Brief Kamer : Begrotingstoelichting bij de Raming der voor de Tweede Kamer in 2021 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten
35 405 Raming der voor de Tweede Kamer in 2021 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten
Nr. 3
BEGROTINGSTOELICHTING (UITGAVEN EN ONTVANGSTEN)
1. Algemeen
a. Algemene uitgangspunten
Tussen de Eerste en Tweede Kamer en de regering zijn afspraken gemaakt over het financieel
beheer (bijlage bij Kamerstuk 29 833, nr. 17).
Afwijking door de regering in de ontwerp Rijksbegroting van de door de beide Kamers
opgestelde Ramingen kan in beginsel niet aan de orde zijn, tenzij hiervoor een evident
zwaarwegende reden bestaat.
Voorafgaand aan het vastleggen van deze afspraken is het begrip «evident zwaarwegende
reden» nader toegelicht door de Minister van Financiën tijdens de behandeling van
de wijziging van de Comptabiliteitswet in de Eerste Kamer (Kamerstuk 29 833, C):
«In het licht van het met de Tweede Kamer gevoerde plenaire debat over het onderhavige
wetsvoorstel heeft het kabinet besloten om algemene efficiencytaakstellingen voortaan
niet meer door te vertalen naar de begrotingen van de beide kamers. De aangehaalde,
eerdere opmerking van de regering waaraan wordt gerefereerd, moet thans zo worden
geïnterpreteerd dat zowel een toets op passendheid in het budgettaire beleid als een
toets op doelmatigheid, waarbij ook naar de kostenonderbouwing wordt gekeken, slechts
op zeer marginale wijze zullen plaatsvinden.»
Uitgangspunt daarbij is dat de Eerste en Tweede Kamer in eerste instantie zelf verantwoordelijk
zijn voor het financiële beheer en dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
zich strikt beperkt tot de verantwoordelijkheden die voortvloeien uit de Comptabiliteitswet
2016.
Controle achteraf is daarbij een instrument om te beoordelen of beide Kamers bij hun
financieel beheer binnen de grenzen blijven die de Comptabiliteitswet stelt. Daartoe
worden de administraties van beide Kamers jaarlijks gecontroleerd door de Auditdienst
Rijk en vindt periodiek overleg plaats met deze dienst.
b. Financiële uitgangspunten
Het uitgangspunt voor de Raming 2021 is het meerjarencijfer voor dat jaar zoals opgenomen
in hoofdstuk IIA van de Rijksbegroting voor 2020 met betrekking tot de bovengenoemde
artikelen (Kamerstuk 35 000 IIA).
De mutaties naar aanleiding van de Voorjaarsnota 2020 hebben betrekking op het jaar
2020 (en op de jaren na 2020).
De afronding van de Rijksbegroting is later dan de behandeling van de Raming in de
Kamer. Uit deze afronding kunnen nog generieke mutaties voor de Raming voortvloeien,
die vanzelfsprekend nog niet zijn verwerkt.
c. Opbouw
De Raming van de uitgaven en ontvangsten van de Tweede Kamer keert terug in drie artikelen
van
hoofdstuk IIA (Staten-Generaal) van de Rijksbegroting:
– artikel 2: Uitgaven ten behoeve van leden en oud-leden Tweede Kamer
– artikel 3: Wetgeving en controle Tweede Kamer
Mede-wetgeving en controle van de regering zijn de kerntaken van de Kamer. Onder dit
artikel vallen alle apparaatsuitgaven ofwel alle kosten van de ambtelijke organisatie
en van de fractieorganisaties, de uitgaven voor onderzoek en kennisverkrijging, de
kosten van publicaties, de reiskosten van commissiedelegaties naar het buitenland,
alsmede de bijdrage van de Tweede Kamer aan de kosten van ProDemos.
– artikel 4: Wetgeving en controle Eerste en Tweede Kamer
Onder dit artikel vallen alle uitgaven ten behoeve van de deelname van de gemengde
delegaties uit beide Kamers naar de interparlementaire organen.
Bij elk artikel zullen de algemene doelstelling, de geraamde uitgaven en ontvangsten
alsmede enkele kengetallen worden gepresenteerd. In een afzonderlijke bijlage, de
Staat van de Kamer 2019, zijn prestatiegegevens over 2019 opgenomen.
De meer specifieke doelstellingen en bedrijfsvoeringsaspecten zijn niet per artikel
in deze toelichting opgenomen, maar alle vermeld in de uitvoerige begeleidende brief
(nr. 1).
