Voorstel van wet : Voorstel van wet
35 458 Wijziging van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme BES en de Wet financiële markten BES in verband met het aanpakken van geconstateerde risico’s op witwassen en financieren van terrorisme op de BES en het in overeenstemming brengen van deze wetgeving met de aanbevelingen van de Financial Action Task Force
ARTIKEL I
ARTIKEL II
ARTIKEL III
Nr. 2 VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de Wet ter voorkoming
van witwassen en financieren van terrorisme BES aan te passen aan de FATF standaarden,
de definitie van politiek prominente personen te harmoniseren, gegevensdeling tussen
toezichtautoriteiten, het meldpunt en opsporingsautoriteiten nader te reguleren, de
reikwijdte van de wet uit te breiden naar bouwmarkten en het instrumentarium van de
toezichtautoriteiten uit te breiden.
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet ter voorkoming van Witwassen en financieren van terrorisme BES wordt gewijzigd
als volgt:
A
Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel h, komt te luiden als volgt:
h. liquide middelen:
binnenlandse en buitenlandse bankbiljetten en munten, alsmede aan toonder gestelde
verhandelbare waardepapieren, alsmede goud en diamanten, alsmede andere bij algemene
maatregel van bestuur aan te wijzen waardedragers of goederen;
2. het eerste lid, onderdeel o, komt te luiden:
o. politiek prominente persoon:
persoon die in of buiten de openbare lichamen een prominente publieke functie bekleedt
of heeft bekleed, met uitzondering van degenen die deze functie ten minste een jaar
hebben beëindigd, en de directe familieleden of naaste geassocieerde als bedoeld in
artikel 1.2, eerste en tweede lid, van deze persoon;
3. Het eerste lid, onderdeel r, komt te luiden:
r. uiteindelijk belanghebbende:
natuurlijke persoon die de uiteindelijke eigenaar is van of zeggenschap heeft over
een cliënt, dan wel de natuurlijke persoon voor wiens rekening een transactie of activiteit
wordt verricht;
4. Onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid wordt na het derde lid een lid
ingevoegd, luidende:
4. Bij algemene maatregel van bestuur worden de categorieën natuurlijke personen aangewezen
die in elk geval worden aangemerkt als uiteindelijk belanghebbende.
5. In het vijfde lid (nieuw) wordt «derde lid» vervangen door «derde of vierde lid»
en wordt «Onze Minister van Veiligheid en Justitie» vervangen door «Onze Minister
van Justitie en Veiligheid».
B
Artikel 1.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid vervalt en het tweede en derde lid worden vernummerd tot het eerste
en tweede lid.
2. In het eerste lid (nieuw) wordt na «directe familieleden » ingevoegd «van politiek
prominente personen».
3. In het tweede lid (nieuw) wordt na «naaste geassocieerde » ingevoegd «van politiek
prominente personen».
C
Artikel 1.5 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt als volgt te luiden:
2. De toezichtautoriteit is in afwijking van het eerste lid bevoegd gegevens of inlichtingen,
die ingevolge deze wet zijn verstrekt of ontvangen of van een buitenlandse toezichthoudende
instantie zijn ontvangen, te verstrekken aan:
a. de andere toezichtautoriteit of een buitenlandse toezichthoudende instantie;
b. de Belastingdienst, de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, de Koninklijke Marechaussee,
het Korps Politie Caribisch Nederland, het meldpunt, en het Openbaar Ministerie met
het oog op risico’s van inbreuken op de integriteit van het financiële stelsel, of
onderdelen daarvan en voor zover dat noodzakelijk is voor de uitoefening van publiekrechtelijke
taken en bevoegdheden van deze instanties.
2. Onder vernummering van het derde tot en met zevende lid tot het vijfde tot en met
het negende lid, worden na het tweede lid twee leden ingevoegd, luidende:
3. Onder risico’s als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, worden verstaan risico’s
met betrekking tot de integriteit van natuurlijke of rechtspersonen die binnen het
financiële stelsel werkzaam zijn, alsmede risico’s als gevolg van het doen en nalaten
van partijen binnen het financiële stelsel of onderdelen daarvan, met betrekking tot
financieel-economische criminaliteit en andere ernstige vormen van criminaliteit of
van terrorismefinanciering.
