Voorstel van wet : Voorstel van wet
35 287 Regels over de verdeling van pensioen bij scheidingen vanaf 2021 (Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021)
HOOFDSTUK 1. BEGRIPSBEPALINGEN EN TOEPASSINGSBEREIK
                  Artikel 1. Begripsbepalingen
                  Artikel 2. Toepassingsbereik
            HOOFDSTUK 2. VERDELING VAN PENSIOEN
                  Artikel 3. Pensioenverdeling
                  Artikel 4. Conversie
                  Artikel 5. Verevening
                  Artikel 6. Bijzondere bepalingen voor verevening
                  Artikel 7. Afwijkende afspraken
                  Artikel 8. Directeur-grootaandeelhouder
                  Artikel 9. Inlichtingen
            HOOFDSTUK 3. WIJZIGINGEN IN ANDERE WETTEN
                  Artikel 10. Wijziging van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding
                  Artikel 11. Wijziging van de Pensioenwet
                  Artikel 12. Wijziging van de Wet verplichte beroepspensioenregeling
                  Artikel 13
                  Artikel 14
                  Artikel 15
                  Artikel 16
                  Artikel 17
            HOOFDSTUK 4. OVERGANGSRECHT EN SLOTBEPALINGEN
                  Artikel 18. Overgangsrecht
                  Artikel 19
                  Artikel 20
Nr. 2
                   VOORSTEL VAN WET
            
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
                     enz. enz. enz.
                  
Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is nieuwe regels te stellen
                     voor de verdeling van pensioen bij scheiding;
                  
Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
                     overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
                     en verstaan bij deze:
                  
HOOFDSTUK 1. BEGRIPSBEPALINGEN EN TOEPASSINGSBEREIK
                  
Artikel 1. Begripsbepalingen
                     
1. Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan
                              onder:
                           
basisregistratie personen:
de basisregistratie personen, bedoeld in artikel 1.2 van de Wet basisregistratie personen;
huwelijkse periode:
periode tussen de huwelijkssluiting of registratie van een partnerschap en het tijdstip
                                    van scheiding;
                                 
ouderdomspensioen:
pensioen bij wijze van inkomensvoorziening bij ouderdom;
overeenkomst:
huwelijkse voorwaarden, voorwaarden van een geregistreerd partnerschap of een schriftelijk
                                    gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding;
                                 
partnerpensioen:
pensioen ten behoeve van de echtgenoot wegens het overlijden van de andere echtgenoot;
pensioen:
ouderdomspensioen of partnerpensioen;
scheiding:
echtscheiding of scheiding van tafel en bed dan wel beëindiging van een geregistreerd
                                    partnerschap anders dan door de dood, vermissing of omzetting van een geregistreerd
                                    partnerschap in een huwelijk;
                                 
tijdstip van scheiding:
1°. ingeval van echtscheiding dan wel beëindiging van een geregistreerd partnerschap anders
                                          dan door de dood, vermissing of omzetting van een geregistreerd partnerschap in een
                                          huwelijk: de datum van inschrijving van de beschikking in de registers van de burgerlijke
                                          stand;
                                       
2°. ingeval van scheiding van tafel en bed: de datum van inschrijving van de beschikking
                                          in het huwelijksgoederenregister, aangewezen in artikel 116 van Boek 1 van het Burgerlijk
                                          Wetboek;
                                       
uitvoeringsorgaan:
de natuurlijke of rechtspersoon, die tot verdeling van pensioen gehouden is;
werkgever:
de werkgever van de tot verdeling verplichte echtgenoot.
2. Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt mede verstaan
                              onder:
                           
aanspraak op pensioen:
uitzicht op pensioen;
echtgenoot:
eerdere echtgenoot dan wel geregistreerde partner of eerdere geregistreerde partner;
huwelijksvermogensregime:
partnerschapsvermogensregime;
ouderdomspensioen:
een herberekend arbeidsongeschiktheidspensioen of een uit hoofde van ziekte of gebreken
                                    ingevolge de in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, genoemde wet toegekend pensioen
                                    dat naar diensttijd is berekend, een en ander met ingang van de dag waarop de pensioengerechtigde
                                    leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, is bereikt.
                                 
3. Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder pensioen
                              niet verstaan een ingegaan tijdelijk pensioen of een aanspraak op tijdelijk pensioen
                              op grond van regelingen ingevolge welke alleen een recht op uitkering van pensioen
                              bestaat indien aan betrokkenen aansluitend aan hun dienstverband dat tijdelijk pensioen
                              wordt dan wel zal worden uitgekeerd.
                           
Artikel 2. Toepassingsbereik
                     
1. Deze wet is van toepassing op pensioen ingevolge:
a. de Pensioenwet;
b. een pensioenregeling van een directeur-grootaandeelhouder als bedoeld in artikel 1
                                    van de Pensioenwet;
                                 
c. de bij of krachtens de Kaderwet militaire pensioenen vastgestelde bepalingen;
d. de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers;
e. de Wet verplichte beroepspensioenregeling;
f. de Samenloopregeling Indonesische pensioenen 1960;
g. de Wet aanpassing pensioenvoorzieningen Bijstandskorps; of
h. een regeling die naar aard en strekking met de voorgaande regelingen overeenkomt.
2. Het eerste lid geldt ongeacht het recht dat van toepassing is op het huwelijksvermogensregime
                              van de echtgenoten.
                           
