Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 245 Wijziging van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme en de Wet toezicht trustkantoren 2018 in verband met de implementatie van richtlijn (EU) 2018/843 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/138/EG en 2013/36/EU (PbEU 2018, L 156) (Implementatiewet wijziging vierde anti-witwasrichtlijn)
Nr. 5 VERSLAG
Vastgesteld 22 augustus 2019
De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand
wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende
zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel
van wet voldoende voorbereid.
De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Anne Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Freriks
Inhoudsopgave
Blz.
INLEIDING
3
ALGEMEEN
3
1.
Inleiding
4
2.
Inhoud richtlijn
4
2.1.
Virtuele valuta
4
2.1.1.
Reikwijdte aanbieders
4
2.1.2.
Registratie en toetsing beleidsbepalers
5
2.1.3.
Cliëntenonderzoek en melden van ongebruikelijke transacties
5
2.2.
Voorzien in solide waarborgen voor financiële stromen uit derde landen met een hoog
risico
5
2.3.
Bevorderen van uitwisseling van informatie
6
2.4.
Beperken van de risico’s van anonieme vooraf betaalde instrumenten
6
2.5.
De bevoegdheden van en samenwerking tussen FIU’s bevorderen
7
3.
Hoofdpunten wetsvoorstel
7
3.1.
Uitbreiding reikwijdte
7
3.2.
Het aanpakken van de risico’s m.b.t. witwassen en terrorismefinanciering met virtuele
valuta
7
3.2.1.
Poortwachterfunctie
8
3.2.2.
Registratieplicht
8
3.2.3.
Uitvoering en toezicht
8
3.2.4.
Uitvoering bestuurderstoetsing
9
3.2.5.
Inzichtelijke formele en feitelijke zeggenschapsstructuur
9
3.2.6.
Beheerste en integere bedrijfsvoering
9
3.3.
Derde-hoogrisicolanden
9
3.4.
Uitwisseling van informatie tussen autoriteiten
9
3.5.
Anonieme, vooraf betaalde betaalinstrumenten
10
4.
Financiële gevolgen en regeldruk van het wetsvoorstel
10
4.1.
Gevolgen voor het bedrijfsleven
10
4.1.1.
Nieuwe instellingen binnen de reikwijdte van de Wwft
11
4.1.2.
Risicomanagement voor nieuwe instellingen
11
4.1.3.
Betrouwbaarheid en geschiktheid voor nieuwe instellingen
11
4.1.4.
Aanvullende maatregelen van verscherpt cliëntenonderzoek ten aanzien derde landen
met een hoger risico op witwassen of terrorismefinanciering
11
4.2.
Gevolgen voor de toezichthoudende autoriteiten
11
4.3.
Gevolgen voor de FIU-Nederland
11
4.4.
Adviescollege Toetsing en Regeldruk
12
5.
Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid
12
6.
Verwerking persoonsgegevens
12
6.1.
Persoonsgegevens in het kader van het cliëntenonderzoek
12
6.2.
Uitbreiding reikwijdte
12
6.3.
Informatie-uitwisseling tussen autoriteiten
12
6.4.
Advies Autoriteit Persoonsgegevens
12
7.
Consultatie
13
7.1.
Algemeen
14
7.2.
Technische onvolkomenheden
14
7.3.
Vergunningstelsel voor aanbieders van diensten met virtuele valuta in de Wwft
14
7.4.
Uitvoering van Wwft-verplichtingen door aanbieders van diensten met virtuele valuta
14
7.5.
De aanbieder die zich richt op de Nederlandse markt
14
7.6.
Bewijs van inschrijving in het UBO-register
15
7.7.
Regels met betrekking tot anoniem elektronisch geld
15
7.8.
Derde hoogrisicolanden
15
7.9.
Toezicht op aanbieders van omwisseldiensten en bewaarportemonnees
15
7.10.
Overgangsrecht voor huidige aanbieders van omwisseldiensten en bewaarportemonnees
15
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
15
BIJLAGE – transponeringstabel
16
OVERIG
16
INLEIDING
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende
wetsvoorstel. De leden juichen aanvullende maatregelen om witwassen te bestrijden
van harte toe. De snelle opkomst van virtuele valuta’s maakt het noodzakelijk en onvermijdelijk
dat regelgeving ter bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering ook gaat gelden
voor deze betaalmiddelen. Zij hebben hierover een aantal vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavig
wetsvoorstel. Deze leden achten de aanpak van witwassen en financiering van terrorisme
als één van de speerpunten van internationale samenwerking. De leden van de CDA-fractie
constateren wel een snelle opeenvolging van wijzigingen aan de regels en zijn dan
ook benieuwd wanneer de volgende wijziging van de anti-witwasrichtlijn te verwachten
valt. Verder hebben zij nog andere vragen over de implementatiewet.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de implementatiewet wijziging
vierde anti-witwasrichtlijn. Zij hebben hierover nadere vragen.
De leden van de fractie van GroenLinks hebben kennis genomen van het wetsvoorstel.
Zij hebben daarbij nog enkele vragen.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel.
ALGEMEEN
De leden van de SP-fractie vragen de regering of middels deze wetswijziging dan de
problemen rondom witwassen aangepakt zijn. Zij vragen de regering of deze wet ook
helpt bij het dichten van andere lekken zoals belastingontwijking en -ontduiking aangezien
deze vormen van wangedrag mogelijk meer onze samenleving ondermijnen dan criminaliteit
of terrorisme.
