Lijst van vragen : Lijst van vragen over de Macro Economische Verkenning (MEV) 2020 (bijlage bij Kamerstuk 35300-2)
2019D37027 LIJST VAN VRAGEN
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister
van Financiën over de Macro Economische Verkenning (MEV) 2020 (zie Bijlagenboek bij
de Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën, Kamerstuk 35 300, nr. 2).
De voorzitter van de commissie, Anne Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Freriks
Nr
Vraag
1.
Hoe heeft de inkomensongelijkheid zich deze kabinetsperiode ontwikkeld?
2.
Hoe heeft de vermogensongelijkheid zich deze kabinetsperiode ontwikkeld?
3.
Welke invloed zal het tweeschijvenstelsel op de inkomensongelijkheid hebben?
4.
Kunt u de mediane koopkrachtstijging voor 2017, 2018, 2019 en 2020 per inkomensgroep
procentueel en in euro's weergeven?
5.
Heeft de verlaging van de winstbelasting (tweede tariefschijf) van 25% naar 21,7%
invloed op de inkomens- of vermogensongelijkheid? Zo ja, welke?
6.
Hoe verklaart u dat de lasten voor bedrijven volgens het kabinet met 5 miljard euro
stijgen (genoemd door de Minister-President tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen)
terwijl volgens de MEV de beleidsmatige lasten voor bedrijven in 2020 met 200 miljoen
euro dalen?
7.
Kunt u uitleggen hoe het kan dat de lasten voor het bedrijfsleven volgens de Miljoenennota
met 1,7 miljard euro stijgen in 2020, terwijl de MEV stelt dat deze met 0,2 miljard
dalen? Wie heeft gelijk?
8.
Waarom is in de Augustusraming en in de MEV, het percentage van de populatie dat erop
vooruitgaat niet meer opgenomen in de tabel van de koopkrachtontwikkeling, terwijl
dit bij het Centraal Economisch Plan (CEP) in maart jl. nog wel zichtbaar was?
9.
Kan het Centraal Planbureau (CPB) aangeven met hoeveel de koersen op de financiële
markten moeten dalen, om het 30-jarige gemiddelde rendement van pensioenfondsen onder
de 1% krijgen? Kunt u een bestaande CPB-analyse of doorrekening tonen waarin zo'n
scenario zich voordoet?
10.
Klopt het dat een volledig kapitaalgedekt pensioenstelsel minder bijdraagt aan automatische
stabilisatie van de conjunctuur dan een omslagstelsel?
11.
Klopt het dat het niet indexeren en/of verlagen van pensioenen, de inflatiedoelstelling
van de Europese Centrale Bank (ECB) ondermijnt?
12.
Klopt het dat het niet indexeren of verlagen van pensioenen (lees: minder uitkeren),
rechtstreeks bijdraagt aan een hoger overschot op de lopende rekening?
13.
Klopt het dat de verhoging van het lage btw-tarief ongeveer een-op-een is doorberekend
in hogere consumptieprijzen? Waarom wordt er dan in tabel 3.8 van de MEV nog steeds
gedaan alsof de btw-verhoging voor 25% neerslaat bij bedrijven?
14.
Hoe worden zelfstandigen precies meegenomen in de koopkrachtplaatjes? Wat zijn hierbij
de afwegingen?
15.
Wat gebeurt er met de koopkrachtplaatjes als je het toptarief niet zou verlagen en
de extra inkomsten hiervan zou gebruiken voor het verlagen van de eerste schijf?
16.
Kan een indicatie gegeven worden hoeveel mensen er in 2019 en in 2020 niet op vooruit
gaan? Wat zijn de economische kenmerken van deze mensen?
17.
Bent u van mening dat het geraamde uitvoersurplus van 8,7% op de betalingsbalans bijdraagt
aan gezonde economische verhoudingen binnen de EU? Waarom wel/niet? Zo nee, wat bent
u van plan hieraan te doen?
18.
Klopt het dat het overschot op de lopende rekening het gevolg is van mkb-besparingen?
Ziet u deze besparingen als een probleem? Waarom wel/niet? Zo ja, welke maatregelen
adresseren volgens u dit probleem? En welke stappen gaat u komend jaar zetten op dit
gebied?
19.
Hoeveel investeert het bedrijfsleven volgens u minder dan in voorgaande jaren? Hoe
verhoudt deze terugval zich tot investeringsontwikkelingen in vergelijkbare landen?
20.
Herkent u de sterke correlatie tussen de btw-verhoging en het teruggevallen consumentenvertrouwen?
Tast het terugvallende consumentenvertrouwen de doelstelling, doelmatigheid en doeltreffendheid
van de btw-verhoging aan?
21.