3. Indien op het huwelijksvermogensregime van de echtgenoten Nederlands recht van toepassing
                              is, is de wet voorts van toepassing op pensioenen ingevolge een buitenlandse pensioenregeling
                              die niet is een pensioenregeling als bedoeld in het eerste lid.
                           
HOOFDSTUK 2. VERDELING VAN PENSIOEN
                  
Artikel 3. Pensioenverdeling
                     
1. In geval van scheiding heeft een echtgenoot recht op verdeling van het pensioen dat
                              de andere echtgenoot tijdens de huwelijkse periode heeft opgebouwd, tenzij de echtgenoten
                              dit recht bij overeenkomst hebben uitgesloten.
                           
2. In afwijking van het eerste lid wordt het pensioen niet verdeeld indien op basis
                              van de tijdens de huwelijkse periode opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen de
                              uitkering op jaarbasis op de reguliere ingangsdatum minder zal bedragen dan het op
                              basis van artikel 66 van de Pensioenwet bepaalde bedrag.
                           
3. Nadat de scheiding is opgenomen in de basisregistratie personen informeert het uitvoeringsorgaan
                              de echtgenoten over de verdeling van het pensioen en over de termijn voor het doorgeven
                              van afwijkende afspraken. Indien de scheiding niet wordt opgenomen in de basisregistratie
                              personen of aan het uitvoeringsorgaan geen gegevens worden verstrekt uit de basisregistratie
                              personen, verstrekt het uitvoeringsorgaan deze informatie nadat de echtgenoten de
                              scheiding bij het uitvoeringsorgaan hebben gemeld of het uitvoeringsorgaan op andere
                              wijze op de hoogte is van de scheiding.
                           
4. Het uitvoeringsorgaan is bevoegd om de kosten van een verdeling voor de helft aan
                              ieder der echtgenoten in rekening te brengen dan wel in mindering te brengen op de
                              aan hen uit te betalen bedragen.
                           
5. De informatie die het uitvoeringsorgaan verstrekt is correct, duidelijk en evenwichtig.
                              De informatie wordt tijdig verstrekt of beschikbaar gesteld.
                           
6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over:
a. de berekening van het te verdelen pensioen en de deling van dit pensioen;
b. de registratie van gegevens;
c. de gegevensverstrekking in geval van waardeoverdracht als bedoeld in artikel 1 van
                                    de Pensioenwet, alsmede hetgeen daarmee overeenkomt in de andere pensioenwetten of
                                    regelingen, bedoeld in artikel 2, eerste lid;
                                 
d. de informatieverstrekking; en
e. de kosten.
Artikel 4. Conversie
                     
1. Het uitvoeringsorgaan gaat over tot verdeling van het pensioen door conversie als
                              bedoeld in het tweede lid, tenzij de echtgenoten binnen zes maanden na het tijdstip
                              van de scheiding een gewaarmerkt afschrift of uittreksel van de overeenkomst aan het
                              uitvoeringsorgaan hebben overgelegd waarin afwijkende afspraken staan.
                           
2. Bij de verdeling van het pensioen door conversie wordt de helft van het tijdens de
                              huwelijkse periode opgebouwde ouderdomspensioen en de helft van het tijdens de huwelijkse
                              periode opgebouwde partnerpensioen omgezet in een zelfstandige aanspraak op ouderdomspensioen
                              voor de tot verdeling gerechtigde echtgenoot.
                           
3. In afwijking van het tweede lid wordt op verzoek van de tot verdeling gerechtigde
                              echtgenoot, gedaan binnen zes maanden na het tijdstip van scheiding, het deel van
                              het partnerpensioen dat toekomt aan deze echtgenoot, niet in de conversie betrokken,
                              maar verkrijgt de tot verdeling gerechtigde echtgenoot hiervoor een aanspraak op partnerpensioen.
                           
4. In afwijking van het eerste en tweede lid gaat het uitvoeringsorgaan bij scheiding
                              van tafel en bed alleen over tot conversie indien de echtgenoten binnen zes maanden
                              na het tijdstip van scheiding de scheiding hebben gemeld bij het uitvoeringsorgaan
                              en wordt in de conversie alleen het tijdens de huwelijkse periode opgebouwde ouderdomspensioen
                              verdeeld.
                           
5. In afwijking van het eerste en derde lid gaat een uitvoeringsorgaan waaraan geen
                              gegevens worden verstrekt uit de basisregistratie personen over tot conversie, tenzij
                              de echtgenoten binnen zes maanden nadat het uitvoeringsorgaan op de hoogte is van
                              de scheiding een gewaarmerkt afschrift of uittreksel van de overeenkomst aan het uitvoeringsorgaan
                              hebben overgelegd waarin afwijkende afspraken staan.
                           
6. De termijn van zes maanden na het tijdstip van scheiding, bedoeld in het eerste,
                              derde en vierde lid, en de termijn van zes maanden nadat het uitvoeringsorgaan op
                              de hoogte is van de scheiding, bedoeld in het vijfde lid, kan op verzoek van een van
                              de echtgenoten door het uitvoeringsorgaan worden verlengd met maximaal zes maanden.
                           
