Voorstel van wet : Voorstel van wet
35 287 Regels over de verdeling van pensioen bij scheidingen vanaf 2021 (Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021)
HOOFDSTUK 1. BEGRIPSBEPALINGEN EN TOEPASSINGSBEREIK
Artikel 1. Begripsbepalingen
Artikel 2. Toepassingsbereik
HOOFDSTUK 2. VERDELING VAN PENSIOEN
Artikel 3. Pensioenverdeling
Artikel 4. Conversie
Artikel 5. Verevening
Artikel 6. Bijzondere bepalingen voor verevening
Artikel 7. Afwijkende afspraken
Artikel 8. Directeur-grootaandeelhouder
Artikel 9. Inlichtingen
HOOFDSTUK 3. WIJZIGINGEN IN ANDERE WETTEN
Artikel 10. Wijziging van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding
Artikel 11. Wijziging van de Pensioenwet
Artikel 12. Wijziging van de Wet verplichte beroepspensioenregeling
Artikel 13
Artikel 14
Artikel 15
Artikel 16
Artikel 17
HOOFDSTUK 4. OVERGANGSRECHT EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 18. Overgangsrecht
Artikel 19
Artikel 20
Nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is nieuwe regels te stellen
voor de verdeling van pensioen bij scheiding;
Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
HOOFDSTUK 1. BEGRIPSBEPALINGEN EN TOEPASSINGSBEREIK
Artikel 1. Begripsbepalingen
1. Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan
onder:
basisregistratie personen:
de basisregistratie personen, bedoeld in artikel 1.2 van de Wet basisregistratie personen;
huwelijkse periode:
periode tussen de huwelijkssluiting of registratie van een partnerschap en het tijdstip
van scheiding;
ouderdomspensioen:
pensioen bij wijze van inkomensvoorziening bij ouderdom;
overeenkomst:
huwelijkse voorwaarden, voorwaarden van een geregistreerd partnerschap of een schriftelijk
gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding;
partnerpensioen:
pensioen ten behoeve van de echtgenoot wegens het overlijden van de andere echtgenoot;
pensioen:
ouderdomspensioen of partnerpensioen;
scheiding:
echtscheiding of scheiding van tafel en bed dan wel beëindiging van een geregistreerd
partnerschap anders dan door de dood, vermissing of omzetting van een geregistreerd
partnerschap in een huwelijk;
tijdstip van scheiding:
1°. ingeval van echtscheiding dan wel beëindiging van een geregistreerd partnerschap anders
dan door de dood, vermissing of omzetting van een geregistreerd partnerschap in een
huwelijk: de datum van inschrijving van de beschikking in de registers van de burgerlijke
stand;
2°. ingeval van scheiding van tafel en bed: de datum van inschrijving van de beschikking
in het huwelijksgoederenregister, aangewezen in artikel 116 van Boek 1 van het Burgerlijk
Wetboek;
uitvoeringsorgaan:
de natuurlijke of rechtspersoon, die tot verdeling van pensioen gehouden is;
werkgever:
de werkgever van de tot verdeling verplichte echtgenoot.
2. Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt mede verstaan
onder:
aanspraak op pensioen:
uitzicht op pensioen;
echtgenoot:
eerdere echtgenoot dan wel geregistreerde partner of eerdere geregistreerde partner;
huwelijksvermogensregime:
partnerschapsvermogensregime;
ouderdomspensioen:
een herberekend arbeidsongeschiktheidspensioen of een uit hoofde van ziekte of gebreken
ingevolge de in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, genoemde wet toegekend pensioen
dat naar diensttijd is berekend, een en ander met ingang van de dag waarop de pensioengerechtigde
leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, is bereikt.
3. Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder pensioen
niet verstaan een ingegaan tijdelijk pensioen of een aanspraak op tijdelijk pensioen
op grond van regelingen ingevolge welke alleen een recht op uitkering van pensioen
bestaat indien aan betrokkenen aansluitend aan hun dienstverband dat tijdelijk pensioen
wordt dan wel zal worden uitgekeerd.
Artikel 2. Toepassingsbereik
1. Deze wet is van toepassing op pensioen ingevolge:
a. de Pensioenwet;
b. een pensioenregeling van een directeur-grootaandeelhouder als bedoeld in artikel 1
van de Pensioenwet;
c. de bij of krachtens de Kaderwet militaire pensioenen vastgestelde bepalingen;
d. de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers;
e. de Wet verplichte beroepspensioenregeling;
f. de Samenloopregeling Indonesische pensioenen 1960;
g. de Wet aanpassing pensioenvoorzieningen Bijstandskorps; of
h. een regeling die naar aard en strekking met de voorgaande regelingen overeenkomt.
2. Het eerste lid geldt ongeacht het recht dat van toepassing is op het huwelijksvermogensregime
van de echtgenoten.