De leden van de SP-fractie constateren dat een aanzienlijk deel van de voorliggende
wet zich richt op het reguleren van aanbieders van digitale diensten. Zij vragen de
regering waarom hier een speerpunt van is gemaakt wanneer de grote witwasschandalen
keer op keer plaatsvinden bij de banken. Daarbij vragen zij ook of deze implementatie
van richtlijn (EU) 2018/843 ook de vele schendingen van de wet door de banken zullen
aanpakken, of dat het verbieden van het 500-eurobiljet dusdanig effectief zal zijn
geweest dat verdere maatregelen eigenlijk niet nodig zijn.
De leden van de SP-fractie lezen dat een van de aanleidingen voor het creëren van
deze wetgeving de «toenemende verwevenheid van georganiseerde misdaad en terrorisme»
is. Zij vragen de regering waar deze toename uit blijkt en in hoeverre deze groepen
verweven zijn. Zij vragen daarbij ook naar de omvang van dit fenomeen. Verder vragen
zij hoe vaak munten zoals de Bitcoin gebruikt zijn voor het financieren van criminaliteit
en terrorisme. Ook vragen zij de regering hoe vaak belastingontwijking gelieerd is
en is geweest aan criminaliteit en terrorisme. Daarbij vragen zij ook hoe vaak belastingontwijking
verbanden heeft gehad met andere vormen van criminaliteit en terrorisme.
De leden van de SP-fractie constateren dat voor aanvullende maatregelen waar de richtlijn
mogelijkheid toe biedt niet is gekozen. Zij vragen de regering waarom hiervan is afgezien,
voor elk van deze maatregelen apart.
1. Inleiding
–
2. Inhoud richtlijn
Het valt de leden van de D66-fractie op dat de waarde van anonimiteit en het belang
van privacy bij het doen van betalingen onvermeld blijft in deze paragraaf, en dat
louter de schaduwzijdes daarvan worden belicht. Dit is des te opmerkelijker gezien
de toonzetting van het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens. Deelt de regering
de mening dat deze belangen bij onderhavig wetsvoorstel wel degelijk spelen en in
ieder geval in de afweging omtrent de aanpak van witwassen en terrorisme-financiering
dienen te worden meegewogen. Zo ja, welke andere mogelijkheden heeft de regering overwogen
om te voorzien in de behoefte aan – danwel het recht op.? – anonimiteit waar door
cryptovaluta in wordt voorzien, zeker nu het gebruik (en de acceptatie) van contant
geld in de samenleving terugloopt. Wat is de reactie van de regering op pleidooien
voor de invoering van digitaal contant geld om hieraan tegemoet te komen?
2.1. Virtuele valuta
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering inzicht heeft in het huidige misbruik
van virtuele valuta. Bestaan er onderzoeken naar of schattingen van de hoeveelheid
geld die wordt witgewassen?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de reikwijdte van de anti-witwasrichtlijn wordt
vergroot zodat nu ook virtuele valuta eronder komen te vallen. Het risico ontstaat
met name doordat virtuele valuta gepaard gaan met een hoge mate van anonimiteit en
het mogelijk maken om anoniem transacties uit te voeren. De leden van de CDA-fractie
vragen de regering in te gaan op de gevolgen voor aanbieders van de grootste virtuele
valuta (Bitcoin en Ethereum) en de bezitters van deze valuta. Hoeveel zullen particuliere
bezitters merken van de implementatiewet zo vragen de leden van de CDA-fractie.
2.1.1. Reikwijdte aanbieders
De leden van de VVD-fractie benadrukken dat veel aanbieders van cryptovaluta zich
buiten de directe reikwijdte van de Nederlandse overheid bevinden. Hoe wordt naleving
van deze wetgeving dan geborgd en afgedwongen?
De leden van de D66-fractie lezen dat de implementatiewet nieuwe verplichtingen introduceert
voor custodian wallet providers, maar niet voor zogenaamde non-custodian wallet providers.
In hoeverre kunnen non-custodian wallet providers dezelfde diensten aanbieden als
custodian wallet providers? Verwacht de regering een verschuiving van de eerste naar
de tweede groep aanbieders? Hoe groot acht de regering het risico dat juist malafide
klanten zullen verschuiven naar de non-custodian wallet providers, aangezien de nieuwe
verplichtingen voor hen niet gelden? In hoeverre acht de regering dit dan een effectieve
maatregel? Kan de regering een overzicht verschaffen van de thans actieve custodian
wallet-aanbieders die onder de voorgestelde plicht zouden vallen?
2.1.2. Registratie en toetsing beleidsbepalers
De leden van de VVD-fractie vragen om hoeveel personen dit naar verwachting gaat.
2.1.3. Cliëntenonderzoek en melden van ongebruikelijke transacties
De leden van de VVD-fractie begrijpen de noodzaak van cliëntenonderzoek, maar constateren
dat de huidige aanbieders daarvoor nog lang niet zijn toegerust. Hoe stelt de regering
zich deze transitie voor? Krijgt de toezichthouder een begeleidende rol in dat proces?
Hoe wordt de balans tussen innovatie en regelgeving bewaakt?
De leden van de VVD-fractie vragen naar de ratio achter het bedrag van 15.000 euro
in het kader van het cliëntenonderzoek. Is dit bedrag niet te hoog?
De leden van de D66-fractie lezen dat er gekozen wordt voor een risicogebaseerde benadering
ten aanzien van het verscherpt cliëntonderzoek. Kan de regering aangeven in hoeverre
een dergelijke risicogebaseerde benadering ertoe kan leiden dat bedrijven uit voorzorg
meer gegevens zullen verzamelen dan strikt noodzakelijk? Kan de regering aangeven
hoe zij dit beoordelen in het licht van het evenredigheidsbeginsel zoals gedefinieerd
in het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie? Voorziet de regering een
evaluatie van deze bepaling, om te bezien hoe prudent aanbieders omgaan met risicogebaseerd
cliëntonderzoek? Kan de regering tevens toelichten op welke wijze nieuwe voornemens
van het kabinet rondom het verbieden van contant geldtransacties boven een bepaald
bedrag zich verhouden tot het voorgestelde regime rondom de verplichting tot het verrichten
van cliëntonderzoek?