In de budgetverdelingstabellen wordt geen onderscheid gemaakt tussen reeds aangegane
verplichtingen en vrije beleidsruimte. Bij de Tweede Kamer zijn de verschillende budgetten
te beschouwen als apparaatskosten en is de vrij beïnvloedbare ruimte beperkt.
Vanwege de bijzondere positie van de Staten-Generaal wijkt deze presentatie op deze
punten af van de in de Rijksbegrotingvoorschriften (Rbv) voorgeschreven sjablonen
en richtlijnen.
2. Artikel 2: Uitgaven ten behoeve van leden en oud-leden Tweede Kamer
Onder dit artikel worden rechtspositionele uitgaven aan leden en oud-leden van de
Tweede Kamer, alsmede hun nagelaten betrekkingen.
De Tweede Kamer draagt ingevolge de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer (Stb. 1997, nr. 250), de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Stb. 1969, nr. 594) en de Wet schadeloosstelling leden Europees parlement (Stb. 1979, nr. 379) zorg voor de uitgaven ten behoeve van:
– schadeloosstelling van de leden van de Tweede Kamer (artikel 2.1);
– de reis- en overige kostenvergoedingen van de leden van de Tweede Kamer (artikel 2.1);
– de wachtgelden van oud-leden van de Tweede Kamer (artikel 2.2);
– de pensioenen van oud-leden van de Tweede Kamer en hun nabestaanden (artikel 2.2);
Het betreft de volgende aantallen gerechtigden voor de pensioenen en wachtgelden:
Tabel 1: aantallen gerechtigden pensioenen en wachtgelden oud-leden
Aantallen deelgerechtigden
2014
2015
2016
2017
2018
2019
Pensioenen oud-leden
455
460
455
448
442
430
Wachtgelden oud-leden
55
36
15
69
62
54
Totaal
510
496
470
517
504
484
Er is een bijstelling binnen het artikel aangezien er geen Europarlementariërs meer
zijn die vanuit de Tweede Kamer hun schadeloosstelling ontvangen. Dit artikelonderdeel
vervalt daarmee en de vrijgekomen gelden worden bij de schadeloosstelling toegevoegd.
Dit betreft een structurele budgetverschuiving van € 0,112 miljoen.
De uitgaven bedragen:
Tabel 2: budgettaire gevolgen (x € 1.000,-)
Artikel 2: Uitgaven ten behoeve van leden en oud-leden Tweede Kamer (in € 1.000)
2020
2021
2022
2023
2024
2025
2: Uitgaven t.b.v. leden en oud-leden Tweede Kamer
Verplichtingen
32.396
33.972
32.930
31.930
32.416
33.916
Uitgaven
32.396
33.972
32.930
31.930
32.416
33.916
1. schadeloosstelling
21.486
21.486
21.487
21.487
21.487
21.487
1. Bijstelling schadeloosstelling
112
112
112
112
112
112
2. pensioenen en wachtgelden
10.798
12.374
11.331
10.331
10.817
12.317
3. schadeloosstelling Europarlementariërs
0
0
0
0
0
0
3. Bijstelling schadeloosstelling Europarlementariërs
– 112
– 112
– 112
– 112
– 112
– 112
Ontvangsten
86
86
86
86
86
86
In onderstaand overzicht zijn, als kengetallen, de gerealiseerde uitgaven en gemiddelden
van de artikelonderdelen opgenomen voor de jaren 2015–2019.
Tabel 3: gemiddelde uitgaven per lid
Artikel 2: Uitgaven ten behoeve van leden en oud-leden Tweede Kamer (in € 1.000)
2015
2016
2017
2018
2019
2.1. schadeloosstelling
19.304
22.583
22.180
23.461
24.416
gemiddeld per lid TK
129
152
148
156
163
2.2. pensioenen en wachtgelden
8.775
8.606
11.296
10.943
9.463
2.3. schadeloosstelling leden Europees parlement
99
103
103
117
45
3. Artikel 3: Wetgeving en controle Tweede Kamer
Op dit artikel staat het grootste deel van de apparaatsuitgaven ten behoeve van de
uitvoering van de grondwettelijke taken van de Tweede Kamer geraamd, te weten medewetgeving
en controle van de regering.
De ambtelijke organisatie ondersteunt de Tweede Kamer bij haar taken, waarborgt de
continuïteit en kwaliteit, en maakt het werk van de Kamer toegankelijk en inzichtelijk
voor de samenleving.
