Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over verkenning markt voor groene financiering (Kamerstuk 32013-220)
2019D39261 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 3 oktober 2019 enkele vragen en opmerkingen
aan de Minister van Financiën voorgelegd over zijn brief van 29 augustus 2019 over
de verkenning markt voor groene financiering (Kamerstuk 32 013, nr. 220).
De voorzitter van de commissie, Anne Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Freriks
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van
de Minister en het daarbij behorende stuk. De markt voor «groene» investeringen –
en maatschappelijk verantwoorde beleggingen in het algemeen – is sterk aan het groeien.
Zowel bij financiers als bij ondernemingen bestaat steeds meer behoefte aan structuur
en zekerheid in dit marktsegment.
Uit gesprekken met institutionele beleggers komen dan ook punten naar voren die de
Minister ook benoemt: de behoefte aan transparantie, informatie en standaardisatie,
bij voorkeur in de vorm van een breed gedragen Europese taxonomie.
Institutionele beleggers benoemen ook zorgen die in dit stuk niet worden benoemd.
Waar dit stuk nog gaat over het «opdoen van ervaring» of het «meewegen van klimaateffecten»,
leert de praktijk dat het aanbod van financiering vele malen groter is dan de beschikbare
investeringsprojecten. Wat kan het kabinet doen om dat volume in korte tijd te doen
toenemen? Liggen er kansen in de verduurzaming van woningen en ander vastgoed? In
de ontwikkeling van duurzame vervoersmodaliteiten? In andere projecten die zijn gerelateerd
aan de klimaatinspanning voor het Verdrag van Parijs?
In dit kader merken de leden van de VVD-fractie ook op dat al te verstrekkende informatieverplichtingen,
bijvoorbeeld met een prospectus of ecolabel, geen aanmoediging zijn voor duurzame
start-ups die uitbreiding overwegen.
Een andere zorg van de leden van de VVD-fractie is dat de beoogde standaardisatie
niet moet leiden tot een dichotomie tussen «groene» en «grijze» beleggingen. Een containerschip
dat overschakelt van stookolie op een schonere fossiele brandstof wordt allicht aangemerkt
als «grijze» investering, terwijl de milieuwinst van zo’n investering zeer groot kan
zijn. Met andere woorden: in de taxonomie zou de «duurzame delta» moeten worden meegenomen.
Deelt de Minister die mening?
Daarnaast hebben deze leden nog enkele praktische vragen. Zij lezen, niet voor het
eerst, dat vergroening van balansen in de financiële sector zou leiden tot meer stabiliteit.
Is dit een vermoeden of ligt hieraan empirisch onderzoek ten grondslag? Ook zien deze
leden dat overwogen wordt de accountants een grotere rol te geven. Hoe verhoudt zich
dat tot de werkzaamheden van de commissie toekomst accountancysector?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Verkenning
markt groene financiering. Deze leden denken dat het belang om de klimaatdoelstellingen
te halen niet alleen door overheidsbeleid kan worden gerealiseerd. Ook de samenleving
kan daaraan bijdragen. De financiële markten kunnen ook een belangrijke bijdrage leveren
door de klimaateffecten mee te wegen in hun beleid.
De leden van de CDA-fractie willen dat groene financiering ook echt groen is. Voorkomen
moet worden dat aanbieders financiële producten gaan verkopen als groen, terwijl ze
dat in werkelijkheid niet zijn. Dat vraagt in eerste instantie om inspanningen van
de aanbieders. Dat zal ter bescherming van de consument ook toezicht vereisen. Zijn
de toezichthouders Autoriteit Financiële Markten (AFM) en De Nederlandsche Bank (DNB)
daartoe voldoende geëquipeerd? Moet de toezichtcapaciteit worden uitgebreid? En zo
ja, hoe wordt dat gefinancierd? Komt dat alleen ten laste van aanbieders van groene
financiële producten of wordt dat over alle aanbieders aangeslagen? En op welke wijze
gaan andere EU-lidstaten daarmee om? Financiële producten zijn immers steeds meer
grensoverschrijdend. Ten slotte vragen deze leden zich af hoe het zit met toezicht
op producten van aanbieders die gevestigd zijn in niet EU-lidstaten. Op welke wijze
kunnen consumenten van deze financiële producten verzekerd zijn van het groene karakter
van deze producten?