3. Indien op het huwelijksvermogensregime van de echtgenoten Nederlands recht van toepassing
is, is de wet voorts van toepassing op pensioenen ingevolge een buitenlandse pensioenregeling
die niet is een pensioenregeling als bedoeld in het eerste lid.
HOOFDSTUK 2. VERDELING VAN PENSIOEN
Artikel 3. Pensioenverdeling
1. In geval van scheiding heeft een echtgenoot recht op verdeling van het pensioen dat
de andere echtgenoot tijdens de huwelijkse periode heeft opgebouwd, tenzij de echtgenoten
dit recht bij overeenkomst hebben uitgesloten.
2. In afwijking van het eerste lid wordt het pensioen niet verdeeld indien op basis
van de tijdens de huwelijkse periode opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen de
uitkering op jaarbasis op de reguliere ingangsdatum minder zal bedragen dan het op
basis van artikel 66 van de Pensioenwet bepaalde bedrag.
3. Nadat de scheiding is opgenomen in de basisregistratie personen informeert het uitvoeringsorgaan
de echtgenoten over de verdeling van het pensioen en over de termijn voor het doorgeven
van afwijkende afspraken. Indien de scheiding niet wordt opgenomen in de basisregistratie
personen of aan het uitvoeringsorgaan geen gegevens worden verstrekt uit de basisregistratie
personen, verstrekt het uitvoeringsorgaan deze informatie nadat de echtgenoten de
scheiding bij het uitvoeringsorgaan hebben gemeld of het uitvoeringsorgaan op andere
wijze op de hoogte is van de scheiding.
4. Het uitvoeringsorgaan is bevoegd om de kosten van een verdeling voor de helft aan
ieder der echtgenoten in rekening te brengen dan wel in mindering te brengen op de
aan hen uit te betalen bedragen.
5. De informatie die het uitvoeringsorgaan verstrekt is correct, duidelijk en evenwichtig.
De informatie wordt tijdig verstrekt of beschikbaar gesteld.
6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over:
a. de berekening van het te verdelen pensioen en de deling van dit pensioen;
b. de registratie van gegevens;
c. de gegevensverstrekking in geval van waardeoverdracht als bedoeld in artikel 1 van
de Pensioenwet, alsmede hetgeen daarmee overeenkomt in de andere pensioenwetten of
regelingen, bedoeld in artikel 2, eerste lid;
d. de informatieverstrekking; en
e. de kosten.
Artikel 4. Conversie
1. Het uitvoeringsorgaan gaat over tot verdeling van het pensioen door conversie als
bedoeld in het tweede lid, tenzij de echtgenoten binnen zes maanden na het tijdstip
van de scheiding een gewaarmerkt afschrift of uittreksel van de overeenkomst aan het
uitvoeringsorgaan hebben overgelegd waarin afwijkende afspraken staan.
2. Bij de verdeling van het pensioen door conversie wordt de helft van het tijdens de
huwelijkse periode opgebouwde ouderdomspensioen en de helft van het tijdens de huwelijkse
periode opgebouwde partnerpensioen omgezet in een zelfstandige aanspraak op ouderdomspensioen
voor de tot verdeling gerechtigde echtgenoot.
3. In afwijking van het tweede lid wordt op verzoek van de tot verdeling gerechtigde
echtgenoot, gedaan binnen zes maanden na het tijdstip van scheiding, het deel van
het partnerpensioen dat toekomt aan deze echtgenoot, niet in de conversie betrokken,
maar verkrijgt de tot verdeling gerechtigde echtgenoot hiervoor een aanspraak op partnerpensioen.
4. In afwijking van het eerste en tweede lid gaat het uitvoeringsorgaan bij scheiding
van tafel en bed alleen over tot conversie indien de echtgenoten binnen zes maanden
na het tijdstip van scheiding de scheiding hebben gemeld bij het uitvoeringsorgaan
en wordt in de conversie alleen het tijdens de huwelijkse periode opgebouwde ouderdomspensioen
verdeeld.
5. In afwijking van het eerste en derde lid gaat een uitvoeringsorgaan waaraan geen
gegevens worden verstrekt uit de basisregistratie personen over tot conversie, tenzij
de echtgenoten binnen zes maanden nadat het uitvoeringsorgaan op de hoogte is van
de scheiding een gewaarmerkt afschrift of uittreksel van de overeenkomst aan het uitvoeringsorgaan
hebben overgelegd waarin afwijkende afspraken staan.
6. De termijn van zes maanden na het tijdstip van scheiding, bedoeld in het eerste,
derde en vierde lid, en de termijn van zes maanden nadat het uitvoeringsorgaan op
de hoogte is van de scheiding, bedoeld in het vijfde lid, kan op verzoek van een van
de echtgenoten door het uitvoeringsorgaan worden verlengd met maximaal zes maanden.