7. Het uitvoeringsorgaan informeert de beide echtgenoten over de conversie en over de
                              aan beide toekomende pensioenaanspraken.
                           
Artikel 5. Verevening
                     
1. Artikel 4 is niet van toepassing:
a. bij een scheiding in het buitenland die niet binnen zes maanden na de datum waarop
                                    de scheiding tot stand is gekomen, is opgenomen in de basisregistratie personen;
                                 
b. bij ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 1, tweede lid; en
c. bij pensioen als bedoeld in artikel 2, derde lid.
2. Het ouderdomspensioen wordt verdeeld door verevening in de situaties, bedoeld in
                              het eerste lid, of bij scheiding van tafel en bed die niet binnen zes maanden na het
                              tijdstip van scheiding is gemeld aan het uitvoeringsorgaan.
                           
3. Bij verdeling van het ouderdomspensioen door verevening krijgt de tot verdeling gerechtigde
                              echtgenoot recht op uitbetaling van de helft van de te betalen pensioenuitkeringen
                              die zijn toe te rekenen aan het tijdens de huwelijkse periode door de tot verdeling
                              verplichte echtgenoot opgebouwde ouderdomspensioen, waarbij het tijdstip van scheiding
                              in de situatie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, het tijdstip is waarop de
                              scheiding naar nationaal recht tot stand is gekomen.
                           
4. De tot verdeling gerechtigde echtgenoot heeft recht op uitbetaling door de tot verdeling
                              verplichte echtgenoot, tenzij sprake is van de situatie, bedoeld in het eerste lid,
                              onderdeel b.
                           
5. In de situatie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, heeft de tot verdeling gerechtigde
                              echtgenoot recht op uitbetaling van de ouderdomspensioenuitkeringen door het uitvoeringsorgaan.
                              Verevening op grond van het derde lid blijft achterwege indien de echtgenoten binnen
                              zes maanden na het tijdstip van scheiding een gewaarmerkt afschrift of uittreksel
                              van de overeenkomst aan het uitvoeringsorgaan hebben overgelegd waarin afwijkende
                              afspraken staan. De termijn van zes maanden kan op verzoek van een van de echtgenoten
                              door het uitvoeringsorgaan worden verlengd met maximaal zes maanden. Het uitvoeringsorgaan
                              informeert de beide echtgenoten over de verevening en over de aan beide toekomende
                              pensioenaanspraken.
                           
6. Indien het ouderdomspensioen voor of na ingang daarvan wordt verhoogd of verlaagd,
                              wordt het bedrag dat voortvloeit uit het derde lid verhoogd of verlaagd met een evenredig
                              deel van de verhoging of verlaging van het pensioen.
                           
Artikel 6. Bijzondere bepalingen voor verevening
                     
1. Voor de toepassing van wettelijke en andere bepalingen met betrekking tot beslag,
                              inhouding, korting, de mogelijkheid om te beschikken over pensioen of een aanspraak
                              op pensioen en een volmacht tot invordering van pensioen wordt het deel van het pensioen
                              dat bij verevening niet aan de tot verdeling verplichte echtgenoot wordt uitbetaald
                              geacht niet tot diens pensioen te behoren.
                           
2. Afkoop in de zin van de toepasselijke regeling is slechts toegestaan indien bij verevening
                              met de pensioenbelangen van de tot verdeling gerechtigde echtgenoot op redelijke wijze
                              rekening is gehouden.
                           
Artikel 7. Afwijkende afspraken
                     
1. Echtgenoten die het recht op verdeling hebben uitgesloten of andere afwijkende afspraken
                              hebben gemaakt verstrekken een gewaarmerkt afschrift of uittreksel van de overeenkomst
                              aan het uitvoeringsorgaan. Indien de echtgenoten dit niet of niet tijdig doen kan
                              de overeenkomst niet aan het uitvoeringsorgaan worden tegengeworpen, zelfs indien
                              de overeenkomst ingeschreven was in het openbaar huwelijksgoederenregister, bedoeld
                              artikel 116 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
                           
2. Naast uitsluiting van het recht op verdeling kunnen de afwijkende afspraken inhouden
                              dat:
                           
a. de pensioenopbouw over een andere periode dan de huwelijkse periode wordt verdeeld;
                                    of
                                 
b. een ander deel dan de helft van de pensioenopbouw wordt verdeeld.
3. Indien een afwijkende afspraak als bedoeld in het tweede lid tot gevolg heeft dat
                              aan de tot verdeling gerechtigde echtgenoot meer ouderdomspensioen wordt toebedeeld
                              of meer partnerpensioen dat in de conversie wordt betrokken en het uitvoeringsorgaan
                              aannemelijk acht dat hierbij sprake is van misbruik, kan het uitvoeringsorgaan weigeren
                              de afwijkende afspraak uit te voeren.
                           
4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over het derde
                              lid.
                           
Artikel 8. Directeur-grootaandeelhouder
                     
1. In afwijking van artikel 1, eerste lid, wordt onder scheiding respectievelijk tijdstip
                              van scheiding in geval van scheiding van tafel en bed in dit artikel verstaan:
                           
a. scheiding: ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed;
b. tijdstip van scheiding: de datum waarop het huwelijk is ontbonden na scheiding van
                                    tafel en bed.
                                 