Ziet u de toegenomen spaarquote als een gezonde economische ontwikkeling?
22.
Vindt u het problematisch dat de groei van de gecorrigeerde overheidsuitgaven onder
de normgroei ligt? Waarom wel/niet?
23.
Klopt het dat de € 3,2 miljard voor het Pensioenakkoord grotendeels wordt gefinancierd
door een ingeschatte stijging van de arbeidsparticipatie? Kunt u deze financiering
nader toelichten? Waarom wordt verwacht dat de arbeidsparticipatie stijgt?
24.
Kunt u een overzicht geven van de koopkrachtontwikkeling van gepensioneerden uitgesplitst
naar economische situatie (bijv. lage-, midden- en hoge inkomens)?
25.
In welke mate beïnvloedt de afname van het arbeidsaanbod in 2020 met 12.000 personen
als gevolg van de bevriezing van de AOW-leeftijd de verwachte toenemende arbeidsparticipatiegraad?
26.
Waarom wordt de manier waarop het inflatiecijfer wordt berekend voor volgend jaar
aangepast?
27.
Klopt het dat het indexeren van pensioenen, zou bijdragen aan de inflatiedoelstelling
van de ECB?
28.
Kunt u, ceteris paribus en in algemene termen, aangeven wat het effect zou zijn op
de rente, als de hele wereld een pensioenreserve zou hebben van 200% van het bbp?
Zou een pensioenreserve van dergelijke omvang op wereldschaal houdbaar zijn?
29.
Wanneer in het najaar worden de herziene houdbaarheidscijfers verwacht?
30.
Kan een uitputtende opsomming gegeven worden van macro-economische of outputcijfers
die door het Ministerie van Financiën anders berekend worden dan door het CPB? Kan
een verklaring voor deze verschillen gegeven worden? Welke stappen zetten beide instanties
om de berekenmethodes zoveel mogelijk te uniformeren?
31.
Wat ziet het CPB als de «trendmatige» of structurele groei voor Nederland?
32.
Wat zijn de macro-economische effecten van structureel negatieve rentestanden, zowel
voor de economie als geheel als voor de overheidsbegroting?
33.
Wat is de meest efficiënte manier om de mediane koopkracht van de gehele populatie
beleidsmatig met 0,1 procentpunt te laten toenemen? Hoeveel kost dit? Is deze ontwikkeling
lineair? Oftewel: kost 1 procentpunt koopkrachtstijging dan tien keer zo veel?
34.
Kunt u een overzicht geven van het bedrijfsleven in Nederland naar bedrijfsgrootte
(bedrijven tot 100 medewerkers en bedrijven met 100 medewerkers of meer) en de rechtsvormen
daarvan?
35.
Kunt u een historisch overzicht geven van het jaarlijkse verschil in procentpunten
tussen productiviteitsgroei en loongroei?
36.
Kan aangegeven worden wat de contractloonstijging is, uitgesplitst naar grote bedrijven,
mkb, overheid en semi-overheid, in de tweede helft van 2019 en in 2020?
37.
Kan aangegeven worden wat de deviatie is in de koopkracht voor gepensioneerden die
in 2020 daalt met 0,1% als gevolg van pensioenkortingen?
38.
Kan de spreiding van de 0,1 procentpunt koopkrachtverlies gegeven worden? Wat zijn
de 95%-waarschijnlijkheidwaarden?
39.
Wat is uw reactie op paragraaf 1.2 «schuld zonder boete(n) in zijn algemeenheid en
de constatering «een route van tijdelijke impulsen is niet zonder risico’s»? Welke
risico’s ziet u?
40.
Bent u het met het CPB eens dat een groot deel van de gereedschapskist voor monetair
en begrotingsbeleid al gebruikt is? Wat zit er nog in de gereedschapskist? Zijn de
grenzen in zicht voor de ECB?
41.
Wat vindt u van de constatering van het CPB dat de werkloosheid de bodem heeft bereikt
terwijl er nog meer dan 1 miljoen mensen aan de kant staan die zouden kunnen werken?
42.
Welke investeringen en uitgaven aan defensie en infrastructuur verschuift het kabinet
voorbij de kabinetsperiode? Wat is de omvang van de bedragen die worden doorgeschoven
na de kabinetsperiode?
43.
Van welke begrotingsregels is het kabinet in deze begroting afgeweken?
44.
Wat is het beleid en streven van het kabinet als het gaat om de collectieve lastendruk,
gezien de daling van de collectieve lastendruk in 2020 naar 38,8% bbp?
45.
Wat verklaart de verschillen in de beleidsmatige lastenontwikkeling zoals gesteld
door het CPB en het kabinet?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. (Anne) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
J.F.C. Freriks, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.