7. Het uitvoeringsorgaan informeert de beide echtgenoten over de conversie en over de
aan beide toekomende pensioenaanspraken.
Artikel 5. Verevening
1. Artikel 4 is niet van toepassing:
a. bij een scheiding in het buitenland die niet binnen zes maanden na de datum waarop
de scheiding tot stand is gekomen, is opgenomen in de basisregistratie personen;
b. bij ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 1, tweede lid; en
c. bij pensioen als bedoeld in artikel 2, derde lid.
2. Het ouderdomspensioen wordt verdeeld door verevening in de situaties, bedoeld in
het eerste lid, of bij scheiding van tafel en bed die niet binnen zes maanden na het
tijdstip van scheiding is gemeld aan het uitvoeringsorgaan.
3. Bij verdeling van het ouderdomspensioen door verevening krijgt de tot verdeling gerechtigde
echtgenoot recht op uitbetaling van de helft van de te betalen pensioenuitkeringen
die zijn toe te rekenen aan het tijdens de huwelijkse periode door de tot verdeling
verplichte echtgenoot opgebouwde ouderdomspensioen, waarbij het tijdstip van scheiding
in de situatie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, het tijdstip is waarop de
scheiding naar nationaal recht tot stand is gekomen.
4. De tot verdeling gerechtigde echtgenoot heeft recht op uitbetaling door de tot verdeling
verplichte echtgenoot, tenzij sprake is van de situatie, bedoeld in het eerste lid,
onderdeel b.
5. In de situatie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, heeft de tot verdeling gerechtigde
echtgenoot recht op uitbetaling van de ouderdomspensioenuitkeringen door het uitvoeringsorgaan.
Verevening op grond van het derde lid blijft achterwege indien de echtgenoten binnen
zes maanden na het tijdstip van scheiding een gewaarmerkt afschrift of uittreksel
van de overeenkomst aan het uitvoeringsorgaan hebben overgelegd waarin afwijkende
afspraken staan. De termijn van zes maanden kan op verzoek van een van de echtgenoten
door het uitvoeringsorgaan worden verlengd met maximaal zes maanden. Het uitvoeringsorgaan
informeert de beide echtgenoten over de verevening en over de aan beide toekomende
pensioenaanspraken.
6. Indien het ouderdomspensioen voor of na ingang daarvan wordt verhoogd of verlaagd,
wordt het bedrag dat voortvloeit uit het derde lid verhoogd of verlaagd met een evenredig
deel van de verhoging of verlaging van het pensioen.
Artikel 6. Bijzondere bepalingen voor verevening
1. Voor de toepassing van wettelijke en andere bepalingen met betrekking tot beslag,
inhouding, korting, de mogelijkheid om te beschikken over pensioen of een aanspraak
op pensioen en een volmacht tot invordering van pensioen wordt het deel van het pensioen
dat bij verevening niet aan de tot verdeling verplichte echtgenoot wordt uitbetaald
geacht niet tot diens pensioen te behoren.
2. Afkoop in de zin van de toepasselijke regeling is slechts toegestaan indien bij verevening
met de pensioenbelangen van de tot verdeling gerechtigde echtgenoot op redelijke wijze
rekening is gehouden.
Artikel 7. Afwijkende afspraken
1. Echtgenoten die het recht op verdeling hebben uitgesloten of andere afwijkende afspraken
hebben gemaakt verstrekken een gewaarmerkt afschrift of uittreksel van de overeenkomst
aan het uitvoeringsorgaan. Indien de echtgenoten dit niet of niet tijdig doen kan
de overeenkomst niet aan het uitvoeringsorgaan worden tegengeworpen, zelfs indien
de overeenkomst ingeschreven was in het openbaar huwelijksgoederenregister, bedoeld
artikel 116 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
2. Naast uitsluiting van het recht op verdeling kunnen de afwijkende afspraken inhouden
dat:
a. de pensioenopbouw over een andere periode dan de huwelijkse periode wordt verdeeld;
of
b. een ander deel dan de helft van de pensioenopbouw wordt verdeeld.
3. Indien een afwijkende afspraak als bedoeld in het tweede lid tot gevolg heeft dat
aan de tot verdeling gerechtigde echtgenoot meer ouderdomspensioen wordt toebedeeld
of meer partnerpensioen dat in de conversie wordt betrokken en het uitvoeringsorgaan
aannemelijk acht dat hierbij sprake is van misbruik, kan het uitvoeringsorgaan weigeren
de afwijkende afspraak uit te voeren.
4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over het derde
lid.
Artikel 8. Directeur-grootaandeelhouder
1. In afwijking van artikel 1, eerste lid, wordt onder scheiding respectievelijk tijdstip
van scheiding in geval van scheiding van tafel en bed in dit artikel verstaan:
a. scheiding: ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed;
b. tijdstip van scheiding: de datum waarop het huwelijk is ontbonden na scheiding van
tafel en bed.