2. In geval van scheiding van een directeur-grootaandeelhouder of gewezen directeur-grootaandeelhouder
                              als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet, verkrijgt zijn echtgenoot een aanspraak
                              op de helft van het tijdens de huwelijkse periode door de directeur-grootaandeelhouder
                              opgebouwde partnerpensioen.
                           
3. De aanspraak op partnerpensioen voor de echtgenoot wordt niet vastgesteld voor zover
                              ten aanzien van het aan deze echtgenoot toekomende partnerpensioen conversie is toegepast.
                           
4. Het tweede lid is niet van toepassing, indien de directeur-grootaandeelhouder en
                              zijn echtgenoot bij overeenkomst afwijkende afspraken hebben gemaakt.
                           
5. Het uitvoeringsorgaan verstrekt aan de echtgenoot een bewijs van diens aanspraak.
6. De aanspraak op partnerpensioen ten behoeve van de echtgenoot van een directeur-grootaandeelhouder
                              kan zonder toestemming van die echtgenoot niet na afspraken tussen de directeur-grootaandeelhouder
                              en het uitvoeringsorgaan of de werkgever worden verminderd.
                           
Artikel 9. Inlichtingen
                     
De echtgenoten, het uitvoeringsorgaan en de werkgever zijn gehouden desgevraagd elkaar
                        over en weer die gegevens te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de vaststelling
                        van de rechten en verplichtingen die uit deze wet voortvloeien.
                     
HOOFDSTUK 3. WIJZIGINGEN IN ANDERE WETTEN
                  
Artikel 10. Wijziging van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding
                  
Aan artikel 12, eerste lid, van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding wordt
                     een zin toegevoegd, luidende: Deze wet is evenmin van toepassing op een scheiding
                     die plaatsvindt vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet pensioenverdeling
                     bij scheiding 2021.
                  
Artikel 11. Wijziging van de Pensioenwet
                  
De Pensioenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de definitie van afkoop wordt «de artikelen 55, zesde lid, 134 of 220b, tweede
                           lid» vervangen door «de artikelen 55, zesde lid, 134, 220b, tweede lid, of 220c, tweede
                           lid».
                        
2. In de definitie van bijzonder partnerpensioen wordt «artikel 57, eerste, tweede of
                           derde lid» vervangen door «artikel 57, eerste lid».
                        
3. In alfabetische volgorde worden de volgende begripsbepalingen ingevoegd:
– conversie:
conversie als bedoeld in artikel 4 van de Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021
                                    en artikel 5 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding;
                                 
– verevening:
verevening als bedoeld in artikel 5 van de Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021
                                    en artikel 2 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.
                                 
B
Artikel 4 komt te luiden:
Artikel 4. Overeenkomstige toepassing bij pensioenconversie
                           
Op een pensioenaanspraak die of een pensioenrecht dat een tot verdeling gerechtigde
                              echtgenoot of geregistreerde partner door conversie verwerft is deze wet van overeenkomstige
                              toepassing.
                           
C
Artikel 57 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Indien de partnerrelatie van een deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde eindigt
                                    door scheiding, verkrijgt de gewezen partner van de deelnemer, gewezen deelnemer of
                                    gepensioneerde aanspraak op de helft van het tijdens de huwelijkse periode door de
                                    deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde opgebouwde en behouden partnerpensioen.
                                    Onder de huwelijkse periode wordt verstaan: de periode tussen de huwelijkssluiting,
                                    de registratie van een geregistreerd partnerschap of de aanvang van een partnerschap
                                    in de zin van de pensioenregeling en het tijdstip van de scheiding.
                                 
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De aanspraak op partnerpensioen voor de gewezen partner wordt niet vastgesteld voor
                                    zover ten aanzien van het aan de gewezen partner toekomende partnerpensioen conversie
                                    is toegepast.
                                 
3. Het derde lid vervalt onder vernummering van het vierde tot en met zesde lid tot
                           het derde tot en met vijfde lid.
                        
4. In het derde lid (nieuw) wordt «Het eerste, tweede en derde lid» vervangen door «Het
                           eerste lid» en vervalt de tweede zin.
                        
5. In het vierde lid (nieuw) wordt «het eerste, tweede of derde lid» vervangen door
                           «het eerste lid».
                        
6. In het vijfde lid (nieuw) wordt «het eerste of tweede lid» vervangen door «het eerste
                           lid» en wordt «het eerste en tweede lid» vervangen door «het eerste lid».
                        
7. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. In afwijking van het eerste lid, verkrijgt de gewezen partner geen aanspraak op partnerpensioen,
                                    indien op basis van de opgebouwde aanspraak de uitkering van het partnerpensioen op
                                    jaarbasis op het tijdstip van de scheiding niet meer zal bedragen dan € 2,– per jaar
                                    en de pensioenuitvoerder dergelijke aanspraken niet vaststelt.
                                 
D
Artikel 60 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt «hoger of eerder ingaand ouderdomspensioen» vervangen door
                           «uitruil partnerpensioen in ouderdomspensioen».
                        