4. De toezichthouder verstrekt geen vertrouwelijke gegevens of inlichtingen op grond
van het tweede lid indien:
a. het doel waarvoor de gegevens of inlichtingen zullen worden gebruikt onvoldoende bepaald
is;
b. het beoogde gebruik van de gegevens of inlichtingen niet past in het kader van het
toezicht op wetgeving ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme;
c. de verstrekking van de gegevens of inlichtingen zich niet zou verdragen met de wet
of de openbare orde van de openbare lichamen;
d. de geheimhouding van de gegevens of inlichtingen niet in voldoende mate is gewaarborgd;
e. de verstrekking van de gegevens of inlichtingen redelijkerwijs in strijd is of zou
kunnen komen met de belangen die deze wet beoogt te beschermen;
f. onvoldoende is gewaarborgd dat de gegevens of inlichtingen niet zullen worden gebruikt
voor een ander doel dan waarvoor deze worden verstrekt.
3. Het zesde lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef wordt «derde» vervangen door «vijfde».
b. In onderdeel a wordt «tweede of derde» vervangen door «vierde of vijfde».
c. In onderdeel c wordt «Onze Minister van Veiligheid en Justitie» vervangen door «Onze
Minister van Justitie en Veiligheid».
4. In het negende lid (nieuw) wordt «Onze Minister van Veiligheid en Justitie» vervangen
door «Onze Minister van Justitie en Veiligheid».
D
Na artikel 1.8 worden zes artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 1.9
1. Een dienstverlener neemt maatregelen om zijn risico’s op witwassen en financieren
van terrorisme vast te stellen en te beoordelen, waarbij de maatregelen in verhouding
staan tot de aard en de omvang van de dienstverlener.
2. Bij het vaststellen en beoordelen van de risico’s, bedoeld in het eerste lid, houdt
de dienstverlener in ieder geval rekening met de risicofactoren die verband houden
met het type cliënt, product, dienst, transactie en leveringskanaal en met landen
of geografische gebieden.
3. Een dienstverlener legt de resultaten van het vaststellen en beoordelen van zijn
risico’s vast, houdt deze actueel en verstrekt deze resultaten desgevraagd aan de
toezichthoudende autoriteit.
4. De toezichthoudende autoriteit kan ontheffing verlenen van het eerste tot en met
derde lid, indien de dienstverlener behoort tot een sector waarvan de inherente specifieke
risico’s op witwassen en financieren van terrorisme duidelijk en inzichtelijk zijn.
Artikel 1.10
1. Een dienstverlener beschikt over gedragslijnen, procedures en maatregelen om de risico’s
op witwassen en financieren van terrorisme en de risico’s die zijn geïdentificeerd
in de nationale risicobeoordeling te beperken en effectief te beheersen.
2. De gedragslijnen, procedures en maatregelen, bedoeld in het eerste lid, zijn evenredig
aan de aard en de omvang van de dienstverlener en hebben ten minste betrekking op
de naleving van de bepalingen in de artikelen 1.5, 1.6, 1.8, 1.9, 1.11 en 1.12, hoofdstuk
2 en hoofdstuk 3, paragraaf 2.
3. De gedragslijnen, procedures en maatregelen behoeven de goedkeuring van de personen
die het dagelijks beleid van een dienstverlener bepalen.
4. Een dienstverlener draagt zorg voor een systematische toetsing van de gedragslijnen,
procedures en maatregelen en draagt waar nodig zorg voor een bijstelling hiervan.
Artikel 1.11
1. Indien het dagelijks beleid van een dienstverlener wordt bepaald door twee of meer
personen, wijst een dienstverlener één van de personen die het dagelijks beleid van
de dienstverlener bepalen aan die is belast met de verantwoordelijkheid voor de naleving
door de dienstverlener van het bij of krachtens deze wet bepaalde.
2. Voor zover passend bij de aard en omvang van de dienstverlener, beschikt een dienstverlener
over een onafhankelijke en effectieve compliancefunctie.
3. De compliancefunctie is gericht op het controleren van de naleving van wettelijke
regels en interne regels die de dienstverlener zelf heeft opgesteld en omvat onder
meer de taak die strekt tot het verstrekken van de gegevens, bedoeld in artikel 3.5,
aan het meldpunt.
