wat de effecten
zijn bij ontkoppeling van de (bijstands)uitkeringen? In hoeverre maken koopkrachtberekeningen
onderdeel uit van dit onderzoek?
De leden van de VVD-fractie vragen wanneer de Staatssecretaris het aanvullende onderzoek
naar de voor- en nadelen van de aanpassing van het minimumloon afrondt. Wordt daarbij
ook onderzocht wat de effecten zijn bij ontkoppeling van de (bijstands)uitkeringen?
In hoeverre maken koopkrachtberekeningen onderdeel uit van dit onderzoek? Welke criteria
worden gebruikt in het beoordelen of een aangepast stelsel «de overgang van uitkering
naar flexibel werk makkelijker» maakt? En in hoeverre wordt ook de overgang of combinatie
van flexibel werk en ondernemerschap daarin meegewogen?
De leden van de VVD-fractie lezen over de routekaart. Deze leden zien in de genoemde
aanvullende uitwerking verschillende opties die nader uitgewerkt en onderzocht worden.
Deze leden zijn van mening dat we zo snel als mogelijk toe moeten naar een ander toeslagensysteem,
maar zijn voorts van mening dat in de uitwerking hiervan zorgvuldigheid betracht moet
worden. Deze leden lezen over de uitwerking van het eindbeeld, de routekaart met verschillende
stappen richting dit eindbeeld en de uitwerking van alternatieven voor het toeslagenstelsel.
De uitkomsten hiervan zullen tegelijkertijd met de Kamer gedeeld worden. Deze leden
hebben waardering voor de voortvarendheid waarmee het kabinet dit oppakt, maar vragen
ook om zorgvuldigheid in de route tot het eindbeeld. Deelt de Staatssecretaris de
mening dat er nog geen uitwerking van het eindbeeld of een routekaart hiertoe kan
worden vastgesteld voordat er is besloten welke van de verschillende alternatieve
uitwerkingen van het toeslagenstelsel en het stelsel in den brede Nederland daadwerkelijk
toekomst biedt? Graag een uitgebreide toelichting hierop van de Staatssecretaris.
De leden van de VVD-fractie vragen naar de verschillende nadere uitwerkingen. Welke
varianten onderzoekt de Staatssecretaris? Wordt hier ook een niet publiek gefinancierde
variant onderzocht? Kan de Staatssecretaris daarnaast bevestigen dat zij een «open
mind» houdt over de toekomst en de Kamer blijft betrekken bij belangrijke besluitvorming
hierover?
De leden van de VVD-fractie vragen wat wordt bedoeld met de zinsnede dat de varianten
worden beoordeeld op de mate waarin deze de problemen met de huidige toeslagen oplossen
in samenhang met gedragsinzichten. In hoeverre spelen koopkrachtverschillen en systeemkosten
een rol in deze beoordelingen? Welke andere criteria worden meegewogen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsreactie op het IBO
toeslagen deel twee. Zij zijn de onderzoekscommissie zeer erkentelijk voor het gedane
onderzoek. Deze leden waarderen dat het kabinet aan de slag gaat met de verdere uitwerking
en nog komt met een contourennota en een routekaart en zij verwachten dat met name
de juridische en uitvoeringsaspecten niet moeten worden onderschat. Zij vragen daarom
een eerste globale beoordeling als het gaat om de uitvoerbaarheid door bijvoorbeeld
de Belastingdienst van de opties die geschetst zijn in het tweede deel van het IBO
toeslagen.
Verder lezen de leden van de CDA-fractie dat het kabinet voornemens is om te kijken
naar publiek gefinancierde kinderopvang als alternatief voor kinderopvangtoeslag,
om met een brede blik te kijken naar de ondersteuning van betaalbaar wonen, om meerdere
alternatieven te verkennen om de zorgtoeslag specifiek te richten op een kleinere
groep mensen door een verhoging van het wettelijke minimumloon of fiscale wijzigingen
en om alternatieven voor het kindgebonden budget te onderzoeken. Op welke wijze worden
deze vier verkenningen gecoördineerd en de uitkomsten ervan met de Kamer gedeeld?