2. Onder vernummering van het vierde tot en met elfde lid tot het achtste tot en met
                           vijftiende lid worden vier leden ingevoegd, luidende
                        
4. De gewezen partner met een aanspraak op bijzonder partnerpensioen waarvan de uitkering
                                    op jaarbasis op het tijdstip van de scheiding of op 1 januari van het betreffende
                                    jaar na het jaar van de scheiding minder bedraagt dan het op basis van artikel 66,
                                    eerste lid, onderdeel a, bepaalde bedrag, heeft het recht om uiterlijk met ingang
                                    van de datum waarop het ouderdomspensioen ingaat of kan ingaan, in plaats van partnerpensioen
                                    te kiezen voor ouderdomspensioen.
                                 
5. De pensioenuitvoerder kan binnen zes maanden nadat een aanspraak op bijzonder partnerpensioen
                                    als bedoeld in het vierde lid is vastgesteld, de gewezen partner aanbieden dit bijzonder
                                    partnerpensioen uit te ruilen tegen ouderdomspensioen, tenzij de aanspraak op bijzonder
                                    partnerpensioen is vastgesteld op verzoek van de gewezen partner. Indien de gewezen
                                    partner niet binnen de door de pensioenuitvoerder gestelde termijn reageert op de
                                    geboden keuzemogelijkheid, gaat de pensioenuitvoerder over tot uitruil van het bijzonder
                                    partnerpensioen in ouderdomspensioen.
                                 
6. Een aanspraak op ouderdomspensioen als bedoeld in het vierde en vijfde lid wordt
                                    gelijkgesteld met een pensioenaanspraak die of een pensioenrecht dat een tot verdeling
                                    gerechtigde echtgenoot of geregistreerde partner door conversie verwerft.
                                 
7. Bij een scheiding na de ingang van het ouderdomspensioen ruilt de pensioenuitvoerder
                                    binnen een jaar na de scheiding de aanspraak op partnerpensioen die de gepensioneerde
                                    na de scheiding heeft behouden om in ouderdomspensioen voor de gepensioneerde.
                                 
3. In het achtste lid (nieuw) wordt «»bij gebruikmaking van het keuzerecht» vervangen
                           door «bij de uitruil».
                        
4. In het negende lid (nieuw) wordt «het ouderdomspensioen, bedoeld in het eerste lid,
                           dat wordt gekozen in plaats van het partnerpensioen, bedoeld in het eerste lid, ongeacht
                           de datum waarop de keuze wordt gemaakt» vervangen door «het ouderdomspensioen dat
                           wordt verkregen in plaats van het partnerpensioen, ongeacht de datum waarop het ouderdomspensioen
                           wordt verkregen».
                        
5. In het elfde lid (nieuw) wordt «Het vierde en vijfde lid zijn» vervangen door «Het
                           achtste en negende lid zijn».
                        
6. In het dertiende lid wordt «het zevende lid» vervangen door «het elfde lid» en wordt
                           «het vierde en vijfde lid» vervangen door «het achtste en negende lid».
                        
7. In het vijftiende lid wordt «het eerste tot en met vijfde lid» vervangen door «dit
                           artikel».
                        
E
In artikel 61, zesde lid, wordt «als bedoeld in artikel 2 van de Wet verevening pensioenrechten
                        bij scheiding» vervangen door «jegens het uitvoeringsorgaan als bedoeld in artikel
                        2 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding».
                     
F
Artikel 64, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b wordt «artikel 57, vijfde lid» vervangen door «artikel 57, vierde
                           lid».
                        
2. Onderdeel c komt te luiden:
c. conversie of verevening plaatsvindt;.
G
In artikel 68, eerste lid, wordt «tenzij dit recht op afkoop in de pensioen- en uitvoeringsovereenkomst
                        is beperkt of uitgesloten» vervangen door «tenzij dit recht op afkoop in de pensioen-
                        en uitvoeringsovereenkomst is beperkt of uitgesloten of de gewezen partner gebruik
                        maakt van het recht op uitruil, bedoeld in artikel 60, vierde lid».
                     
H
Artikel 79 komt te luiden:
Artikel 79. Plicht tot waarde aanwending
                           
1. De pensioenuitvoerder is verplicht om de waarde van de pensioenaanspraken of pensioenrechten
                                    van een deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of gepensioneerde aan te wenden
                                    naar aanleiding van de toepassing van de artikelen 60 tot en met 62 en 63b.
                                 
2. De pensioenuitvoerder brengt in het kader van de waardeoverdracht geen kosten in
                                    rekening bij de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of gepensioneerde.
                                 
I
In de artikelen 85, eerste lid, onderdeel a, 86, eerste lid, onderdeel d, 87, tweede
                        lid, onderdeel g, 88, onderdeel a en 89, onderdeel a, wordt «de tot verevening gerechtigde
                        echtgenoot, bedoeld in artikel 2 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding,»
                        vervangen door «de tot verevening gerechtigde echtgenoot».
                     
J
Na artikel 220b wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 220c. Overgangsrecht Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021
                           
1. Artikel 57, zoals dat luidt met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van
                                    de Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021, is van toepassing bij scheidingen vanaf
                                    dat tijdstip.
                                 