4. Indien van toepassing en voor zover passend bij de aard en de omvang van de dienstverlener,
draagt een dienstverlener er zorg voor dat op onafhankelijke wijze een auditfunctie
wordt uitgeoefend ten aanzien van zijn werkzaamheden. De auditfunctie controleert
de naleving door een dienstverlener van de bij of krachtens deze wet gestelde regels
en de uitoefening van de compliancefunctie.
Artikel 1.12
1. Een dienstverlener die deel uitmaakt van een groep past de op het niveau van de groep
geldende gedragslijnen en procedures op effectieve wijze toe, voor zover die voldoen
aan de bij of krachtens deze wet gestelde regels.
2. Een dienstverlener draagt tevens zorg voor een effectieve toepassing van de in het
eerste lid bedoelde gedragslijnen en procedures door zijn bijkantoren of meerderheidsdochterondernemingen
met zetel buiten de openbare lichamen.
3. Onder de gedragslijnen en procedures, bedoeld in het eerste en tweede lid, worden
in ieder geval verstaan gedragslijnen en procedures inzake gegevensbescherming en
gedragslijnen en procedures voor het delen van informatie binnen de groep, voor zover
deze gegevens en informatie betrekking hebben op het voorkomen van witwassen en financieren
van terrorisme.
4. Indien het recht van een betrokken staat in de weg staat aan de toepassing van het
tweede lid, stelt de dienstverlener de toezichthoudende autoriteit hiervan in kennis
en ziet de instelling erop toe dat het bijkantoor of de meerderheidsdochteronderneming
aanvullende maatregelen neemt om het risico op witwassen en financieren van terrorisme
doeltreffend te beheersen.
5. Indien de aanvullende maatregelen, bedoeld in het vierde lid, onvoldoende zijn, neemt
de toezichthoudende autoriteit aanvullende toezichtmaatregelen, waarbij onder meer
wordt verlangd dat de groep geen zakelijke relaties aangaat of die relaties beëindigt
en geen transacties uitvoert, dan wel waarbij de groep, indien nodig, wordt verzocht
haar bedrijfsactiviteiten in de betrokken staat te beëindigen.
Artikel 1.13
De artikelen 1.9 tot en met 1.12 zijn niet van toepassing op de dienstverleners, bedoeld
in Bijlage A, onder I, aanhef, onder j., l., m., n. en o.
Artikel 1.14
Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Justitie en Veiligheid gezamenlijk
publiceren periodiek een verslag van de geïdentificeerde, geanalyseerde en beoordeelde
risico’s op witwassen en financieren van terrorisme.
E
Artikel 2.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid, onderdeel e, komt te luiden:
e. vast te stellen of de natuurlijke persoon die de cliënt vertegenwoordigt daartoe bevoegd
is en in voorkomend geval de natuurlijke persoon te identificeren en diens identiteit
te verifiëren;
2. In het tweede lid, onderdelen b en f, wordt «op risico gebaseerde en adequate maatregelen»
vervangen door «redelijke maatregelen».
3. Het derde lid komt te luiden:
3. Een dienstverlener stemt het cliëntenonderzoek aantoonbaar af op de risicogevoeligheid
voor witwassen of financieren van terrorisme van het type cliënt, zakelijke relatie,
product of transactie.
4. Het vierde lid vervalt en het vijfde en zesde lid worden vernummerd tot vierde en
vijfde lid.
5. In het vijfde lid (nieuw) vervalt «vrijstelling en».
6. Na het vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
6. Een dienstverlener neemt redelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat de gegevens
die ingevolge het tweede lid zijn verzameld over daar bedoelde personen juist en volledig
zijn en actueel gehouden worden.
F
Artikel 2.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor het eerste lid vervalt de aanduiding «1.».
2. Het tweede lid vervalt.
G
In artikel 2.5 wordt, onder vernummering van het tweede lid tot het derde lid, na
het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:
2. Een dienstverlener houdt bij het bepalen van de risicogevoeligheid, bedoeld in het
eerste lid, ten minste rekening met bij regeling van Onze Minister aan te wijzen risicofactoren.
H
Artikel 2.8 komt te luiden:
Artikel 2.8
1. In afwijking van artikel 2.2, tweede lid, kan een dienstverlener een vereenvoudigd
cliëntenonderzoek verrichten indien een zakelijke relatie, transactie of cliënt naar
zijn aard een laag risico op witwassen of financieren van terrorisme met zich brengt.