Worden alle in het IBO toeslagen genoemde beleidspakketten en opties verkend? Is het
doel om alle toeslagen te vervangen of kan de uitkomst ook zijn dat alleen de toeslagen
met de grootste problemen vervangen worden door een alternatief? Met de vier genoemde
onderzoeken lijkt het alsof gefocust wordt op beleidspakket C1. Is dat ook de inzet
van de Staatssecretaris? Worden de andere beleidspakketten ook onderzocht en door
welke bewindspersoon wordt die verkenning dan gedaan?
In het IBO toeslagen wordt geconstateerd dat het huidige toeslagenstelsel is vormgegeven
langs vier keuzes, te weten de mate van gerichtheid, de mate van tijdigheid, huishouden
versus individu en de verdeling van verantwoordelijkheid tussen burger en overheid.
Een ander stelsel vereist ook andere keuzes op deze vier gebieden. Kan de Staatssecretaris
aangeven welke uitkomsten zij daarbij wenselijk acht?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief over
de kabinetsinzet Toeslagen en het interdepartementaal beleidsonderzoek toeslagen deel
2. Deze leden verwelkomen dat hiermee een stap wordt gezet bij de invulling van de
motie-Bruins/Van Weyenberg om het huidige toeslagenstelsel te vervangen. Het huidige
stelsel werkt niet goed voor een te grote groep burgers. De leden van de D66-fractie
benadrukken het belang van een eenvoudig stelsel, waarin lage inkomens worden ondersteund
en (meer) werken loont. Deze leden beseffen dat een grote hervorming van het toeslagenstelsel,
naast andere maatregelen om het belastingstelsel te hervormen en moderniseren, ingrijpend
is, zowel voor de ontvangers als voor de Belastingdienst. Tegelijkertijd heeft ook
de huidige vormgeving grote negatieve gevolgen voor zowel mogelijke ontvangers als
de uitvoering. Deze leden vragen in hoeverre er sprake is van een paradox, dat hervormingen
die bijdragen aan een eenvoudig stelsel vertraagd worden door de complexiteit van
het huidige stelsel. Deze leden zullen de bouwstenen in de verschillende rapporten
zoals Kansrijk Belastingbeleid van het Centraal Planbureau (CPB), het Ontwerp voor
een nieuw Belastingstelsel, de Brede maatschappelijke heroverwegingen en de verschillende
interdepartementale beleidsonderzoeken goed bestuderen.
De leden van de D66-fractie delen de analyse dat toeslagen een sluitstuk zijn van
de onderliggende stelsels van zorg, huur en kinderopvang en verwelkomen de bevestiging
van het kabinet dat er voor alternatieven voor het toeslagenstelsel in de eerste plaats
ook taboevrij gekeken moet worden naar aanpassingen in deze specifieke domeinen. Deze
leden vragen waarom niet al direct met dit onderzoek fundamentele alternatieven voor
toeslagen verder zijn uitgewerkt.
De leden van de D66-fractie vragen wanneer de routekaart en de verdere uitwerking
van alternatieven voor het toeslagenstelsel precies kunnen worden verwacht. Deze leden
vragen of daarbij ook verder ingegaan zal worden op de aspecten die bij het rapport
IBO Toeslagen deel 2 nog werden aangemerkt als «nader te onderzoeken», zoals de exporteerbaarheid
van een nieuw vorm te geven toeslag of uitkeerbare heffingskorting of de implicaties
van een publiek gefinancierde kinderopvangvoorziening.
De leden van de D66-fractie vragen hoe de Staatssecretaris in de gaten houdt dat de
extra investeringen in de dienstverlening ook echt leiden tot een betere dienstverlening
en waardering. Welke indicatoren gebruikt de Staatssecretaris hiervoor?
De leden van de D66-fractie vragen hoe de Staatssecretaris op korte termijn invulling
wil geven aan de beleidsvariant om niet-gebruik op te sporen. De leden van de D66-fractie
vragen in hoeverre het niet-gebruik van toeslagen, en andere reële nadelen van dit
stelsel zoals de hoge terugvorderingen en toeslagenschulden, zijn meegenomen in koopkrachtplaatjes.