2.2. Voorzien in solide waarborgen voor financiële stromen uit derde landen met een
hoog risico
De leden van de D66-fractie lezen dat de regering geen gebruik maakt van de lidstaatoptie
om aanvullende maatregelen te treffen ten aanzien van financiële stromen uit hoogrisicolanden.
Zij vragen de regering wat de omvang is van deze financiële stromen en waarom de regering
afziet van aanvullende maatregelen. Heeft de regering in beeld welke lidstaten wel
gebruik maken van deze lidstaatoptie en welke «extra maatregelen» zij treffen? Hoe
waardeert de regering het risico dat, juist doordat Nederland hiervan afziet, er een
toename zal zijn van financiële stromen uit hoogrisicolanden door Nederland? Van welke
hoogrisicolanden heeft de regering de afgelopen jaren verzoeken gekregen omtrent de
implementatie van deze richtlijn danwel de samenstelling van de Europese lijst van
landen? En kan de regering toelichten wat precies de procedure is voor het opstellen
van deze lijst als het gaat om het toevoegen en afvoeren van landen, en op welke wijze
het Europees danwel Nederlands parlement hierbij betrokken wordt? Welke rol is hierbij
weggelegd voor de (Raad Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ-Raad) en welke voor de
Raad Economische en Financiële Zaken (Ecofin-raad)?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering waarom er vooralsnog niet
is gekozen om gebruik te maken van de lidstaatoptie om aanvullende maatregelen te
treffen ten aanzien van financiële stromen vanuit hoogrisicolanden.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering om een actuele stand van
zaken omtrent de lijst met hoogrisicolanden.
De leden van de SP-fractie merken de extra aandacht voor hoogrisicolanden op. Zij
vragen de regering welke landen als zodanig zijn aangeduid. Zij vragen wie dit bepaalt
en op basis van welke factoren dat gedaan wordt. Zij vragen de regering daarbij ook
of Nederland op deze lijst zal komen aangezien dit land de spil vormt in een netwerk
van belastingontwijking dat wereldwijd overheden in hun taken ondermijnt.
2.3 Bevorderen van uitwisseling van informatie
De regering balanceert tussen beroepsgeheim en uitwisseling van informatie, zo begrijpen
de leden van de VVD-fractie. Is de informatie die wordt uitgewisseld met andere lidstaten
gebonden aan dezelfde toezichtvertrouwelijkheid? Welke instantie is hiervoor de toezichthouder?
De leden van de D66-fractie lezen dat verdere uitwisseling van vertrouwelijke informatie
tussen autoriteiten mogelijk wordt gemaakt. Waarom maakt Nederland geen gebruik van
de lidstaatoptie ten aanzien van een samenwerkingsovereenkomst tussen toezichtautoriteiten?
De leden van de SP-fractie vragen waarom er een verschil is tussen de Wet op het financieel
toezicht (Wft) en de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme
(Wwft) als er informatie wordt uitgewisseld met instellingen als de Belastingdienst,
het Openbaar Ministerie (OM) en de politie. Klopt het dat De Nederlandsche Bank (DNB)
geen informatie mag uitwisselen als het gaat om informatie die valt onder Wwft? Waarom
geldt bij de Wwft wel een beroepsgeheim en bij de Wft niet? De leden van de SP-fractie
zouden graag zien dat het verschil in kunnen uitwisselen ongedaan wordt gemaakt en
op zo’n wijze dat verschillende instellingen wel gegevens kunnen uitwisselen teneinde
witwassen, terrorismefinanciering en belastingontwijking op te sporen. Zij vragen
een heldere toezegging van de regering.
2.4 Beperken van de risico’s van anonieme vooraf betaalde instrumenten
De leden van de VVD-fractie vragen waarop de verwachting is gebaseerd dat deze maatregelen
witwassen via anonieme prepaidkaarten voldoende reduceren.
De leden van de CDA-fractie lezen dat anonieme prepaidkaarten gemakkelijk gebruikt
kunnen worden voor terrorismefinanciering en dat de richtlijn hierom beperkingen stelt
aan het gebruik van anonieme prepaidkaarten. De leden van de CDA-fractie lezen dat
de regering verder geen gebruikt maakt van de lidstaatopties om het gebruik van anonieme
prepaidkaarten verder aan banden te leggen. Deze leden achten dit onverstandig en
vragen de regering om te kijken naar de mogelijkheid om anonieme prepaidkaarten geheel
te verbieden in Nederland. Daarbij vragen zij de regering of zij kan bevestigen dat
anonieme prepaidkaarten ook gebruikt worden bij ondermijnende criminaliteit. Ook lezen
de leden van de CDA-fractie dat de regering anonieme prepaidkaarten in sommige gevallen
als onmisbaar ziet, zoals in het geval van personen die in de procedure zitten voor
het verkrijgen van een wettige verblijfstatus. De leden van de CDA-fractie vragen
de regering waarom er in dergelijke gevallen een anonieme prepaidkaart nodig is. Kan
er niet ook worden volstaan met een prepaidkaart die op naam wordt afgegeven? Ook
vragen deze leden hoe dit geregeld is in ons omringende landen, bijvoorbeeld in Duitsland.
Kennen deze landen nog anonieme prepaidkaarten?
De leden van de SP-fractie vragen welke landen wel overgaan tot een totaalverbod op
prepaidkaarten en wat de argumenten zijn van die landen. Kan de regering een overzicht
geven?
