Lijst van vragen : Lijst van vragen over de brief van het Presidium over toezicht en handhaving op het gebied van integriteit (Kamerstuk 35351-2)
2020D09215 Lijst van vragen
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan
het presidium over de brief van het presidium van 10 februari 2020 over toezicht en
handhaving op het gebied van integriteit (Kamerstuk 35 351, nr. 2).
De voorzitter van de commissie, Ziengs
Adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx
Nr.
Vraag
1
Kan nader worden gemotiveerd waarom gekozen is voor een college van onderzoek integriteit?
In hoeverre is overwogen om in plaats van het college van onderzoek het presidium
van de Kamer die rol te geven?
2
Kunnen oud-Leden van de Tweede Kamer lid van het college van onderzoek worden?
3
Op welke manier kan de discretie van het college worden gewaarborgd?
4
Heeft het College toegang tot alle vertrouwelijke, schriftelijke adviezen over de
uitleg en toepassing van de regels op het gebied van integriteit, die de Adviseur
uitbrengt?
5
In hoeverre heeft er in het kader van de integriteitsregeling en de Regeling toezicht
en handhaving gedragscode Leden Tweede Kamer afstemming met de Eerste Kamer plaatsgevonden?
6
Zal er in het Reglement van Orde worden verwezen naar de Regeling toezicht en handhaving
gedragscode Leden Tweede Kamer? Zo neen, waarom niet?
7
Waarover kunnen klachten worden ingediend? Hoe kan worden voorkomen dat het klachtrecht
gebruikt wordt als middel om Kamerleden «vogelvrij» te verklaren en (publiek) te beschadigen
of om het systeem te overbelasten? Hoe kan worden voorkomen dat klachten worden ingediend
op basis van persoonlijke voor- of afkeuren ten aanzien van Kamerleden?
8
Op basis van welke criteria worden klachten afgehandeld? Staan er rechtsmiddelen open
tegen de afhandeling van de klacht? Zo ja welke? Staat dat dan open voor zowel de
indiener van de klacht als voor degene die onderwerp is van de klacht?
9
Wat wordt verstaan onder «de benodigde medewerking» die het Kamerlid het college moet
verlenen bij de behandeling van een klacht? Waar dient deze medewerking uit te bestaan
en hoever reikt deze medewerking? Wat zijn de gevolgen als een Kamerlid medewerking
weigert?
10
In hoeverre is er ruimte binnen het voorliggende voorstel, gezien de algemene formuleringen
van de gedragscode, dat er een verschillende invulling aan wordt gegeven door Kamerleden?
11
Op basis van welke criteria kan het college, na het beoordelen van de informatie van
het Kamerlid en andere relevante feiten en omstandigheden, besluiten dat een klacht
niet nader onderzocht wordt? Wat wordt in dit verband verstaan onder «andere relevante
feiten en omstandigheden»? Hoe ver reikt dit?
12
Hoe wordt een lang proces voorkomen en hoe wordt gezorgd voor een zo kort mogelijke
doorlooptijd zonder de kwaliteit van het onderzoek aan te tasten?
13
Komt er een bagatelregeling voor zaken die niet ontvankelijk blijken? Zo ja, per wanneer?
14
Wie mogen er klagen en wat wordt er gedaan met deze klachten?
15
Waarom is er voor gekozen «iedereen» de mogelijkheid te geven een klacht over een
Kamerlid in te dienen bij het in te stellen onafhankelijke college van onderzoek?
Wordt met «iedereen», iedereen binnen én buiten de Tweede Kamer bedoeld?
16
Indien de gedragscode een code is die geldt binnen de organisatie van de Tweede Kamer,
waarom is het dan in dit voorstel mogelijk voor mensen van buiten de organisatie een
klacht in te dienen over een intern geldende code?
17
Moet iemand ook belanghebbende zijn om een klacht in te kunnen dienen? Zo ja, wanneer
is iemand belanghebbende? Zo nee, hoe kunnen misbruik en overbodig gebruik van het
klachtrecht worden voorkomen?
18
Kunnen personen een ongelimiteerd aantal klachten indienen? Wordt geregistreerd hoeveel
klachten er tegen individuele Kamerleden worden ingediend? Zo ja, zijn deze gegevens
openbaar of opvraagbaar?
19
Betekent het feit dat iedereen een klacht kan indienen niet dat er gemakkelijk een
stortvloed aan klachten kan komen van mensen die ontevreden zijn over bijvoorbeeld
een antwoord op een e-mail of juist het niet krijgen van een antwoord? Schept een
dergelijke regeling niet teveel verwachtingen?
20
Komen er nog duidelijke regels voor Kamerleden die de integriteitsregels hebben geschonden,
zoals sancties in de vorm van terugbetaling of schorsing?
21
Waarom wordt niet eerst ervaring opgedaan met de gedragscode en eventueel later, na
evaluatie, overgegaan tot een regeling voor handhaving zoals ook wordt voorgesteld
door de Commissie Van Oosten?
22
Waarom wordt de nadere zienswijze van een Kamerlid afzonderlijk van de rapportage
gepubliceerd? Is het niet beter om te kiezen voor één document waarin voor een volledig
beeld alle relevante stukken zitten?
23
Hoe verhoudt «alternatief 2», met de mogelijkheid van een beroep op een afzonderlijk
college, zich tot artikel 13 van de regeling?