De leden van de CDA-fractie zien het belang van een gemeenschappelijke taal. In de
verkenning lezen deze leden dat de taal nu als uitgangspunt heeft het meten van en
sturen op CO2-gehalte. Dat is zeker niet onbegrijpelijk, maar is dat in de ogen van het kabinet
een eerste stap of is de uiteindelijke wens om ook te sturen op andere voor het klimaatverstorende
elementen zoals stikstof en ammoniak?
De leden van de CDA-fractie zien grote kansen voor de Nederlandse financiële sector.
Klopt het beeld dat de financiële sector in Nederland vooroploopt wanneer het gaat
om kennis van groene producten? Is de vraag in Nederland naar groene financiële producten
ook groter dan elders in Europa? Op welke wijze kan de kennis van Nederlandse financiële
sector vermarkt worden in andere Europese landen en misschien wel daarbuiten? En kan
de Nederlandse overheid daarin een rol spelen, of ziet het kabinet voor zichzelf daarin
geen rol?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de fractie van D66 hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief
over groene financiering. De leden van de D66-fractie delen de inzet om verduurzaming
van de investeringen van de financiële sector te stimuleren. Zij zijn van mening dat
hiervoor één meet- en rapportagemethode moet komen voor de hele financiële sector,
zodat de inzet van financiële instellingen vergelijkbaar is. Daarnaast hebben klanten
het recht op duidelijke informatie over waar hun spaargeld in wordt geïnvesteerd,
zoals door de motie Sneller (Kamerstuk 32 013, nr. 208) is voorgesteld.
De leden van de D66-fractie constateren dat DNB duurzaamheid meeneemt in het toezicht
en daarmee de rol die de financiële sector kan spelen in duurzaamheid onderstreept.
Hoe kan de klimaatintensiteit van leningen en investeringen van Nederlandse financiële
instellingen transparanter worden? Hoe staat het met de uitvoering van de motie Sneller
(Kamerstuk 32 013, nr. 208) om te komen tot een duurzame bijsluiter zodat klanten weten wat er met hun spaargeld
gebeurt?
De leden van de D66-fractie constateren instemmend dat de Minister beoogd om tot één
meetmethode te komen, in lijn met de motie Sneller (Kamerstuk 32 013, nr. 207), omdat een eenduidige, controleerbare meetmethode van de klimaatimpact van investeringen
essentieel is voor de transparantie over de klimaatimpact van de financiële sector.
Welke stappen gaat het kabinet zetten om in Nederland tot één meetmethode te komen?
De leden van de D66-fractie constateren dat het kabinet zich vooral richt op groene
investeringen zelf, maar dat zij niet kijkt naar investeringen die niet duurzaam zijn,
zoals investeringen in kolencentrales. Focust het kabinet zich ook op investeringen
die niet duurzaam zijn en die de klimaatdoelen van Parijs tegenwerken? Ziet het kabinet
mogelijke maatregelen om niet duurzame investeringen te verminderen?
De leden van de aan het woord zijnde fractie constateren ook dat het kabinet zich
vooral focust op fossiele brandstoffen als het gaat over klimaat en niet op bijvoorbeeld
ontbossing of de effecten op het klimaat van landbouw, veeteelt, transport en andere
sectoren. Zal het kabinet zich breder inventariseren als het gaat om klimaatbeleid
dan alleen fossiele brandstoffen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GL
De leden van de fractie van GroenLinks hebben kennisgenomen van de brief van de Minister
van Financiën over de toekomst van de financiële sector (32 013 nr. 220). Deze leden zijn blij dat de Minister stappen neemt om de verduurzaming van de financiële
sector aan te jagen en zien hierin een hoopvolle koerswijziging ten opzichte van eerder
beleid. Wel hebben zij een aantal vragen ten aanzien van de invloed van klimaat op
het regelgevend kader voor de financiële sector en de manier waarop informatie over
de ecologische impact van beleggingen verschaft gaat worden.
De leden van de fractie van GroenLinks zien dat de Minister aandacht besteedt aan
de incorporatie van klimaatgerelateerde risico’s in regelgeving en toezicht. Deze
regelgeving en dit toezicht heeft, zo zien de leden van GroenLinks, met name het karakter
van monitoring, bijvoorbeeld via klimaatstresstesten. Deze leden vragen zich af of
de Minister bereid is regelgevende interventies te plegen om de aantrekkelijkheid
van niet-duurzame activa verder terug te dringen, mocht (bijvoorbeeld uit klimaatstresstesten)
blijken dat het niet voldoende rekenschap geven van klimaatrisico’s een negatieve
invloed heeft op de financiële stabiliteit dan wel noodzakelijke verduurzaming.