2. Ingeval van een scheiding voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet pensioenverdeling
                                    bij scheiding 2021 heeft de pensioenuitvoerder het recht om een aanspraak op bijzonder
                                    partnerpensioen van een gewezen partner te laten vervallen indien op basis van de
                                    opgebouwde aanspraak de uitkering van het partnerpensioen op jaarbasis op het tijdstip
                                    van de scheiding niet meer zou bedragen dan € 2,– per jaar. De pensioenuitvoerder
                                    die gebruik maakt van het recht, bedoeld in de eerste zin, informeert de gewezen partners
                                    hierover en neemt in het bestuursverslag informatie op over de totale waarde en de
                                    bestemming van de pensioenaanspraken die vervallen.
                                 
3. Artikel 60, vierde tot en met zevende lid, zoals dat luidt met ingang van het tijdstip
                                    van inwerkingtreding van de Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021, is van toepassing
                                    bij scheidingen vanaf dat tijdstip.
                                 
4. Indien een aanspraak op bijzonder partnerpensioen is ontstaan als gevolg van een
                                    scheiding voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet pensioenverdeling bij
                                    scheiding 2021 heeft de pensioenuitvoerder tot twee jaar na dat tijdstip het recht
                                    om een aanspraak op bijzonder partnerpensioen van een gewezen partner uit te ruilen
                                    in een aanspraak op ouderdomspensioen voor de gewezen partner indien op basis van
                                    de opgebouwde aanspraak de uitkering van het partnerpensioen op jaarbasis op 1 januari
                                    van het betreffende jaar minder bedraagt dan het op basis van artikel 66 bepaalde
                                    bedrag en de gewezen partner instemt met de uitruil. Artikel 60, achtste, negende
                                    en tiende lid, en artikel 79 zijn van overeenkomstige toepassing.
                                 
Artikel 12. Wijziging van de Wet verplichte beroepspensioenregeling
                  
De Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de definitie van afkoop wordt «de artikelen 66, zesde lid, 129 of 214a, tweede
                           lid» vervangen door «de artikelen 66, zesde lid, 129, 214a, tweede lid, of 214b, tweede
                           lid».
                        
2. In de definitie van bijzonder partnerpensioen wordt «artikel 68, eerste, tweede of
                           derde lid» vervangen door «artikel 68, eerste lid».
                        
3. In alfabetische volgorde worden de volgende begripsbepalingen ingevoegd:
– conversie:
conversie als bedoeld in artikel 4 van de Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021
                                    en artikel 5 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding;
                                 
– verevening:
verevening als bedoeld in artikel 5 van de Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021
                                    en artikel 2 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.
                                 
B
In artikel 4a, eerste lid, en artikel 7, eerste en tweede lid, wordt «214a» vervangen
                        door «214b».
                     
C
Artikel 68 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Indien de partnerrelatie van een deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde eindigt
                                    door scheiding, verkrijgt de gewezen partner van de deelnemer, gewezen deelnemer of
                                    gepensioneerde aanspraak op de helft van het tijdens de huwelijkse periode door de
                                    deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde opgebouwde en behouden partnerpensioen,
                                    tenzij conversie wordt toegepast. Onder de huwelijkse periode wordt verstaan: de periode
                                    tussen de huwelijkssluiting, de registratie van een geregistreerd partnerschap of
                                    de aanvang van een partnerschap in de zin van de pensioenregeling en het tijdstip
                                    van de scheiding.
                                 
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De aanspraak op partnerpensioen voor de gewezen partner wordt niet vastgesteld voor
                                    zover ten aanzien van het aan de gewezen partner toekomende partnerpensioen conversie
                                    is toegepast.
                                 
3. Het derde lid vervalt onder vernummering van het vierde tot en met zesde lid tot
                           het derde tot en met vijfde lid.
                        
4. In het derde lid (nieuw) wordt «Het eerste, tweede en derde lid» vervangen door «Het
                           eerste lid» en vervalt de tweede zin.
                        
5. In het vierde lid (nieuw) wordt «het eerste, tweede of derde lid» vervangen door
                           «het eerste lid».
                        
6. In het vijfde lid (nieuw) wordt «het eerste of tweede lid» vervangen door «het eerste
                           lid» en wordt «het eerste en tweede lid» vervangen door «het eerste lid».
                        
7. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. In afwijking van het eerste lid, verkrijgt de gewezen partner geen aanspraak op partnerpensioen,
                                    indien op basis van de opgebouwde aanspraak de uitkering van het partnerpensioen op
                                    jaarbasis op het tijdstip van de scheiding niet meer zal bedragen dan € 2,– per jaar
                                    en de pensioenuitvoerder dergelijke aanspraken niet vaststelt.
                                 
D
Artikel 71 komt te luiden:
Artikel 71. Overeenkomstige toepassing bij pensioenconversie
                           
Op een pensioenaanspraak die of een pensioenrecht dat een tot verdeling gerechtigde
                              echtgenoot of geregistreerde partner door conversie verwerft is deze wet van overeenkomstige
                              toepassing.
                           
E
Artikel 72 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt «hoger of eerder ingaand ouderdomspensioen» vervangen door
                           «uitruil partnerpensioen in ouderdomspensioen».
                        