24
Hoe wordt – terwijl er al een concrete gevoelige zaak aan de orde is – op een objectieve
wijze gekomen tot de samenstelling van een tijdelijk college? Is het niet beter een
vastere beroepsinstantie te hebben?
25
Is er voorzien in een klacht-mechanisme?
26
Waar zijn bepalingen te vinden over de wijze van benoeming en de taakomschrijving
van de onafhankelijk adviseur integriteit?
27
Hoe gaat de onafhankelijk adviseur integriteit samenwerken met de vertrouwenspersoon
in de Tweede Kamer?
28
Gaat de onafhankelijk adviseur integriteit werken op basis van een protocol?
29
Hoe verhoudt de Adviseur zich tot het College?
30
Hoe is de verhouding tussen de onafhankelijke adviseur integriteit en het college
van onderzoek integriteit? Kan het college, als het zich beraadt of nader onderzoek
nodig is, ten behoeve van het maken van die afweging, in contact treden met de adviseur,
zoals vermeld bij de toelichting van artikel 8.
31
Speelt de Adviseur een rol bij de nadere duiding van bestaande integriteitsregels?
Zo ja, waarom wordt die hier niet vermeld?
32
Wat gebeurt er met documenten die niet openbaar gemaakt mogen worden, na afloop van
de termijn van tien jaren waarin zij alleen ter inzage liggen voor de leden van het
College (artikel 5, laatste volzin)?
33
Moet in artikel 3 niet worden vastgesteld dat het gaat om zittende Kamerleden en dus
niet om oud-Kamerleden?
34
Betekent de termijn van tien jaar in artikel 5 dat er na die tien jaar wel sprake
is van openbaarmaking? Kunnen er dan niet nog steeds redenen zijn voor geheimhouding?
35
Hoe kan worden gegarandeerd dat het instellen van een onderzoek naar een Kamerlid
volstrekt neutraal, cq zonder vooroordeel, geschiedt en niet als politiek middel wordt
ingezet?
36
Kan het presidium nader toelichten, in welke gevallen het College kan besluiten dat
een klacht niet nader onderzocht wordt (artikel 7, derde lid)? Wat is het verschil
met «kennelijk ongegrond» (artikel 6, derde lid)?
37
In welke gevallen dat het College een overtreding van de gedragscode vaststelt, wordt
geen aanbeveling voor een sanctie gedaan (artikel 8, zesde lid)?
38
Zijn de Adviseur en het College wel altijd bekend met feit dat er een advies is of
een onderzoek loopt? Is artikel 8, vijfde lid, dan wel uitvoerbaar?
39
Hoe normeren we de «zwaarwegende redenen» om delen van de rapportage vertrouwelijk
te behandelen en wie beoordeelt dit?
40
Hoort de bepaling over herziening van de Gedragscode en de toelichting daarop niet
in de Gedragscode zelf te staan (artikel 14, eerste volzin)?
41
Kan het presidium nader toelichten in welke gevallen het College een aanbeveling kan
doen aan het Kamerlid, terwijl het geen overtreding heeft vastgesteld?
42
Wat is de precieze betekenis ervan dat een beroep op de Kamer niet is toegelaten?
43
Kan het College besluiten een klacht wel in behandeling te nemen, hoewel niet aan
de vereisten in artikel 6, tweede lid is voldaan?
44
Wat is precies de gang van zaken, wanneer dezelfde klacht over hetzelfde Kamerlid
meerdere malen of in grote aantallen binnenkomt?
45
Kan ook de rapportage als geheel vertrouwelijk zijn?
46
Wanneer is er in artikel 6 sprake van «dezelfde klacht» over «hetzelfde Kamerlid»?
Is dat wel een duidelijk criterium? Hoe lang kan er tussen die verschillende klachten
zitten om een beroep op die regeling te doen?
47
Waarom wordt voorgesteld dat het college een aanbeveling kan doen als de ingediende
klacht niet nader wordt onderzocht? Waarom zou een aanbeveling aan de orde kunnen
zijn als er geen aanleiding is om de klacht nader te onderzoeken?
48
Is er een maximale reactie-termijn vastgelegd waarbinnen de adviseur de bevindingen
en aanbevelingen moet terugkoppelen?
49
Wordt de klager geïnformeerd over de afhandeling van zijn klacht door de openbaarmaking
van de rapportage van het College door het presidium?
50
Waarom is er voor gekozen om «sancties» op te kunnen leggen? Waarom is het niet gebleven
bij het doen van «aanbevelingen», zoals ook geldt in de Gedragscode integriteit Eerste
Kamer?
51
Hoe verhoudt de sanctie «schorsing» zich tot de Grondwet en de daarin verankerde positie
van een Kamerlid (vrije mandaat)?
52
Hoe verhoudt de stelling, dat de stemmingen zijn uitgezonderd vanwege het onverenigbaar
zijn met de staatsrechtelijke positie van Kamerleden, zich tot het bestaande artikel
145 RvO?
53
In hoeverre staat het aan het presidium het vrij om, als het college een sanctie aanbeveelt,
de Kamer voor te stellen geen sanctie op te leggen? In hoeverre is het presidium vrij
om aan de Kamer een andere sanctie voor te stellen?
54
Wordt met het aannemen van de voorgestelde regeling toezicht en handhaving, ook een
besluit genomen over de aanbeveling voor een evaluatie na zes jaar?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. Ziengs, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
F.M.J. Hendrickx, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.