Is de Minister in een dusdanige context bijvoorbeeld bereid, zo vragen de leden van
de fractie van GroenLinks zich af, zich hard te maken voor het aanscherpen van de
kapitaalstandaarden voor niet-duurzame activa. Welke andere maatregelen overweegt
de Minister in een dergelijke context?
Ziet de Minister dergelijke maatregelen daarnaast als bevorderend om de discrepantie
te verkleinen tussen wat de Minister «de horizon van de investeerder» en termijn van
de economische transitie noemt? Welke andere maatregelen ziet de Minister voor zich
deze discrepantie te verkleinen?
Bovendien vragen deze leden zich af of de Minister extra redenen ziet aandeelhouders
(via een bail-in) in plaats van belastingbetalers (via een bail-out) een in nood verkerende
bank financieel te redden op het moment dat deze financiële nood voortkomt uit gebrek
van rekenschap van klimaatrisico’s.
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat de Minister schrijft dat de concentratie
van uitzettingen in sectoren die het leeuwendeel van de CO2-uitstoot veroorzaken het grootste is bij pensioenfondsen. Ziet de Minister een relatie
tussen deze concentratie en langere termijn risico’s voor de kapitaalgedekte pensioenvoorziening?
Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen heeft de Minister al gezet en gaat de Minister
de komende tijd zetten om deze risico’s te adresseren?
Ook geeft de Minister aan dat financiële instellingen uiterlijk in 2022 aangeven wat
hun reductiedoelstelling voor 2030 zijn. Welke stappen overweegt de Minister op het
moment dat het ambitieniveau van deze stappen niet proportioneel is met de in het
Klimaatakkoord, waar de financiële sector zich aan gecommitteerd heeft, gestelde doelen?
Daarnaast hebben deze leden een aantal vragen over de groene taxonomie. De Minister
schrijft dat hij groenwassen tegen wil gaan. De leden van de fractie van GroenLinks
vinden het daarbij een goede zaak dat de standaarden om van een duurzame investering
te spreken zoals deze binnen de groene taxonomie geoperationaliseerd zijn relatief
streng zijn. Tegelijkertijd roept dit enkele vragen op.
Ten eerste vragen de leden van de fractie van GroenLinks zich af waarom de Minister
zich beroept op het argument van het tegengaan van disproportionele administratieve
lasten in zijn pleidooi tegen een uitbreiding van de taxonomie naar alle activa, maar
diezelfde administratieve lasten niet als doorslaggevend problematisch beschouwt in
zijn pleidooi voor een taxonomie voor groene investeringen.
Deelt de Minister de mening dat de te ontstane asymmetrie in administratieve lasten
juist die financiële instellingen die nu al meer in «groen» zitten benadeelt ten opzichte
van instellingen met een relatief grote «niet-groene» portfolio?
Deelt de Minister daarnaast de mening van de leden van de fractie van GroenLinks dat
het gelijktrekken van administratiekosten voor alle activa een hobbel wegneemt die
nu ontstaat voor instellingen om hun portfolio te verduurzamen, omdat deze gelijktrekking
waarborgt dat verduurzaming niet langer voor extra lastendruk zorgt?
Hoe beziet de Minister zijn nadruk op het tegengaan van kosten door administratieve
lasten in het licht van het feit dat de grootste vervuilende financiële instellingen
ook de instellingen zijn met relatief hoge marges, winsten en financiële reserves?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn zich ervan bewust dat financiële instellingen
dienen aan te geven in hoeverre duurzaamheidsrisico’s zijn meegewogen in het beleggingsbeleid
en beleggingsadvies, maar benadrukken dat dit vereiste minder streng is dan een «bruine
taxonomie» zou zijn, omdat dit vereiste in tegenstelling tot een bruine taxonomie
(1) geen transparantie biedt op het niveau van individuele investeringen en (2) instellingen
de ruimte biedt aan te geven dat ze duurzaamheidsrisico’s hebben meegewogen zonder
ook daadwerkelijk te verduurzamen. Daarom vragen de leden van de fractie van GroenLinks
zich ten tweede af waarom de Minister vanuit duurzaamheidsoogpunt wel belang hecht
aan het nemen van maatregelen die de markt voor duurzame financiering bevorderen,
maar geen maatregelen van dezelfde soort neemt om de markt voor bruine financieringen
transparanter te maken. Zowel «meer groen» als «minder bruin» dragen immers bij aan
terugdringing van de uitstoot.