2. Onder vernummering van het vierde tot en met elfde lid tot het achtste tot en met
                           vijftiende lid worden vier leden ingevoegd, luidende:
                        
4. De gewezen partner met een aanspraak op bijzonder partnerpensioen waarvan de uitkering
                                    op jaarbasis op het tijdstip van de scheiding of op 1 januari van het betreffende
                                    jaar na het jaar van de scheiding minder bedraagt dan het op basis van artikel 78,
                                    eerste lid, onderdeel a, bepaalde bedrag, heeft het recht om uiterlijk met ingang
                                    van de datum waarop het ouderdomspensioen ingaat of kan ingaan, in plaats van partnerpensioen
                                    te kiezen voor ouderdomspensioen.
                                 
5. De pensioenuitvoerder kan binnen zes maanden nadat een aanspraak op bijzonder partnerpensioen
                                    als bedoeld in het vierde lid is vastgesteld, de gewezen partner aanbieden dit bijzonder
                                    partnerpensioen uit te ruilen tegen ouderdomspensioen, tenzij de aanspraak op bijzonder
                                    partnerpensioen is vastgesteld op verzoek van de gewezen partner. Indien de gewezen
                                    partner niet binnen de door de pensioenuitvoerder gestelde termijn reageert op de
                                    geboden keuzemogelijkheid, gaat de pensioenuitvoerder over tot uitruil van het bijzonder
                                    partnerpensioen in ouderdomspensioen.
                                 
6. Een aanspraak op ouderdomspensioen als bedoeld in het vierde en vijfde lid wordt
                                    gelijkgesteld met een pensioenaanspraak die of een pensioenrecht dat een tot verdeling
                                    gerechtigde echtgenoot of geregistreerde partner door conversie verwerft.
                                 
7. Bij een scheiding na de ingang van het ouderdomspensioen ruilt de pensioenuitvoerder
                                    binnen een jaar na de scheiding de aanspraak op partnerpensioen die de gepensioneerde
                                    na de scheiding heeft behouden om in ouderdomspensioen voor de gepensioneerde.
                                 
3. In het achtste lid (nieuw) wordt «»bij gebruikmaking van het keuzerecht» vervangen
                           door «bij de uitruil».
                        
4. In het negende lid (nieuw) wordt «het ouderdomspensioen, bedoeld in het eerste lid,
                           dat wordt gekozen in plaats van het partnerpensioen, bedoeld in het eerste lid, ongeacht
                           de datum waarop de keuze wordt gemaakt» vervangen door «het ouderdomspensioen dat
                           wordt verkregen in plaats van het partnerpensioen, ongeacht de datum waarop het ouderdomspensioen
                           wordt verkregen».
                        
5. In het elfde lid (nieuw) wordt «Het vierde en vijfde lid zijn» vervangen door «Het
                           achtste en negende lid zijn».
                        
6. In het dertiende lid wordt «het zevende lid» vervangen door «het elfde lid» en wordt
                           «het vierde en vijfde lid» vervangen door «het achtste en negende lid».
                        
7. In het vijftiende lid wordt «het eerste tot en met vijfde lid» vervangen door «dit
                           artikel».
                        
F
In artikel 73, zesde lid, wordt «als bedoeld in artikel 2 van de Wet verevening pensioenrechten
                        bij scheiding» vervangen door «jegens het uitvoeringsorgaan als bedoeld in artikel
                        2 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding».
                     
G
Artikel 76, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b wordt «artikel 68, vijfde lid» vervangen door «artikel 68, vierde
                           lid».
                        
2. Onderdeel c komt te luiden:
c. conversie of verevening plaatsvindt;.
H
In artikel 80, eerste lid, wordt «tenzij dit recht op afkoop in de beroepspensioenregeling
                        en uitvoeringsovereenkomst is beperkt of uitgesloten» vervangen door «tenzij dit recht
                        op afkoop in de beroepspensioenregeling en uitvoeringsovereenkomst is beperkt of uitgesloten
                        of de gewezen partner gebruik maakt van het recht op uitruil, bedoeld in artikel 72,
                        vierde lid».
                     
I
Artikel 87 komt te luiden:
Artikel 87. Plicht tot waarde aanwending
                           
1. De pensioenuitvoerder is verplicht om de waarde van de pensioenaanspraken of pensioenrechten
                                    van een deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of gepensioneerde aan te wenden
                                    naar aanleiding van de toepassing van de artikelen 72 tot en met 74 en 75b.
                                 
2. De pensioenuitvoerder brengt in het kader van de waardeoverdracht geen kosten in
                                    rekening bij de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of gepensioneerde.
                                 
J
In de artikelen 93, eerste lid, onderdeel a, 94, eerste lid, onderdeel d, 95, tweede
                        lid, onderdeel g, 96, onderdeel a en 97, onderdeel a, wordt «de tot verevening gerechtigde
                        echtgenoot, bedoeld in artikel 2 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding,»
                        vervangen door «de tot verevening gerechtigde echtgenoot».
                     
K
Na artikel 214a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 214b. Overgangsrecht Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021
                           
1. Artikel 68, zoals dat luidt met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van
                                    de Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021, is van toepassing bij scheidingen vanaf
                                    dat tijdstip.
                                 