2.5 De bevoegdheden van en samenwerking tussen FIU’s bevorderen
De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering hoe zij aankijkt tegen de
verhouding ongebruikelijke transacties en het aantal transacties dat daadwerkelijk
verdacht wordt verklaard. Is dit in balans?
3. Hoofdpunten wetsvoorstel
De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat er met dit wetsvoorstel nieuwe
mogelijkheden worden toegevoegd tot het uitwisselen van informatie. In hoeverre leidt
dit er toe dat private partijen (zoals banken) meer informatie kunnen krijgen over
burgers?
3.1. Uitbreiding reikwijdte
De wijziging in de anti-witwasrichtlijn zorgt er onder meer voor dat handelaren in
kunstvoorwerpen onder de Wwft worden gebracht indien er sprake is van een transactie
van meer dan 10.000 euro, ongeacht of dit in contanten of giraal gebeurt, zo lezen
de leden van de CDA-fractie. Deze leden vragen de regering wanneer zij het in het
plan van aanpak witwassen aangekondigde verbod op contant geld vanaf 3.000 euro kunnen
verwachten? Zijn de maatregelen in deze implementatiewet bij het verschijnen van dat
verbod nog wel actueel, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Is het mogelijk om
het verbod mee te nemen in deze implementatiewet, zo nee waarom niet?
3.2. Het aanpakken van de risico’s m.b.t. witwassen en terrorismefinanciering met
virtuele valuta
De leden van de fractie van GroenLinks begrijpen de gevoeligheid van dergelijke informatie,
maar zouden toch graag meer willen horen over de risico’s van terrorismefinanciering.
Hoe groot is deze dreiging? Hoe vaak blijken verdachte transacties daadwerkelijk te
gaan om terroristen? Hoe verhouden de risico’s met betrekking tot witwassen en terrorismefinanciering
zich tot elkaar?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering om uitgebreider te beschrijven
wat het verband is tussen de gegevens die moeten worden opgeslagen en de reële dreiging
van de openbare veiligheid.
De leden van de SP-fractie constateren dat de regering grenzen gaat stellen voor virtuele
betalingen en meldingsplicht bij de Financial Intelligence Unit (FIU). Zij constateren
dat er voor contante betalingen andere grenzen komen te liggen. Zij vragen de regering
helder op een rij te zetten welke grenzen er nu precies gelden bij verschillende poortwachters
waarbij zij een betaling moeten melden bij de FIU. Is het wenselijk dat er verschillende
grenzen zijn, komt dit het overzicht van poortwachters en toezichthouders ten goede?
Zij vragen een uitgebreide reactie van de regering.
3.2.1. Poortwachterfunctie
De leden van de VVD-fractie vragen naar de effectiviteit van de poortwachtersfunctie.
Rapporteren alle groepen met een poortwachtersfunctie voldoende en een hoeveelheid
die verwacht kan worden of blijven sommige groepen achter? Indien dit laatste, welke
maatregelen worden hiertegen genomen? Kunnen cijfers voor de laatste jaren gegeven
worden?
De leden van de SP-fractie vragen de regering of zij het haalbaar achten dat private
partijen de poortwachtersfunctie uitvoeren. Waarom is er gekozen voor de huidige invulling
van de poortwachtersfunctie? Verwacht de regering dat deze effectief uitgevoerd kan
en zal worden door alle bedrijven wanneer zelfs de grootste banken haar poortwachtersfunctie
steeds schenden en nog steeds niet voldoen aan wetgeving? Ziet de regering het gevaar
voor diversiteit en toetreding in de markt wat kan leiden tot monopolyvorming? Deze
leden vragen de regering of deze poortwachtersfunctie niet meer in publiek beheer
moet worden gebracht.
3.2.2. Registratieplicht
De leden van de D66-fractie begrijpen dat mede op advies van de Raad van State (RvS)
wordt afgezien van een vergunningplicht. In plaats daarvan wordt gekozen voor een
registratieplicht, waarbij DNB de registratie kan intrekken. Kan de regering aangeven
in hoeverre dit verschilt van de eerdere vergunningplicht?
De leden van de SP-fractie constateren dat de regering het wetsvoorstel heeft aangepast
naar aanleiding van kritiek door de RvS. Zij zien hierbij dat deze aanpassingen weinig
recht doen aan de opmerkingen van de RvS. Zij vragen de regering of via de huidige
invulling van de registratieplicht genoeg risico’s zijn weggenomen. Zij vragen de
regering of zij in een aparte wet of een wijziging van de Wft toch een vergunningplicht
zullen invoeren. Bovendien vragen zij of het niet tijd is voor een vergunningplicht
voor alle nieuwe financiële producten daar dit enorme schandalen zoals het derivatendrama
zou hebben voorkomen.
3.2.3. Uitvoering en toezicht
De leden van de D66-fractie vragen omtrent de uitvoeringspraktijk specifiek in te
gaan op het probleem dat het vaak om internationaal en per definitie op internet opererende
partijen zal gaan. De criteria van het Europees Hof van Justitie lijken vooralsnog
niet erg eenduidig over de vraag wanneer exact het Nederlands recht van toepassing
zal zijn op een specifieke gebruiker. Kan de regering nader uiteenzetten waar zij
het vertrouwen omtrent de handhaafbaarheid van voorgesteld verbod op baseert? Overigens
vragen zij zich af over welke licenties deze aanbieders thans dienen te beschikken?
Welke acties zullen worden ondernomen om te voorkomen dat hierbij sprake zal zijn
van «regulatory arbitrage» door deze aanbieders, niettegenstaande wat de RvS hierover
opmerkt in haar advies onder 2c?