2. In geval van scheiding van een directeur-grootaandeelhouder of gewezen directeur-grootaandeelhouder
als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet, verkrijgt zijn echtgenoot een aanspraak
op de helft van het tijdens de huwelijkse periode door de directeur-grootaandeelhouder
opgebouwde partnerpensioen.
3. De aanspraak op partnerpensioen voor de echtgenoot wordt niet vastgesteld voor zover
ten aanzien van het aan deze echtgenoot toekomende partnerpensioen conversie is toegepast.
4. Het tweede lid is niet van toepassing, indien de directeur-grootaandeelhouder en
zijn echtgenoot bij overeenkomst afwijkende afspraken hebben gemaakt.
5. Het uitvoeringsorgaan verstrekt aan de echtgenoot een bewijs van diens aanspraak.
6. De aanspraak op partnerpensioen ten behoeve van de echtgenoot van een directeur-grootaandeelhouder
kan zonder toestemming van die echtgenoot niet na afspraken tussen de directeur-grootaandeelhouder
en het uitvoeringsorgaan of de werkgever worden verminderd.
Artikel 9. Inlichtingen
De echtgenoten, het uitvoeringsorgaan en de werkgever zijn gehouden desgevraagd elkaar
over en weer die gegevens te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de vaststelling
van de rechten en verplichtingen die uit deze wet voortvloeien.
HOOFDSTUK 3. WIJZIGINGEN IN ANDERE WETTEN
Artikel 10. Wijziging van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding
Aan artikel 12, eerste lid, van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding wordt
een zin toegevoegd, luidende: Deze wet is evenmin van toepassing op een scheiding
die plaatsvindt vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet pensioenverdeling
bij scheiding 2021.
Artikel 11. Wijziging van de Pensioenwet
De Pensioenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de definitie van afkoop wordt «de artikelen 55, zesde lid, 134 of 220b, tweede
lid» vervangen door «de artikelen 55, zesde lid, 134, 220b, tweede lid, of 220c, tweede
lid».
2. In de definitie van bijzonder partnerpensioen wordt «artikel 57, eerste, tweede of
derde lid» vervangen door «artikel 57, eerste lid».
3. In alfabetische volgorde worden de volgende begripsbepalingen ingevoegd:
– conversie:
conversie als bedoeld in artikel 4 van de Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021
en artikel 5 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding;
– verevening:
verevening als bedoeld in artikel 5 van de Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021
en artikel 2 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.
B
Artikel 4 komt te luiden:
Artikel 4. Overeenkomstige toepassing bij pensioenconversie
Op een pensioenaanspraak die of een pensioenrecht dat een tot verdeling gerechtigde
echtgenoot of geregistreerde partner door conversie verwerft is deze wet van overeenkomstige
toepassing.
C
Artikel 57 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Indien de partnerrelatie van een deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde eindigt
door scheiding, verkrijgt de gewezen partner van de deelnemer, gewezen deelnemer of
gepensioneerde aanspraak op de helft van het tijdens de huwelijkse periode door de
deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde opgebouwde en behouden partnerpensioen.
Onder de huwelijkse periode wordt verstaan: de periode tussen de huwelijkssluiting,
de registratie van een geregistreerd partnerschap of de aanvang van een partnerschap
in de zin van de pensioenregeling en het tijdstip van de scheiding.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De aanspraak op partnerpensioen voor de gewezen partner wordt niet vastgesteld voor
zover ten aanzien van het aan de gewezen partner toekomende partnerpensioen conversie
is toegepast.
3. Het derde lid vervalt onder vernummering van het vierde tot en met zesde lid tot
het derde tot en met vijfde lid.
4. In het derde lid (nieuw) wordt «Het eerste, tweede en derde lid» vervangen door «Het
eerste lid» en vervalt de tweede zin.
5. In het vierde lid (nieuw) wordt «het eerste, tweede of derde lid» vervangen door
«het eerste lid».
6. In het vijfde lid (nieuw) wordt «het eerste of tweede lid» vervangen door «het eerste
lid» en wordt «het eerste en tweede lid» vervangen door «het eerste lid».
7. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. In afwijking van het eerste lid, verkrijgt de gewezen partner geen aanspraak op partnerpensioen,
indien op basis van de opgebouwde aanspraak de uitkering van het partnerpensioen op
jaarbasis op het tijdstip van de scheiding niet meer zal bedragen dan € 2,– per jaar
en de pensioenuitvoerder dergelijke aanspraken niet vaststelt.
D
Artikel 60 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt «hoger of eerder ingaand ouderdomspensioen» vervangen door
«uitruil partnerpensioen in ouderdomspensioen».