Vanuit deze lacunes vragen de leden van de GroenLinks-fractie zich ten derde af hoe
voorkomen gaat worden dat investeringen die niet voldoen aan de standaarden zoals
uiteengezet binnen de groene taxonomie alsnog als ecologisch acceptabel in de markt
gezet kunnen worden (groenwassen). De redenering is hier als volgt. De standaarden
van de taxonomie zijn dusdanig streng dat investeringen die in de buurt komen van
maar niet voldoen aan deze standaarden – bij gebrek aan een taxonomie over de gehele
breedte van het meer groene en meer bruine spectrum – alsnog als relatief duurzaam
gezien kunnen gaan worden. Hoe wil de Minister dit risico ondervangen?
Ten vierde vragen de leden van de GroenLinks-fractie zich af wat de voornaamste reden
van de Minister is om in het kader van de definiëring van «niet-duurzame» investeringen
nog drie jaar te wachten op de evaluatie van de groene taxonomie door het Europees
parlement en niet nu al een koplopersrol neemt om zich voor deze definiëring hard
te maken.
De Minister schrijft dat Invest-NL helpt bij het financieren van kansrijke ondernemingen
in hun investeringen, vooral ook als daarmee maatschappelijke transities kunnen worden
versneld. De leden van de GroenLinks-fractie vragen zich af hoe de Minister het verschil
beziet tussen de doelstellingen van Invest-NL en het in de Miljoenennota aangekondigde
investeringsfonds.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van
de Minister en het daarbij behorende stuk. De markt voor «groene» investeringen –
en maatschappelijk verantwoorde beleggingen in het algemeen – is sterk aan het groeien.
Zowel bij financiers als bij ondernemingen bestaat steeds meer behoefte aan structuur
en zekerheid in dit marktsegment.
Uit gesprekken met institutionele beleggers komen dan ook punten naar voren die de
Minister ook benoemt: de behoefte aan transparantie, informatie en standaardisatie,
bij voorkeur in de vorm van een breed gedragen Europese taxonomie.
Institutionele beleggers benoemen ook zorgen die in dit stuk niet worden benoemd.
Waar dit stuk nog gaat over het «opdoen van ervaring» of het «meewegen van klimaateffecten»,
leert de praktijk dat het aanbod van financiering vele malen groter is dan de beschikbare
investeringsprojecten. Wat kan het kabinet doen om dat volume in korte tijd te doen
toenemen? Liggen er kansen in de verduurzaming van woningen en ander vastgoed? In
de ontwikkeling van duurzame vervoersmodaliteiten? In andere projecten die zijn gerelateerd
aan de klimaatinspanning voor het Verdrag van Parijs?
In dit kader merken de leden van de VVD-fractie ook op dat al te verstrekkende informatieverplichtingen,
bijvoorbeeld met een prospectus of ecolabel, geen aanmoediging zijn voor duurzame
start-ups die uitbreiding overwegen.
Een andere zorg van de leden van de VVD-fractie is dat de beoogde standaardisatie
niet moet leiden tot een dichotomie tussen «groene» en «grijze» beleggingen. Een containerschip
dat overschakelt van stookolie op een schonere fossiele brandstof wordt allicht aangemerkt
als «grijze» investering, terwijl de milieuwinst van zo’n investering zeer groot kan
zijn. Met andere woorden: in de taxonomie zou de «duurzame delta» moeten worden meegenomen.
Deelt de Minister die mening?
Daarnaast hebben deze leden nog enkele praktische vragen. Zij lezen, niet voor het
eerst, dat vergroening van balansen in de financiële sector zou leiden tot meer stabiliteit.
Is dit een vermoeden of ligt hieraan empirisch onderzoek ten grondslag? Ook zien deze
leden dat overwogen wordt de accountants een grotere rol te geven. Hoe verhoudt zich
dat tot de werkzaamheden van de commissie toekomst accountancysector?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Verkenning
markt groene financiering. Deze leden denken dat het belang om de klimaatdoelstellingen
te halen niet alleen door overheidsbeleid kan worden gerealiseerd. Ook de samenleving
kan daaraan bijdragen. De financiële markten kunnen ook een belangrijke bijdrage leveren
door de klimaateffecten mee te wegen in hun beleid.