De leden van de SP-fractie erkennen dat het goed is dat er meer toezicht komt, zeker
ook actiever toezicht dan enkel prudentieel. Toch vragen deze leden zich af hoe deze
wet zich verhoudt tot allerhande discussies, zeker ook op Europees niveau, waarbij
het toezicht op witwassen meer Europees belegd zou gaan moeten. Bestaat de kans, zo
vragen deze leden, dat er nu veel inspanning en investering wordt geleverd om toezicht
op te bouwen en uit te breiden, terwijl de taak straks bij een Europees agentschap
of de ECB belegd zal worden. Hoe kijkt de regering hier tegenaan?
3.2.4. Uitvoering bestuurderstoetsing
–
3.2.5. Inzichtelijke formele en feitelijke zeggenschapsstructuur
–
3.2.6. Beheerste en integere bedrijfsvoering
–
3.3. Derde-hoogrisicolanden
De leden van de VVD-fractie vragen aandacht voor de bancaire dienstverlening aan Nederlandse
expats. Hoe wordt voorkomen dat Nederlandse expats bankdiensten worden geweigerd omdat
zij, doorgaans tijdelijk, in een hoogrisicoland verblijven?
De leden van de VVD-fractie vragen of de lijst met risicolanden gegeven kan worden.
Deze leden vragen of de regering deze lijst ook als basis gebruikt voor het streven
om geldstromen uit onvrije landen openbaar te maken en tegen te gaan. Zo ja; hoe?
Zo nee; waarom niet?
De leden van de CDA-fractie vragen naar het, op dit moment, vrijwillige karakter van
de «illustratieve» lijst van tegenmaatregelen die in de Wwft wordt opgenomen. De leden
van de CDA-fractie vragen naar de mogelijke nadelen of nadelige effecten van het verplicht
stellen van deze tegenmaatregelen. Is de regering van plan alle tegenmaatregelen in
de toekomst verplicht te stellen, zo vragen de leden van de CDA-fractie.
De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe de lijst voor hoogrisicolanden wordt
vastgesteld en of het mogelijk is dat er voor witwassen en belastingontduiking verschillende
landenlijsten ontstaan. Zij vragen de regering of zij dit wenselijk vindt.
3.4 Uitwisseling van informatie tussen autoriteiten
De leden van de VVD-fractie vinden een goede uitwisseling van informatie tussen overheidsinstanties
van groot belang. De hier getroffen maatregelen doen echter niets voor de beoogde
uitwisseling van informatie tussen financiële instellingen. Deze leden roepen in herinnering
dat de regering, bij monde van de Ministers van Financiën en Justitie & Veiligheid,
in de media hebben betoogd dat banken in de gelegenheid moeten zijn elkaar te informeren
over de weigering of exit van klanten. Hoe en wanneer gaat de regering dat mogelijk
maken?
De leden van de CDA-fractie constateren dat de wijziging van de vierde anti-witwasrichtlijn
veel barrières wegneemt ten aanzien van het mogen uitwisselen van informatie tussen
toezichthouders. Met de Wft en de Wwft is er een ingewikkeld web ontstaan ten aanzien
van de grondslag op basis waarvan informatie mag worden uitgewisseld. De leden van
de CDA-fractie vragen of er met deze implementatiewetgeving meer duidelijkheid zal
komen over welke informatie er gedeeld mag worden en op welke basis? In hoeverre worden
toezichthouders hierover geïnformeerd en bijgepraat over deze ontwikkelingen?
De leden van de D66-fractie lezen dat er meer uitwisseling van informatie mogelijk
wordt. Het wordt mogelijk om vertrouwelijk informatie die op grond van de Wwft is
verkregen te delen met alle partijen binnen het Financieel Expertise Centrum. Kan
de regering per autoriteit aangeven welke wijziging in toegang tot informatie dit
voor de autoriteit betekent en waarom dit noodzakelijk en evenredig is in verhouding
tot het beoogde doel van de implementatiewet? De aan het woord zijnde leden lezen
voorts dat informatieuitwisseling mogelijk wordt tussen integriteittoezichthouders
en Europese en nationale parlementaire onderzoekscommissies en de Algemene Rekenkamer.
Om welke informatie gaat het dan precies? Valt hieronder ook vertrouwelijke informatie?
De leden van de SP-fractie vragen de regering wie uiteindelijk toezicht zal houden
op de naleving van deze wetgeving. Zij vragen daarbij of deze toezichthouder hier
genoeg capaciteit en kennis voor in huis heeft. Daarbij lezen zij dat de «samenwerkingsmogelijkheden
worden uitgebreid». Deze leden vragen de regering of dit niet al mogelijk was en zo
nee waarom niet. Zij vragen de regering hoe het delen van informatie tussen toezichthoudende
specifiek verschilt tussen de Wft en de Wwft. Daarbij vragen zij ook waarom het tot
een Europese richtlijn moest duren voordat deze samenwerkingsmogelijkheid werd ingericht.
Zij vragen de regering hoe de positie van het Openbaar Ministerie, Politie, FIU en
andere opsporingsautoriteiten was en hoe deze zal veranderen. Zij vragen de regering
om een overzicht van toezichthoudende autoriteiten in de financiële sector die nu
niet voldoende met elkaar kunnen samenwerken om hun taak effectief en efficiënt uit
te oefenen.
3.5. Anonieme, vooraf betaalde betaalinstrumenten
De leden van de D66-fractie lezen dat voor online betalingen met elektronisch geld
en voor terugbetaling in contanten danwel opname in contanten een cliëntonderzoek
moet plaatsvinden wanneer het bedrag meer dan 50 euro bedraagt. Waarop is deze grens
van 50 euro gebaseerd? Om hoeveel transacties zal het naar verwachting gaan?
