Voorstel van wet : Voorstel van wet
35 468 Wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen in verband met uitbreiding van de hardheidsclausule en invoering van een hardheidsregeling en een vangnetbepaling (Wet hardheidsaanpassing Awir)
ARTIKEL I
ARTIKEL II
ARTIKEL III
ARTIKEL IV
Nr. 2 VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is maatregelen te treffen
tot verzachting van de hardheden die zich bij de toepassing van de Algemene wet inkomensafhankelijke
regelingen, de daarop berustende bepalingen of een inkomensafhankelijke regeling mochten
voordoen en hebben voorgedaan;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2, tweede lid, komt te luiden:
2. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. Onze Minister:
Onze Minister van Financiën;
b. beschikking tot vaststelling:
beschikking tot toekenning van de tegemoetkoming, beschikking tot herziening van de
tegemoetkoming en beschikking tot herziening van een voorschot;
c. beschikking tot terugvordering:
beschikking tot vaststelling van het bedrag dat wordt teruggevorderd.
B
Aan hoofdstuk 2, paragraaf 1, wordt een artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 13b. Belangenafweging en evenredigheidsbeginsel
1. Bij het vaststellen van een beschikking op grond van deze wet, de daarop berustende
bepalingen of een inkomensafhankelijke regeling weegt de Belastingdienst/Toeslagen
de rechtstreeks betrokken belangen af, voor zover niet uit een wettelijk voorschrift
of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit.
2. De voor een belanghebbende nadelige gevolgen van een beschikking als bedoeld in het
eerste lid mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met die beschikking te
dienen doelen.
C
Artikel 47 komt te luiden:
Artikel 47. Hardheidsclausule
1. Onze Minister is bevoegd in overeenstemming met Onze Ministers die het aangaat voor
bepaalde gevallen of groepen van gevallen beleidsregels te geven om tegemoet te komen
aan onbillijkheden van overwegende aard, die zich bij de toepassing van deze wet,
de daarop berustende bepalingen of een inkomensafhankelijke regeling mochten voordoen.
2. Onze Minister is bevoegd in overeenstemming met Onze Ministers die het aangaat bij
ministeriële regeling voor groepen van gevallen tegemoet te komen aan onbillijkheden
van overwegende aard, die zich bij de toepassing van artikel 7, derde of vierde lid,
of bij de toepassing van artikel 2a, eerste lid, van de Wet op de zorgtoeslag of artikel
1, vierde lid, van de Wet op het kindgebonden budget mochten voordoen.
D
Na artikel 48 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 49. Hardheidsregeling
1. In gevallen waarin toepassing van deze wet, de daarop berustende bepalingen of de
Wet kinderopvang bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag, bedoeld in de Wet kinderopvang,
heeft geleid tot onbillijkheden van overwegende aard die voortkomen uit de hardheid
van de toepassing die voor 23 oktober 2019 werd gegeven aan het wettelijke systeem,
welke onbillijkheden zodanig zijn dat het overduidelijk onredelijk is deze voor rekening
van de belanghebbende te laten, is Onze Minister bevoegd in overeenstemming met Onze
Ministers die het aangaat bij beschikking een hardheidstegemoetkoming toe te kennen.
2. Toekenning van de hardheidstegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, geschiedt op
een voor 1 januari 2024 aan de Belastingdienst/Toeslagen gedaan verzoek van de belanghebbende
die geen beroep kan doen op herziening van de beschikking tot vaststelling of tot
terugvordering omdat vijf jaren zijn verstreken na de laatste dag van het berekeningsjaar
waarop die beschikking betrekking heeft.
3. De hardheidstegemoetkoming betreft de voor de belanghebbende nadelige gevolgen van
de beschikking tot vaststelling of tot terugvordering, bedoeld in het tweede lid,
voor zover die onevenredig zijn in verhouding tot de met die beschikking te dienen
doelen. De onevenredigheid van die gevolgen wordt weggenomen door het vaststellen
van de beschikking tot toekenning van de hardheidstegemoetkoming overeenkomstig:
a. herziening van de beschikking tot vaststelling waarbij het recht op kinderopvangtoeslag
per berekeningsjaar wordt vastgesteld naar rato van het bedrag aan kosten van kinderopvang waarvan de ouder aannemelijk heeft gemaakt
dat het tijdig is betaald, of;
b. herziening van de beschikking tot terugvordering onder bijzondere omstandigheden.