2. Onder vernummering van het vierde tot en met elfde lid tot het achtste tot en met
vijftiende lid worden vier leden ingevoegd, luidende
4. De gewezen partner met een aanspraak op bijzonder partnerpensioen waarvan de uitkering
op jaarbasis op het tijdstip van de scheiding of op 1 januari van het betreffende
jaar na het jaar van de scheiding minder bedraagt dan het op basis van artikel 66,
eerste lid, onderdeel a, bepaalde bedrag, heeft het recht om uiterlijk met ingang
van de datum waarop het ouderdomspensioen ingaat of kan ingaan, in plaats van partnerpensioen
te kiezen voor ouderdomspensioen.
5. De pensioenuitvoerder kan binnen zes maanden nadat een aanspraak op bijzonder partnerpensioen
als bedoeld in het vierde lid is vastgesteld, de gewezen partner aanbieden dit bijzonder
partnerpensioen uit te ruilen tegen ouderdomspensioen, tenzij de aanspraak op bijzonder
partnerpensioen is vastgesteld op verzoek van de gewezen partner. Indien de gewezen
partner niet binnen de door de pensioenuitvoerder gestelde termijn reageert op de
geboden keuzemogelijkheid, gaat de pensioenuitvoerder over tot uitruil van het bijzonder
partnerpensioen in ouderdomspensioen.
6. Een aanspraak op ouderdomspensioen als bedoeld in het vierde en vijfde lid wordt
gelijkgesteld met een pensioenaanspraak die of een pensioenrecht dat een tot verdeling
gerechtigde echtgenoot of geregistreerde partner door conversie verwerft.
7. Bij een scheiding na de ingang van het ouderdomspensioen ruilt de pensioenuitvoerder
binnen een jaar na de scheiding de aanspraak op partnerpensioen die de gepensioneerde
na de scheiding heeft behouden om in ouderdomspensioen voor de gepensioneerde.
3. In het achtste lid (nieuw) wordt «»bij gebruikmaking van het keuzerecht» vervangen
door «bij de uitruil».
4. In het negende lid (nieuw) wordt «het ouderdomspensioen, bedoeld in het eerste lid,
dat wordt gekozen in plaats van het partnerpensioen, bedoeld in het eerste lid, ongeacht
de datum waarop de keuze wordt gemaakt» vervangen door «het ouderdomspensioen dat
wordt verkregen in plaats van het partnerpensioen, ongeacht de datum waarop het ouderdomspensioen
wordt verkregen».
5. In het elfde lid (nieuw) wordt «Het vierde en vijfde lid zijn» vervangen door «Het
achtste en negende lid zijn».
6. In het dertiende lid wordt «het zevende lid» vervangen door «het elfde lid» en wordt
«het vierde en vijfde lid» vervangen door «het achtste en negende lid».
7. In het vijftiende lid wordt «het eerste tot en met vijfde lid» vervangen door «dit
artikel».
E
In artikel 61, zesde lid, wordt «als bedoeld in artikel 2 van de Wet verevening pensioenrechten
bij scheiding» vervangen door «jegens het uitvoeringsorgaan als bedoeld in artikel
2 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding».
F
Artikel 64, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b wordt «artikel 57, vijfde lid» vervangen door «artikel 57, vierde
lid».
2. Onderdeel c komt te luiden:
c. conversie of verevening plaatsvindt;.
G
In artikel 68, eerste lid, wordt «tenzij dit recht op afkoop in de pensioen- en uitvoeringsovereenkomst
is beperkt of uitgesloten» vervangen door «tenzij dit recht op afkoop in de pensioen-
en uitvoeringsovereenkomst is beperkt of uitgesloten of de gewezen partner gebruik
maakt van het recht op uitruil, bedoeld in artikel 60, vierde lid».
H
Artikel 79 komt te luiden:
Artikel 79. Plicht tot waarde aanwending
1. De pensioenuitvoerder is verplicht om de waarde van de pensioenaanspraken of pensioenrechten
van een deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of gepensioneerde aan te wenden
naar aanleiding van de toepassing van de artikelen 60 tot en met 62 en 63b.
2. De pensioenuitvoerder brengt in het kader van de waardeoverdracht geen kosten in
rekening bij de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of gepensioneerde.
I
In de artikelen 85, eerste lid, onderdeel a, 86, eerste lid, onderdeel d, 87, tweede
lid, onderdeel g, 88, onderdeel a en 89, onderdeel a, wordt «de tot verevening gerechtigde
echtgenoot, bedoeld in artikel 2 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding,»
vervangen door «de tot verevening gerechtigde echtgenoot».
J
Na artikel 220b wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 220c. Overgangsrecht Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021
1. Artikel 57, zoals dat luidt met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van
de Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021, is van toepassing bij scheidingen vanaf
dat tijdstip.