De leden van de CDA-fractie willen dat groene financiering ook echt groen is. Voorkomen
moet worden dat aanbieders financiële producten gaan verkopen als groen, terwijl ze
dat in werkelijkheid niet zijn. Dat vraagt in eerste instantie om inspanningen van
de aanbieders. Dat zal ter bescherming van de consument ook toezicht vereisen. Zijn
de toezichthouders Autoriteit Financiële Markten (AFM) en De Nederlandsche Bank (DNB)
daartoe voldoende geëquipeerd? Moet de toezichtcapaciteit worden uitgebreid? En zo
ja, hoe wordt dat gefinancierd? Komt dat alleen ten laste van aanbieders van groene
financiële producten of wordt dat over alle aanbieders aangeslagen? En op welke wijze
gaan andere EU-lidstaten daarmee om? Financiële producten zijn immers steeds meer
grensoverschrijdend. Ten slotte vragen deze leden zich af hoe het zit met toezicht
op producten van aanbieders die gevestigd zijn in niet EU-lidstaten. Op welke wijze
kunnen consumenten van deze financiële producten verzekerd zijn van het groene karakter
van deze producten?
De leden van de CDA-fractie zien het belang van een gemeenschappelijke taal. In de
verkenning lezen deze leden dat de taal nu als uitgangspunt heeft het meten van en
sturen op CO2-gehalte. Dat is zeker niet onbegrijpelijk, maar is dat in de ogen van het kabinet
een eerste stap of is de uiteindelijke wens om ook te sturen op andere voor het klimaatverstorende
elementen zoals stikstof en ammoniak?
De leden van de CDA-fractie zien grote kansen voor de Nederlandse financiële sector.
Klopt het beeld dat de financiële sector in Nederland vooroploopt wanneer het gaat
om kennis van groene producten? Is de vraag in Nederland naar groene financiële producten
ook groter dan elders in Europa? Op welke wijze kan de kennis van Nederlandse financiële
sector vermarkt worden in andere Europese landen en misschien wel daarbuiten? En kan
de Nederlandse overheid daarin een rol spelen, of ziet het kabinet voor zichzelf daarin
geen rol?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de fractie van D66 hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief
over groene financiering. De leden van de D66-fractie delen de inzet om verduurzaming
van de investeringen van de financiële sector te stimuleren. Zij zijn van mening dat
hiervoor één meet- en rapportagemethode moet komen voor de hele financiële sector,
zodat de inzet van financiële instellingen vergelijkbaar is. Daarnaast hebben klanten
het recht op duidelijke informatie over waar hun spaargeld in wordt geïnvesteerd,
zoals door de motie Sneller (Kamerstuk 32 013, nr. 208) is voorgesteld.
De leden van de D66-fractie constateren dat DNB duurzaamheid meeneemt in het toezicht
en daarmee de rol die de financiële sector kan spelen in duurzaamheid onderstreept.
Hoe kan de klimaatintensiteit van leningen en investeringen van Nederlandse financiële
instellingen transparanter worden? Hoe staat het met de uitvoering van de motie Sneller
(Kamerstuk 32 013, nr. 208) om te komen tot een duurzame bijsluiter zodat klanten weten wat er met hun spaargeld
gebeurt?
De leden van de D66-fractie constateren instemmend dat de Minister beoogd om tot één
meetmethode te komen, in lijn met de motie Sneller (Kamerstuk 32 013, nr. 207), omdat een eenduidige, controleerbare meetmethode van de klimaatimpact van investeringen
essentieel is voor de transparantie over de klimaatimpact van de financiële sector.
Welke stappen gaat het kabinet zetten om in Nederland tot één meetmethode te komen?
De leden van de D66-fractie constateren dat het kabinet zich vooral richt op groene
investeringen zelf, maar dat zij niet kijkt naar investeringen die niet duurzaam zijn,
zoals investeringen in kolencentrales. Focust het kabinet zich ook op investeringen
die niet duurzaam zijn en die de klimaatdoelen van Parijs tegenwerken? Ziet het kabinet
mogelijke maatregelen om niet duurzame investeringen te verminderen?
De leden van de aan het woord zijnde fractie constateren ook dat het kabinet zich
vooral focust op fossiele brandstoffen als het gaat over klimaat en niet op bijvoorbeeld
ontbossing of de effecten op het klimaat van landbouw, veeteelt, transport en andere
sectoren. Zal het kabinet zich breder inventariseren als het gaat om klimaatbeleid
dan alleen fossiele brandstoffen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GL
De leden van de fractie van GroenLinks hebben kennisgenomen van de brief van de Minister
van Financiën over de toekomst van de financiële sector (32 013, nr. 220). Deze leden zijn blij dat de Minister stappen neemt om de verduurzaming van de financiële
sector aan te jagen en zien hierin een hoopvolle koerswijziging ten opzichte van eerder
beleid. Wel hebben zij een aantal vragen ten aanzien van de invloed van klimaat op
het regelgevend kader voor de financiële sector en de manier waarop informatie over
de ecologische impact van beleggingen verschaft gaat worden.
