Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over uitvoering moties in relatie tot experimenten (Kamerstuk 31293-487)
2019D47446 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister
voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 18 oktober 2019 over uitvoering moties
in relatie tot experimenten (Kamerstuk 31 293, nr. 487).
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, Arends
Inhoud
Blz.
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
•
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de D66-fractie
3
•
Inbreng van de leden van de SP-fractie
3
II
Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
4
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de uitvoering van
moties in relatie tot experimenten en hebben nog enkele vragen.
Is de Minister bereid om het benodigde oordeel «goed» aan te passen naar het oordeel
«voldoende» om deel te kunnen nemen aan het nieuwe experiment of wacht de Minister
liever een uitspraak van de Kamer af? Kan de Minister aangeven of de vierdaagse schoolweek
in de wet wordt opgenomen of laat hij dit verzoek van de Kamer aan zich voorbij gaan,
zo vragen de eerder genoemde leden.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige brief waarin de
Minister uiteenzet hoe hij de verschillende moties die hier betrekking op hebben wil
gaan uitvoeren. Deze leden hebben de navolgende vragen.
In de onderhavige brief lezen de leden dat de Minister in reactie op de aangenomen
motie van het lid Heerema1 voornemens is een nieuw experiment uit te schrijven met flexibele onderwijstijden
in het primair onderwijs voor scholen uit het huidige experiment. Tevens schrijft
de Minister dat hij in gesprek gaat met de huidige scholen uit het experiment of ze
opnieuw mee willen doen, maar dat kan alleen onder de voorwaarde dat de scholen van
de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) de waardering «goed» hebben ontvangen.
Deze leden hebben grote moeite met deze voorwaarde van de Minister. Zoals bekend verondersteld
mag zijn, zijn deze leden in het algemeen van mening dat experimenten voor alle scholen
met het oordeel «voldoende» open zou moeten staan. Is de Minister het met de leden
eens dat de inspectie op basis van artikel 23 Grondwet alleen kan toetsen of scholen
aan de deugdelijkheidseisen voldoen of niet en dat daarom een inspectie alleen het
oordeel «voldoende» of «onvoldoende» kan geven? Zo nee, waarom niet?
Ten aanzien van de aangenomen motie van de leden Van Meenen/Rog2 geeft de Minister aan dat hij van mening is dat er in dit stadium geen nieuwe scholen
meer toegelaten kunnen worden tot het experiment onder andere omdat dit in de praktijk
betekent dat er onvoldoende tijd zou zijn voor deelnemende scholen om binnen de duur
van dit experiment (maximaal zes jaren) nog ervaring op te doen met de gekozen afwijkingen
van wet- en regelgeving. De voornoemde leden vinden dit uiteraard een teleurstellende
uitkomst. Om materieel uitvoering te geven aan het verzoek aan de regering, gaan deze
leden ervan uit dat de Minister wel op korte termijn een nieuw experiment openstelt
waar ook scholen met het oordeel «voldoende» aan kunnen deelnemen.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief over de
uitvoering van moties in relatie tot experimenten en willen de Minister nog enkele
vragen voorleggen.
Experimenten met flexibele onderwijstijden in het po3
De leden vragen de Minister of ook nieuwe basisscholen kunnen deelnemen aan het nieuwe
experiment op flexibele onderwijstijden, naast scholen uit het huidige experiment.
Motie Van Meenen/Rog over het experiment Regelluwe scholen4
De leden lezen dat de Minister het onmogelijk acht om binnen de grond waarop het experiment
regelluwe scholen po/vo5 mogelijk is gemaakt, ruimte te bieden om nieuwe scholen toe te voegen. Het grootste
bezwaar lijkt te zitten in de afloopdatum van het experiment. Deze leden vragen de
Minister het experiment te verlengen, bijvoorbeeld met vijf jaar, waardoor het wel
mogelijk wordt om nieuwe scholen toe te voegen. Zo hebben scholen voldoende tijd om
zich aan te melden als deelnemer en ervaring op te doen met de gekozen afwijking op
wet en regelgeving. De eindrapportage zou dan wijzigen in een tussenevaluatie. Deze
leden vragen een reactie op dit voorstel van de Minister.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie zijn nog steeds van mening dat het onwenselijk is om door
te gaan met het experiment flexibele onderwijstijden in het primair onderwijs. Dit
vanwege het feit dat de onderwijskwaliteit op sommige scholen geleden heeft onder
dit experiment. Desondanks gaat de Minister toch van start met de uitvoering van de
motie van het lid Heerema6, waaronder het wettelijk mogelijk maken van een vierdaagse schoolweek. De Minister
geeft aan dat hij de lat op dit punt onverminderd hoog wil leggen. De leden zijn dan
ook benieuwd wat dit concreet betekent. Kan de Minister dit nader toelichten? Hoe
gaat de Minister voorkomen dat de vierdaagse schoolweek alsnog, hetzij verkapt, ingevoerd
wordt op scholen vanwege het lerarentekort? Zij vragen hoe de Minister in de toekomst
denkt te borgen dat effecten op de onderwijskwaliteit zoals die ook voorkwamen op
andere scholen die aan dit experiment meededen, straks ook gaan voorkomen op de scholen
die nu wel toestemming krijgen om met dit experiment door te gaan.
Wat betreft het nieuwe experiment met flexibele onderwijstijden in het primair onderwijs
geeft de Minister aan dat er onder andere een waarborg geldt voor kansenongelijkheid.
De waarborg wordt ingevuld zoals die voor alle scholen geldt, namelijk dat toelating
tot de school niet afhankelijk mag worden gesteld van een geldelijke bijdrage van
de ouders. De vrijwillige ouderbijdrage is altijd vrijwillig, echter kan een hoge
ouderbijdrage wel een drempel vormen voor ouders om hun kind op een school aan te
melden? Zij vragen of de Minister zich hiervan bewust is. In hoeverre neemt hij dit
mee in de vormgeving van het experiment zodat met dit experiment geen eliteonderwijs
ontstaat, zo vragen de eerder genoemde leden. Deelt de Minister de mening van deze
leden, dat ook wanneer ouders de keuze hebben tussen een onderwijsprogramma met reguliere
onderwijstijden en een programma met flexibele onderwijstijden, de toegang tot dit
laatste programma niet ingeperkt mag worden voor kinderen van wie de ouders de vrijwillige
ouderbijdrage niet hebben betaald, zo vragen de voornoemde leden.
II Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M.H.R.M. Arends, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.