2. Ingeval van een scheiding voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet pensioenverdeling
bij scheiding 2021 heeft de pensioenuitvoerder het recht om een aanspraak op bijzonder
partnerpensioen van een gewezen partner te laten vervallen indien op basis van de
opgebouwde aanspraak de uitkering van het partnerpensioen op jaarbasis op het tijdstip
van de scheiding niet meer zou bedragen dan € 2,– per jaar. De pensioenuitvoerder
die gebruik maakt van het recht, bedoeld in de eerste zin, informeert de gewezen partners
hierover en neemt in het bestuursverslag informatie op over de totale waarde en de
bestemming van de pensioenaanspraken die vervallen.
3. Artikel 60, vierde tot en met zevende lid, zoals dat luidt met ingang van het tijdstip
van inwerkingtreding van de Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021, is van toepassing
bij scheidingen vanaf dat tijdstip.
4. Indien een aanspraak op bijzonder partnerpensioen is ontstaan als gevolg van een
scheiding voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet pensioenverdeling bij
scheiding 2021 heeft de pensioenuitvoerder tot twee jaar na dat tijdstip het recht
om een aanspraak op bijzonder partnerpensioen van een gewezen partner uit te ruilen
in een aanspraak op ouderdomspensioen voor de gewezen partner indien op basis van
de opgebouwde aanspraak de uitkering van het partnerpensioen op jaarbasis op 1 januari
van het betreffende jaar minder bedraagt dan het op basis van artikel 66 bepaalde
bedrag en de gewezen partner instemt met de uitruil. Artikel 60, achtste, negende
en tiende lid, en artikel 79 zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 12. Wijziging van de Wet verplichte beroepspensioenregeling
De Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de definitie van afkoop wordt «de artikelen 66, zesde lid, 129 of 214a, tweede
lid» vervangen door «de artikelen 66, zesde lid, 129, 214a, tweede lid, of 214b, tweede
lid».
2. In de definitie van bijzonder partnerpensioen wordt «artikel 68, eerste, tweede of
derde lid» vervangen door «artikel 68, eerste lid».
3. In alfabetische volgorde worden de volgende begripsbepalingen ingevoegd:
– conversie:
conversie als bedoeld in artikel 4 van de Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021
en artikel 5 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding;
– verevening:
verevening als bedoeld in artikel 5 van de Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021
en artikel 2 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.
B
In artikel 4a, eerste lid, en artikel 7, eerste en tweede lid, wordt «214a» vervangen
door «214b».
C
Artikel 68 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Indien de partnerrelatie van een deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde eindigt
door scheiding, verkrijgt de gewezen partner van de deelnemer, gewezen deelnemer of
gepensioneerde aanspraak op de helft van het tijdens de huwelijkse periode door de
deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde opgebouwde en behouden partnerpensioen,
tenzij conversie wordt toegepast. Onder de huwelijkse periode wordt verstaan: de periode
tussen de huwelijkssluiting, de registratie van een geregistreerd partnerschap of
de aanvang van een partnerschap in de zin van de pensioenregeling en het tijdstip
van de scheiding.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De aanspraak op partnerpensioen voor de gewezen partner wordt niet vastgesteld voor
zover ten aanzien van het aan de gewezen partner toekomende partnerpensioen conversie
is toegepast.
3. Het derde lid vervalt onder vernummering van het vierde tot en met zesde lid tot
het derde tot en met vijfde lid.
4. In het derde lid (nieuw) wordt «Het eerste, tweede en derde lid» vervangen door «Het
eerste lid» en vervalt de tweede zin.
5. In het vierde lid (nieuw) wordt «het eerste, tweede of derde lid» vervangen door
«het eerste lid».
6. In het vijfde lid (nieuw) wordt «het eerste of tweede lid» vervangen door «het eerste
lid» en wordt «het eerste en tweede lid» vervangen door «het eerste lid».
7. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. In afwijking van het eerste lid, verkrijgt de gewezen partner geen aanspraak op partnerpensioen,
indien op basis van de opgebouwde aanspraak de uitkering van het partnerpensioen op
jaarbasis op het tijdstip van de scheiding niet meer zal bedragen dan € 2,– per jaar
en de pensioenuitvoerder dergelijke aanspraken niet vaststelt.
D
Artikel 71 komt te luiden:
Artikel 71. Overeenkomstige toepassing bij pensioenconversie
Op een pensioenaanspraak die of een pensioenrecht dat een tot verdeling gerechtigde
echtgenoot of geregistreerde partner door conversie verwerft is deze wet van overeenkomstige
toepassing.
E
Artikel 72 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt «hoger of eerder ingaand ouderdomspensioen» vervangen door
«uitruil partnerpensioen in ouderdomspensioen».