De leden van de D66-fractie verwelkomen na de eerdere bevestiging over de bredere
verantwoordelijkheid voor het toeslagenstelsel van de Minister-President dat dat de
kabinetsbrief ook mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de
Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties, de Minister voor Medische Zorg en Sport en de Staatssecretaris
van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst is verstuurd. Deze leden vragen op
welke wijze de verschillende bewindspersonen hun verantwoordelijkheid zullen nemen
in de uitwerking van een nieuw stelsel.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GL
De leden van de fractie van GroenLinks zijn het met het kabinet eens dat een ander
stelsel noodzakelijk is, waarbij de zekerheid en voorspelbaarheid voor burgers wordt
vergroot.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen hoe het staat met de verkenning van
een samenvoeging van toeslagen in een basisbehoeftentoeslag. Is onderzocht of burgers
dit daadwerkelijk als een vereenvoudiging zouden ervaren?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het klopt dat in de formule van een
basisbehoeftentoeslag geen vermogenstoets is opgenomen. Of is dit onderdeel van het
toetsingsinkomen?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen welke stappen het kabinet precies van
plan is te gaan zetten buiten het huidige stelsel bij de zorgtoeslag, huurtoeslag,
kinderopvangtoeslag en bij het kindgebonden budget. Wanneer komt hier meer duidelijkheid
over in de routekaart?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen de Staatssecretaris in hoeverre zij
de verzilveringsproblemen bij huishoudens met lage inkomens wil oplossen. Wat is voor
de Staatssecretaris een acceptabel percentage niet-verzilverbare kortingen? Is het
voor de Staatssecretaris een optie om (een deel van de) niet-verzilverbare heffingskortingen
uit te keren of is dat een politiek taboe?
De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat er een aantal opties nog niet
volledig is uitgewerkt (zoals optie 9, een integratie van het toeslagenstelsel en
de inkomstenbelasting). Op welke termijn verwacht de Staatssecretaris dit uitgewerkt
te hebben?
De leden van de fractie van GroenLinks lezen met interesse de aanbeveling om nader
onderzoek te doen naar een hervorming van een publiek gefinancierde kinderopvang.
Wanneer verschijnen de resultaten van dit nadere onderzoek?
Welke inkomenseffecten bij de laagste-inkomensgroepen zijn voor dit kabinet acceptabel,
zo vragen de leden van de fractie van GroenLinks.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of de Staatssecretaris (in algemene
termen) kan reageren op de problematiek in onderstaand artikel6. In hoeverre gaan de aangekondigde versoepelingen van het beleid een oplossing bieden
voor de problemen die in het artikel naar boven komen? Welke problemen worden hiermee
nog niet opgelost?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het IBO Toeslagen en de reactie
van het kabinet hierop.
De leden van de SP-fractie constateren dat het kabinet in haar reactie toegeeft dat
het toeslagenstelsel compleet faalt in het doel om inkomensondersteuning, iets dat
te meer blijkt uit de toeslagenaffaire die thans speelt. De constatering van het kabinet
dat toeslagen onzekerheid bieden onderschrijven zij, maar dit kan geen nieuw gegeven
zijn voor het kabinet gezien alle rechtszaken die bijvoorbeeld op het vlak van de
kinderopvangtoeslag zijn gevoerd. Hoe is het mogelijk dat het kabinet nú tot dit inzicht
komt terwijl grote onzekerheid bij alle toeslagen, weliswaar in verschillende ordes
van grootte, reeds sinds de invoering van inkomensondersteuning via toeslagen onderdeel
is van dit systeem. De leden van de SP-fractie hebben hierop al in onder meer 2015
gewezen in de zaak van kinderopvang De Parel waarbij ouders toeslagen terug moesten
betalen die zij nooit hebben ontvangen. Tevens wijzen zij op het rapport van de Nationale
ombudsman dat de onevenredige aanpak van ouders die kinderopvangtoeslag ontvangen
aankaartte. Al jaren geleden was dus bekend dat de onzekerheid binnen het toeslagenstelsel
bij de ontvangers van toeslagen lag, dat plegers van fraude dikwijls vrijuit gingen
en dat onschuldige ontvangers hiervoor moesten boeten. Welke conclusies over het stelsel
zijn destijds getrokken, welke consequenties zijn hieraan verbonden, zowel ambtelijk
als beleidsmatig, en waarom is hierover niets aan de Kamer gemeld? Zij vragen de Staatssecretaris
om het recente nieuws dat een wetsvoorstel dat deze onzekerheden ten dele had moeten
wegnemen te bevestigen of te ontkrachten en verzoeken de Staatssecretaris het niet
ingediende wetsvoorstel ter informatie naar de Kamer te zenden opdat kan worden beoordeeld
in hoeverre sprake was van nalatigheid van de regering. Tevens vragen de leden van
de SP-fractie hoe risicoselectie tot stand kwam bij alle vormen van toeslagen, op
basis van welke criteria zogeheten uitworpen plaatsvonden, welke Business Cases voor fraudebestrijding bestonden bij Toeslagen, hoeveel mensen hierdoor zijn getroffen
en of hierbij (per geval) sprake was van onterechte terugvordering van toeslagen.