De leden van de SP-fractie ragen de regering naar de redenatie en bewijs voor de overtuiging
dat vooraf betaalde betaalinstrumenten gemakkelijk kunnen worden gebruikt voor terrorismefinanciering.
Zij vragen welke betaalinstrumenten dit dan specifiek betreft. Daarbij vragen zij
ook hoe vaak dit al voor is gekomen. Zij vragen waarom prepaidkaarten niet volledig
afgeschaft worden en welke nadelen hieraan kleven.
4. Financiële gevolgen en regeldruk van het wetsvoorstel
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of de regering een inschatting kan maken
van de kosten die toezichthouders (en FIU-Nederland) moeten maken als gevolg van dit
wetsvoorstel, en of deze op grond van de Wet bekostiging financieel toezicht leiden
tot extra kosten voor aanbieders?
De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe zij precies is gekomen tot de kosten
per organisatie. Zij vragen haar om een reactie op de berekeningen uit de sector zelf
die aangeven dat zowel de eenmalige nalevingskosten als wel de doorlopende nalevingskosten
vele malen hoger zullen liggen. Zij vragen de regering of deze verwacht dat gezien
de kosten de private sector daadwerkelijk in staat is en genoeg geprikkeld is om hun
poortwachtersfunctie goed uit te voeren.
4.1. Gevolgen voor het bedrijfsleven
De leden van de D66-fractie lezen dat de regering vooraf geen inschatting kan maken
voor het aantal transacties in kunstvoorwerpen dat onder de reikwijdte van de wet
komt te vallen. Is er een evaluatie voorzien om te bezien of de toegenomen regeldruk
in verhouding staat tot het doel van tegengaan van witwassen en terrorismefinanciering?
Voorts lezen de aan het woord zijnde leden dat de kosten voor aanbieders van bewaarportemonnees
en van omwisseldiensten naar inschatting van de regering eenmalige 129.600 euro en
doorlopend 58.500 euro bedragen. De aanbieders van deze diensten maken zelf een veel
hogere inschatting van de te maken kosten. Hoe waardeert de regering het verschil
tussen deze kostenschattingen? Wanneer de kosten zo hoog uitvallen als Bitonic aangeeft
in de consultatie, acht de regering de toegenomen kosten dan nog steeds evenredig
aan het beoogde doel en doelmatig om dit doel te bereiken?
De leden van de SP-fractie vragen de regering in hoeverre deze digitale financiële
activiteiten zich zullen verplaatsen weg uit Nederland.
4.1.1. Nieuwe instellingen binnen de reikwijdte van de Wwft
–
4.1.2. Risicomanagement voor nieuwe instellingen
–
4.1.3. Betrouwbaarheid en geschiktheid voor nieuwe instellingen
-
4.1.4. Aanvullende maatregelen van verscherpt cliëntenonderzoek ten aanzien derde
landen met een hoger risico op witwassen of terrorismefinanciering
-
4.2. Gevolgen voor de toezichthoudende autoriteiten
De leden van de SP-fractie vragen de regering of de toezichthoudende autoriteiten
niet significant meer mensen en middelen nodig hebben in het licht van de vele schandalen
in de financiële sector en de toenemende wet en regelgeving. Daarnaast vragen zij
om een specificering van de kosten voor DNB van de uitvoering van dit voorstel alsmede
een specificering van de kosten voor andere betrokken overheidsinstanties. Bovendien
vragen zij hoe dit gedekt zal worden in de begroting.
4.3. Gevolgen voor de FIU-Nederland
De leden van de VVD-fractie lezen, hier en in paragraaf 7.1, dat het aantal meldingen
bij de FIU zal stijgen. Dat is nu weliswaar vermeld, maar welke consequenties verbindt
de regering daaraan? Wordt de capaciteit uitgebreid en, zo ja, met hoeveel fte? Zo
nee, waarom niet?
De leden van de D66-fractie lezen dat het aantal gemelde transacties naar verwachting
zal stijgen naar aanleiding van deze Implementatiewet. Kan de regering specifieker
aangeven hoeveel extra meldingen verwacht worden? Hoeveel daarvan zullen naar verwachting
verdachte transacties betreffen? Hoeveel extra fte is hiermee gemoeid bij de FIU?
Volgens het FIU-jaaroverzicht 2018 konden in dat jaar van de 753.352 transacties 222
als verdacht worden aangemerkt, oftewel 0,7%. Is het kabinet gezien deze ramingen
van mening dat het hier een doeltreffende maatregel betreft? Heeft de Minister van
Financiën deze voorliggende implementatiewet expliciet onderworpen aan een doelmatigheidstoets
en wat was daarvan de uitkomst?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen hoe het ervoor staat met de capaciteit
van FIU-Nederland. Is FIU-Nederland in staat om de extra hoeveelheid informatie op
een goede manier te verwerken? In hoeverre wordt de capaciteit uitgebreid vanwege
dit wetsvoorstel?
4.4. Adviescollege Toetsing en Regeldruk
–
5. Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid
De leden van de SP-fractie vragen de regering of er onderzoek is geweest onder de
verschillende groepen en organisaties die deze regels zullen moeten uitvoeren en of
hieruit gebleken is dat deze wetgeving afdoende begrijpelijke en uitvoerbaar is.
6. Verwerking persoonsgegevens
De leden van de fractie van GroenLinks zijn benieuwd of de regering verwacht dat de
voorgestelde «risicogebaseerde benadering» ertoe zou kunnen leiden dat er meer gegevens
gaan worden verzameld dan strikt noodzakelijk, hetgeen op gespannen voet zou staan
met het evenredigheidsbeginsel.