2. Onder vernummering van het vierde tot en met elfde lid tot het achtste tot en met
vijftiende lid worden vier leden ingevoegd, luidende:
4. De gewezen partner met een aanspraak op bijzonder partnerpensioen waarvan de uitkering
op jaarbasis op het tijdstip van de scheiding of op 1 januari van het betreffende
jaar na het jaar van de scheiding minder bedraagt dan het op basis van artikel 78,
eerste lid, onderdeel a, bepaalde bedrag, heeft het recht om uiterlijk met ingang
van de datum waarop het ouderdomspensioen ingaat of kan ingaan, in plaats van partnerpensioen
te kiezen voor ouderdomspensioen.
5. De pensioenuitvoerder kan binnen zes maanden nadat een aanspraak op bijzonder partnerpensioen
als bedoeld in het vierde lid is vastgesteld, de gewezen partner aanbieden dit bijzonder
partnerpensioen uit te ruilen tegen ouderdomspensioen, tenzij de aanspraak op bijzonder
partnerpensioen is vastgesteld op verzoek van de gewezen partner. Indien de gewezen
partner niet binnen de door de pensioenuitvoerder gestelde termijn reageert op de
geboden keuzemogelijkheid, gaat de pensioenuitvoerder over tot uitruil van het bijzonder
partnerpensioen in ouderdomspensioen.
6. Een aanspraak op ouderdomspensioen als bedoeld in het vierde en vijfde lid wordt
gelijkgesteld met een pensioenaanspraak die of een pensioenrecht dat een tot verdeling
gerechtigde echtgenoot of geregistreerde partner door conversie verwerft.
7. Bij een scheiding na de ingang van het ouderdomspensioen ruilt de pensioenuitvoerder
binnen een jaar na de scheiding de aanspraak op partnerpensioen die de gepensioneerde
na de scheiding heeft behouden om in ouderdomspensioen voor de gepensioneerde.
3. In het achtste lid (nieuw) wordt «»bij gebruikmaking van het keuzerecht» vervangen
door «bij de uitruil».
4. In het negende lid (nieuw) wordt «het ouderdomspensioen, bedoeld in het eerste lid,
dat wordt gekozen in plaats van het partnerpensioen, bedoeld in het eerste lid, ongeacht
de datum waarop de keuze wordt gemaakt» vervangen door «het ouderdomspensioen dat
wordt verkregen in plaats van het partnerpensioen, ongeacht de datum waarop het ouderdomspensioen
wordt verkregen».
5. In het elfde lid (nieuw) wordt «Het vierde en vijfde lid zijn» vervangen door «Het
achtste en negende lid zijn».
6. In het dertiende lid wordt «het zevende lid» vervangen door «het elfde lid» en wordt
«het vierde en vijfde lid» vervangen door «het achtste en negende lid».
7. In het vijftiende lid wordt «het eerste tot en met vijfde lid» vervangen door «dit
artikel».
F
In artikel 73, zesde lid, wordt «als bedoeld in artikel 2 van de Wet verevening pensioenrechten
bij scheiding» vervangen door «jegens het uitvoeringsorgaan als bedoeld in artikel
2 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding».
G
Artikel 76, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b wordt «artikel 68, vijfde lid» vervangen door «artikel 68, vierde
lid».
2. Onderdeel c komt te luiden:
c. conversie of verevening plaatsvindt;.
H
In artikel 80, eerste lid, wordt «tenzij dit recht op afkoop in de beroepspensioenregeling
en uitvoeringsovereenkomst is beperkt of uitgesloten» vervangen door «tenzij dit recht
op afkoop in de beroepspensioenregeling en uitvoeringsovereenkomst is beperkt of uitgesloten
of de gewezen partner gebruik maakt van het recht op uitruil, bedoeld in artikel 72,
vierde lid».
I
Artikel 87 komt te luiden:
Artikel 87. Plicht tot waarde aanwending
1. De pensioenuitvoerder is verplicht om de waarde van de pensioenaanspraken of pensioenrechten
van een deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of gepensioneerde aan te wenden
naar aanleiding van de toepassing van de artikelen 72 tot en met 74 en 75b.
2. De pensioenuitvoerder brengt in het kader van de waardeoverdracht geen kosten in
rekening bij de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of gepensioneerde.
J
In de artikelen 93, eerste lid, onderdeel a, 94, eerste lid, onderdeel d, 95, tweede
lid, onderdeel g, 96, onderdeel a en 97, onderdeel a, wordt «de tot verevening gerechtigde
echtgenoot, bedoeld in artikel 2 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding,»
vervangen door «de tot verevening gerechtigde echtgenoot».
K
Na artikel 214a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 214b. Overgangsrecht Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021
1. Artikel 68, zoals dat luidt met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van
de Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021, is van toepassing bij scheidingen vanaf
dat tijdstip.