De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris waarom de grootste vorm van
inkomensondersteuning via de Belastingdienst, de hypotheekrenteaftrek, niet ook is
onderzocht. Zij vragen de Staatssecretaris om een vergelijking te maken tussen de
onzekerheden die het toeslagenstelsel kent en het stelsel van de hypotheekrenteaftrek.
Zij vragen de Staatssecretaris hoe vaak het voorkomt dat hypotheekrenteaftrek wordt
teruggevorderd en of dit becijferd kan worden, uitgesplitst naar inkomensgroepen.
De leden van de SP-fractie lezen in de reactie van de Staatssecretaris op het IBO
dat mensen om uiteenlopende redenen niet de mentale ruimte hebben om toeslagen aan
te vragen. Uit het eerste deelonderzoek bleek al dat het niet-gebruik met 10% erg
hoog is en dat het ondoorzichtig is. Deze leden vragen de Staatssecretaris welk deel
van het niet-gebruik wordt veroorzaakt door angst en onzekerheid of recht op toeslagen
bestaat. Deze leden zijn tevens benieuwd naar de duiding van deze gegevens in relatie
tot het alles-of-nietskarakter van toeslagen zoals dit pas zeer recent is gekraakt
door de Raad van State, terwijl vele eerdere uitspraken dit karakter van het toeslagenstelsel
hebben bekrachtigd. Welke psychologische druk is door de interpretatie van de Belastingdienst
en bekrachtiging daarvan door de Raad van State opgelegd aan de minst draagkrachtigen
in de Nederlandse samenleving, gezien het feit dat toeslagen een aanzienlijk deel
van het inkomen van burgers kunnen vormen? Zij vragen de Staatssecretaris tevens welke
effecten dit op bijvoorbeeld de woonsituatie heeft als mensen bij gezinsuitbreiding
niet durven verhuizen omdat zij wellicht niet in aanmerking komen voor huurtoeslag
en of zij van mening is dat mensen in ernstige mate belemmerd worden als zij niet
durven te werken omdat zij bang zijn dat hun kinderopvangtoeslag kan worden teruggevorderd?
Deze leden benadrukken dat financiële reserves bij een zeer groot deel van toeslaggerechtigden
minimaal en met grote regelmaat zelfs negatief zijn, mede als gevolg van de afgelopen
crisis, en dat een toeslagenstelsel dat mensen van de een op de andere dag in zware
schulden kan steken geen positieve invloed zal hebben op de bereidwilligheid om toeslagen
aan te vragen.
De leden van de SP-fractie constateren dat met toeslagen impliciet een betaling wordt
gedaan aan verhuurders, zorgverzekeraars en kinderopvanginstellingen. Zij vragen de
Staatssecretaris of zij met hen constateert dat hiermee een zeer omvangrijke (semi-)private
sector met subsidiegeld overeind wordt gehouden. Zij constateren ook dat in de private
verhuursector weinig zicht is op de rechtmatigheid van de huur die wordt gevraagd,
dat het voor huurders nog steeds bijzonder moeilijk is hun recht te halen en dat dientengevolge
met een aanzienlijk bedrag aan subsidie de commerciële vastgoedsector wordt vetgemest
door de Belastingdienst. Zij vragen de Staatssecretaris om een reactie op deze constatering
en vragen om een puntsgewijze argumentatie indien zij het niet met deze leden eens
is. Tevens zijn de leden van de SP-fractie benieuwd naar hoe dit zich verhoudt tot
de belastingheffing op verhuurders die via de inkomstenbelasting en niet de vennootschapsbelasting
belast worden. Kan de Staatssecretaris bevestigen dat deze commerciële verhuurders
geen inkomstenbelasting over inkomsten uit verhuur betalen maar door het innen van
huurtoeslag wel belastinggeld ontvangen?