De instelling houdt daarbij ten minste rekening met bij regeling van Onze Minister
aan te wijzen risicofactoren.
2. Een dienstverlener verzamelt aantoonbaar voldoende gegevens om te kunnen vaststellen
of met betrekking tot een cliënt een vereenvoudigd cliëntenonderzoek als bedoeld in
het eerste lid kan worden verricht.
3. Een dienstverlener neemt redelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat de gegevens
die ingevolge het tweede lid zijn verzameld en de daarop gebaseerde vaststelling actueel
gehouden worden.
4. Een dienstverlener zorgt voor een toereikende controle van de transacties of de zakelijke
relatie om te verzekeren dat kan worden voldaan aan het bepaalde in artikel 3.5.
5. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen producten, transacties en categorieën dienstverleners
worden aangewezen waarop het eerste lid in ieder geval van toepassing is.
I
Artikel 2.9 vervalt.
J
In artikel 2.10, derde lid, vervalt telkens «die niet in een openbaar lichaam woont».
K
In artikel 2.13, vierde lid, en artikel 3.1, tweede, derde en vierde lid, wordt «Onze
Minister van Veiligheid en Justitie» vervangen door «Onze Minister van Justitie en
Veiligheid».
L
Artikel 3.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel g wordt na «de toezichtautoriteiten» ingevoegd «en de personen, bedoeld
in onderdeel f, onder 3°».
2. In onderdeel i wordt «Onze Minister van Veiligheid en Justitie» vervangen door «Onze
Minister van Justitie en Veiligheid».
M
In artikel 3.3, derde en vierde lid, wordt «Onze Minister van Veiligheid en Justitie»
vervangen door «Onze Minister van Justitie en Veiligheid».
N
Artikel 3.6 komt te luiden:
Artikel 3.6
1. Het meldpunt kan ten behoeve van de uitvoering van zijn taak, bedoeld in artikel
3.2, onderdeel b, gegevens of inlichtingen opvragen bij een dienstverlener die een
melding heeft gedaan of bij een dienstverlener die naar het oordeel van het meldpunt
beschikt over gegevens of inlichtingen die relevant zijn voor het analyseren door
het meldpunt van een transactie of voorgenomen transactie of van een zakelijke relatie.
2. De dienstverlener waaraan overeenkomstig het eerste lid gegevens of inlichtingen
zijn gevraagd, verstrekt deze onverwijld en in schriftelijke vorm, alsmede in spoedeisende
gevallen mondeling, aan het meldpunt.
O
Aan artikel 3.10 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Ten behoeve van de naleving van de in de artikelen 3.5 en 3.6 opgenomen verplichtingen,
zijn notarissen en kandidaat-notarissen, bedoeld in bijlage A, eerste deel, onderdelen
n en o, niet gehouden aan de geheimhoudingsplicht die geldt uit hoofde van hun beroep.
P
Artikel 3.12 komt te luiden:
Artikel 3.12
Een dienstverlener draagt er zorg voor dat zijn werknemers, alsmede de dagelijks beleidsbepalers
voor zover relevant voor de uitoefening van hun taken en rekening houdend met de risico’s,
aard en omvang van de instelling, bekend zijn met de bepalingen van deze wet en periodiek
opleidingen genieten die hen in staat stellen een ongebruikelijke transactie te herkennen
en een cliëntenonderzoek goed en volledig uit te voeren.
Q
Artikel 4.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. «aanmelding» wordt telkens vervangen door «aangifte»;
2. De zinsnede «als bedoeld in artikel 4.2» wordt vervangen door «als bedoeld in artikel
4.2, eerste lid».
3. Na «aangifte: een aangifte als bedoeld in artikel 4.2, eerste lid;» wordt de volgende
zinsnede ingevoegd:
kennisgeving:
een kennisgeving als bedoeld in de artikelen 4.2, tweede lid, en 4.3;
4. «aanmelder: degene die de aanmelding doet of heeft gedaan» wordt vervangen door «aanmelder:
degene die de aangifte of kennisgeving doet of heeft gedaan».