4. Bij toekenning van de hardheidstegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, wordt de
beschikking tot vaststelling of tot terugvordering, bedoeld in het tweede lid, niet
herzien.
5. De hardheidstegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, wordt slechts toegekend indien
het verzoek betrekking heeft op een of meer beschikkingen tot vaststelling of tot
terugvordering die in totaal hebben geleid tot een terug te vorderen bedrag van ten
minste € 1.500 per berekeningsjaar.
6. De hardheidstegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, bedraagt hetgeen zou worden
uitbetaald of verrekend bij herziening van een beschikking tot vaststelling of tot
terugvordering indien de vijfjaarstermijn, bedoeld in het tweede lid, niet zou gelden.
Ingeval over een berekeningsjaar rente als bedoeld in artikel 29 in rekening is gebracht,
wordt bij het vaststellen van de hardheidstegemoetkoming die rente naar evenredigheid
herzien.
7. De hardheidstegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, blijft achterwege voor zover
op andere wijze in een compensatie, herziening, hardheidstegemoetkoming of vergoeding
ter zake van de onbillijkheden van overwegende aard, bedoeld in het eerste lid, is
of wordt voorzien.
8. Op de uit te betalen hardheidstegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, is artikel
30 van overeenkomstige toepassing.
9. De beschikking tot toekenning van de hardheidstegemoetkoming, bedoeld in het derde
lid, wordt vastgesteld binnen een termijn van zes maanden na ontvangst van het verzoek,
bedoeld in het tweede lid. Deze termijn kan eenmaal met maximaal zes maanden worden
verlengd.
10. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld voor de toepassing
van het eerste tot en met negende lid.
Artikel 49a. Vangnetbepaling
In bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gevallen kan onder bij of krachtens
die algemene maatregel van bestuur te stellen regels op een voor 1 januari 2024 aan
de Belastingdienst/Toeslagen gedaan verzoek van de belanghebbende een bijzondere tegemoetkoming
worden toegekend indien sprake is van een zeer schrijnend geval waarin toepassing
van deze wet, de daarop berustende bepalingen of de Wet kinderopvang bij de uitvoering
van de kinderopvangtoeslag, bedoeld in de Wet kinderopvang, heeft geleid tot ernstige
onbillijkheden van overwegende aard, die zich hebben voorgedaan bij een beschikking
tot vaststelling of tot terugvordering, welke onbillijkheden zodanig zijn dat het
overduidelijk onredelijk is deze voor rekening van de belanghebbende te laten en waarvoor
andere compensaties, herzieningen, hardheidstegemoetkomingen of vergoedingen ter zake
van die onbillijkheden niet voldoende zijn. De voordracht voor een krachtens dit lid
vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken
nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
ARTIKEL II
Indien een belanghebbende voorafgaand aan de inwerkingtredingsdatum, bedoeld in artikel
III, een verzoek heeft gedaan dat inhoudelijk overeenkomt met een verzoek als bedoeld
in artikel 49, tweede lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, wordt
dit verzoek na die inwerkingtredingsdatum geacht een verzoek te zijn als bedoeld in
artikel 49, tweede lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en wordt
dit verzoek voor de toepassing van artikel 49, negende lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke
regelingen geacht te zijn ontvangen op die inwerkingtredingsdatum.
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het
Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
ARTIKEL IV
Deze wet wordt aangehaald als: Wet hardheidsaanpassing Awir.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Financiën,
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 32 | Voor |
PVV | 20 | Voor |
CDA | 19 | Voor |
D66 | 19 | Voor |
GroenLinks | 14 | Voor |
SP | 14 | Voor |
PvdA | 9 | Voor |
ChristenUnie | 5 | Voor |
PvdD | 4 | Voor |
50PLUS | 3 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
FVD | 2 | Voor |
Groep Krol/vKA | 2 | Voor |
Van Haga | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.