De leden van de SP-fractie constateren dat de Staatssecretaris mogelijkheden ziet
om woningcorporaties een normhuur op basis van inkomen voor te schrijven, maar vragen
de Staatssecretaris hoe woningcorporaties hierbij worden gecompenseerd en of hierbij
te spreken valt van een de facto terugkeer van de huursubsidie. Tevens vragen deze
leden of hiermee de effecten van de liberalisering van de woningverhuur, waarmee private
verhuurders voor de huurtoeslag dezelfde status kregen als woningcorporaties, ten
dele worden teruggedraaid. Indien dit niet het geval is vragen deze leden hoe een
toekomstige regeling volgens de Staatssecretaris er voor woningen buiten het stelsel
van woningcorporaties uit zou zien en hoe dit uitpakt voor huurders en verhuurders.
Voorts vragen de leden van de SP-fractie hoe de Staatssecretaris de mogelijkheid beoordeelt
om normhuren ook op te leggen aan private verhuurders en welke wijzigingen in de bestaande
systematiek daarvoor nodig zouden zijn.
De leden van de SP-fractie waarderen dat de Staatssecretaris meerdere alternatieven
verkent voor de huidige zorgtoeslag en vragen of kan worden toegelicht op welke alternatieven
de Staatssecretaris zich richt. Welke wijzigingen overweegt de Staatssecretaris meer
specifiek?
De leden van de SP-fractie vragen of met de alternatieven ook naar oplossingen worden
gezocht voor de miljoenen aan zorgtoeslag die niet worden aangevraagd, en wat mogelijke
oplossingen hiervoor zijn. Deze leden lezen in de brief dat wordt gekeken hoe de zorgtoeslag
specifieker op een kleinere groep mensen wordt gericht en vragen of dit niet juist
de mensen zullen zijn die nu oververtegenwoordigd zijn in de groep die in aanmerking
komt voor zorgtoeslag, maar het om verschillende redenen nalaat deze aan te vragen.
Welke andere mogelijke manieren zijn er om ervoor te zorgen dat de inkomensondersteuning
terecht komt bij die groepen die er het meest baat bij hebben?
De leden van de SP-fractie constateren dat het kabinet voornamelijk zoekt naar oplossingen
binnen het huidige zorgverzekeringsstelsel. Zoals bekend geven deze leden de voorkeur
aan een publiek zorgstelsel. Echter, zij zien ook binnen het huidige stelsel mogelijkheden
voor het rechtvaardiger innen van de zorgkosten waarbij de zorgtoeslag geheel kan
worden afgeschaft. Zij vragen of het alternatief van het fiscaliseren van de zorgpremie,
waarvan het CPB heeft berekend dat driekwart van de huishoudens erop vooruit gaat
in koopkracht, mee kan worden genomen in de verkenning van het kabinet? Het is deze
leden namelijk een doorn in het oog dat lage en middeninkomens een zoveel groter percentage
van hun inkomen kwijt zijn aan zorg, terwijl bij fiscalisering de hoogste inkomens
de een naar hun inkomen evenredige bijdrage leveren.
De leden van de SP-fractie constateren dat de Staatssecretaris een onderzoek naar
de verhoging van het minimumloon van plan is uit te laten voeren. Deze leden vragen
de Staatssecretaris in hoeverre een vorm van inkomensondersteuning nog noodzakelijk
zou zijn indien de lonen van degenen die rond het sociaal minimum moeten leven toereikend
zijn om onder andere de huur en zorgpremie te betalen en kinderopvang via directe
financiering wordt bekostigd. Deze leden vragen de Staatssecretaris of deze overwegingen
bij een dergelijk onderzoek worden betrokken en of overbodig maken van inkomensondersteuning
door het zorgen voor een toereikend minimuminkomen onderwerp van onderzoek zal zijn.