R
Artikel 4.2 komt te luiden:
Artikel 4.2
1. Personen die de openbare lichamen binnenkomen of verlaten en liquide middelen met
een gezamenlijke waarde van 10 000 USD of meer met zich meevoeren, moeten die liquide
middelen aangeven bij de douaneambtenaren en hen deze voor controle ter beschikking
stellen. De eerste volzin is ook van toepassing indien het gaat om binnenkomende of
uitgaande personen, die aantoonbaar samen reizen en gezamenlijk liquide middelen ter
waarde van USD 10 000 of meer met zich meevoeren, waarbij de bij of krachtens deze
wet gestelde verplichtingen op alle bedoelde personen afzonderlijk rusten.
2. Personen die de openbare lichamen binnenkomen of verlaten en liquide middelen onder
de in het eerste lid genoemde waarde met zich mee voeren, waarvoor aanwijzingen zijn
dat de liquide middelen verband houden met criminele activiteiten, dienen op verzoek
van douaneambtenaren een kennisgeving te doen en hen deze de liquide middelen desgevraagd
voor controle ter beschikking te stellen.
3. Er wordt geacht niet aan de verplichting tot aangifte of kennisgeving van liquide
middelen te zijn voldaan indien de verstrekte informatie niet, onjuist of onvolledig
is of indien de liquide middelen niet voor controle ter beschikking worden gesteld.
4. Bij algemene maatregel van bestuur worden de gegevens als bedoeld in het eerste en
tweede lid vastgesteld.
5. De gegevens in het vierde lid worden schriftelijk verstrekt met behulp van het bij
regeling van Onze minister vastgestelde formulier.
S
Artikel 4.3 komt te luiden:
Artikel 4.3
1. Wanneer onbegeleide liquide middelen met een gezamenlijke waarde van 10 000 USD of
meer het openbare lichaam binnenkomen of verlaten, dient de afzender, of de ontvanger,
of zijn vertegenwoordiger, op verzoek van douaneambtenaren een kennisgeving te doen
en hen deze liquide middelen of goederen desgevraagd voor controle ter beschikking
te stellen.
2. Wanneer onbegeleide liquide middelen onder de in het eerste lid genoemde waarde het
openbare lichaam binnenkomen of verlaten zonder begeleiding van een persoon en waarvoor
er aanwijzingen zijn dat de liquide middelen verband houden met criminele activiteiten
dan dient de afzender, of de ontvanger, of zijn vertegenwoordiger, op verzoek van
douaneambtenaren een kennisgeving te doen en hen deze de liquide middelen of goederen
desgevraagd voor controle ter beschikking stellen.
3. Er wordt geacht niet aan de verplichting tot kennisgeving van liquide middelen te
zijn voldaan indien de verstrekte informatie niet, onjuist of onvolledig is of indien
de liquide middelen niet voor controle ter beschikking zijn gesteld binnen een termijn
van dertig dagen.
4. Bij algemene maatregel van bestuur worden de gegevens als bedoeld in het eerste en
tweede lid vastgesteld.
5. De gegevens in het vierde lid worden schriftelijk verstrekt met behulp van het bij
regeling van Onze minister vastgestelde formulier.
T
Artikel 4.4, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel a komt als volgt te luiden:
a. de aangiftes, bedoeld in artikel 4.2, eerste lid;
2. Onder verlettering van onderdeel b tot onderdeel c, wordt na onderdeel a een onderdeel
ingevoegd, luidende:
b. de kennisgevingen, bedoeld in de artikelen 4.2, tweede lid en 4.3;
U
Artikel 4.5 wordt als volgt gewijzigd:
1. «aanmelding» wordt vervangen door «aangifte of kennisgeving».
2. Voor de tekst wordt de aanduiding «1» geplaatst
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Bij regeling van Onze Minister kan, zo nodig onder het stellen van aanvullende voorschriften,
aan beroepsvervoerders vrijstelling worden verleend van de artikelen 4.2 en 4.3.
V
Artikel 5.5, tweede lid wordt gewijzigd als volgt:
1. «geld» wordt vervangen door «liquide middelen».
2. «artikel 4.3» wordt vervangen door «artikel 4.2 of artikel 4.3».
W
Artikel 5.6 wordt gewijzigd als volgt:
1. De aanduiding «1» voor het eerste lid vervalt;
2. Het tweede lid vervalt.
X
Aan artikel 5.7 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Ten behoeve van de uitoefening van het toezicht door de aangewezen personen, bedoeld
in het eerste lid, zijn de notaris en de onder hun verantwoordelijkheid werkzame personen
ten opzichte van de aangewezen personen niet gehouden aan de geheimhoudingsplicht
die geldt uit hoofde van hun beroep.