2. Ingeval van een scheiding voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet pensioenverdeling
                                    bij scheiding 2021 heeft de pensioenuitvoerder het recht om een aanspraak op bijzonder
                                    partnerpensioen van een gewezen partner te laten vervallen indien op basis van de
                                    opgebouwde aanspraak de uitkering van het partnerpensioen op jaarbasis op het tijdstip
                                    van de scheiding niet meer zou bedragen dan € 2,– per jaar. De pensioenuitvoerder
                                    die gebruik maakt van het recht, bedoeld in de eerste zin, informeert de gewezen partners
                                    hierover en neemt in het bestuursverslag informatie op over de totale waarde en de
                                    bestemming van de pensioenaanspraken die vervallen.
                                 
3. Artikel 72, vierde tot en met zevende lid, zoals dat luidt met ingang van het tijdstip
                                    van inwerkingtreding van de Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021, is van toepassing
                                    bij scheidingen vanaf dat tijdstip.
                                 
4. Indien een aanspraak op bijzonder partnerpensioen is ontstaan als gevolg van een
                                    scheiding voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet pensioenverdeling bij
                                    scheiding 2021 heeft de pensioenuitvoerder tot twee jaar na dat tijdstip het recht
                                    om een aanspraak op bijzonder partnerpensioen van een gewezen partner uit te ruilen
                                    in een aanspraak op ouderdomspensioen voor de gewezen partner indien op basis van
                                    de opgebouwde aanspraak de uitkering van het partnerpensioen op jaarbasis op 1 januari
                                    van het betreffende jaar minder bedraagt dan het op basis van artikel 78 bepaalde
                                    bedrag en de gewezen partner instemt met de uitruil. Artikel 72, achtste, negende
                                    en tiende lid, en artikel 87 zijn van overeenkomstige toepassing.
                                 
Artikel 13
                  
Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 94, tweede lid, onderdeel b, wordt «Wet verevening pensioenrechten bij
                        scheiding (Stb. 1994, 342)» vervangen door «Wet verevening pensioenrechten bij scheiding of de Wet pensioenverdeling
                        bij scheiding 2021».
                     
B
In artikel 155 wordt «Wet verevening pensioenrechten bij scheiding recht op pensioenverevening»
                        vervangen door «Wet verevening pensioenrechten bij scheiding of de Wet pensioenverdeling
                        bij scheiding 2021 recht op pensioenverdeling».
                     
Artikel 14
                  
Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 51 wordt «behoudens artikel 1 lid 7 van de Wet verevening pensioenrechten
                        bij scheiding» vervangen door «behoudens artikel 1, lid 7, van de Wet verevening pensioenrechten
                        bij scheiding of artikel 2, lid 2, van de Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021».
                     
B
In artikel 85 wordt «behoudens het bepaalde in artikel 1 lid 7 van de Wet verevening
                        pensioenrechten bij scheiding» vervangen door «behoudens artikel 1, lid 7, van de
                        Wet verevening pensioenrechten bij scheiding of artikel 2, lid 2, van de Wet pensioenverdeling
                        bij scheiding 2021».
                     
Artikel 15
                  
In artikel 10 van Bijlage 2 van de Algemene wet bestuursrecht wordt in alfabetische
                     volgorde ingevoegd «Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021».
                  
Artikel 16
                  
In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt artikel 3.135 als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid wordt «scheiding van tafel en bed of echtscheiding» vervangen door
                        «scheiding van tafel en bed, echtscheiding of beëindiging van samenleving». Voorts
                        wordt «echtgenoot of gewezen echtgenoot» telkens vervangen door «partner of gewezen
                        partner».
                     
2. In het zevende lid wordt «artikel 57, vijfde lid, van de Pensioenwet of artikel 68,
                        vijfde lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling» vervangen door «artikel
                        57, vierde lid, van de Pensioenwet of artikel 68, vierde lid, van de Wet verplichte
                        beroepspensioenregeling».
                     
Artikel 17
                  
De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 18d wordt, onder vernummering van het zesde lid tot zevende lid, een lid
                        ingevoegd, luidende:
                     
6. In afwijking van het eerste lid, onderdeel d, is in geval van een scheiding als bedoeld
                                    in artikel 1 van de Pensioenwet of artikel 1, eerste lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling
                                    na de ingangsdatum van het pensioen ruil van het partnerpensioen tegen ouderdomspensioen
                                    mogelijk, mits de ruil uiterlijk een jaar na de scheiding plaatsvindt op basis van
                                    algemeen aanvaarde actuariële grondslagen.
                                 
B
Artikel 19b wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt «echtgenoot of gewezen echtgenoot onderscheidenlijk zijn partner
                           of gewezen partner» telkens vervangen door «partner of gewezen partner».
                        
2. In het vijfde lid wordt «artikel 57, vijfde lid, van de Pensioenwet» vervangen door
                           «artikel 57, vierde lid, van de Pensioenwet of artikel 68, vierde lid, van de Wet
                           verplichte beroepspensioenregeling».
                        
HOOFDSTUK 4. OVERGANGSRECHT EN SLOTBEPALINGEN
                  
Artikel 18. Overgangsrecht
                     
Deze wet is niet van toepassing op een scheiding die heeft plaatsgevonden voor het
                        tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.
                     
Artikel 19
                     
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Artikel 20
                     
Deze wet wordt aangehaald als: Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
                        autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
                        de hand zullen houden.
                     
Gegeven
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
De Minister voor Rechtsbescherming,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