De leden van de SP-fractie lezen dat de Staatssecretaris verwacht dat gemeenten maatwerk
kunnen leveren als het Rijk minder aan inkomensondersteuning zal doen. Zij lezen dat
gemeenten inmiddels ervaring hebben met de uitvoering van de Wmo. Deze leden wijzen
de Staatssecretaris op de problemen die bestaan bij de uitvoering van de Wmo, de vaak
uitvoerige bezuinigingen die veel gemeenten door de decentralisatie van thuiszorg
en zorg uit de voormalige AWBZ en het feit dat gemeenten in de huidige crisis al een
zware taak hebben doordat een steeds groter beroep op bijstand wordt gedaan. Zij vragen
op welke manier de Staatssecretaris van plan is in dergelijke gevallen gemeenten uit
te rusten om dit maatwerk te leveren, of dit een verhoging van het gemeentefonds betekent
en hoe ervoor gaat worden gezorgd dat mensen bij een verhuizing niet drastisch in
reëel inkomen erop achteruitgaan. Zij constateren dat bij in het verleden uitgevoerde
decentralisaties dergelijke drastische veranderingen eerder regel dan uitzondering
waren. De leden van de SP-fractie wijzen een verdere decentralisatie van inkomensondersteuning
ten volste af aangezien uit eerdere decentralisaties van onder meer de Wmo en de Participatiewet
en de aankomende Omgevingswet is gebleken dat gemeenten niet kunnen waarborgen dat
burgers krijgen waar zij recht op hebben. Grote verschillen in behandeling van burgers
vinden de leden van de SP-fractie ten zeerste onwenselijk en versterken de rechtsongelijkheid
binnen het land. Het afhankelijk maken van inkomensondersteuning van de financiële
draagkracht van een gemeente, zoals bij andere decentralisaties ook zichtbaar is geweest,
is wat deze leden betreft uit den boze.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA
De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de kabinetsinzet
ten aanzien van het IBO Toeslagen. Het IBO biedt wat betreft de leden van de PvdA-fractie
handvaten om tot een beter stelsel te komen. Het huidige toeslagenstelsel werkt onvoldoende,
en zorgt bij veel mensen voor problemen, terwijl het doel van toeslagen juist is om
mensen te ondersteunen. Net als vele partijen denken ook de leden van de PvdA-fractie
na over structurele verbeteringen. Aanpassing van het stelsel zal niet eenvoudig zijn.
Wat betreft de kabinetsinzet hebben de leden van de PvdA-fractie kennisgenomen van
de maatregelen die worden genomen op korte termijn. Voor deze leden staat voorop dat
de menselijke maat terugkeert in de uitvoering van de toeslagen. Op welke wijze draagt
de kabinetsinzet daaraan bij? Wanneer moeten deze wijzigingen in werking treden, en
in hoeverre vallen bestaande gevallen hieronder? Wordt er onderscheid gemaakt in het
type partner, en hoe wordt voorkomen dat men «per ongeluk» partner is, of anderszins
zonder het te weten als partner wordt aangemerkt? De leden van de PvdA-fractie vragen
voorts hoe gezorgd kan worden dat mensen minder vaak met grote terugbetalingen worden
geconfronteerd. In hoeverre draagt de kabinetsinzet daaraan bij? Hoe kan het aantal
variabelen op basis waarvan toeslagen worden toegekend verminderd worden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van 50Plus
De leden van de fractie van 50PLUS danken de Staatssecretaris voor de brief over de
kabinetsinzet Toeslagen naar aanleiding van het rapport IBO toeslagen deelonderzoek
2. De leden van de 50PLUS-fractie zien uit naar de aangekondigde routekaart en zij
constateren dat er wederom veel werk is verzet.
In algemene zin merken de leden op dat hervorming van het stelsel van belastingen
en toeslagen altijd een afweging van belangen en prioriteiten behelst. Een omvangrijke
hervorming heeft gevolgen voor inkomen en arbeidsparticipatie ten opzichte van het
huidige stelsel. De doelstelling dat iedereen er in het statische koopkrachtbeeld
op vooruit moet gaan is onhaalbaar, tenzij er ruimte en/of bereidheid is om een enorme
budgettaire inspanning te leveren. De ruimte daarvoor lijkt eerder af te nemen dan
toe te nemen, vergeleken met een of enkele jaren geleden. De budgettaire positie van
de overheid na de coronacrisis, bepaalt in sterke mate of een hervorming kan worden
begeleid met een passende hoeveelheid «smeerolie» in de vorm van een begrotingsimpuls.