Zoals eerder opgemerkt worden alle beleidsdoelstellingen alsmede de specifieke doelstellingen
voor 2021 uitvoerig toegelicht in de begeleidende brief (Kamerstuk 35 405, nr. 1).
De uitgangspositie voor dit artikel is het meerjarencijfer 2021 bezien vanuit de ontwerpbegroting
2020 (Kamerstuk 35 300 IIA) aangevuld met (structurele doorwerking van) de mutaties naar aanleiding van de Voorjaarsnota
2020. De Tweede Kamer heeft «Voorjaarsnotamutatie(s)» (suppletoire begrotingswijziging
bij gelegenheid van de Voorjaarsnota 2020) aangemeld bij het Ministerie van BZK. Het
gaat hierbij om:
Artikel 3.1:
1) Incidentele wijzigingen:
– Uitstel renovatie en verhuizing; Zowel de instandhouding van het Binnenhof als de
oplevering van B67 leiden tot hogere uitgaven in 2020 en 2021. Hiervoor zijn aanvullende
middelen noodzakelijk. Dit betreft een bijstelling van € 4,72 miljoen in 2020 en € 1,18
miljoen in 2021. Hierbij moet in acht genomen worden dat systemen, installaties en
overig materieel zijn verouderd. Gedacht kan worden aan de restaurantfaciliteiten
en IT installaties. Er wordt (hard) gewerkt aan noodscenario’s en onderdelen worden
preventief vervangen. Daarmee wordt het risico van verstoringen van bedrijfsprocessen
minder. Echter alle verstoring op voorhand voorkomen is niet mogelijk. Indien storingen
zich voordoen, dan leidt dit mogelijk tot overlast en extra uitgaven die niet begroot
zijn.
– Kasschuif 2019; Bij de Najaarsnota 2019 heeft een kasschuif plaatsgevonden van € 3,70
miljoen van 2019 naar 2020 voor uitgaven voor audiovisuele middelen en datacenters.
Deze technische mutatie wordt bij de Voorjaarsnota 2020 verwerkt.
– Kasschuif reguliere uitgaven voor eigen werkplekinrichting; voor onder andere het
eigen meubilair in B67 is een kasschuif opgenomen. Met deze kasschuif wordt het mogelijk
gemaakt om (budgetneutraal) tijdig in B67 nieuwe en goede werkplekken te realiseren.
Dit betreft een verschuiving van reguliere uitgaven binnen de raming.
– Eindejaarsmarge; de onderuitputting op de Raming in 2019 wordt via de eindejaarsmarge
toegevoegd aan de Raming van 2020. Dit betreft een bijstelling van € 1,50 miljoen
in 2020.
2) Structurele wijzigingen
– Reorganisatie Beveiligingsdienst; de reorganisatie van de Beveiligingsdienst wordt
ingezet, waardoor de Beveiligingsdienst verder wordt versterkt. Er komt meer inzet
van eigen goed opgeleid personeel en dit leidt tot een verhoging van de formatie.
Daarmee stijgen structureel de personele lasten met € 0,70 miljoen. Hiertoe wordt
de Raming structureel opgehoogd.
– Formaliseren meerjarenreeks; bij de Raming 2020 is de Raming voor de jaren 2019 en
2020 opgehoogd. Dit wordt meerjarig verwerkt in de Raming 2021. Deze ophoging hangt
samen met de structureel hogere uitgaven van de Kamer voor onder andere informatiebeveiliging,
de structureel hogere lasten voor beheer en onderhoud van ICT systemen, de aansluiting
bij de Rijksschoonmaakorganisatie en het geven van invulling aan de Participatiewet.
Hierin is de besparingsopgave van structureel € 1 miljoen verwerkt. Dit bedrag komt
totaal uit op ophoging van € 4,63 miljoen in 2021, € 4,68 miljoen in 2022 en vanaf
2023 structureel € 4,78 miljoen.
Artikel 3.6:
1) Incidentele wijziging
– Parlementaire ondervragingscommissie; In 2020 is er € 0,088 miljoen beschikbaar voor
de parlementaire ondervragingscommissie op artikel 3.6.
Artikel 3. ontvangsten:
1) Structurele wijziging
– Verlaging uitgaven en ontvangsten van het Restaurantbedrijf; dit is een technische
mutatie als gevolg van het stoppen met de interne facturatie tussen diensten. Dit
betekent een verlaging van € 0,35 miljoen aan zowel de opbrengsten kant als aan de
uitgaven kant. Tevens worden er € 0,02 toegevoegd aan de ontvangsten. Dit is afkomstig
van de overheveling van de ontvangsten van artikel 4.