Y
Artikel 5.10, eerste lid, komt te luiden:
1. De toezichtautoriteit kan een last onder dwangsom opleggen ter zake van overtreding
van de artikelen 1.6, 1.9, eerste, tweede en derde lid, 1.10 tot en met 1.12, 2.2,
eerste, tweede en vijfde lid, 2.3, eerste lid, 2.4, eerste en tweede lid, 2.5, eerste
lid, 2.7, eerste lid, tweede volzin, 2.7, tweede lid, tweede volzin, 2.7, derde lid,
2.8, tweede lid, 2.9, tweede lid, 2.10 tot en met 2.19, 3.5, 3.6, tweede lid, 3.10,
3.12, 3.13, 4.2, 4.3 en 5.7, eerste lid, alsmede ter zake van het geen gevolg geven
dan wel niet tijdig of onvolledig gevolg geven aan een krachtens artikel 5.9 gegeven
aanwijzing.
Z
Artikel 5.11, eerste lid, komt te luiden:
1. De toezichtautoriteit kan een boete opleggen ter zake van overtreding van de artikelen
1.6, 1.9, eerste, tweede en derde lid, 1.10 tot en met 1.12, 2.2, eerste, tweede en
vijfde lid, 2.3, eerste lid, 2.4, eerste en tweede lid, 2.5, eerste lid, 2.7, eerste
lid, tweede volzin, 2.7, tweede lid, tweede volzin, 2.7, derde lid, 2.8, tweede lid,
2.9, tweede lid, 2.10 tot en met 2.19, 3.5, 3.6, tweede lid, 3.10, 3.12, 3.13, 4.2,
4.3 en 5.7, eerste lid, alsmede ter zake van het geen gevolg geven dan wel niet tijdig
of onvolledig gevolg geven aan een krachtens artikel 5.9 gegeven aanwijzing.
AA
Na artikel 5.15 worden vier artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 5.16
1. De toezichtautoriteit kan, met het oog op de belangen die deze wet beoogt te beschermen,
bij overtreding van de in artikel 5.11 bedoelde bepalingen een openbare waarschuwing
uitvaardigen.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot
de uitoefening van de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid.
3. De artikelen 7:47, 7:48 en 7:49 van de Wet financiële markten BES zijn van overeenkomstige
toepassing.
Artikel 5.17
1. De toezichtautoriteit maakt een beslissing tot het opleggen van een bestuurlijke
boete op grond van deze wet na bekendmaking van die beslissing openbaar, indien de
boete is opgelegd ter zake van overtreding van de in artikel 6.1, eerste lid, bedoelde
bepalingen.
2. De openbaarmaking van een beslissing tot het opleggen van een bestuurlijke boete
geschiedt niet eerder dan nadat vijf werkdagen zijn verstreken na de dag waarop die
beslissing aan de betrokken persoon is bekendgemaakt. De artikelen 7:47, 7:48 en 7:49,
tweede tot en met vierde lid, van de Wet financiële markten BES zijn van overeenkomstige
toepassing.
3. De toezichtautoriteit kan beslissen niet tot openbaarmaking van een beslissing tot
het opleggen van een bestuurlijke boete over te gaan, indien openbaarmaking van die
beslissing in strijd is of in strijd zou kunnen komen met het doel van het door de
toezichtautoriteit uit te oefenen toezicht op de naleving van deze wet.
Artikel 5.18
De toezichtautoriteit maakt, onverminderd artikel 5.17, een beslissing tot het opleggen
van een bestuurlijke boete op grond van deze wet openbaar, nadat die beslissing onherroepelijk
is geworden. Artikel 5.17, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 5.19
De toezichtautoriteit maakt een beslissing tot het opleggen van een last onder dwangsom
op grond van deze wet openbaar, wanneer een dwangsom is verbeurd. Artikel 5.17, derde
lid, en de artikelen 7:47 tot en met 7:49 van de Wet financiële markten BES zijn van
overeenkomstige toepassing.