2. Ingeval van een scheiding voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet pensioenverdeling
bij scheiding 2021 heeft de pensioenuitvoerder het recht om een aanspraak op bijzonder
partnerpensioen van een gewezen partner te laten vervallen indien op basis van de
opgebouwde aanspraak de uitkering van het partnerpensioen op jaarbasis op het tijdstip
van de scheiding niet meer zou bedragen dan € 2,– per jaar. De pensioenuitvoerder
die gebruik maakt van het recht, bedoeld in de eerste zin, informeert de gewezen partners
hierover en neemt in het bestuursverslag informatie op over de totale waarde en de
bestemming van de pensioenaanspraken die vervallen.
3. Artikel 72, vierde tot en met zevende lid, zoals dat luidt met ingang van het tijdstip
van inwerkingtreding van de Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021, is van toepassing
bij scheidingen vanaf dat tijdstip.
4. Indien een aanspraak op bijzonder partnerpensioen is ontstaan als gevolg van een
scheiding voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet pensioenverdeling bij
scheiding 2021 heeft de pensioenuitvoerder tot twee jaar na dat tijdstip het recht
om een aanspraak op bijzonder partnerpensioen van een gewezen partner uit te ruilen
in een aanspraak op ouderdomspensioen voor de gewezen partner indien op basis van
de opgebouwde aanspraak de uitkering van het partnerpensioen op jaarbasis op 1 januari
van het betreffende jaar minder bedraagt dan het op basis van artikel 78 bepaalde
bedrag en de gewezen partner instemt met de uitruil. Artikel 72, achtste, negende
en tiende lid, en artikel 87 zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 13
Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 94, tweede lid, onderdeel b, wordt «Wet verevening pensioenrechten bij
scheiding (Stb. 1994, 342)» vervangen door «Wet verevening pensioenrechten bij scheiding of de Wet pensioenverdeling
bij scheiding 2021».
B
In artikel 155 wordt «Wet verevening pensioenrechten bij scheiding recht op pensioenverevening»
vervangen door «Wet verevening pensioenrechten bij scheiding of de Wet pensioenverdeling
bij scheiding 2021 recht op pensioenverdeling».
Artikel 14
Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 51 wordt «behoudens artikel 1 lid 7 van de Wet verevening pensioenrechten
bij scheiding» vervangen door «behoudens artikel 1, lid 7, van de Wet verevening pensioenrechten
bij scheiding of artikel 2, lid 2, van de Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021».
B
In artikel 85 wordt «behoudens het bepaalde in artikel 1 lid 7 van de Wet verevening
pensioenrechten bij scheiding» vervangen door «behoudens artikel 1, lid 7, van de
Wet verevening pensioenrechten bij scheiding of artikel 2, lid 2, van de Wet pensioenverdeling
bij scheiding 2021».
Artikel 15
In artikel 10 van Bijlage 2 van de Algemene wet bestuursrecht wordt in alfabetische
volgorde ingevoegd «Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021».
Artikel 16
In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt artikel 3.135 als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid wordt «scheiding van tafel en bed of echtscheiding» vervangen door
«scheiding van tafel en bed, echtscheiding of beëindiging van samenleving». Voorts
wordt «echtgenoot of gewezen echtgenoot» telkens vervangen door «partner of gewezen
partner».
2. In het zevende lid wordt «artikel 57, vijfde lid, van de Pensioenwet of artikel 68,
vijfde lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling» vervangen door «artikel
57, vierde lid, van de Pensioenwet of artikel 68, vierde lid, van de Wet verplichte
beroepspensioenregeling».
Artikel 17
De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 18d wordt, onder vernummering van het zesde lid tot zevende lid, een lid
ingevoegd, luidende:
6. In afwijking van het eerste lid, onderdeel d, is in geval van een scheiding als bedoeld
in artikel 1 van de Pensioenwet of artikel 1, eerste lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling
na de ingangsdatum van het pensioen ruil van het partnerpensioen tegen ouderdomspensioen
mogelijk, mits de ruil uiterlijk een jaar na de scheiding plaatsvindt op basis van
algemeen aanvaarde actuariële grondslagen.
B
Artikel 19b wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt «echtgenoot of gewezen echtgenoot onderscheidenlijk zijn partner
of gewezen partner» telkens vervangen door «partner of gewezen partner».
2. In het vijfde lid wordt «artikel 57, vijfde lid, van de Pensioenwet» vervangen door
«artikel 57, vierde lid, van de Pensioenwet of artikel 68, vierde lid, van de Wet
verplichte beroepspensioenregeling».
HOOFDSTUK 4. OVERGANGSRECHT EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 18. Overgangsrecht
Deze wet is niet van toepassing op een scheiding die heeft plaatsgevonden voor het
tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.
Artikel 19
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Artikel 20
Deze wet wordt aangehaald als: Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
De Minister voor Rechtsbescherming,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.