Naast de mutaties die zijn opgenomen in de Voorjaarsnota is voor artikel 3.4 het amendement
Sneller (Kamerstuk 35 300 IIA, nr. 5) in de Raming verwerkt. Dit betreft een structurele ophoging van € 1,49 miljoen op
artikel 3.1 en een structurele ophoging van € 8,27 miljoen op artikel 3.4.
Tabel 4 Budgettaire gevolgen van beleid
Artikel 3: Wetgeving en controle
Tweede Kamer (in € 1.000)
2020
2021
2022
2023
2024
2025
Uitgaven1
135.029
128.562
120.671
120.328
119.805
122.805
3.1: apparaat
81.293
71.707
71.708
71.765
71.771
71.771
3.1: Ramingsbijstelling
11.498
11.538
5.739
5.839
5.839
5.839
3.2: kennis en onderzoek
2.323
2.323
2.323
2.323
2.323
2.323
3.3: publicatie officiële documenten
1.859
1.859
1.859
1.859
1.859
1.859
3.4: fractiekosten
27.230
30.397
28.303
27.803
27.274
30.274
3.4: bijstelling fractiekosten
8.265
8.265
8.265
8.265
8.265
8.265
3.5: uitzending leden
448
448
448
448
448
448
3.6: parlementaire enquêtes
88
3.7: bijdrage ProDemos
2.025
2.025
2.025
2.026
2.026
2.026
3. Ontvangsten
3.966
3.966
3.966
3.966
3.966
3.966
3. Ontvangstenbijstelling
– 327
– 327
– 327
– 327
– 327
– 327
X Noot
1
In 2020 is er sprake van incidentele uitgaven ten behoeve van o.a. het uitstel van
de verhuizing en AV waardoor er verschil is in de hoogte van de uitgaven tussen 2020
en 2021.
Kengetallen zijn opgenomen in de Staat van de Tweede Kamer 2019 (bijlage)1.
4. Artikel 4: Wetgeving en controle Eerste en Tweede Kamer
Op dit artikel zijn de uitgaven geraamd ten behoeve van gezamenlijke activiteiten
van Eerste en Tweede Kamer, te weten deelname aan activiteiten van interparlementaire
organen.
Tabel 5: budgettaire gevolgen van beleid
Artikel 4: Wetgeving en controle
Eerste en Tweede Kamer
(in € 1.000)
2020
2021
2022
2023
2024
2025
Verplichtingen
1.508
1.508
1.508
1.508
1.508
1.508
Uitgaven
1.508
1.508
1.508
1.508
1.508
1.508
3. interparlementaire betrekkingen
1.508
1.508
1.508
1.508
1.508
1.508
Ontvangsten
0
0
0
0
0
0
3. Ontvangstenbijstelling
– 23
– 23
– 23
– 23
– 23
– 23
Het betreft de volgende uitgavenposten:
– uitzending van Kamerleden naar internationale organisaties;
– aandeel van Nederland in de kosten van interparlementaire organen;
– contacten tussen de (voormalige) parlementen van het Koninkrijk;
– ontvangst van buitenlandse parlementsleden en delegaties van internationale organisaties;
– de activiteiten van de Nederlandse groep van de Interparlementaire Unie (IPU).
Er is een bijstelling op de ontvangsten voor artikel 4: Op dit artikel komen geen
ontvangsten meer.
Dit leidt tot een verlaging van € 0,02 miljoen op dit artikel. De verlaging van artikel
4 leidt tot een ophoging van de ontvangsten bij artikel 3 van € 0,02 miljoen.
In onderstaand overzicht zijn, als kengetallen, in meerjarig perspectief (2015–2019)
de uitgaven met betrekking tot dit artikel opgenomen. Voorts zijn, afgeleid hiervan,
gemiddelden per Kamerzetel (van Eerste en Tweede Kamer) opgenomen.
Tabel 6: gemiddelde uitgaven per lid
Artikel 4: Wetgeving en controle Eerste en Tweede Kamer
(in € 1 000)
2015
2016
2017
2018
2019
Interparlementaire betrekkingen
1.357
1.070
1.007
1.171
1.180
totaal artikel 4
1.357
1.070
1.007
1.171
1.180
gemiddeld per zetel (225)
6
5
4
5
5
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K. Arib, Voorzitter van de Tweede Kamer
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.