6.1. Persoonsgegevens in het kader van het cliëntenonderzoek
–
6.2. Uitbreiding reikwijdte
–
6.3. Informatie-uitwisseling tussen autoriteiten
–
6.4. Advies Autoriteit Persoonsgegevens
De leden van de CDA-fractie constateren dat de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) parallellen
trekt tussen de ongeldig verklaarde dataretentierichtlijn en de anti-witwasrichtlijn.
De AP roept op om te bevorderen dat het recht op bescherming van persoonsgegevens
in relatie tot de anti-witwasrichtlijn wordt geadresseerd. De leden van de CDA-fractie
vragen de regering in te gaan op de zorgen van de AP ten aanzien van de evenredigheid
van de anti-witwasrichtlijn. Signaleren toezichthouders in andere lidstaten ook dergelijke
problemen rondom de anti-witwasrichtlijn zo vragen de leden van de CDA-fractie. Ook
vragen deze leden of de regering het waarschijnlijk acht dat de anti-witwasrichtlijn
in haar huidige vorm ook ongeldig verklaard kan worden zoals bij de dataretentierichtlijn.
Zo nee, kan de regering motiveren waarom dat gevaar niet bestaat voor de dataretentierichtlijn?
De leden van de D66-fractie lezen dat de AP deze implementatiewet een «ruime inmenging»
in het recht op bescherming van persoonsgegevens heeft genoemd. De leden merken op
dat de AP zelden een dergelijke betiteling aan een Implementatiewet geeft. De regering
heeft daarna enkele aanpassingen gedaan. Heeft de regering voorliggende gewijzigde
versie van de implementatiewet nogmaals door de AP laten toetsen en zo nee, is zij
bereid dit nogmaals te doen? De aan het woord zijnde leden vragen de regering tevens
om nader in te gaan op de overeenkomsten die de AP signaleert tussen de dataretentierichtlijn
en onderhavige implementatiewet c.q. de richtlijn waar deze op is gebaseerd. En waar
baseert de regering haar vertrouwen op dat een eventuele juridische aanvechting ervan
een ander lot beschoren zal zijn? Is de regering om op zijn minst te bevorderen dat
het advies om naar vermogen te bevorderen dat in de eerstvolgende evaluatie danwel
verslag verder ten principale zal worden ingegaan op de evenredigheid van de anti-witwasrichtlijn
en het recht op bescherming van persoonsgegevens?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering uitgebreider te reageren
op de adviezen van de AP die niet zijn opgevolgd.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering of zij de opvatting deelt
dat er in dit wetsvoorstel sprake is van «mass surveillance», waarbij massa’s EU-burgers
en derden worden gemonitord in het kader van het cliëntenonderzoek?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering of het klopt dat het recht
op inzage zwak is ontwikkeld. Hoe zou dit verbeterd kunnen worden?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering of het klopt dat de notificatieverplichting
voor FIU-Nederland zwak ontwikkeld is. Hoe zou dit verbeterd kunnen worden?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen in hoeverre mensen moeten worden geïnformeerd
over het feit dat hun gegevens zijn geanalyseerd en dat dit niet heeft geleid tot
een strafrechtelijk onderzoek of vervolging.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering in hoeverre de AP nog bezwaren
heeft bij het huidige (gewijzigde) wetsvoorstel.
De leden van de SP-fractie vragen de regering of de huidige invulling van deze wet
zal leiden tot mass-surveillance. Zij vragen of deze vorm van toezicht gebruikt zal of kan worden voor toezicht op
andere activiteiten naast terrorisme en criminaliteit. Zij vragen hiernaast of dit
toezicht ook ingezet kan of zal worden om het massale ontduiken en ontwijken van belasting
via Nederland te bestrijden. Zij vragen hoe lang deze data bewaard zal worden en hoe
omgegaan zal worden met gevoelige informatie zoals de contributie aan een politieke
partij. Zij vragen de regering wat zij gaat doen om het recht op inzage van deze informatie
en de notificatieverplichting van de FIU sterker te maken. Zij vragen daarbij ook
of de regering dit niet zelf moet evalueren en hoe zij toezicht zal houden op de redelijke
en veilige omgang met deze enorme datastromen. Zij vragen de regering of zij over
de gehele wet een evaluatiebepaling kunnen toepassen voor zowel een evaluatie van
de privacyaspecten als een evaluatie van het gehele witwasbeleid.
7. Consultatie
De leden van de D66-fractie vragen de regering toe te lichten waarom van achttien
reacties de afzender niet openbaar wordt gemaakt? Hoe verhoudt zich dit precies tot
de aanbevelingen van de Commissie-De Wit omtrent de transparantie van «buitenparlementaire
beïnvloeding en lobbyactiviteiten»?
De leden van de D66-fractie vragen ten slotte op welke wijze overleg is gevoerd met
het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer over onderhavig wetsvoorstel. En indien
dit heeft plaatsgevonden, vernemen zij graag welke reacties daar zijn ontvangen.
7.1. Algemeen
De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering of alle «onuitvoerbare verplichtingen»
die volgens de consultatie nog in het wetsvoorstel zaten, inmiddels zijn aangepast.
Zo niet, welke niet en waarom niet?
De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe zij ervoor gaat zorgen dat alle
organisaties die onder de nieuwe wetgeving vallen tijdige, duidelijke, niet versnipperde
informatievoorziening krijgen en niet op hoge snelheid overvallen zal worden door
deze nieuwe regels.
7.2. Technische onvolkomenheden
–
7.3. Vergunningstelsel voor aanbieders van diensten met virtuele valuta in de Wwft
De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering om nader in te gaan op de
kritiek van de RvS. In hoeverre ziet de regering daadwerkelijk af van een vergunningstelsel?