De leden van de fractie van GroenLinks zien dat de Minister aandacht besteedt aan
de incorporatie van klimaatgerelateerde risico’s in regelgeving en toezicht. Deze
regelgeving en dit toezicht heeft, zo zien de leden van GroenLinks, met name het karakter
van monitoring, bijvoorbeeld via klimaatstresstesten. Deze leden vragen zich af of
de Minister bereid is regelgevende interventies te plegen om de aantrekkelijkheid
van niet-duurzame activa verder terug te dringen, mocht (bijvoorbeeld uit klimaatstresstesten)
blijken dat het niet voldoende rekenschap geven van klimaatrisico’s een negatieve
invloed heeft op de financiële stabiliteit dan wel noodzakelijke verduurzaming.
Is de Minister in een dusdanige context bijvoorbeeld bereid, zo vragen de leden van
de fractie van GroenLinks zich af, zich hard te maken voor het aanscherpen van de
kapitaalstandaarden voor niet-duurzame activa. Welke andere maatregelen overweegt
de Minister in een dergelijke context?
Ziet de Minister dergelijke maatregelen daarnaast als bevorderend om de discrepantie
te verkleinen tussen wat de Minister «de horizon van de investeerder» en termijn van
de economische transitie noemt? Welke andere maatregelen ziet de Minister voor zich
deze discrepantie te verkleinen?
Bovendien vragen deze leden zich af of de Minister extra redenen ziet aandeelhouders
(via een bail-in) in plaats van belastingbetalers (via een bail-out) een in nood verkerende
bank financieel te redden op het moment dat deze financiële nood voortkomt uit gebrek
van rekenschap van klimaatrisico’s.
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat de Minister schrijft dat de concentratie
van uitzettingen in sectoren die het leeuwendeel van de CO2-uitstoot veroorzaken het grootste is bij pensioenfondsen. Ziet de Minister een relatie
tussen deze concentratie en langere termijn risico’s voor de kapitaalgedekte pensioenvoorziening?
Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen heeft de Minister al gezet en gaat de Minister
de komende tijd zetten om deze risico’s te adresseren?
Ook geeft de Minister aan dat financiële instellingen uiterlijk in 2022 aangeven wat
hun reductiedoelstelling voor 2030 zijn. Welke stappen overweegt de Minister op het
moment dat het ambitieniveau van deze stappen niet proportioneel is met de in het
Klimaatakkoord, waar de financiële sector zich aan gecommitteerd heeft, gestelde doelen?
Daarnaast hebben deze leden een aantal vragen over de groene taxonomie. De Minister
schrijft dat hij groenwassen tegen wil gaan. De leden van de fractie van GroenLinks
vinden het daarbij een goede zaak dat de standaarden om van een duurzame investering
te spreken zoals deze binnen de groene taxonomie geoperationaliseerd zijn relatief
streng zijn. Tegelijkertijd roept dit enkele vragen op.
Ten eerste vragen de leden van de fractie van GroenLinks zich af waarom de Minister
zich beroept op het argument van het tegengaan van disproportionele administratieve
lasten in zijn pleidooi tegen een uitbreiding van de taxonomie naar alle activa, maar
diezelfde administratieve lasten niet als doorslaggevend problematisch beschouwt in
zijn pleidooi voor een taxonomie voor groene investeringen.
Deelt de Minister de mening dat de te ontstane asymmetrie in administratieve lasten
juist die financiële instellingen die nu al meer in «groen» zitten benadeelt ten opzichte
van instellingen met een relatief grote «niet-groene» portfolio?
Deelt de Minister daarnaast de mening van de leden van de fractie van GroenLinks dat
het gelijktrekken van administratiekosten voor alle activa een hobbel wegneemt die
nu ontstaat voor instellingen om hun portfolio te verduurzamen, omdat deze gelijktrekking
waarborgt dat verduurzaming niet langer voor extra lastendruk zorgt?