BB
Artikel 6.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. in het eerste lid wordt «4.2 en 5.7, eerste lid» vervangen door «4.2, 4.3 en 5.7,
eerste lid».
2. in het tweede lid wordt «4.2 en 5.7, eerste lid» vervangen door «4.2, 4.3 en 5.7,
eerste lid».
CC
In artikel 6.2, eerste lid, wordt «Onze Minister van Veiligheid en Justitie» vervangen
door «Onze Minister van Justitie en Veiligheid».
DD
Bijlage A, eerste deel, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel m komt te luiden:
m. handelen in:
1°. voertuigen, edelstenen, edele metalen, sieraden, juwelen dan wel andere bij regeling
van Onze Minister aan te wijzen zaken van grote waarde dan wel het bemiddelen daarbij
boven een door Onze Minister te bepalen bedrag, dat voor de onderscheiden soorten
zaken verschillend kan zijn;
2°. bouwmaterialen boven een door Onze Minister te bepalen bedrag.
2. Onderdeel u komt te luiden:
u. optreden als beleggingsmaatschappij in de zin van de Wet financiële markten BES of
het beheren van een beleggingsinstelling in de zin van de Wet financiële markten BES;
EE
In bijlage B, onderdeel b, wordt na «plaatsgevonden» de volgende zinsnede ingevoegd
«of een afschrift van het document dat een persoonidentificerend nummer bevat en aan
de hand waarvan de verificatie van de identiteit heeft plaatsgevonden».
ARTIKEL II
De Wet financiële markten BES wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 1:21 wordt als volgt gewijzigd:
1. het eerste lid komt te luiden:
1. De toezichtautoriteit is in afwijking van artikel 1:20, eerste lid, bevoegd vertrouwelijke
gegevens of inlichtingen, verkregen bij de uitvoering van een haar op grond van deze
wet opgedragen taak, te verstrekken aan:
a. de andere toezichtautoriteit of een buitenlandse toezichthoudende instantie;
b. de Belastingdienst, de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, de Koninklijke Marechaussee,
het Korps Politie Caribisch Nederland, het meldpunt, en het Openbaar Ministerie met
het oog op risico’s van inbreuken op de integriteit van het financiële stelsel, of
onderdelen daarvan en voor zover dat noodzakelijk is voor de uitoefening van publiekrechtelijke
taken en bevoegdheden van deze instanties.
2. Onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot het vierde tot en met
het zesde lid, worden na het tweede lid twee leden ingevoegd, luidende:
2. Onder risico’s als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, worden verstaan risico’s
met betrekking tot de integriteit van natuurlijke of rechtspersonen die binnen het
financiële stelsel werkzaam zijn, alsmede risico’s als gevolg van het doen en nalaten
van partijen binnen het financiële stelsel of onderdelen daarvan, met betrekking tot
financieel-economische criminaliteit en andere ernstige vormen van criminaliteit of
van terrorismefinanciering.
3. De toezichtautoriteit verstrekt geen vertrouwelijke gegevens of inlichtingen op grond
van het eerste lid indien:
a. het doel waarvoor die gegevens of inlichtingen zullen worden gebruikt, onvoldoende
bepaald is;
b. het beoogde gebruik van die gegevens of inlichtingen niet past in het kader van het
toezicht op financiële markten of op die markten werkzame personen;
c. verstrekking van die gegevens of inlichtingen zich niet verdraagt met de openbare
orde of het recht van de openbare lichamen;
d. de geheimhouding van die gegevens of inlichtingen niet voldoende is gewaarborgd;
e. verstrekking van die gegevens of inlichtingen redelijkerwijs in strijd is of zou kunnen
komen met de belangen die deze wet beoogt te beschermen;
f. onvoldoende is gewaarborgd dat die gegevens of inlichtingen niet zullen worden gebruikt
voor een ander doel dan waarvoor deze worden verstrekt.
3. In het vijfde lid (nieuw) wordt telkens «tweede» vervangen door «vierde».
4. In het zesde lid (nieuw) wordt «derde» vervangen door «vijfde».
B
In artikel 1:24, tweede lid, wordt «eerste tot en met derde lid» vervangen door «eerste
tot en met vijfde lid».
C
In artikel 4:19, eerste lid, wordt na «de betaler» ingevoegd «en de ontvanger».
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor
de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Financiën,
De Minister van Justitie en Veiligheid,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.