Is een registratieplicht waarbij de toezichthouder eisen kan stellen niet in feite
een vergunningstelsel? Wat is precies het verschil tussen het oude voorstel van de
regering en het huidige voorstel, naast het semantische verschil dat het inmiddels
geen vergunningstelsel meer heet?
De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat DNB en AFM aanvankelijk voorstander
waren van een vergunningstelsel, maar dat de RvS heeft aangegeven dat dit niet thuishoort
in deze implementatiewet. Waarom heeft de regering er niet voor gekozen om aan beide
partijen tegemoet te komen door een vergunningstelsel in te voeren via een aparte
wet? Voldoet het huidige wetsvoorstel aan de wens van de RvS of aan de wens van DNB/AFM?
De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat de regering het eerst wel belangrijk
vond om een vergunningstelsel in te voeren. Wat is er inhoudelijk veranderd aan de
voorkeur van de regering om een vergunningstelsel in te voeren? Of is er in feite
nu alsnog een vergunningstelsel ingevoerd?
7.4. Uitvoering van Wwft-verplichtingen door aanbieders van diensten met virtuele
valuta
–
7.5. De aanbieder die zich richt op de Nederlandse markt
–
7.6. Bewijs van inschrijving in het UBO-register
De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe dit wetsvoorstel samenhangt met
het Ultimate Beneficial Owner (UBO)-register. Zullen deze samen ook ingezet kunnen
worden om belastingontwijking en ontduiking tegen te gaan?
7.7. Regels met betrekking tot anoniem elektronisch geld
De leden van de D66-fractie begrijpen dat onder prepaidkaarten met een beperkte bestedingsmogelijkheid
ook onder meer boekenbonnen vallen. Acht de regering het noodzakelijk om boekenbonnen
aan nadere regelgeving te onderwerpen, gezien het doel van deze implementatiewet om
witwassen en terrorismefinanciering tegen te gaan? Zijn er gevallen uit het verleden
bekend waarbij boekenbonnen zijn gebruikt voor de financiering van terrorisme of voor
witwassen? Welke mogelijkheden ziet de regering om boekenbonnen, maar ook andere cadeaukaarten
en bonnen waarvan te verwachten valt dat deze niet gebruikt zullen worden voor witwassen
en financiering van terrorisme te ontzien in deze implementatiewet? Waarom heeft de
regering niet gekozen voor een minder verstrekkend regime waarbij een beperkt aantal
prepaidkaarten met een hoger risico worden gedefinieerd? Had de regering al in een
eerder stadium scherp dat onder deze bepaling ook cadeaukaarten zoals een boekenbon
konden vallen en heeft de regering dit opgemerkt in het eerdere Europese wetgevingsproces?
7.8. Derde hoogrisicolanden
–
7.9. Toezicht op aanbieders van omwisseldiensten en bewaarportemonnees
–
7.10. Overgangsrecht voor huidige aanbieders van omwisseldiensten en bewaarportemonnees
De leden van de D66-fractie lezen dat er voor aanbieders van omwisseldiensten en bewaarportemonees
een overgangsperiode is voorzien van 6 maanden. Moeten zij binnen die periode ook
al hun cliënten onderworpen hebben aan een cliëntonderzoek? Gezien de ervaring met
invoering van het cliëntonderzoek bij banken, verwacht de regering dat aanbieders
van omwisseldiensten en bewaarportemonees dit in zes maanden hebben afgerond en zo
ja, waar is dit vertrouwen op gebaseerd?
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
De leden van de SP-fractie vragen de regering naar de reden voor het frequente gebruik
van de ministeriële regeling en AMvB-bepalingen in deze wet. Zij vragen de regering
of dit frequente gebruik van ministeriële regelingen en AMvB’s gebruikelijk is in
wetgeving. Hierbij vragen zij of dit ook zo is toegepast in de Wft en de rest van
de Wwft en de Wet toezicht trustkantoren. Deze leden vragen hierbij om een uitgesplitste
uitleg per artikel waarom er gekozen is voor het gebruik van de ministeriële regeling
en de AMvB. Zij vragen hierbij of de ministeriële regelingen veranderd kunnen worden
in AMvB’s. Zij vragen de regering bovendien om alle algemene maatregelen van bestuur
voorhangend te maken.
BIJLAGE – transponeringstabel
Het valt de leden van de D66-fractie op dat de implementatiewetgeving geruime tijd
na het aannemen van de richtlijn naar de Kamer is verzonden. Kan de regering toelichten
wat hier de reden voor is? Hoe wordt gezorgd dat alle artikelen daaruit tijdig worden
omgezet nu deze versnipperd over verschillende wetsvoorstellen bij de Kamer aanhangig
worden gemaakt?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering om wat uitgebreider te beargumenteren
waarom voor sommige lidstaatopties niet gekozen is, aangezien de uitleg in de transponeringstabel
aan de korte kant is.
OVERIG
De leden van de fractie van GroenLinks zijn benieuwd of de regering van plan is de
wet (deels) te evalueren en zo ja, wanneer en op basis van welke criteria.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. (Anne) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
J.F.C. Freriks, adjunct-griffier
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 32 | Voor |
PVV | 20 | Tegen |
CDA | 19 | Voor |
D66 | 19 | Voor |
GroenLinks | 14 | Voor |
SP | 14 | Voor |
PvdA | 9 | Voor |
ChristenUnie | 5 | Voor |
50PLUS | 4 | Voor |
PvdD | 4 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
FVD | 2 | Voor |
Van Haga | 1 | Voor |
Van Kooten-Arissen | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.