Het wordt dus moeilijker.
De grotere hervormingsvarianten kennen flinke inkomenseffecten waarbij medianen van
hele bevolkingsgroepen in het koopkrachtbeeld negatief zijn, ook al geldt dat in geen
enkel geval voor de gehele groep. Een negatieve mediaan bij bijvoorbeeld «gezinnen
met kinderen» «uitkeringsontvangers» of «gepensioneerden», of zelfs bij meerdere groepen
tegelijk, geeft aan dat een meerderheid van de groep een achteruitgang zal ervaren.
Alle niet-inkomensgerelateerde voordelen ten spijt, als een of meerdere bevolkingsgroepen
er in doorsnee op achteruit gaan, dan wordt het politiek een zeer grote uitdaging
om het aan de kiezer te brengen als een verbetering. 50PLUS verwacht dat voor haalbare
hervormingsvoorstellen, ten minste elke bevolkingsgroep in het koopkrachtbeeld een
positieve mediaan moet laten zien, binnen een verder aanvaardbare spreiding van effecten
binnen de groep. De leden van de fractie van 50PLUS constateren dat dit, behalve bij
enkele geïsoleerde maatregelen, nog niet is gelukt.
Om met de bouwstenen en hervormingsvoorstellen aan de slag te gaan, is het belangrijk
om te beschikken over sleutels. Als bijvoorbeeld het doel is binnen het voorstel voor
een «basisbehoeftentoeslag» de gevolgen voor de minima te verbeteren, dan heeft dat
directe gevolgen voor de uitslag op het gebied van arbeidsparticipatie. Is inzicht
in deze sleutels openbaar? Kunnen er straks relevante sleutels over de balans tussen
inkomen en arbeidsparticipatie worden afgelezen aan de routekaart?
In het deelrapport IBO toeslagen 2 zien de leden van de fractie van 50PLUS ook veel
beangstigende maatregelen met dramatische effecten voor de koopkracht van gepensioneerden
en voor andere bevolkingsgroepen. Aangezien het gaat om bouwstenen die vaak ook in
combinatie met elkaar kunnen worden gebruikt om de gewenste grote vereenvoudiging
te bereiken, kan het ook zijn dat de inkomenseffecten van verschillende bouwstenen
nog bij elkaar moeten worden opgeteld. In dat geval lijkt de conclusie onvermijdelijk,
dat een grote hervorming van belastingen én toeslagen niet mogelijk is zonder zeer
ingrijpende inkomenseffecten. De enige optie om daar achter te komen is puzzelen met
de bouwstenen op zoek naar de beste balans. Is de Staatssecretaris van mening dat
politieke partijen en/of de Tweede Kamerfracties een rol hebben in het vinden van
deze balans? Zo ja op welke wijze zouden zij een rol moeten oppakken?
Klopt het dat de alle voorgestelde (grotere) toeslagvarianten met een nieuw instrument
op huishoudniveau, erop neerkomen dat een verandering van de samenstelling van de
huishouding nog steeds minutieus moet worden doorgegeven aan de uitvoerende diensten?
Of beschikken wij nu ook over varianten waarbij de burger een verandering in de samenstelling
van de huishouding niet meer hoeft door te geven omdat het toch geen gevolgen heeft
voor de hoogte van de «supertoeslag» of de «basisbehoeftentoeslag» etc.?
De leden van de fractie van 50PLUS missen de uitwerking van alternatieve instrumenten
op individueel niveau, waarbij veranderingen in de persoonlijke levensstijl of de
samenstelling van het huishouden geen invloed meer hebben op het voordeel wat wordt
genoten. Klopt dat? Is er zicht op de uitwerking van beleidsscenario’s met oplossingen
op individuele basis? Indien nee, waarom niet?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. (Anne) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
M. Schukkink, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.