Hoe beziet de Minister zijn nadruk op het tegengaan van kosten door administratieve
lasten in het licht van het feit dat de grootste vervuilende financiële instellingen
ook de instellingen zijn met relatief hoge marges, winsten en financiële reserves?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn zich ervan bewust dat financiële instellingen
dienen aan te geven in hoeverre duurzaamheidsrisico’s zijn meegewogen in het beleggingsbeleid
en beleggingsadvies, maar benadrukken dat dit vereiste minder streng is dan een «bruine
taxonomie» zou zijn, omdat dit vereiste in tegenstelling tot een bruine taxonomie
(1) geen transparantie biedt op het niveau van individuele investeringen en (2) instellingen
de ruimte biedt aan te geven dat ze duurzaamheidsrisico’s hebben meegewogen zonder
ook daadwerkelijk te verduurzamen. Daarom vragen de leden van de fractie van GroenLinks
zich ten tweede af waarom de Minister vanuit duurzaamheidsoogpunt wel belang hecht
aan het nemen van maatregelen die de markt voor duurzame financiering bevorderen,
maar geen maatregelen van dezelfde soort neemt om de markt voor bruine financieringen
transparanter te maken. Zowel «meer groen» als «minder bruin» dragen immers bij aan
terugdringing van de uitstoot.
Vanuit deze lacunes vragen de leden van de GroenLinks-fractie zich ten derde af hoe
voorkomen gaat worden dat investeringen die niet voldoen aan de standaarden zoals
uiteengezet binnen de groene taxonomie alsnog als ecologisch acceptabel in de markt
gezet kunnen worden (groenwassen). De redenering is hier als volgt. De standaarden
van de taxonomie zijn dusdanig streng dat investeringen die in de buurt komen van
maar niet voldoen aan deze standaarden – bij gebrek aan een taxonomie over de gehele
breedte van het meer groene en meer bruine spectrum – alsnog als relatief duurzaam
gezien kunnen gaan worden. Hoe wil de Minister dit risico ondervangen?
Ten vierde vragen de leden van de GroenLinks-fractie zich af wat de voornaamste reden
van de Minister is om in het kader van de definiëring van «niet-duurzame» investeringen
nog drie jaar te wachten op de evaluatie van de groene taxonomie door het Europees
parlement en niet nu al een koplopersrol neemt om zich voor deze definiëring hard
te maken.
De Minister schrijft dat Invest-NL helpt bij het financieren van kansrijke ondernemingen
in hun investeringen, vooral ook als daarmee maatschappelijke transities kunnen worden
versneld. De leden van de GroenLinks-fractie vragen zich af hoe de Minister het verschil
beziet tussen de doelstellingen van Invest-NL en het in de Miljoenennota aangekondigde
investeringsfonds.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de Verkenning markt voor groene
financiering. Zij zijn positief over het feit dat deze is uitgevoerd, omdat er in
de financiële sector veel verandering nodig is om een duurzame wereld op tijd mogelijk
te maken. Wel kijken zij kritisch naar de gepresenteerde stappen en de tijd die het
kost om deze vooruitgang te bewerkstelligen. Volgens deze leden zou het tempo van
verandering veel hoger kunnen en moeten liggen.
De leden van de SP-fractie lezen dat de Minister sterk leunt op de «EU taxonomy for
sustainable activities». Dit vinden zij niet in principe een probleem, maar in de
praktijk zien zij hier grote tekortkomingen. Net zoals dat het geval bleek bij EU-inzet
op de uitstoot van auto’s en rondom de tabaksindustrie vermoeden deze leden de invloed
van lobbyisten bij deze taxonomie. Zij vragen zich af welk bewijs er is dat deze EU-inzet
wel verregaand genoeg is en niet ook is afgezwakt door een lobby. Daarbij bestaat
de vraag of deze taxonomie voldoende sterk geformuleerd is en of de scope niet te
beperkt is. Zij vragen zich af of het kabinet dan vooral wil kijken naar wat groene
investeringen zijn, maar minder naar wat er nu de wereld vervuilt. Zij vragen daarom
of deze taxonomie compleet is en ons land op tijd op de benodigde vergroening zal
brengen. Daarbij zijn zij benieuwd of de Europese taxonomie waar nu aan gewerkt wordt
als voldoende «ambitieus» word gezien.
De leden van de SP-fractie zijn positief wanneer zij lezen dat de Minister doorheeft
dat de wereld voor een transitie staat naar een economie die niet meer leunt op fossiele
energie. Wanneer van financiële instellingen wordt gevraagd om klimaateffecten «sterker»
te laten meewegen, vragen deze leden zich af «hoe sterk?» dan, en hoe hierop zal worden
toegezien. Wanneer gevraagd wordt om meer transparantie en informatie dan vragen zij
zich af «hoeveel transparantie en informatie en op welke punten precies?». De leden
van de SP-fractie vragen al sinds de initiatiefnota Merkies over duurzaam bankieren
uit 2014 (34 101) om openheid van de financiële sector over de producten waar zij in beleggen. Daarom
steunen zij natuurlijk dit verzoek, maar vragen zij ook daadkracht en concretisering.
Ook de uitvoering van motie Grashoff (34 101, nr. 11) laat te wensen over aangezien alsnog niet duidelijk word gemaakt in welke bedrijven
de beleggingen worden gedaan. Verder vragen deze leden of en waarom deze inzet alleen
gevraagd zou worden op het gebied van klimaat en CO2. Zou dit niet op alle onderwerpen moeten zoals arbeidsomstandigheden en controversiële
wapens? Daarbij vragen zij ook of deze openheid slechts met betrekking tot CO2 zal worden gegeven of dat er ook gekeken wordt naar andere broeikasgassen, zoals
methaan en lachgas. Ten slotte vragen zij of deze ontsluiting van informatie wettelijk
verplicht zal worden en er niet op basis van vrijwilligheid gewerkt zal worden aangezien
dit keer op keer niet werkt wanneer er economische belangen spelen.
De leden van de SP-fractie lezen dat er ervaring moet worden opgebouwd met groene
investeringen, dat is natuurlijk goed, maar zij vragen zich af wat dit precies inhoudt
en wanneer er dan voldoende ervaring is? Ook lezen zij dat de regering inzet op «commitment»
vanuit de sector, zij hopen daarbij dat de regering erkent dat dat oprecht commitment
in de afgelopen jaren ontbrak en dat inzetten op zelfregulering in de sector niet
goed uitpakt. Daarom vragen deze leden waarom niet is gekozen voor duidelijke en daadwerkelijk
ambitieuze doelstellingen met bijbehorende sancties wanneer deze niet gehaald worden.
Verder lezen zij dat externaliteiten «beter» moeten worden meegewogen bij investeringsafwegingen,
hierbij vragen zij waarom dit niet «volledig» zou gebeuren daar deze kosten anders
belanden bij anderen of de maatschappij.
De leden van de SP-fractie lezen dat verwacht wordt dat de maatregelen zullen leiden
tot een belangrijke impuls voor de markt voor groene financiering en vragen zich af
waar dit specifiek op gebaseerd is. Daarbij vragen zij wat er specifiek gedaan gaat
worden om «greenwashing» te voorkomen ook wie er mogen meepraten over de definitie
van greenwashing. Worden NGO’s en de klimaatbeweging daarbij uitgenodigd? Ook vragen
zij om daadkracht, daar we nu al weten dat enorme geldhoeveelheden in de fossiele
industrie geïnvesteerd zijn en worden, maar dat dit gegeven tot nu toe nog niet veel
tegenreactie van het kabinet heeft opgeleverd.
De leden van de SP-fractie vragen het kabinet waarom zij zo sterk inzetten op IMVO-convenanten
terwijl enerzijds de beleidsevaluatie – en duidelijkheid over de effectiviteit – er
nog niet is en anderzijds partijen en ngo’s op basis van hun bekende gegevens kritisch
zijn over de gebrekkige effectiviteit. Daarnaast zien de leden dat veel verantwoordelijkheid
op het gebied van IMVO afgeschoven wordt naar het Europese bestuursniveau, zij hopen
hierbij dat dit geen ontduiking voor verantwoordelijkheden is en dat er ook op landelijk
niveau en mondiaal niveau wordt doorgewerkt daar EU-inzet vaak lang duurt en sterk
door de lobby wordt beïnvloed.
De leden van de SP-fractie lezen dat er ingezet gaat worden op het via meerdere wegen
stimuleren van groene investeringen, echter vragen zij of ook ingezet zal worden op
het duurder maken van fossiele investeringen. Daarnaast vragen zij wat er gedaan gaat
worden aan investeringen die nu lopen in onwenselijke sectoren zoals fossiel, zal
het kabinet inzetten op desinvestering? Daarbij zien zij ook dat sommige eisen afhankelijk
worden gemaakt van het aantal medewerkers dat beursvennootschappen, banken of verzekeraars
hebben. Hierover vragen deze leden waarom daarnaast niet is ingezet op ook een criterium
dat de financiële omvang van de instelling en het beheerde vermogen behelst, omdat
ook instellingen met weinig medewerkers grote en invloedrijke hoeveelheden geld kunnen
rondschuiven. Ten slotte stelt het kabinet dat DNB voorop loopt in de vergroening
van de financiële sector. Deze leden zijn tevreden dat te lezen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. (Anne) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
J.F.C. Freriks, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.